Boeken / Fictie

De pure opwinding van het doden

recensie: David Vann (vert. Thijs van Nimwegen) - Goat Mountain

In het onherbergzame landschap van Noord-Californië ontvouwt zich een waar familiedrama. Drie generaties hertenjagers en een betrokken buitenstaander worden geconfronteerd met hun niet te ontlopen verbondenheid in de nasleep van een gruwelijk voorval. Over de ethiek van een onschuldige moord.

Het lijkt het recept van David Vann te zijn: breng een aantal mensen samen, vastgeklonken door familieband en vriendschap, in een afgezonderde wereld en laat ze op elkaar los in een dramatische omstandigheid. De uitkomst is van geen belang, het gaat om de weg ernaartoe, om de onderlinge verhoudingen en de groteske ontwikkeling van een besef van goed en kwaad. In zijn eerdere romans kwam dit spoor al enigszins bloot te liggen, Goat Mountain maakt het duidelijk zichtbaar: Vann is geen schrijver die zijn personages laat evolueren, hij wil vooral hun lotsverbondenheid volgen. En tot op het bot fileren.

Onmachtig gesol
Een elfjarige jongen gaat met zijn vader, grootvader en een vriend van de familie op hertenjacht op het uitgestrekte grondgebied van de familie. Bij aankomst zien ze in de bergen, op een paar honderd meter afstand, een stroper op de uitkijk naar groot wild. De vader observeert de indringer door het vizier van zijn jachtgeweer, overweegt wat te doen en laat vervolgens de nieuwsgierige jongen kijken. Die haalt de trekker over en doodt de stroper in een enkel schot.

De simpele handeling van een kind – er wordt niet gesproken van ongeluk noch van opzet – maakt dat de jachtpartij afglijdt tot een beestachtig genootschap. De groep kenmerkt zich door een zwijgende doelgerichtheid, waarin ieder zijn eigen taak heeft. Mensen die zijn gevormd door het keiharde leven in een ruige gemeenschap waar de natuur als persoonlijke wildernis beschouwd wordt.

Er wordt onmachtig gesold met het lijk van de stroper, dat bij gebrek aan een andere oplossing aan de voeten wordt opgehangen in het kamp van de jagers.

Het lukte me naar dat lichaam toe te lopen en ernaar te kijken en het deed me niet meer dan als het een dood hert was geweest, ik weet niet waarom. Als ik al iets voelde dan was het opwinding. En misschien kwam dat doordat ik mijn hele leven al zo veel herten en andere beesten dood op de grond had zien liggen. We maakten altijd wel iets dood, en het leek erop dat we op aarde waren om te doden. 

Gebeitelde verhouding
Dit beklemmende verhaal, door Vann beschreven vanuit de optiek van een elfjarige, wordt als beschouwende terugblik verteld door de volwassen man die de jongen is geworden. Hierdoor ontstaat een fraaie wisselwerking tussen de overwegingen van de jongen en de gedachten van de man waardoor aan de geschiedenis een meeslepende diepgang wordt verleend. Dat gaat voornamelijk in de wij-vorm die – samen met de veel voorkomende Bijbelse invalshoek –  alles een bijzondere epische kleuring geeft.

In de dagen dat de jacht nog duurt, waarbij de stemming danig beïnvloed wordt door de dode stroper die altijd bungelend aanwezig is, wordt geen overeenstemming gevonden hoe nu verder te handelen. De gebeitelde verhouding tussen de mannen is in een enkel ogenblik uiteengespat. Wat overblijft is geweld en een groeiend wantrouwen waar het de jonge moordenaar betreft. De vader vertegenwoordigt de steeds zwakker wordende moraliteit (‘misschien leef je nog wel tachtig jaar, en al die jaren zijn hierdoor verwoest’), de grootvader is de duivelse filosoof (‘er zit iets in hem wat niet deugt, we zouden hem nu meteen dood moeten maken’) en de vriend zoekt een uitweg om te vluchten (‘we gaan heel lang de gevangenis in, wij allemaal’).

Rite de passage
Terwijl de kwestie als een dreigende wolk boven hun hoofden blijft hangen, is de jongen vooral bezig met een persoonlijke queeste: het schieten van zijn eerste hertenbok. Net een mens vermoord, maar het doden van het eerste wild blijft zijn grootste verlangen, een rite de passage op weg naar echte mannelijkheid. Als het eenmaal zover is, volgt een hartverscheurende episode over een aangeschoten en langzaam stervend dier, door de jongen met blote handen geslacht en naar het jagerskamp gesleept. Vann weet dit fenomenaal om te zetten in loodzwaar proza: de voor eeuwig schuldige dader die eenzaam worstelend zijn weg zoekt door de duisternis.

‘Met deze roman brand ik het laatste restant weg van wat me tot schrijven bracht: de verhalen over mijn gewelddadige familie,’ schrijft David Vann in zijn dankbetuiging. Dat roept de vraag op wat we verder van deze intrigerende schrijver kunnen verwachten. De harteloosheid van zijn familie ten spijt, het heeft tot nu toe een onvergelijkbaar oeuvre opgeleverd.