Boeken / Non-fictie

Oude wijn in een nieuw zakje

recensie: Andrea Hanna Hünniger (vert. Jan Bert Kanon) - Het Paradijs. Opgroeien na de val van de Muur

‘De sfeer? Die blijft aan je plakken. Je sleept hem met je mee, waar je ook gaat. Rammelende blikjes achter je Oost-Duitse reet.’ Zo vat Andrea Hanna Hünniger fijntjes samen hoe ze in de jaren na de val van de Muur haar prille jeugd in de voormalige DDR beleefde.

‘De behoefte om niet als Oost-Duitser te worden herkend, die begonnen we al heel snel na de kleuterschool te voelen en werd zoiets als een opschrift dat boven ons leven was geplaatst: wij zijn één volk.’ Hünniger werd geboren in 1984 in Weimar en was vijf jaar oud toen de Muur viel en Oost-Duitsland afscheid nam van haar socialistische wortels. Ze leert haar verdwenen geboorteland kennen door met verwondering te kijken en te luisteren naar de volwassenen om haar heen. En dan vooral naar haar beide ouders.

Vader kwijnde weg in een zware depressie, terwijl moeder moeizaam opkrabbelde door zich te laten omscholen. Beiden waren academici en actief in de socialistische partij (SED). Ze raakten enerzijds volledig ontspoord door de grote omwenteling maar waren ook praktisch genoeg om de nieuwe omstandigheden met enige reserve te omhelzen. De Trabant wordt ingeruild voor een Opel Vectra en er moet zo snel mogelijk een videorecorder komen. Over het verleden wordt vooral gezwegen.

Nieuwe generatie
Er zijn meters boeken geschreven over Oost-Duitsland, de val van de Muur, de Stasi-archieven, de hereniging van de beide Duitslanden en de ostalgie. De geschiedenis is opgetekend door generaties die alles aan den lijve hebben ondervonden. Dat zijn de mensen die het vanaf de opbouw hebben meegemaakt, zelf vaak meewerkten aan het systeem, en die opgroeiden in de socialistische heilstaat. Hünniger hoort bij weer een nieuwe generatie: geboren in de DDR maar vervolgens opgegroeid in het niemandsland van de Duitse eenwording en als volwassene uiteindelijk probleemloos geland in het Duitsland van de 21ste eeuw.

Dat is een nieuwe invalshoek en belooft een ander blikveld, maar niets is minder waar. Het levert niet meer op dan alweer een anekdotisch boek over die verdwenen Oost-Duitse maatschappij. De inmiddels overbekende resten van de eenwording komen weer uitvoerig aan bod. De bereikbaarheid van vers fruit, de massale werkeloosheid, het eerste bezoek aan McDonald’s, de terugkeer van de oorspronkelijke landeigenaren, de ontdekking van Stasi-spionnen en de invasie van arrogante ‘wessies’. Veel interessanter is de periode waarin Hünniger zich losmaakt van haar Weimaraanse jeugd en dus van haar directe binding met het verleden: het zijn de jaren negentig, er wordt met drugs geëxperimenteerd, ze vertrekt naar Berlijn en belandt daar in de alternatieve technoscene. Helaas blijft dat gedeelte vrijwel onderbelicht.

Onmondige kinderen
Schrijven kan Hünniger zeker. Ze combineert haar kinderlijke herinneringen op speelse wijze met diepzinnige gedachten over het leven in het nieuwe Duitsland. Geen droge verslaglegging maar een dynamisch en impulsief geschreven ervaringsdocument. Het zijn de ogen van een onbevangen kind die de moeizame toenadering tussen twee werelden aanschouwen. En dat kind is al veel verder dan de ouders ooit zullen komen:

Mijn ouders zijn net onmondige kinderen of, laten we zeggen, niet helemaal handelingsbekwaam – ze belichamen de pure onmacht die in een aanval van een alles overtreffende grootheidswaanzin op reis is gegaan. Het is een aan henzelf te wijten onmondigheid waaruit ze maar één uitweg kennen, namelijk de hele wereld tegenspreken en tegenstand bieden.

Zonder het zelf te merken heeft Andrea Hünniger Het Paradijs volgestopt met warme gevoelens voor haar afkomst. Het politieke en maatschappelijke systeem waar ze uit ontsproten is neemt ze voor lief, ze bekijkt het en beschrijft het, en gaat door met haar eigen leven. Wat overblijft is een doodnormale en – vermengd met enig mededogen – onvoorwaardelijke liefde voor haar ouders, haar verwekkers uit een land van ooit.