Theater / Voorstelling

De ware identiteit van de kinderen blijft geheim. Een verhaal over Iran.

recensie: Songs for no one
songs-for-no-one-scenefotos-©Julian-Maiwald-10-2048x1365Julian Maiwald

Op 21 oktober 2022 speelde de voorstelling Songs for no one van Nastaran Razawi Khorasani in Amsterdam bij Podium Mozaïek. Een heel leuk theater met goede atmosfeer voor diepgaande voor/nagesprekken over de voorstelling.

Makende speler Nastaran Razawi Khorasani biedt tijdens de voorstelling een podium aan twee kinderen uit Iran. Een jongen en een meisje van respectievelijk 13 en 11 jaar. Wegens de aard van de gesprekken moeten hun ware identiteiten geheim blijven. Door middel van telefonische interviews vraagt Nastaran hen hoe het is om jong te zijn in een Islamitische dictatuur. Zo vertellen de kinderen het publiek hoe zij hun leven in Iran ervaren. Wat ze vertellen is soms diepzinnig, soms aandoenlijk door de kinderlijke oprechtheid. Het 13-jarige jongetje zingt een Amerikaans nummer waarbij hij zichzelf censureert door alle alcohol, drugs en seks gerelateerde woorden niet uit te spreken. Toen Nastaran hem vroeg waarom hij dat deed, vertelt hij dat hij niet wist of in Nederland dergelijke woorden in het theater gezegd mochten worden. Nastaran stelt hem gerust, hij hoeft zich daar niet druk over te maken. De gedachte is mooi dat in Nederland niemand zichzelf op die manier hoeft te censureren. En dat is nogal wat, alles mogen zeggen en doen. Nastaran viert die vrijheid door in haar onderbroek zichzelf te verven terwijl ze een maatschappijkritisch nummer zingt. Nastaran verhuisde met haar ouders naar Nederland toen ze 6 was. Daarom spreekt ze vloeiend Farsi en spreekt ze dat tijdens de gehele voorstelling. Op een ontzettende mooie, creatieve manier wordt de voorstelling ondertiteld in het Nederlands. De nummers klonken krachtig door de Perzische klanken. Niet alleen een genot om naar te luisteren, maar ook visueel was de voorstelling aantrekkelijk. Simpel maar effectief om de boodschap kracht bij te zetten.  Met vlagen voelde het alsof je een live videoclip bekeek.

Tijdens de voorstelling wordt het 11-jarige meisje gevraagd over haar hoofddoek. Het meisje vertelt over hoe ze denkt over de hoofddoek in verhouding tot haar vrijheid. Ze vertelt dat haar hoofddoek warm is op haar hoofd en dat ze soms tijdens het spelen op school haar hoofdoek even af laat glijden. Expres, maakt ze duidelijk. Een kleine daad van verzet, zo omschrijft Narastan het. Een krachtige boodschap. Vooral dat deel van de voorstelling geeft krantenkoppen zoals “Iran schoolgirls remove hijabs in protests against government” (4 oktober 2022, BBC) kracht en context. Het maakt Songs for no one relevanter dan ooit.

Theater / Voorstelling

Oorlog, gezien door vrouwenogen

recensie: Women in Troy, as told by our mothers – Dood Paard

Oorlog is een mannenzaak, die leidt tot een mannenverhaal. Vrouwen komen daarin op de tweede plaats. Zij zijn vooral slachtoffer, achterblijver, vluchteling. Tegen de achtergrond van de oorlog in Oekraïne maakt Dood Paard Women in Troy, as told by our mothers: als je de vrouwen aan het woord laat, welk verhaal over de oorlog hoor je dan? Een interessant gedachtenexperiment. Helaas overtuigt het resultaat niet helemaal.

Oorlog is een mannenhobby. Vrouwen realiseren zich bij het begrip ‘oorlog’ vooral dat hun mannen en zoons het leven kunnen laten; zijzelf en hun dochters verkracht kunnen worden; dat er aan alles gebrek zal zijn. Het archetype voor alle oorlogen is de -al dan niet fictieve- tien jaar durende Trojaanse oorlog in het klassieke Griekenland. In het licht van de oorlog in Oekraïne is het een origineel idee vrouwen eens op de voorgrond te laten treden.

Slachtoffer

De Portugese schrijver en acteur Tiago Rodrigues nam als uitgangspunt de klassieke teksten over de Trojaanse oorlog. Die kennen we vooral als het verhaal van mannen zoals Achilles, Agamemnon, Hektor. De belangrijkste vrouw die langskomt is de verleidelijke Helena, om wie de oorlog zou zijn begonnen; terwijl je Helena volgens Rodrigues ook kunt zien als slachtoffer, als slaaf, als misbruikte vrouw, die opgesloten zit in dat vermaledijde Troje.

Zo zijn alle vrouwen die een rol spelen in de Trojaanse oorlog het slachtoffer. Ze zijn geen zelfstandig individu, maar de echtgenote, de dochter, de moeder van een man. Kassandra, Hecuba, Briseïs. Ze worden niet geloofd, er wordt over hen heen gewalst, ze worden doorgegeven van man naar man.

Omslachtig

De vier personages in Women in Troy, as told by our mothers verplaatsen zich in de Griekse vrouwen. Daarnaast proberen de acteurs hun eigen -niet aanwezige- moeders te laten vertellen over de Trojaanse oorlog, terwijl de portretten van die moeders worden geprojecteerd op de schermen die dienen als achterwand bij de voorstelling. Dit alles werkt niet helemaal: de associaties schieten alle kanten op.

Deze manier van vertellen is nogal omslachtig. De geschiedenis van de Trojaanse oorlog wordt bekend verondersteld; anders zijn de verwijzingen lastig te volgen. Misschien is het voor toeschouwers het verstandigste die Trojaanse oorlog meer te zien als kapstok voor het gesprek, dan als onderwerp van de voorstelling.
De tekst is Engelstalig, er is een Nederlandse boventiteling. Die keuze is te billijken: acteur Alesya Andrushevska is samen met haar moeder gevlucht uit Oekraïne, en spreekt geen Nederlands. Dat gegeven maakt deze voorstelling actueler en urgenter. De oorlog in Troje mag lang geleden zijn, in feite is oorlog natuurlijk nooit ver weg.

Beddensprei

Het toneelbeeld is minder gelukkig gekozen. Hoe zet je vier mensen neer die een gesprek voeren over vrouwen? Je laat ze met zijn allen haken aan dezelfde reuzensprei. De vier acteurs zitten elk op een krukje, hebben elk een haaknaald en haken al vertellend verder aan het beddengoed. Dood Paard geeft zijn voorstelling over vrouwen in oorlogstijd op deze manier vorm met behulp van een bijna pijnlijk clichébeeld. Het beste wat je hiervan kunt maken is dat een bed symbool staat voor huiselijkheid, rust en intimiteit.

Het achterliggende idee is volgens het gezelschap dat diverse textielkunstenaars dit materiaal gebruiken als vorm van protest; maar die betekenis haalt de nietsvermoedende toeschouwer er niet uit. Het gezamenlijk haken maakt van deze personages huisvrouwen. Een vreemde keuze voor een voorstelling die juist gaat over de feministische kijk op oorlog. Bovendien zitten de acteurs ongeveer aan die sprei vastgeknoopt, waardoor ze worden beperkt in hun spel en het geheel nogal statisch oogt. Je kunt deze voorstelling zien als een vorm van storytelling, maar dan nog gebeurt er wel erg weinig.

Urgentie

Zoals de vier vertelde verhalen nogal van elkaar verschillen, zo verschillen ook de acteeropvattingen. Sterk is vooral Manja Topper. Ze schakelt overtuigend tussen rustig vertellen, schreeuwen, verdrietig of juist sarcastisch zijn. Kuno Bakker zet een woedende Hecuba neer, schreeuwend, hatend. De Oekraïense Alesya Andrushevska is vooral dienstbaar vanwege het besef dat juist zij doorvoelt hoe ingrijpend en verwoestend oorlog is. Tomer Pawlicki krijgt het minst interessante gegeven mee van auteur Rodrigues: zijn personage leest samen met zijn moeder Homerus’ Ilias, wat een nogal gekunstelde vorm is om het te hebben over oorlog. Mooi is Pawlicki wel als hij de Trojaanse koningin Hecuba wraakzuchtig laat zijn over alle dierbaren die ze tijdens de oorlog verloor.

Women in Troy, as told by our mothers is zo een tamelijk onevenwichtige voorstelling, maar wel een met een actuele urgentie.

Theater / Voorstelling

Geen spektakel, wel knus

recensie: Kruimeltje de familiemusical – Rick Engelkes Producties

Kruimeltje, wie kent dit brutale straatschoffie niet? Je kunt hem kennen van het jeugdboek van Chris van Abcoude, de films of de spektakelmusical uit 2011. Ook dit jaar staat Kruimeltje als musical in het theater, maar het is geen kopie van deze grote spektakelmusical. Dit keer is er juist heel klein uitgepakt.

Kruimeltje vertelt het verhaal van een jongetje dat ‘wees’ is, hij kent zijn beide ouders niet en leeft op straat in Amsterdam, ongeveer honderd jaar geleden. Hij wil op zoek gaan naar zijn vader, die in Amerika zou zijn. Deze zoektocht wordt nogal moeilijk, want het leven op straat zit niet mee.

Er staan slechts vier volwassen acteurs op het podium: Finn Pocin, Bente van den Brand, Sven Blom en Marnel de Rooij. Zij spelen allen verschillende rollen uit het verhaal, denk aan Kruimeltjes moeder, de ouders van Keesie, een politieagent of de zorgzame buurman. Finn is bovendien ook nog de verteller van het verhaal. Daarnaast speelden Luca van Ammers en Romy Joosten tijdens de première Kruimeltje en Keesie, zij worden in de theatertour vaak afgewisseld door verschillende alternates uit de kindercast.

Vlot verteld verhaal

In vergelijking met de versie van 2011 is de musical dus een ‘uitgeklede versie’, maar de voorstelling staat als een huis. Finn Poncin vertelt het verhaal op meesterlijke wijze. Zo wordt het jonge publiek direct aangesproken en regelmatig voorzien van extra uitleg, zodat het verhaal goed te volgen is. Bovendien zorgt deze vertelvorm voor een vlot verhaal en een goede dosis humor. Zo vragen ze zich regelmatig af wie welke rol moet spelen, bijvoorbeeld die van politieagent en niemand staat te trappelen om de regenpijp te vertolken.

Zwerfhondje Noor is een leuke vinding en zorgt voor wat luchtigheid in het verhaal. Ze bestaat uit een hoofd en rug van wat afval en wordt door iedere acteur af en toe gespeeld. Het zorgt voor vertederende momenten, bijvoorbeeld als ze Kruimeltje troost of warmhoudt. Ook zorgt het voor grappige moment, wanneer lichaam en hoofd per ongeluk gescheiden worden door een ‘vergissing’ van de acteurs.

Het decor is sober en de acteurs dragen de musical echt. Luca en Romy spelen enthousiast Kruimeltje en Keesie en stralen op het podium. De andere acteurs spelen veel rollen en de wisseling daarvan gaat feilloos: of het nou de rol van een regenpijp is of een politieagent.

In totaal duurt de musical slechts vijf kwartier, dus er is flink gesneden in het oorspronkelijke verhaal en de uitleg van de verteller is echt nodig voor wat tijdsprongen. Het verhaal focust zich vooral op Kruimeltje en diept de achtergrond van Keesie nauwelijks uit. Bovendien zitten er geen grote musicalnummers in, maar wordt er af en toe wat gezongen en komen er weinig emoties naar voren. In het geheel passen deze keuzes goed, want het is een kleine intieme musical voor een jonge doelgroep.

Al met al is Kruimeltje een vlotte familiemusical die de aandacht van het jonge publiek goed weet vast te houden. Het is dan wel geen spektakel, maar een knusse show die zeker de moeite waard is.

Theater / Voorstelling

‘ZOMERSNEEUW EN WINTERMEI’

recensie: Königskinder – De Nationale Opera

De componist Engelbert Humperdinck (1854-1921) heeft na de dood van Richard Wagner veel moeite gedaan om uit diens schaduw te stappen. Wij moeten hem daar niet proberen weer in te duwen, maar de sprookjesopera Königskinder (1910) op zijn eigen merites beoordelen.

Als je als toeschouwer daarbij geen slagen om de arm houdt, zou je ten onrechte publiek kunnen trekken dat van Wagners opera’s houdt of juist mensen kunnen afstoten die niets met diens muziek hebben. Het beste is je over te geven aan een opera die voor het eerst na meer dan een eeuw weer op de Nederlandse Bühne werd gebracht. Door De Nationale Opera in Amsterdam. En je vervolgens gewonnen geven en hopen dat een herneming niet weer zo lang op zich laat wachten.

Gewonnen geven bij de eerste fluweelzachte, vloeiende tonen die het Nederlands Philharmonisch Orkest speelde onder leiding van oud-chefdirigent Marc Albrecht en bij de eerste aanblik van het haast minimalistische decor van Johannes Leiacker: een hut met een bankje ervoor, een tafeltje met twee stoelen en een grote, oude lindeboom. Het zette de toon van een subtiele, haast kamermuziekachtige opvoering van Humperdincks opera die door een ringetje te halen was.

Geen vrolijke kost, met wel een vleugje hoop

Het is geen vrolijke kost, het gegeven van wat je een kunstsprookje zou kunnen noemen. Het libretto is geschreven door Ernst Rosmer, pseudoniem van Elsa Bernstein-Porges (1866-1949). Een pseudoniem naar een personage van Ibsen. Het verhaal kort, heel kort en zonder de dieperliggende symboliek eronder: het draait om twee Königskinder. Dat wil zeggen een ganzenhoedster (de heldere stem van de Oekraïense sopraan Olga Kulchynska), geadopteerd door een heks (de beroemde Duitse mezzosopraan Doris Soffel) en een jongeman die zich uitgeeft voor bedelaar (de Duitse tenor Daniel Behle) die zich tot elkaar aangetrokken voelen. De burgers van Hellastadt (de naam voor de godin uit de onderwereld uit de Noordse mythologie) zoeken naar een koning(in). De vraag is wie van de twee Königskinder het eerst om klokslag twaalf uur door de poort binnenkomt. Het is de ganzenhoedster, samen met een speelman (de Oostenrijkse bariton Josef Wagner). Zij gelooft in de goedheid van de mens, maar beiden worden als vreemdelingen de stad uitgejaagd en sterven uiteindelijk. Alleen de kinderen van Hellastadt en de raadsoudste (de Nederlandse bariton Henk Poort) zien in dat de twee echte koningskinderen waren. Aan hen vraagt de speelman om liederen van hoop te blijven zingen. En te blijven dansen. In het wit.

Slagen om de arm

En dan die slagen om de arm. In die derde akte wordt gezongen over ‘zomersneeuw en wintermei’ – dat zegt eigenlijk al genoeg. Ook aan de heks kleeft niet de negatieve betekenis die vaak aan het woord wordt gehecht. Zij komt eerst niet bepaald sympathiek over, maar gaandeweg het verhaal kantelt dit beeld. Wat ze doet, is de waarheid vertellen en dat is iets dat niet iedereen kan waarderen. Het is allemaal niet zwart-wit. Ook niet in het overwegend witte toneel; de waard (de Nederlandse bariton Roger Smeets) heeft een zwart accent (zijn beurs!), enkele bijfiguren zijn in een gewoon pak gekleed. Het gevaar zit erin dat het geld en het volk de macht krijgen; hoe actueel wil je het hebben!

Dan wat de invloed van Wagner betreft. Natuurlijk, die is er, in de Leitmotive die een personage kenschetsen. Neem bijvoorbeeld de jongeman, die wordt begeleid door ‘koninklijk’ koper. Er is echter meer dat juist van Wagner afwijkt. Zoals in de eerste plaats de kamermuzikale orkestratie met schitterende soli van blazers en viool. Die viool wordt op de bühne gespeeld, door Camille Joubert, gekleed in zwart broekpak. In de tweede plaats zijn er eenvoudige, volksmuziekachtige melodieën of flarden van een melodie die aan de liederen van Schubert doen denken.

In het rijke programmaboekje staat een essay van dramaturg Klaus Bertisch waarin woorden worden gebruikt die deze nuancering aangeven. De blik van librettist Elsa Bernstein-Porges wordt ‘haast vooruitziend’ genoemd; zij is een overlevende van de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog, maar of ze die echt helemaal heeft voorzien is nog maar de vraag. Bij de dood van de koningskinderen staat vervolgens in de tekst dat die ‘in de sneeuw weinig ruimte liet voor hoop op een goede, nieuwe tijd’. Weinig – maar niet: geen.

Die nuanceringen heeft Bertisch ‘in het echt’ ook aangebracht. En hij was daarin niet de enige. Bravo! Brava!

 

Muziek / Album

Onterechte B-Sides

recensie: White Lies – As I Try Not To Fall Apart [Bonus Edition]
8WEEKLY White Lies Live 3Malin Hollaar

Dat het Britse trio White Lies een gift that keeps on giving is, blijven ze dit jaar bewijzen. In februari brachten ze het nieuwste album As I Try Not To Fall Apart uit, de bijbehorende tour zette meermaals voet op Belgische en Nederlandse bodem, en in september kwam het nieuwste nummer ‘Trouble In America’ uit. Deze single ging gepaard met de aankondiging dat op 21 oktober 2022 een deluxe editie van het in februari 2022 uitgebrachte album uitkomt. De suggestieve vraag of deze vier extra nummers dan geen afdankertjes zijn schuiven we graag van tafel!

As I Try Not To Fall Apart werd in februari al enthousiast ontvangen en kreeg van 8WEEKLY 5 sterren. Serieuze thema’s worden gecombineerd met euforische melodieën, die met vlagen nostalgie naar de jaren ’80 opwekken. Bassist en tekstschrijver Charles Cave geeft aan dat de band jaren geleden is gestopt met B-sides en ze albums willen maken die vol staan met zoveel mogelijk samenhangende nummers. Helaas betekent dit ook dat niet alle nummers binnen die samenhang passen en daardoor niet op het uiteindelijke album verschijnen, ondanks dat dit wel ontzettend goede nummers zijn.

Het ontstaan van het genre desperation funk8WEEKLY AITNTFA Bonus Edition Bandpicture

In september bracht het trio de single ‘Trouble in America’ uit, welke naar eigen zeggen het lastigste nummer was om van het originele album te schrappen. Het nummer werd enkele dagen na de single ‘Am I Really Going to Die’ geschreven en dat is te merken. De melodieën van beide nummers zijn energiek en worden door Charles Cave grappend omschreven als ‘desperation funk’. Beide nummers hebben ook, zoals we inmiddels gewend zijn van de band, de dood als centraal thema. Daar is ook alles mee gezegd, want waar ‘Am I Really Going to Die’ gaat over een terminaal zieke man in een soort ontkenningsfase, gaat ‘Trouble in America’ over een christelijke tienerdochter die ontdekt dat haar vader een seriemoordenaar is.

(zwartwit foto: © Charles Cave)

Het nummer opent met een stabiel steady, dansbaar tempo met etherische gitaartonen, maar komt echt tot explosie bij het refrein waar het hardrock-invloeden lijkt te krijgen. ‘Trouble in America’ klinkt als een liefdesbaby tussen David Bowie en White Lies, met een refrein dat naar eigen zeggen flink geïnspireerd is door Todd Rundgren. Eerdere B-sides van White Lies zoals ‘Hurt My Heart’ bleken later live-favorieten van fans die niet mogen ontbreken op de setlist en dit gaat ongetwijfeld met deze single ook gebeuren.

Een productieve Lockdown

Voor het verschijnen van de bonus editie besloot de band ook ‘Breakdown Days’ half oktober als single uit te brengen. De inspiratie voor het schijnbare vrolijke nummer haalde de band uit de lockdowns gedurende de coronapandemie. De tekst omschrijft de (waarschijnlijk) herkenbare negatieve gevoelens waar men toen mee worstelde. Deze woorden worden geserveerd op een aanstekelijke melodie, beïnvloed door klanken uit de new wave en disco genres. Voeg daarop twee derde van het nummer nog een synthesizer explosie toe en je hebt bijna een vrolijk popnummer. ‘Breakdown Days’ bewijst wederom dat deze band goed is in het verpakken van zwaardere thematiek in energieke en enthousiaste melodieën.

Met een knipoog naar The Cure

Verdere inspiratie uit de jaren ´80 is te vinden in het nummer ´Staring at the Sun´. De intro is lang en bouwt zich laagje voor laagje op, waarna het steeds meer begint te klinken alsof je een nummer van The Cure hebt opgezet. Echt lang duurt die verwarring niet, want al gauw schallen de bekende klanken van McVeighs stem door de boxen. Hoewel de titel ´Staring at the Sun´ bijna doet verwachten dat er misschien een positieve boodschap in dit lied zit, blijkt uit de tekst al gauw een beklemmende toon waarin de zanger sceptisch de verschillen tussen hem en de hoofdpersoon bezingt. Zo groot als het instrumentale vertoon is op de eerdergenoemde nummers, zo ingetogen lijkt het nummer ´What If We´re Bad Together´. Daarin wordt het herkenbare stemgeluid van zanger McVeigh voor het grootste deel alleen bijgestaan door een synthesizer. Hoewel het lied van vertrouwde White Lies kwaliteit is, valt deze het meest uit de toon tussen de andere nummers. De luisteraar krijgt zo toch meer inzicht in de keuze om dit relatieve niemendalletje niet op het oorspronkelijke album te zetten.

Wereldtournée in Nederland8WEEKLY AITNTFA Bonus Edition albumcover

Wederom worden serieuze, ietwat bizarre thema’s gecombineerd met grootse en euforische melodieën. Er wordt een knipoog uitgedeeld richting bekende artiesten uit de jaren ’80, zoals David Bowie en The Cure. Hoewel ze het oorspronkelijke album niet hebben gehaald, zijn deze nummers allesbehalve afdankertjes en gaan we dus zeker ‘Trouble in America’ nog terug horen op menig live optreden. Hoe dat zal klinken, dat valt te horen bij een van de vijf concerten die de band eind oktober 2022 in Nederland gaat geven. Wil je daarbij zijn? Wees snel want een deel van de optredens is al uitverkocht.

Kunst / Expo buitenland

Mirror Mirror: de liefde voor de buitenkant

recensie: MoMu

Tot 26 februari 2023 kan u de dubbeltentoonstelling Mirror Mirror bezoeken, een samenwerking tussen het Antwerpse MoMu en Museum Dr. Guislain te Gent. De expositie onderzoekt de ‘connectie tussen mode, psychologie, zelfbeeld en identiteit’, aldus de inleidende tekst op de website van het Modemuseum. De connectie tussen genoemde thema’s en de tentoonstelling is niet altijd even helder, maar waar ze dat wel is, krijgt u waar voor uw geld. 

Een dubbeltentoonstelling tussen Vlaanderens bekendste (en enige) psychiatrie-museum, gevestigd in een 19e eeuws ‘krankzinnigengesticht’, en het cleane, moderne MoMu is op het eerste gezicht een verrassende samenwerking. De missies van de musea (respectievelijk psychisch welzijn en mode centraal plaatsen in iedere expo) zijn echter zeer met elkaar verbonden. De laatste jaren kan men geen Instagram-feed, tienerdagboek of modemagazine meer bekijken zonder getuigenissen tegen te komen over de toxische uitwerking die de mode-industrie heeft op het psychisch welzijn, het zelfbeeld zo u wil, van (voornamelijk) vrouwen. 

Het winstmodel van de tegencultuur

Op dit aspect van zelfbeeld wordt in MoMu de nadruk gelegd. Avant-garde creaties uit de collectie delen de ruimtes met beeldend werk van onder meer Genieve Figgis, die de overdadigheid van make-up op speelse wijze in twijfel trekt in haar kleurrijke schilderijen, Genesis Belanger en Antony Gormley. Dat beeldend werk is de sterkte component in deze tentoonstelling: Genieve Figgis en Yasuyuki Ueno zijn (althans voor ondergetekende) ware ontdekkingen, Gormley een waar geluk om tegen het geabstraheerde lijf te lopen. Verderop is ook één van Sarah Lucas’ Bunny-sculpturen te zien, fantastisch geplaatst in een unheimliche, cirkelvormige ruimte.  

Comme des Garçons, herfs-winter 2017-2018, Foto : Josh Olins

Met betrekking tot mode toont het museum ontwerpen en campagnes die het heersende lichaamsideaal durven uit te dagen: Rei Kawakubo’s collectie voor Comme des Garçons waarin uitpuilende buiken en bultruggen in de kleding verwerkt zitten en de ‘Save Yourself’-campagne van Diesel waarin op ironische wijze het ideaal van de eeuwig jonge huid centraal staat, om er maar twee te noemen. Toch blijft werkelijke kritiek moeilijk; de kleding blijft gemaakt op maatje 0 en de campagne, hoe rellerig ook, dient nog steeds de portemonnee van een miljardenindustrie waartegen het moeilijk protesteren is. Het feit dat deze spanning niet gethematiseerd wordt, geeft een wrang gevoel.

Barbie en de machine zonder geest

Verderop in de expo komen twee andere thema’s aan bod: poppen en virtual reality. Hoewel de Barbie- en paspoppen uiteraard een duidelijke connectie hebben met de mode-industrie en het bijhorende onhaalbare lichaamsideaal, verliest de bezoeker op een bepaald moment de draad. Het luik dat poppen centraal stelt, is omvangrijker dan het eerste luik van de tentoonstelling. De bezoeker dreigt bijgevolg te vergeten in welke expo hij zich eigenlijk bevindt. De vraag dringt zich op of een aparte poppententoonstelling niet een beter en minstens even boeiend parcours was geweest dan het integreren van dit omvangrijke thema in een toch al ambitieus project.

De virtual reality-component in het MoMu toont hoe de mode-industrie al lang voor de ‘geboorte’ van Lil Miqueala experimenteerde met het gebruik van avatars in campagnes. COVID-19 bracht die ontwikkeling tot een stroomversnelling. We zien dus onder meer ‘Afterworld: The Age of Tommorow’, een video die eruitziet als een immersieve game, waarmee Balenciaga in 2021 de herfstcollectie lanceerde. De video verliest echter aanzienlijk aan impact en waarde omdat hij louter om naar te kijken is. Virtuele kunst en VR maken veel vormen van interactie mogelijk. Dat die kansen niet geheel benut worden is jammer, want hoe goed het ook is om virtuele kunst als volwaardig onderdeel van een tentoonstelling te zien, er wordt te weinig gespeeld met de echte mogelijkheden van de virtuele technologie en de voorbeelden zijn als kijkobject niet esthetisch interessant of vernieuwend genoeg om lang te boeien.
 

‘Mirror Mirror’ in MoMu slaagt er niet geheel in om de complexe thematieken van de tentoonstelling te dissecteren. Een kritischere blik in bijvoorbeeld de begeleidende teksten had hierin verandering kunnen brengen. Wel is de tentoonstelling een buitenkans om enkele kunstwerken van zeer hoge kwaliteit te gaan bezichtigen. Of hoe mode voor een keer niet het interessantste aspect van een tentoonstelling in het Antwerpse Modemuseum is. 

De recensie over het andere deel van de tentoonstelling ‘Mirror Mirror’ vindt u hier. 

Kunst / Expo buitenland

Mirror Mirror: De liefde voor de outsider

recensie: Museum Dr. Guislain

Tot 26 februari 2023 kan u de dubbeltentoonstelling Mirror Mirror bezoeken, een samenwerking tussen het Antwerpse MoMu en Museum Dr. Guislain te Gent. De expositie onderzoekt de ‘connectie tussen mode, psychologie, zelfbeeld en identiteit’, aldus de inleidende tekst op de website van het Modemuseum. De connectie tussen genoemde thema’s en de tentoonstelling is niet altijd even helder, maar waar ze dat wel is, krijgt u waar voor uw geld. 

Een dubbeltentoonstelling tussen Vlaanderens bekendste (en enige) psychiatrie-museum, gevestigd in een 19e eeuws ‘krankzinnigengesticht’, en het cleane, moderne MoMu is op het eerste gezicht een verrassende samenwerking. De missies van de musea (respectievelijk psychisch welzijn en mode centraal plaatsen in iedere expo) zijn echter zeer met elkaar verbonden. Uit de tentoonstelling in Museum Dr. Guislain blijkt hoe mode al lange tijd een reddingsboei is voor wie naar de rand van de samenleving wordt verdreven. Zo gingen patiënten bijna gelijktijdig met het ontstaan van psychiatrische centra en de bijhorende uniformen aan de slag met naald en draad om zich een eigen identiteit te scheppen uit de beige gelijkvormigheid. 

Mode als ontsnapping en bevrijding

Waar het MoMu de tentoonstelling opdeelde in drie inhoudelijk van elkaar onderscheiden blokken, is de tentoonstelling in Gent veel coherenter. De nadruk ligt hier op mode-ontwerpen die gemaakt werden door psychisch kwetsbaren. In een min of meer historisch overzicht volgt de toeschouwer hoe kleding sinds lange tijd een belangrijke rol speelt in psychiatrische context.  

In oude psychiatrische centra waarin het uniform voor alle bewoners hetzelfde was, konden de bewoners bijvoorbeeld slechts op één manier uiting geven aan hun eigenheid: door hun kleren zelf aan te passen. Zo is er een ‘gestichtsjas’ te zien uit 1930, langs de binnenkant met onwaarschijnlijke zorg en precisie volgeborduurd door de draagster, die haar generische jas op die manier een innerlijk, verborgen leven kon toevertrouwen. Verderop zijn voorbeelden te zien van ontwerpers die hun creaties zichtbaar maakten voor de buitenwereld. Een even mooi als hilarisch voorbeeld daarvan zijn de colberts die Helga Sophia Goetze voor zichzelf maakte om de seksuele bevrijding een bemoedigend handje toe te steken. Haar schunnige kledingstukken lieten onder het motto ‘Ficken ist Frieden’ niets aan de verbeelding over. 

Ontdekkingsreis langs talentrijke makers

Helga Sophia Goetze, Vater Sophia Sohn (Yin und Yang – Ficken für Frieden), 1988, © Stiftung Stadtmuseum Berlin, © Oliver Ziebe, Berlijn

Fijn is dat in Museum Dr. Guislain minstens evenveel werk hangt van de hand van mannen (he he, het mag eens andersom ook). Wie alleen het MoMu bezoekt zou namelijk de foute conclusie kunnen trekken dat mode en psychisch welzijn vrouwenzaken zijn. in Guislain komt de bezoeker echter een bont allegaartje creatieve en gekwelde mannen tegen, van anonieme fetisjisten die schoenen en benen afbeelden, over de betoverende Eijiro Miyama wiens fascinatie met bizarre outfits begon toen hij merkte hoe fijn het was dat mensen naar hem keken toen hij eens een leeg bakje instantnoedels op zijn hoofd had gezet als hoed, tot outsiderkunstenaar Ionel Talpazan die in 2017 Christopher Kanes herfstcollectie inspireerde met zijn UFO-schilderijen. 

Het museum in Gent hangt boordevol nog te ontdekken schatten van outsiderkunstenaars. Nog één tip als uitsmijter: tijdens het openingsweekend was in Museum Guislain een modeshow te zien van Amili Haha, het modelabel van kunstwerkplaats De Zandberg. Vijf ontwerpers met een verstandelijke beperking staken een onwaarschijnlijke collectie unieke, handgemaakte kleding in elkaar. Op een uur tijd waren de meeste stuks dan ook de deur uit. 

Waar MoMu worstelt met het innemen van een werkelijk kritische houding, heeft Museum Dr. Guislain schijnbaar moeiteloos de nagel op de kop geklopt. De liefde voor de buitenkant wordt in dit museum liefdevol en met curatorisch oog voor detail omgezet in liefde voor de outsider en zijn complexe binnenkant. Als u moét kiezen tussen een van beiden musea, ga dan richting het Oosten van Vlaanderen. 

De recensie over het andere deel van de dubbeltentoonstelling ‘Mirror Mirror’ vindt u hier. 

 

Theater / Voorstelling

Wervelende EXIT Macbeth door NNT

recensie: EXIT Macbeth - Noord Nederlands Toneel

Al is het ‘echte’ toneelstuk Macbeth van Shakespeare diens kortste stuk, met EXIT Macbeth sta je na negentig minuten alweer op straat. Je verliest veel Shakespeare, en krijgt er een amalgaam aan overrompelende beelden, spel, dans en muziek voor terug.

Wat je niet krijgt te zien en te horen, vertelt de poort- of zaalwachter (Sarah Janneh) die ons aan een deur van de zaal al welkom heet aan het begin, voor het doek opgaat. ‘Enter’ … zegt ze, gevolgd door van alles en nog wat. Ze refereert aan de opera Macbeth van Giuseppe Verdi, die voor een latere versie een ballet toevoegde. Verdi horen we in flarden voorbij komen, het ballet valt er door de bewegingen van vijf toneelspelende en dansende actrices (performers) bij te bedenken.

Dat ‘erbij denken’ is de spil waarom het in die anderhalf uur draait. Het begint al met een esthetisch toneelbeeld achter een tule, half-doorzichtig toneelgordijn dat gedurende de avond heen-en-weer wordt geschoven. Versluieren en ontsluieren. Daarachter zien we semi-abstracte beesten hangen die doen denken aan beelden zoals Berlinde De Bruyckere ze maakt.

Dieren, bomen en magie

Over die dieren gaat het onder meer, en over wat we ze als mens aandoen. En over bomen, die rechtstreeks zijn ontleend aan het wandelende woud van Bernam (soldaten met boomtakken) in Macbeth. Met die dieren (een vos, een gier, een schaap, een meeuw en ga zo maar door) wordt op het toneel zowel gesold als liefdevol omgegaan. Soms zijn het waarschuwingen over hoe we met dieren en het milieu omgaan; op een gegeven moment worden door een airco allemaal plastic zakken de zaal ingeblazen, ondersteund door rook uit een rookmachine. Zakken die door Sarah Janneh weer netjes worden opgehaald trouwens, als is zij deel van de Plastic Soup Foundation. En nee, het zijn geen dode dieren die we te zien krijgen, maar dierenpoppen van Michael Pietsch, gemaakt in samenwerking met een taxidermist (iemand die dieren prepareert en opzet) van het Berlijns Natuurmuseum.

Maar het gaat ook over vrouwen, over magische gebeurtenissen en heksen; ‘het decor’ of ‘de figuranten’ van Macbeth die anders nauwelijks aan het woord komen. Zo heet het in het programmablad bij de voorstelling door het Noord Nederlands Toneel.

Het is dus geen Macbeth-bewerking die de theatermakers Jana Vetten (freelance regisseur bij verschillende theaterhuizen in Duitsland en Oostenrijk) en Jean-Christoph Gockel (lid van de artistieke leiding van de Münchener Kammerspiele) maakten, maar een antwoord op het toneelstuk van Shakespeare; ‘Vraag, antwoord, vraag’, zoals Anna Enquist in een ander verband een gedicht noemde. Vragen aan ons, toeschouwers, antwoorden van Shakespeare en vele andere schrijvers en denkers.

Een collage die je meeneemt

In de collage die dit oplevert, kun je je als toeschouwer geheel laten meevoeren. Even lijkt het of de voorstelling op driekwart van de avond inzakt, maar dat is van korte duur want nee, verder gaat het weer, met gezwinde spoed. Met een dans van de vijf performers aan een ketting die doet denken aan paaldansen, met een improvisatie door een naakte Rosie Reith (IMPROVISATIE lezen we telkens weer op de boventiteling), die even later op een bezemsteel rondcirkelt als een vrije vogel boven het podium. Een veelzeggend slotbeeld.

De talen (Nederlands, Engels, Duits) waarin wordt gesproken buitelen over elkaar, als is het een Babylonische spraakverwarring. Ja, zelfs de blijkbaar fragiel bevestigde boventiteling – zowel links als rechts van het podium – doet mee door telkens heen-en-weer te bewegen.

Als toeschouwer (naar verluidt zijn er bij de eerste avond in Amsterdam slechts 77 mensen) ga je erin mee of niet. Op slechts een enkel afkeurend gefluit op het eind na gaat het overwegend jonge publiek, meest muisstil en een enkele keer hardop lachend, wel in het spel en/of de associaties mee.

Associaties en waarschuwingen te over

Ga maar na: een sluierdans die aan die van de Bijbelse Salomé doet denken, citaten die je helemaal of bijna thuis kunt brengen, zoals dat over het nadenken over de tijd (Kierkegaard?). Flarden Shakespeare, flarden Verdi, een mooie soundscape van componist Matthias Grübel en flarden tekst over heksen. Je krijgt het als toeschouwer allemaal voor de kiezen en je kunt je er, als bij een spel, kostelijk mee vermaken.

Nee, het is geen Macbeth en dat moet je als toeschouwer ook niet verwachten. Het is zelfs geen bewerking, het is EXIT Macbeth. Afgevoerd, als symbool van het machisme. Je voelt intuïtief aan waar het de hele avond om draait, maar je moet het niet proberen te begrijpen. Want als je dat gaat doen, ben je verloren.

 

 

Boeken / Non-fictie

Inspiratie ontleed

recensie: Inspiratie - Ap Dijksterhuis

Inspiratie is een fenomeen waar doorgaans moeilijk vat op te krijgen is. Gelukkig is daar Ap Dijksterhuis, wiens talent het is om grote begrippen als ‘geluk’ en ‘het onderbewuste’ te tackelen en voor een groot publiek behapbaar te maken.

Over het (al dan niet) krijgen van inspiratie bestaan de nodige misverstanden. Het wordt vaak beschouwd als een domein waar kunstenaars en geniën vrijuit toegang toe hebben, iets wat de gewone mens niet gegund is. In Inspiratie. Hoe we tot grootse prestaties komen legt de Nijmeegse hoogleraar psychologie een onderwerp onder de loep waar nog weinig onderzoek naar is gedaan. Niet zo gek, concludeert Dijksterhuis in zijn dankwoord. Inspiratie is een fenomeen waar de wetenschap moeilijk vat op kan krijgen. Het krijgen van een briljante ingeving is nu eenmaal lastig na te bootsen in een laboratorium. Waar boekenkasten vol zijn geschreven over creativiteit, zo is er een lacune op het gebied van inspiratie.

Drie vormen

Om grip te krijgen op de materie, onderscheidt Dijksterhuis drie vormen van inspiratie. ‘Evocatie’ is de hoogste vorm en beschrijft het doormaken van een allesbepalend moment waardoor iemand weet wat zijn of haar roeping is. Zo zag The Cure-zanger Robert Smith als dertienjarige ‘Starman’ van David Bowie op tv en wist hij ineens dat hij popster wilde worden. De tweede vorm heeft betrekking op het krijgen van een ingeving. J.K. Rowling zat in de trein toen ze plots het idee kreeg voor de Harry Potter-serie. Tot slot kan inspiratie zich ook manifesteren als flow-ervaring. Kunstenaars streven vaak naar deze staat van zijn, waarin ze ontvankelijk zijn voor creativiteit.

Het boek is losjes ingedeeld rondom deze drie vormen. Dijksterhuis erkent dat de vormen overeenkomsten vertonen en niet altijd haarscherp te onderscheiden zijn. Als lezer vergeet je nog wel eens met welke vorm je van doen hebt in een specifiek voorbeeld. Het bewijst nog maar eens dat inspiratie een moeilijk te grijpen fenomeen is.

Bonte verzameling

De subjecten die Dijksterhuis aanhaalt zijn talrijk en divers. Inspiratie wordt vaak geassocieerd met kunstenaars, maar Dijksterhuis haalt ook wetenschappers, chef-koks, activisten en topsporters aan. Dijksterhuis kan naar hartenlust putten uit de grote hoeveelheid uitspraken die zij al eerder deden over dit onderwerp. Hij haalt citaten aan van grootheden als Keith Richards, Martin Luther King en David Lynch.

Dijksterhuis interviewde ook een aantal Nederlandse bekendheden, waaronder Emile van der Staak (chef-kok van groenterestaurant De Nieuwe Winkel), Pieter van den Hoogenband en Ilja Leonard Pfeijffer. Het zijn deze interviews die het boek naar een hoger niveau tillen, doordat de gesprekken concreet en gedetailleerd beschrijven hoe het inspiratieproces bij de betrokkenen werkt.

 

 

 

Kunst / Expo binnenland

David Hockney werpt het perspectief omver

recensie: Hockney's Eye - Teylers Museum

Teylers Museum heeft met David Hockney een grote vis binnengehengeld. De tentoonstelling Hockney’s Eye werpt een ander licht op de oude meesters uit de kunstgeschiedenis en welke optische hulpmiddelen zij gebruikten. Dit doet de Britse supersterkunstenaar op een wetenschappelijke en deconstruerende wijze. Soms voelt het of je de les wordt gelezen, maar dit stoort niet. Verre van zelfs: leraar Hockney is een docent met een zinnig en boeiend verhaal.

Of het kleinschalige kunst- en wetenschapskabinet van Teylers geschikt is voor een kunstenaar met de statuur van Hockney, is maar de vraag. De expositie lijkt soms op een volwassene in kinderkleding, het is schouder aan schouder schuifelen om een glimp van de werken te kunnen opvangen. De tentoonstelling is deels ingericht als een rariteitenkabinet waarbij historisch gereedschap naast werk van grootmeesters als Rembrandt, Dürer en Lorrain gepresenteerd is. Er wordt uitleg gegeven van de gebruikte technieken en hoe die in de werken zijn toegepast – illustraties bij een wetenschappelijk artikel doen hetzelfde. Het past perfect bij de insteek van het museum en je krijgt daarmee een boeiend kijkje door de ogen van Hockney.

Gebruik van optica in de kunstgeschiedenis

Rond de eeuwwisseling bracht David Hockney een boek en een documentaire uit over de rol van optische instrumenten in de kunstgeschiedenis. Beide zijn getiteld Secret Knowledge en fragmenten van de documentaire worden vertoond in de tentoonstelling. Hij suggereert hierin dat de oude meesters al sinds de Renaissance gebruik maakten van instrumenten die hen hielpen om beter te schilderen. Denk hierbij aan de camera obscura, de camera lucida en andere lens- of spiegeltechnieken. Hij komt met overtuigend bewijs hoe grootmeesters als Caravaggio, Vermeer, Brunelleschi en Van Eyk optische hulpmiddelen gebruikten om realistisch of perspectivisch correct te schilderen. In zijn ogen konden zij niet tot zulke details komen zonder deze hulpmiddelen. Critici zouden zeggen: maar waar is het bewijs dan, meneer Hockney? Dit is er volgens hem niet omdat het indertijd een klap voor de broodwinning kon betekenen: als een concurrerende schilder dezelfde kwaliteit kon bereiken via zo’n techniek dan kon je klanten verliezen. Geheimhouding was de enige oplossing. Een geloofwaardige visie en zijn theorie is zeker van belang om te overwegen in de kunsthistorische wetenschap.

Perspectief en gebruikte technieken

In zijn eigen werk experimenteert Hockney ook met optica en perspectief. Een goed voorbeeld zijn de polaroid collages die hij in de jaren 1980 heeft gemaakt. Met een polaroid camera maakte hij een groot aantal foto’s van een onderwerp om er vervolgens een collage van te maken. Hierdoor creëert hij een werkelijkheid met veel perspectiefpunten. Bij andere schilderijen verwijst hij naar grote werken zoals die van Meindert Hobbema of Fra Angelico. Van beiden kopieert hij schilderijen in zijn eigen stijl maar draait het perspectief ervan om, hierdoor wordt het even speels als deconstruerend. Ook de camera lucida zet hij in; bij een serie tekeningen van zaalsuppoosten uit de National Gallery in Londen laat hij het perspectief echter onaangepast waardoor de handen allemaal buitenproportioneel groot zijn. Hiermee bewijst hij dat zelfs als kunstenaars optica inzetten het toch een kunststukje is wat zij voor elkaar krijgen.

Docentenrol

Hockney neemt in deze tentoonstelling de rol van docent aan. In een gepresenteerde video staat hij letterlijk voor het schoolbord om zijn theorie over het gebruikte perspectief uit te leggen. Aan het einde van de expositie lijkt er zelfs een overhoring te zijn: of je bij werken van Huygens, Lorrain, Knip en Goltzius kunt spotten of er wel of geen optische hulpmiddelen zijn gebruikt. Een retorische vraag natuurlijk, want anders hingen ze er niet. Ondanks het soms schoolse karakter is dit niet storend. In geen geval zelfs: lees ons de les maar, leraar Hockney, wij luisteren met gretige oren!

Houd er wel rekening mee dat hij een docent is met een les die onveranderd is in al die jaren, aangezien zijn theorie al uit 2001 stamt. Is het wellicht omdat hij zich niet gehoord voelt, of is hij nog steeds content met zijn vondst? Kunsthistorici zetten vraagtekens bij zijn theorie, zij denken dat optische hulpmiddelen pas veel later werden ingezet dan de kunstenaar claimt. Voor wie het allemaal nieuw is maakt dat niet uit. Hockney toont aan dat hij ons kan enthousiasmeren om beter te kijken naar de kunstgeschiedenis en naar perspectief. En enthousiast zal je absoluut worden.

Hockney’s Eye is nog te zien tot eind januari 2023 in het Teylers Museum Haarlem. Reserveren vooraf is verplicht en tickets zijn alleen online verkrijgbaar.