Boeken / Fictie

Ieder hoofdstuk een nieuwe man

recensie: Els Moors - Het verlangen naar een eiland

.

In 2006 debuteert de Vlaamse Els Moors (1976) in de poëzie met Er hangt een hoge lucht boven ons, dat meteen genomineerd wordt voor de C. Buddingh’-prijs. Het oorspronkelijke plan is om eerst een roman te schrijven, maar haar uitgeverij publiceert liever eerst haar gedichten. Daarna mag ze de reis van het romanschrijven afleggen. Moors wilde een avonturenverhaal maken en dat is zeker gelukt. Maar het is wel een chaotisch avonturenverhaal geworden.

Hooghangende kokosnoten

Alice woont samen met haar man Louis, een rekenkundig wonder dat voor een baggerbedrijf werkt. Louis laat haar vrij en dat heeft Alice nodig ook: ze zoent met elke man die ze tegenkomt. Ook met een collega van haar man, die op een privé-eiland woont dat hij eigenhandig heeft afgebaggerd. Als Louis en Alice zijn eiland bezoeken, gaat Alice er meteen op uit om de omgeving te verkennen. Het eiland ziet er precies zo uit als Alice zich had voorgesteld.

De lucht was blauw. Het water was ook blauw, maar het was een ander blauw. Het strand was wit. De palmbomen waren voor de helft donkergroen, voor de andere helft bruin. De kokosnoten hingen hoog in de bomen. Zou het kokosnotenseizoen aanbreken?

Een van deze hooghangende kokosnoten valt op het hoofd van Louis en maakt een einde aan zijn leven. Na zijn crematie verschijnen er aan de lopende band nieuwe mannen in het leven van Alice, die allemaal iets van haar willen – of zij iets van hen. Op een terras ontmoet ze een zanger met veel wit in zijn oog. Met hem reist ze af naar het Zuiden. De reis gaat verder naar een hotel waar Alice inziet dat ze de overleden Louis mist, maar dat de zanger met wie ze op reis is misschien nog wel het meest in de buurt komt van een nieuwe liefde. De nacht in het hotel, en daarmee ook het boek, eindigt in een chaos van rondrennende personages die allen op zoek zijn naar elkaar. Maar Alice kiest voor de enige persoon die haar werkelijk begrijpt: zichzelf.

Stoere praat

De zinnen van Moors rollen ritmisch over de bladzijden heen. Het is duidelijk te merken dat ze ook gedichten schrijft, want haar beeldende talent komt ook in dit prozaverhaal volledig tot zijn recht. De woorden zijn recht voor zijn raap en niets verbloemend. Alice zoent niet, ze steekt haar tong in de mond van de mannen die ze tegenkomt en na een paar whisky’s roept ze dat ze wel eens iemand zou willen pijpen. Toch schuilt er achter die stoere praat een vrouw die op zoek is naar de liefde en waardering van anderen. Els Moors slaat af en toe een beetje door in de gesprekken die Alice met zichzelf voert: ze zijn te lang, te dwarrelend en leiden nergens toe.

En dat geldt in mindere mate ook voor het hele boek. Sommige personages, zoals de man met het wit in de ogen, zijn met hun vele eigenaardigheden prachtig uitgewerkt. Anderen vliegen langs en waaien direct weer uit beeld, zonder ooit nog terug te keren en zonder waarde toe te voegen aan het verhaal. Een man die Alice ’s nachts tegenkomt en die naast haar op de grond in slaap valt, blijkt de volgende ochtend te zijn overleden. De politie identificeert hem als een gevaarlijke, ontsnapte crimineel. En dan? Dan niks. Dan staat de introductie van de volgende man op de volgende pagina al te springen.

Els Moors vertelt in een interview met radioprogramma De Avonden dat het oorspronkelijke idee ‘per hoofdstuk een man’ was, maar zoveel zijn het er uiteindelijk niet geworden. En dat is maar goed ook, want de lezer heeft na het lezen van dit boek al genoeg pogingen moeten doen om deze stoet aan bonte figuren met eigenaardige eigenschappen te begrijpen.