Boeken / Fictie

Zinken in het dorpsmoeras

recensie: Erling Jepsen (vert. Diederik Grit en Edith Koenders) - Vreselijk gelukkig

Robert Hansen is bepaald geen superagent en zijn overplaatsing van Kopenhagen naar het landelijke Højer is dan ook geen verrassing. Dat de dorpsbewoners er de nodige machiavellistische trekjes op na houden is dat wel. Binnen de kortste keren bevindt Robert zich in het verraderlijke moeras van de lokale dorpscultuur. Erling Jepsen beschrijft in Vreselijk gelukkig op bijzonder humoristische, en zwartgallige, wijze de keerzijde van de landelijke gemoedelijkheid.

‘Gauw is dood en langzaam leeft nog,’ zo zeggen de Zuid-Jutlanders, en aan bemoeials hebben ze een broertje dood. Bij voorkeur lossen ze alles onderling op. Winkeldiefjes krijgen een paar klappen van de wijkagent en een proces-verbaal wordt bijna nooit opgesteld, behalve dan om het hoofdbureau tevreden te houden. Het is allemaal even wennen voor Robert, maar hij wil er alles aan doen om te slagen in het dorp en in de ogen van zijn schoonvader, die tevens de opa van zijn kind is en zijn baas.

Ik dacht dat ik niet dieper meer kon zinken. Maar nadat ik een hele middag lang bij een stel Pakistanen volksliedjes had zitten zingen en met een elektrische trein had gespeeld, ja, toen vond je opa dat ik daar ook niet zo goed in was. Dus er zat niets anders op dan dorpsagent te worden in Zuid-Jutland.

Van de regen in de drup

Het is echter niet alleen in zijn werk dat Robert niet gelukkig is. Het duurde even voordat zijn ex-vrouw en kind doorhadden wat voor persoon hij werkelijk was, maar toen het eenmaal zo ver was, zijn ze geëmigreerd naar Australië. Een vrij drastische maatregel, maar niet geheel onbegrijpelijk wanneer je de brieven leest die hij ze in beschonken toestand toestuurt. Robert grijpt zijn overplaatsing daarom aan als een kans op een nieuw leven, met het bijpassende motto ‘Liever een koning in een stom dorp, dan een stomkop in een koningsstad.’

En een koning is precies wat Robert zichzelf acht op het moment dat Ingerlise, de mooiste vrouw van het dorp, bij hem aanklopt voor hulp. Vanaf dat moment beginnen de problemen zich echter op te stapelen.

Filmisch

Erling Jepsen (1956) schreef eerder De kunst om in koor te huilen (2008), dat verfilmd werd en genomineerd voor een Oscar voor beste buitenlandse film. Ook van Vreselijk gelukkig is een film gemaakt en dat is begrijpelijk. Jepsen schrijft op bijzonder beeldende wijze en met een flinke dosis zwartgallige humor, die zowel op film als op papier goed uit de verf komt. Alhoewel de personages diepte missen en de verhaallijn niet van complexiteit overloopt, weet Jepsen zo toch te boeien met zijn absurditeit.

Als ze elkaar een schop voor hun kont gaven, was dat uit wederzijdse sympathie. Over het algemeen genomen dan; het kon natuurlijk ook het tegenovergestelde betekenen, maar dan was het een ander soort schop, niet met de binnenkant van de schoen maar met de punt, en dat soort schoppen werd doorgaans op zaterdagavond in het café uitgedeeld.

Zowel de beschrijvingen van de kleurrijke personages als de grauwe, platte en drassige omgeving bieden voldoende vermaak om de aandacht vast te houden tot het verhaal in een stroomversnelling komt.

Dwaallichtjes

Al snel ontwikkelt Robert een obsessie voor Ingerlise, waar zij graag gebruik van maakt. Wanneer de spelletjes die Ingerlise met Robert speelt behoorlijk uit de hand lopen, probeert hij zichzelf te redden. ‘”Hoe kom ik hieruit?” vroeg hij. “Uit deze modder, en hoe vind ik de weg naar het licht?”‘

De lichtjes die zijn dorpsgenoten hem voorhouden blijken echter dwaallichtjes te zijn die hem dieper en dieper het moeras in leiden. Vriendelijke fietsenmakers en caféhouders ontpoppen zich tot sluwe, manipulatieve wezens, en alleen al om die transformatie te mogen aanschouwen is Vreselijk gelukkig zeker het lezen waard.