Boeken / Fictie

Weekje Schwarzwald mocht best drie maanden zijn

recensie: Dimitri Verhulst - De laatste liefde van mijn moeder

Aan ieder verhaal gaat een verhaal vooraf. Alvorens de jonge Dimitri Verhulst in De helaasheid der dingen bij zijn vader, ooms en grootmoeder komt te verblijven, woont hij enige tijd bij zijn moeder. In De laatste liefde van mijn moeder, Verhulsts nieuwe roman, wordt deze periode (fictioneel) beschreven. Of beter: de laatste fase van deze periode, een vakantie in het Schwarzwald.

Jimmy Withofs is de naam van de tienjarige snaak die met zijn moeder Martine en haar nieuwe vrijer Wannes Impens in de zomer met een busreis van de firma Van Boterdael naar het Zwarte Woud vertrekt. Met Wannes is, in vergelijking met Jimmy’s vorige vader (een dronkaard met losse handjes), eigenlijk niet zoveel loos: eerbiedwaardige fabrieksarbeider, matige drinker, hopeloos verliefd op Jimmy’s moeder. Eén probleem: Wannes kan Jimmy niet luchten of zien, beschouwt hem als een ongewenst residu uit Martines verleden en als struikelblok op de weg naar hun gezamenlijke geluk. Zeker als Jimmy ook nog eens weigert zijn moeders vriend met ‘vader’ aan te spreken tijdens de aanstaande busreis.

Jimmy Withofs besluit te zwijgen. En te kijken. In het reisgezelschap dat elkaar al vanaf eerdere uitstapjes kent, ziet hij hoe Wannes zich koortsachtig geliefd probeert te maken, op zoek als hij is naar nieuwe, gemeenschappelijke kennissen wier verjaardagen Martine en hij trots op de splinternieuwe verjaarskalender op het toilet kunnen kalken. Jimmy ziet ook zijn moeder, na jaren van aframmelingen, opleven in het wonderbaarlijke gezelschap van Vlaamse sterkedrankdrinkers.

Verhulsts elfjarige alter ego beziet zijn eigen omgeving met een voor die leeftijd uitzonderlijke distantie. Hij observeert de treurigmakend burgerlijke jaren tachtig in een Vlaams provinciestadje, belichaamd door het eerste bezoekje aan de McDonalds, de Amerikaanse tv-soaps en de afwijzing van de burgerlijk ongehoorzame teksten van Doe Maar (‘Doe Maar Lekker Niet!’).

Een prequel van een week
De Vraag Der Vragen (of De laatste liefde van mijn moeder werkelijk de prequel van De helaasheid der dingen is) stellen is hem beantwoorden. Ja, dat is het, want Verhulst beschrijft een eerdere fase uit het leven van een jongetje dat erg moet lijken op het jongetje dat hij zelf ooit was. Toch is De laatste liefde van mijn moeder een geheel ander boek dan De helaasheid. En dat zit ‘m vooral in het verhaal. In Verhulsts bestseller over zijn door drank en verwaarlozing vergalde puberteit in Reetveerdegem zat een verhaal, er werd een verloop der dingen beschreven, ingekleurd door gebeurtenissen en anekdotes. Personages werden bekenden, ja, zelfs vrienden van de lezer, het dorp werd zo kleurrijk beschreven dat het langzaam voor je geestesoog werd opgebouwd. Dat is niet het geval in De laatste liefde van mijn moeder. Verhulst beperkt zich in dit boek, door een cruciale periode in Jimmy’s leven te schetsen aan de hand van één luttele week, die uiteindelijk een dramatisch effect zal hebben op de verhoudingen in het gezin-dat-maar-geen-gezin-wil-worden.

De laatste liefde van mijn moeder lijdt aan hetzelfde euvel als Verhulsts interessante, maar niet geheel geslaagde stijloefening Godverdomse dagen op een godverdomse bol. Verhulsts stijl is ongeëvenaard in z’n rijkheid en in de hoeveelheid schitterende volzinnen en exotisch aandoende, plat-Vlaamse uitdrukkingen, maar niet zelden staan de zinnen op zichzelf. Bij gebrek aan gebeurtenissen wijdt Verhulst weergaloos uit over van alles en nog wat, maar de beschrijving van de busreis blijft steken in beschrijvingen van moppentapperijen, het bezoek aan een koekoeksklokkenmuseum en een voorzichtige verliefdheid (vriendschap? Iets anders?) van Jimmy op de vier jaar oudere Héloise. Ook de voortdurende spanningen tussen Jimmy, Wannes en Martine krijgen niet de kans uit te groeien tot zenuwoorlogen, onder meer omdat het Duitse eten de fysiek toch al niet optimaal renderende Wannes op de darmen slaat.

Deel II als postscriptum
In de laatste vijftig pagina’s komt er eindelijk vaart in de roman. Eerst krijgt de tot dan toe blanco figuur van Jimmy wat meer psychologische achtergrond als blijkt dat er ook bij hemzelf wel een klein steekje los zit, vervolgens wordt de voortdurende strijd tussen Wannes en Jimmy om de gunst van Martine eindelijk op de spits gedreven en tenslotte maakt Verhulst ook nog een enorme sprong in de tijd. Niet naar het nu (zoals in De helaasheid) maar naar de toekomst, wanneer Jimmy 91 is en een groot filosoof. Dat tweede deel van het boek, nauwelijks tien pagina’s lang en dus meer een postscriptum dan een tweede deel, doet denken aan de wijze waarop Ian McEwan zijn lezers op het verkeerde been zet in zijn roman Atonement. Maar het tweede deel van dit boek zal niemand op het verkeerde been zetten; het is een logisch gevolg van wat daarvoor gebeurd is.

Dat ‘a rotten childhood a writer’s goldmine’ is, heeft Verhulst al afdoende bewezen. Het lijkt wel of hij ditmaal niet diep genoeg in die mijn heeft willen graven. Maar het goud, en vooral het enorme talent, zorgen ervoor dat een nieuw boek van Verhulst een belevenis zal blijven om naar uit te kijken.