Boeken / Non-fictie

Fotografen kiezen eigen canon

recensie: Eddy en Tessa Posthuma de Boer - 222 schrijvers: Literaire portretten

.

Hugo Claus (foto: Eddy Posthuma de Boer)

“Het streven van een fotograaf is,” zo vertelt Tessa in de brief aan haar vader die achter in de bundel is opgenomen, “om de persoon die voor je camera zit net op dat moment te fotograferen dat het geen pose meer is, maar dat je inzicht krijgt in de persoon voor je camera.” Zo’n verlangen zal fotografen wel eigen zijn, maar het is nogal wat: schrijvers die in interviews niets over zichzelf willen vertellen, zichzelf soms mystificeren, zouden machteloos zijn voor de camera. Dit verlangen is wat te hoog gegrepen getuige bepaalde portretten.

Dubbelportretten

Veel auteurs staan er op zoals we ze wel kennen. Thomas Rosenboom bijvoorbeeld: ietwat verongelijkt, zelfverzekerd. Het zijn vooral de foto’s waar de Schrijver minder aanwezig is, die indruk maken, zoals Nelleke Noordervliet, nonchalant tegen een bruggetje, of Nescio, met een kat op schoot. Ook de dubbelportretten, portretten van grote schrijvers ‘vroeger en nu’ zijn bijzonder, omdat ze meerdere ‘kijken’ op de schrijver geven. Er is een vergelijking mogelijk tussen twee verschillende blikken of houdingen die de schrijver probeert uit te stralen in de foto’s, zoals de jonge Vinkenoog, stuurs en verlegen op een stoel bovenop een tafel en de oude Vinkenoog, verbaasd in de camera kijkend.

Grunberg op de lens

Arnon Grunberg (foto: Tessa Posthuma de Boer)

Aan de foto’s van Eddy valt op, dat hij de schrijver niet echt in de spotlights zet. De schrijver wordt op een onbewaakt moment gefotografeerd, waarbij ook de omgeving een bepaalde rol speelt. Zo moet je op de foto van W.F. Hermans zoeken naar de schrijver die nauwelijks opvalt tegen de achtergrond van een wandvullende poster met tekeningen. De foto’s van dochter Tessa daarentegen worden gekenmerkt door close-ups. De schrijver poseert als schrijver en straalt dat vaak ook uit. Soms lijkt het alsof ze denken dat ze door deze foto in de canon van grote schrijvers opgenomen zijn, met iets van hoogmoed in hun blik of houding. Sommige portretten hebben wel meer diepgang, zoals de foto van Arnon Grunberg. We zien een jeugdige Grunberg, vol bravoure en ongeduld. Zijn bril raakt bijna de lens van de fotograaf, zo dicht zit hij op de camera, terwijl hij de toeschouwer aankijkt.

Zelfverheerlijkende quotaties

Onder elke foto is een citaat opgenomen van de geportretteerde schrijver. De keuze van de citaten lijkt soms nogal willekeurig te zijn. Achter in het boek staat een kort dankwoord aan ‘alle mensen die hebben meegeholpen met het zoeken van citaten’. Het klinkt alsof de foto’s nog wat extra schwung mee moesten krijgen door er een citaat onder te zetten, alsof de foto’s op zichzelf niet genoeg te vertellen hebben. Sommige citaten zijn overbekend, zoals het citaat van Herman Brusselmans, of nietszeggend, zoals wat Clark Accord te melden heeft. Soms zit er een grappige tussen, zoals die van de enigszins vergeten schrijver J.M.A. Biesheuvel: “Ik voel me helemaal geen schrijver. Poesjkin, Tsjechov, Nabokov, dat zijn schrijvers. Als ik een pagina Tsjechov lees, dan weet ik al: daar kan Biesheuveltje nooit tegenop.” Een prettige relativering in dit boek vol zelfverheerlijkende quotaties.

Arbitrair

Zoals het getal 222 doet vermoeden – er zijn immers niet precies 222 schrijvers in Nederland – is het nogal arbitrair welke schrijvers er wel en welke er niet in opgenomen zijn. Natuurlijk ontbreken de groten, zoals Cees Nooteboom, Harry Mulisch en Hella Haasse niet, maar opvallende afwezigen zijn bijvoorbeeld Leon de Winter, Tessa de Loo of dichters als Ingmar Heytze en Tonnus Oosterhoff. Het maakt de keuzes die de fotografen maakten niet goed inzichtelijk, maar gelukkig levert dat nog geen slechte foto’s op.

De foto’s uit 222 schrijvers. Literaire portretten zijn t/m 4 september 2005 tevens te zien op de gelijknamige tentoonstelling in het Letterkundig Museum, Den Haag.