Boeken / Fictie

Het kiemen van een dilettant

recensie: Alex van Warmerdam - Van alle kanten komen ze

Het is deze maand op de kop af tien jaar geleden dat Van alle kanten komen ze, de debuutbundel van Alex van Warmerdam, verscheen. De ex-regisseur, die zich sinds de publicatie van de bundel in 2006 heeft ontpopt als één van de invloedrijkste dichters van ons land, werd ten tijde van zijn debuut op deze website overspoeld met hoon en kinnesinne. Een reis terug in de tijd naar 2006.

Het waren andere tijden. Het eerste decennium van de nieuwe eeuw bracht Nederland grote politieke beroering, die ook aan de kunsten niet ongemerkt voorbij ging. Als gevolg van de moord op de filmmaker Theo van Gogh (door wat toentertijd een ‘islamofascist’ werd genoemd) waren de ogen van cultuurminnend Nederland onder meer gericht op de vooraanstaande vaderlandse regisseurs. Zou één van hen het lef hebben om de strijd van Van Gogh voort te zetten door ‘de vijfde colonne van geitenneukers’ met een filmisch statement op haar nummer te zetten?

~

De anti-islamlobby kwam zoals bekend bedrogen uit: na de aanvankelijke oorverdovende stilte kwam de in intellectuele kringen sowieso al als ‘fout’ beschouwde expat Paul Verhoeven met Zwartboek, een film waarin vooral de Nederlandse volksziel zélf op de pijnbank werd gelegd. Ook Alex van Warmerdam, toentertijd nog eerst en vooral een gewaardeerd filmregisseur, pakte de anti-islam-handdoek niet op. Van Warmerdam liet the clash of civilizations voor wat ze was en verraste vriend en vijand met het van onberedeneerbare angst doortrokken poëtische meesterwerk Van alle kanten komen ze (2006). In zijn door surreële taalrijkdom gekenmerkte bundel liet Van Warmerdam zien dat de vijand niet alleen bij de Ander maar vooral ook in eigen gelederen gezocht moet worden.

Soms duikt het plotseling voor je op
het lacht zo’n beetje
en klauwt zijn tenen in het zand

Van Warmerdams debuutbundel kreeg op z’n zachtst gezegd een gemengde ontvangst. De in tragikomische observaties gehulde fijnzinnige poëtische introspectie van Van Warmerdam werd niet begrepen door alle tijdgenoten. Gevangen in het web van de actualiteit bleven enkele recensenten blind voor lang niet meer geziene talige oorspronkelijkheid die Van alle kanten komen ze kenmerkt. Elektrificerende woordcombinaties als “Ik heb koningsmantels, opium / en nieuwe haring in de kluis / de sleutel heb ik in een zwerfhond verborgen” werden in de Nederlandse (web)pers niet altijd op waarde geschat.

Ook op deze website kreeg Van alle kanten komen ze eind 2006 een zure ontvangst. “Van Warmerdams beeldenrijkdom laat zich het best vertalen in film”, aldus de onderkoelde afsluitende zin van de destijds gepubliceerde 8WEEKLY-recensie. Recensent Henk-Jan Hoekjen viel onder meer over wat hij destijds “de gebrekkige beheersing van poëtische instrumenten als muzikale ritmiek en spanningsverhogende enjambementen” noemde. “Bij een gebrek aan metrische discipline en rijm wordt de lezer overgelaten aan de kracht van de onalledaagse beelden die de dichter hem voorspiegelt”, constateerde Hoekjen. “Die beelden mogen soms overtuigend, beklemmend en/of grappig zijn, uiteindelijk laat Van Warmerdam zijn lezers te veel aan hun lot over, zeker wanneer zij het cinematografische werk van de dichter niet kennen en het gelezene aldus niet in een bredere context kunnen plaatsen. Bij Van Warmerdam is het de context – zijn films – die de lezer houvast biedt, niet de poëzie zelf.”

Regelloosheid

~

De 8WEEKLY-recensent bleef blind voor de verfrissende anarchie van Van Warmerdams bundel. Het negeren van conventionele poëtische instrumenten, dat door Hoekjen in 2006 nog als het belangrijkste nadeel van de bundel werd beschouwd, wordt tegenwoordig juist gezien als een belangrijke bijdrage van Van Warmerdam aan de eigentijdse Nederlandse poëzie. De dichter Van Warmerdam heeft getoond dat poëzie niet alleen bestand is tegen, maar zelfs stérker wordt van volstrekte regelloosheid, verspringende klankreeksen en door toeval gedicteerde woordcombinaties. Dat Van Warmerdam deze regelloosheid in zijn beruchte bundel 6:66 (2008) (zoals bekend bestaande uit 66 blanco pagina’s, die volgens Van Warmerdam in 7 minuten en 6 seconden ‘gelezen’ moesten worden; de toevallige achtergrondgeluiden vormen volgens van Warmerdam ‘de ware poëzie’) in al zijn letterlijkheid op de spits dreef, bewijst voor ons eens temeer zijn vroege preoccupatie met de poëzieopvatting die wij sedert enkele jaren kennen als het ‘poëtisch dilettantisme’.

We kunnen de destijds verantwoordelijke 8WEEKLY-recensent wellicht niet al te hard afrekenen op het miskennen van de aard van de ‘glanzende kiemcel’ die Van Warmerdam zijn lezers met Van alle kanten komen ze voorschotelde – het was destijds tenslotte maar weinigen gegeven zich rekenschap te geven van de groeikracht van de kiemcel die Van Warmerdam poëtisch Nederland anno 2006 in het gezicht smeet. Wél laakbaar is de volstrekt ontoereikende behandeling van de inhoud van de debuutbundel van Van Warmerdam. Zo had Hoekjen totaal geen oog voor de existentiële angst die overal tussen de kieren van de surreële regels van de bundel naar buiten stulpt.

Mijn haar is voor de kale majorette
bespan de trommels met mijn huid
maak een buidel van mijn zak
en geef die aan de penningmeester

De in deze regels voelbare angst vormt een belangrijke sleutel voor een juist begrip van Van Warmerdams poëtische eersteling, een sleutel die Hoekjen ongebruikt liet. Ook de overduidelijke fascinatie van de dichter voor het verleden ontging hem én een deel van zijn collega-recensenten geheel. Vrijwel niemand refereerde zelfs maar aan gedenkwaardige gedichten als Intussen lang geleden of Het was warm en het waaide, waar Van Warmerdam terugkeert naar het verleden en op die manier dekking zoekt voor de angst die hem tegelijkertijd beklemt en fascineert.

Schuilplaats

Van Warmerdam biedt ons in zijn poëzie geen happy end; ook het zo vaak met beklemmende beelden opgeroepen verleden is voor Van Warmerdam en zijn lezers uiteindelijk geen betrouwbare schuilplaats. In de eerste plaats omdat er in het geëvoceerde verleden van alles niet in de haak is (in Intussen lang geleden is het bijvoorbeeld niet pluis bij de buren: “we wonen er nog maar koud / of de buurman is al weggehaald / kroop bij zijn dochter in de wieg”, en in Het was warm en het waaide figureert een door waanbeelden geteisterde buurvrouw: “Emiel die aan het oostfront was gesneuveld / woonde in de linnenkast / werd door zijn weduwe gevoed”), maar vooral ook omdat de herinnering aan het verleden slechts herinnering blijft; wérkelijk contact kan er niet mee gemaakt worden:

Je bent veranderd, broertje
en ik ook
we zien onszelf lopen
maar als we roepen
wordt er niet omgekeken

Het sterke van Van alle kanten komen ze, is dat de dichter erin is geslaagd om wél contact te leggen met de toekomst. In zijn bundel zijn de kiemen te vinden van de dilettantistische poëtische stroming die ons sindsdien via papier, podium en beeldscherm overstroomd heeft. Het ontging recensent Henk-Jan Hoekjen in 2006 ten enenmale. Dat is geen schande. Tegelijkertijd verbaast het niet dat er sindsdien weinig meer van deze recensent vernomen werd. Er is geen groot talent verloren gegaan.