Boeken / Fictie

Van Gogh als oorlogsslachtoffer

recensie: Adam Thorpe (vert. Harm Damsma en Niek Miedema) - De wetten van het perspectief

Adolf Hitler was geen fan van moderne kunst. In het nationaalsocialistische Duitsland was alleen plaats voor klassieke Arische kunst. Moderne kunstwerken van Joodse of bolsjewistische kunstenaars werden belachelijk gemaakt, verboden en verbrand. In De wetten van het perspectief voert Adam Thorpe een plaatsvervangend museumdirecteur op, die enkele unieke kunstwerken uit handen van de nazi’s probeert te houden.

Herr Hoffer vlucht in april 1945 naar de kelders van het Kaiser Wilhelm Museum wanneer het oprukkende Amerikaanse leger het stadje Lohenfelde bestookt met artillerie. Zijn vrouw en twee dochters zitten in de schuilkelder onder hun appartementencomplex. Hoffer meent dat het zijn plicht is om, als waarnemend museumdirecteur, bij zijn personeel en kunstwerken te zijn. Wanneer de artilleriebeschietingen intensiveren, krijgt hij echter steeds meer spijt van zijn keuze.

De kelders smeulden nog. De Amerikanen troffen verkoolde schilderijen aan, geblakerde lijsten met sporen van bladgoud, en de lichamen van vier stafleden. De hitte boven hen was te intens geweest (..) de vier doden zaten in hun laatste pose tegen de muur als de gipsen doden van Pompei.

De Amerikaanse korporaal Neal Parry vindt in de zwartgeblakerde kelder een schilderij dat nog intact is. Hij besluit het uit de lijst te snijden, op te rollen, en in zijn tas te steken. Zijn intuïtie en kennis van de kunstgeschiedenis, vertellen hem dat dit het welbekende appeltje voor de dorst is, dat hij meent te hebben verdiend na maanden van vechten en afzien. Dan verschijnt een huilende vrouw bij de kelder. Het blijkt de vrouw van Herr Hoffer te zijn. Onbedoeld weet zij de kunstroof van Parry te dwarsbomen.

Van Gogh
De dood van Hoffer op pagina twintig weet Thorpe vakkundig op te lossen door gebruik te maken van twee verhaallijnen. In de ene beleeft de lezer de avonturen van Neal Parry, en in de ander de voorgeschiedenis van Hoffers tragische dood. Die laatste verhaallijn krijgt nadrukkelijk de voorkeur van Thorpe. De lezer wordt hierin niet alleen getrakteerd op het nazibeleid inzake kunst en cultuur, maar ook de moeilijkheden die een individu ondervindt wanneer het zich weigert te conformeren aan de nazipartij. De laatste uren voordat Hoffer komt te overlijden zijn ongemeen spannend als SS-officer Bendel opduikt in de kelder. Hij is te weten gekomen dat Hoffer heeft gefraudeerd om schilderijen uit handen van de nazi’s te houden. Bendel probeert vlak voordat de Amerikanen komen, een zeldzaam schilderij van Van Gogh mee te nemen.

Hoffer was aangenaam verrast dat het aftellen nog niet verder gevorderd was. Hij moest zich concentreren. Er werd een machinepistool op het hoofd van Hilde Winkel gericht, door iemand die ten einde raad was, onevenwichtig, lid van de Waffen-SS. Vermoedelijk telde Bendel af tot nul. Nul was de bodemloze schacht in de dodelijke mijn. (…) Hij besloot dat hij Bendel zou vertellen waar hij de Van Gogh kon vinden…

Gemengde gevoelens
Het is moeilijk een oordeel te vellen over een boek dat pas halverwege je volle aandacht weet te grijpen. Natuurlijk is de invalshoek die Thorpe hanteert interessant, maar het thema is niet origineel – lees daarvoor Bernhard Schlinks verhalenbundel De liefdesval. De meerwaarde van dit boek zit niet in de mysterieuze stukjes tekst die voor aanvang van ieder hoofdstuk, zo’n 56 in totaal, zijn opgetekend, maar in de kennis die Thorpe tentoonspreidt in combinatie met zijn vertelkunst. Het onverwachte einde geeft stof tot nadenken en laat de lezer beduusd achter. Uiteindelijk zijn die vierhonderd pagina’s de moeite waard, al was het maar om nogmaals te lezen dat er alleen verliezers zijn in een oorlog. Zelfs Van Gogh.