De fictie van vraag en aanbod
Als er een psychologenpraktijk zou worden ingericht speciaal voor de hoofdpersonages uit het oeuvre van Arnon Grunberg, dan zou de agenda rap vollopen. Robert G. Mehlmann (Fantoompijn), Broccoli (Figuranten), Jörgen Hofmeester (Tirza) en de naamgenoot van de auteur (Blauwe Maandagen) zitten ieder voor zich zo op drie, vier sessies per week. De rest van de tijd kan de dienstdoende zielenknijper gebruiken voor Roland Oberstein, hoofdpersonage in Grunbergs laatste roman, Huid en haar.
Zo verwacht ik van literatuur dat zij over enigszins zieke mensen gaat als de al eerder genoemde Emma, die rattengif slikt, of Raskolnikov, die een oude woekeraarster de schedel inslaat, of Albinus, die er met een ouvreuse vandoor gaat en zo zijn eigen leven vernietigt.
Dat schrijft Arnon Grunberg op de kop af vijftien jaar geleden in een artikel in NRC Handelsblad, waarin hij literatuurkritiek terugbrengt tot de essentie, namelijk een web van particuliere, voortdurend veranderende verwachtingen waar eigenlijk geen peil op te trekken valt. Maar als hij vijftien jaar later een nieuwe roman uitbrengt, zijn de verwachtingen misschien bij iedereen verschillend, maar altijd hooggespannen.
Het cynisme voorbij
Roland Oberstein is een Nederlander die in Amerika woont. Hij geeft les aan de universiteit van Fairfax en doet onderzoek naar de geschiedenis van de economische bubbel. In de avonduren onderzoekt hij de economie van de genocide. Als hobby. Een vreemde hobby, maar je kunt van een van de veertig meest vooraanstaande Adam Smith-kenners ter wereld ook niet verwachten dat hij fanatiek sjoelt of bosbessenjam maakt.
In de visie van Roland Oberstein is álles economie. Dus ook liefde. De liefde voor zijn ex-vrouw Sylvie, voor zijn zoontje Jonathan, voor zijn vriendin Violet en voor zijn maîtresse Lea. Zij kunnen hem iets geven en hij geeft daar iets voor terug. Ruilhandel, met seks, emotie en aandacht als stuivers die de transactie kunnen volmaken.
Oberstein is het cynisme voorbij. Zijn ratio laat geen plaats voor dergelijke emoties, überhaupt voor geen enkele emotie. De rede bepaalt zijn leven, de rede van de wet van vraag en aanbod. Op de liefdesmarkt liggen die twee verder uit elkaar dan in de handboeken beschreven staat. De weegschaal slaat altijd naar een van de twee kanten door. Violet wil samenwonen, Lea wil liefde, Sylvie wil aandacht voor haar zoon en Roland Oberstein wil vooral met rust gelaten worden. Slechts zijn zoon slaagt erin hem in desinteresse te overtreffen, maar dat is een kind van vijf en geen universitair docent van middelbare leeftijd.
De bom barst
De autobiografische kenmerken van literatuur worden vaak afgedaan – vooral door auteurs – als irrelevant. Maar draait literatuurkritiek niet om persoonlijke verwachtingen? Oberstein en Grunberg zijn allebei Nederlanders die overzee emplooi en rust gevonden hebben, beiden werken in grote mate in eenzaamheid en beiden hebben een kind in hun geboorteland – in het geval van de auteur een petekind, maar toch. Het geeft reliëf aan de figuur van Oberstein. Hij mag een sprookjesfiguur lijken, delen van zijn leven wortelen wel degelijk in de werkelijkheid. Eén verschil: Grunberg woont nog altijd in Amerika, Oberstein keert terug naar Nederland. En daar barst de bom in zijn hoofd.
Het duurt nog betrekkelijk lang voor Obersteins pragmatische houding hem definitief buiten de maatschappij plaatst. Emoties zijn in de wereld van de econoom lange tijd niet alleen onnodig, maar ook bedreigend. Fictie, de kunstvorm die beoogt emotie bij mensen los te maken, beschouwt hij als een uitvinding voor hysterische vrouwen.
Net als in Tirza volgt Huid en haar de neergang van een man die zijn aansluiting bij de rest van de wereld al lang geleden is kwijtgeraakt, maar die door gevoel voor decorum en bovenmatige intelligentie lange tijd de schijn van normaliteit weet op te houden. De kruik gaat zo lang te water tot hij barst en dat gebeurt onherroepelijk. Het is het verhaal van de economische bubbel; Roland Oberstein is zijn eigen studieobject geworden.
Absoluut hoogtepunt
Grunberg beheerst de kunst van het ironiseren van hetgeen nauwelijks geïroniseerd kan worden – namelijk de afwezigheid van liefde – tot in de perfectie.
In zijn Yasha-column in de VPRO Gids noteerde Grunberg kortgeleden: ‘Als niemand ooit het boek Grunbergs moeder schrijft, is alles voor niets geweest.’ Vandaar misschien het cameo-optreden van Obersteins moeder in enkele korte hoofdstukken, waarin Grunberg weer even zijn oude slapstickgang mag gaan. Ook de scènes op de Universiteit Leiden zijn hilarisch, maar ze zijn tegelijk een nauwelijks verholen kritiek op het Nederlandse academisch systeem.
Voor wie er nog aan twijfelde: Arnon Grunberg is met afstand de grootste levende Nederlandse auteur en ook in competitie met de grote doden uit onze literatuur speelt hij in de top mee. Huid en haar is een voorlopig hoogtepunt in een oeuvre dat nu al nauwelijks meer op één boekenplank past. Het is prettig om te weten dat het aanbod van Grunberg weliswaar enorm is, maar dat het de vraag nooit zal kunnen overstijgen.