Theater / Voorstelling

Memorabel metatoneel

recensie: Toneelgroep Oostpool - They Are Just Kids

De zomer van de liefde is terug, onder regie van Marcus Azzini. Na het succes dat Oostpool afgelopen jaar had met They Are Just Kids, geven Judith van den Berg, Ludwig Bindervoet en Matthijs van de Sande Bakhuyzen opnieuw gestalte aan godmother of punk Patti Smith en haar muze Robert Mapplethorpe.

New York, jaren ’70: Smith (Judith van den Berg)  en Mapplethorpe (Ludwig Bindervoet) ontmoeten elkaar te midden van de sloppenwijken waar niets de kans krijgt te groeien, op het kunstenaarschap na. Smith, een rebel die schopt tegen niets dan zichzelf, kan de kwasten voor hun meesterwerken in wording  niet eens betalen en Mapplethorpe is daarbij geen enkele hulp. Verafgoding kost echter niets. Arthur Rimbaud, Jean Genet en Jeanne d’Arc slepen het tweetal de roerige tijden door, en krijgen dan ook een prominente plek op de gedenktafel die de helft van het toneel in beslag neemt.

Toneel met een identiteitscrisis

Scnefoto_1_They_are_just_kids_Fotografie_Sanne_Peper‘Klink ik als Robert?’ ‘Je klinkt als een acteur die Robert speelt.’ They Are Just Kids, dat gebaseerd is op het requiem ‘Just Kids’ dat Patti Smith in 2010 schreef, is toneel met een identiteitscrisis. Het is een biografie, en tegelijkertijd een weergave van de mogelijkheden van verhalen vertellen en de manipulatieve kant van het geheugen. We kijken naar metatoneel, met als toppunt van de Sande Bakhuyzen, die wel vijf rollen aanneemt. Met zwart touw over zijn bovenlip gedrapeerd stelt hij een reïncarnatie van Salvador Dali voor, maar af en toe vergezelt hij Van den Berg in haar rol als Patti.

Het is juist deze metavorm die de inhoud versterkt. Niemand weet exact wie of wat hij voorstelt in de reconstructie, en dat illustreert precies de zoektocht naar identiteit die de twee personages doormaken. Smith en Mapplethorpe veranderen van door LSD-nachtmerries gekwelde wannabe’s langzaam in waardige individuen, hoewel dat even duurt. In de woorden van Smith: ‘Ik vind het moeilijk om naar mijn naam te luisteren. Het is alsof hoe ik heet en wie ik ben twee verschillende elementen zijn, die niet met elkaar samenvallen.’

Het kleine dochtertje

They Are Just Kids bevat alle ingrediënten voor hysterie: punk, AIDS, anale seks en Allen Ginsberg. Tekstschrijver Roeland Hofman weet echter precies waar de grens ligt, wat resulteert in een vertelling die genoeg adempauzes heeft en in plaats van hysterisch vooral ontzettend eerlijk is. Misschien komt dat ook door het meisjesachtige spel van van den Berg, dat met geen mogelijkheid kan worden gecamoufleerd door haar scheldkanonnades en gescheurde panty. Een godmother of punk is ze niet, eerder het kleine dochtertje, maar dat geeft haar juist zo’n charme.

Scnefoto_3_They_are_just_kids_Fotografie_Sanne_PeperTroost en verdriet

Natuurlijk komt het noodlot voor de twee ergens opduiken, in de vorm van Mapplethorpe’s homoseksualiteit en een AIDS-virus afkomstig uit de krochten van San Francisco. 1989 breekt aan, en samen met Mapplethorpe sterft er iets – een verwantschap tussen twee personages, maar ook tussen personages en toeschouwer. Tussen 1967 en 1989, op de reis van een beschimmelde boomhut naar het Chelsea Hotel en door naar Parijs, is een band zo zorgvuldig opgebouwd dat het bijna onmogelijk is om er nog afstand van te doen. Daarmee is They Are Just Kids het verdriet en de grootste troost tegelijkertijd.

Muziek en het brein.
Muziek / Achtergrond
special: Erik Scherder en Pekka Kuusisto @ Het Concertgebouw, Amsterdam
Muziek en het brein.

Hoe muziek ons brein helpt

De 64-jarige hoogleraar Klinische Neuropsychologie Erik Scherder betrekt het publiek volledig bij een informatieve avond over het bijzondere effect van muziek op het functioneren van het brein. Hij heeft de Finse violist Pekka Kuusisto uitgenodigd om zijn betoog aan de hand van verschillende vragen en muziekvoorbeelden structuur te geven.

De charismatische professor betreedt het podium en pakt een viool. Het melodietje dat hij speelt zit vol met valse, krakende noten en is hier en daar wat onritmisch. Hij erkent dat hij op leeftijd is en meldt met zelfspot dat het spel niet veel bijzonders is: “Ik hoorde de opluchting in uw applaus.” Waar het Scherder werkelijk om gaat, is de betekenis die het spelen van muziek kan hebben voor ouderen. “De witte stof in het brein, met name in de frontale lob, is gevoelig voor ouderdom,” vertelt Scherder. “De functies van de prefrontale cortex gaan achteruit als je het niet blijft stimuleren.”

Scherder verduidelijkt zijn verhaal met veel afbeeldingen en laat met kleuren zien waar de belangrijke delen van de grijze massa zich in het brein bevinden. De prefrontale cortex is zeer complex. Het is het laatste deel van het brein dat zich volledig ontwikkelt. Daarom begrijpen we niet goed waarom bepaalde hersenfuncties, zoals het empatisch vermogen, achteruit gaan.

Amateur versus professional

Pekka begint de avond zoals veel musici doen: met inspeeloefeningen, met name voor de linkerhand. “Realiseert u zich wel wat er in het brein nodig is voor deze coördinatie?” Scherder legt uit dat een professionele muzikant minder gebieden van het brein nodig heeft om te kunnen spelen dan een amateur.

Aan de hand van twee menuetten (Menuet I en II uit Derde partita in E, BWV 1006) en een fuga (Uit Tweede sonata in a, BWV 1003) van J.S. Bach wordt het empatisch vermogen van de luisteraar besproken. Het publiek wordt gevraagd om de muziek in te beelden, omdat zo het brein het meest actief wordt. Met deze oefeningen is het ook mogelijk om het empatisch vermogen van autisten te verhogen.

Het brein van een muzikant functioneert anders dan het brein van een niet-musicus. Pekka vertelt dat het spelen van een Bach-fuga voor hem een soort meditatie is: “We groeien op en leven als het ware met de muziek. Van kinds af aan krijgen we een stuk vaak te horen voordat we het moeten oefenen. Dat maakt het uiteindelijk makkelijker om te spelen; we weten al welke noten we verwachten.”

Scherder versterkt het argument door een grafiek van hersenactiviteit te laten zien: “Het brein van de muzikant geeft een signaal af dat een gespeelde noot fout is. Daarom is er eerst een negatieve uitslag te zien, gevolgd door een postieve uitslag, terwijl de de hersenfunctie van de niet-musicus dit niet aantoont.” Bovendien heeft muziek invloed op belangrijke punten in het brein, zoals de insula die een grote rol speelt bij diepe gevoelens en emoties.

Samenwerking van kwabben

Pekka vervolgt de avond met een improvisatie op elektrische viool en verscheidene effectpedalen, waaronder een loop-pedaal, een octaver en een choruspedaal. Tegen het eind van de voorstelling gaat Pekka nog helemaal los op variaties van Paganini (Tema – Quasi Presto (11) Variazioni – Finale, nr. 24 uit Caprices, op. 1), waarbij hij erg expressief de pizzicato noten speelt en een paar paardenharen van zijn strijkstok breekt, tot groot genoegen van het publiek.

Op zijn beurt vertelt Scherder dat bij improviseren bepaalde gebieden in het brein inactiever worden, zodat de energie door andere gebieden gebruikt kan worden. Daarnaast maakt het wel degelijk uit welke muziek je leuk vindt. Scherder laat afbeeldingen zien van een verschillende hoeveelheid activiteit in de frontale kwab en pariëtale kwab. Bij muziek die je leuk vindt werken de kwabben samen. Deze samenwerking helpt ook bij de onderdrukking van pijn.

Ook hebben we soms we de neiging om te gaan dansen, of meebewegen, op muziek die op de achtergrond gedraaid wordt, wat aangeeft dat ook het motorisch geheugen betrokken is bij het verwerken van muziek. Veel muziek die we ons herinneren wordt hier in het brein opgeslagen. Het spelen van muziek heeft veel voordelen, omdat het verscheidene gebieden in het brein stimuleert. Muziek kan ingezet worden als wondermiddel bij mensen met autisme, de ziekte van alzheimer, parkinson en voor pijnonderdrukking.

Het plezier en enthousiasme was duidelijk van het gezicht van Scherder af te lezen, hoewel de beste man zo te zien veel meer had willen zeggen dan hij nu eigenlijk gedaan heeft. Deze avond lijkt daarmee slechts een inleiding op een vervolg wat hopelijk nog ooit gaat komen over het effect van muziek op ons brein.

Ariodante, Nationale Opera
Muziek

Händel had het niet kunnen verzinnen

recensie: Ariodante@De Nationale Opera, Amsterdam
Ariodante, Nationale Opera

Ariodante in schipperstrui, de Schotse koning in kilt, hertog Polinesso in habijt en prinses Ginevra in ondergoed: regisseur Richard Jones verplaatst Händels glansopera naar een Schots landhuis waar de Bijbel het hoogste woord heeft. Samen met barokmuziekspecialist Andrea Marcon, die voor de volledige versie kiest, lukt het Jones een filmisch tafereel à la jaren 70 neer te zetten: statisch, maar zo boeiend dat het soms ook nog een lachje ontlokt. Händel had het niet kunnen verzinnen.

Evenwichtig en verfrissend

Na ongeveer twintig jaar viel Händel in ongenade bij het Engelse Koninklijk hof. We schrijven het jaar 1734, een nieuwe George bestijgt de Britse troon. Händels contract, dat sterk door de vorige koning Georg I gesubsidieerd was, loopt af. Het lukt de componist niet meer zijn beste zangers, waaronder ook de beroemde castraat Farinelli, in zijn operagezelschap te houden. Daarom gaat Händel met het Londense Covent Garden aan de slag. De eerste opera die hij in het toen splinternieuwe operahuis presenteert is Ariodante. Na alle slechte kritieken van het afgelopen jaar, wil hij iets verfrissends schrijven.

Is Ariodante daarom zo anders dan zijn negentien eerdere opera’s? De handeling speelt zich in Schotland af, er ontbreken subplots en Händel verrast met geïntegreerde balletten die – vermoedelijk om de beroemde dansers van Covent Garden te pleasen – iedere akte afsluiten. Hoewel de opera iets aan de lange kant is, brengt de balletmuziek evenwicht in de muzikale achtbaan van verraad, wanhoop en kwetsbare liefde; bij Jones wordt die door poppen vertolkt, die somtijds het visuele te snel in een moderne richting willen duiden.

Filmisch

Het dramaturgische genie van Händel is in deze opera niet te missen. Het verhaal uit Ariosto’s vierde en vijfde boek Orlando Furioso verwondert met zijn tijdloze elementen. De hartstochtelijke liefde tussen Ariodante en Ginevra wordt vergiftigd door Polinesso’s hitsige verlangen naar macht en seks. De Duitse wondersopraan Anett Fritsch laat je helemaal in Ginevra’s wanhoop geloven. Sandrine Piau als Dalinda, en Sonia Prina die de schurk Polinesso schitterend vertolkt, houden je malende gedachten in bedwang tussen afschuw voor hun daden en bewondering voor de perfecte match tussen zang en acteren. En dan Sarah Connolly in haar topzware rol als Ariodante: nog wat onzeker in de eerste acte schittert ze al gauw in een goddelijke dialoog met de fagotten tijdens het lamento Scherza infida. Het zou een film kunnen zijn.

De ballen die Jones in deze voorstelling opgooit weet hij briljant in de lucht te houden. Hij laat de zeven jonge zangers, die voor het eerst, in het kader van talentontwikkeling, samen met hun mentoren uit het DNO een koor vormen, niet alleen zingen maar ook dansen en mimen. Een meesterlijke zet om de logica van de plot niet te vertroebelen en de drie ouderwetse kamers die drie uur lang onveranderd het decor blijven, dynamischer te maken.

Geen happy end

In het derde bedrijf, als de plot zich volgens de barokke operawetten ten goede keert en Marcon Concerto Köln na flinke passages ook weergaloos mooi de adem laat inhouden, haalt Jones zijn filmische countryverhaal naar het heden. Hij laat Ginevra in de laatste scene de koffer pakken en -wat ontzet na alles wat gebeurd is- stilletjes vertrekken. Ginevra stapt uit het huis vol vreugde en feestelijke muziek naar buiten. Alsof ze het publiek zou willen vragen: wat doe ik hier nog? Ze loopt langs een Schotse weg op het platteland en probeert een ‘lift’ te krijgen – fraaie aaneenvoeging met de marionettendans uit de tweede akte. En u? In uw rode stoel genageld, vol wisselende emoties, geeft u haar nog gelijk ook: geen vrouw van nu zou haar familie en vrienden kunnen vergeven dat ze haar zo makkelijk lieten vallen.

Boeken / Poezie

Erudiet plakboek van Europese poëzie

recensie: Benno Barnard - Mijn gedichtenschrift

Met  Mijn gedichtenschrift heeft Benno Barnard een klein monument voor  de Europese dichtkunst geschreven. In een lichte, associatieve stijl, die pas bij nadere lezing zijn diepzinnigheid loslaat, voert hij de lezer door grappige, vreemde en droevige poëzie, vaak door hemzelf vertaald. Voor wie een aparte bundel een te groot hoofdgerecht zal zijn, wordt hier een schaal vol smakelijke hapjes vooraf aangereikt.

In de 19e eeuw hielden dames van goede familie vaak een gedichtenschrift bij. Als ze poëzie hadden gelezen die hen geraakt had schreven ze het over in een schrift, eentje met een harde, gemarmerde kaft, en legden op deze wijze een hoogst persoonlijke verzameling aan. Benno Barnard heeft dit voorbeeld gevolgd en zijn lievelingsgedichten voorzien van korte essays. Er komt van alles langs. De “vuile grimas’ van Apollinaires hoteldeuren, de ‘zwarte sneeuwvlokken van Shoah-dichter Paul Celan tot het magisch labyrint van ‘Hoog Catharijne’ bij Ingmar Heytze.

Terreur van de burgerlijkheid?

Met Gerrit Komrij gaat Barnard even in polemiek. Bij het gedicht ‘Verzoening’, van de Amerikaanse, mogelijk  homoseksuele dichter Walt Whitman haalt hij Komrij aan, die ooit verkondigde dat de homo zich met een eindelijk toegestaan huwelijk “zich aan de terreur van de burgerlijkheid onderwerpt.” Hoezo terreur, vraagt Barnard zich af. Juist de uit burgerlijke kringen afkomstige kunstenaars hebben sinds de Verlichting het moderne artistieke Europa  gevormd. In tegenstelling tot Komrij´s opvatting over de hoogstaande, in ultieme vrijheid gedijende artistieke homoseksueel  verdedigt Barnard “een burgerdom dat niet verstrikt raakt in haar eigen morele conventies.Je zou bij deze discussie over burgerlijkheid ook kunnen denken aanThomas Mann. Hij was een vurig bewonderaar van Walt Whitman, worstelde zelf met homoseksualiteit maar ook, vooral, met zijn verhouding tot de elite waar hij van afstamde. Zijn hele leven heeft hij gewerkt volgens een minutieuze dagorde, die nauwgezet werd bewaakt door zijn vrouw en gerespecteerd werd door zijn kinderen. In dit gestructureerde, “burgerlijke”, dagelijks leven schreef hij zijn moderne, ironische, romans die vaak de kunstenaar in relatie tot de burgerlijke samenleving als hoofdthema hebben. Dezelfde spanning tussen artistieke vrijheid en worteling in tradities is in deze bloemlezing volop aanwezig.

Geloof als beschavingsideaal

Een andere, interessante spanningsverhouding is die met geloof. Barnard is opgegroeid met de Bijbel, zelfverklaard agnost, maar laat wel zijn kinderen dopen en voedt ze op met een flink stuk traditioneel christendom, natuurlijk uitsluitend bij wijze van beschavingsideaal. In zijn commentaar op ‘De Wederkomst’, van W.B. Yeats en ‘Bij een graf in Lourmarin’, van Huub Beurskens krijgt de lezer deze spanning tussen hechting en losmaking van domineeszoon Barnard op een lichtvoetige manier aangereikt.

Mijn gedichtenschrift is geen boek om van de eerste pagina tot het eind toe achter elkaar uit te lezen. Het is een bladerboek, waarbij je soms even ophoudt met lezen om verder te denken over een van de vele goed geformuleerde, originele gedachten van de enthousiaste poëzieliefhebber Barnard, die wat mij betreft ook zijn andere gedichtenschriften van de plank mag halen.

Theater / Voorstelling

Onevenwichtig pleidooi voor theater

recensie: Het Nationale Toneel - De revisor

Theu Boermans bewerkte voor Het Nationale Toneel Gogols satirische komedie De revisor tot een hedendaags betoog voor het theater. De uitwerking is alleen regelmatig zo plat en overvol dat de boodschap weinig overtuigend overkomt.

In Gogols beroemde stuk De revisor (1836) wringt de ijdele, hebzuchtige lokale politiek van een Russisch provinciestadje zich in allerlei bochten vanwege de komst van een vermaande overheidsinspecteur met een geheime missie. De inspecteur is in werkelijkheid echter slechts een lage kantoorbediende met grootheidswaanzin en te veel fantasie. De verwarring die volgt aan beide zijden is komisch.

Setting hier en nu

de revisor, theu boermansDe revisor van Boermans speelt zich af in een onbenoemd Brabants dorp. De sullige gemeenteraad moet dealen met actuele zaken zoals de komst van een azc, bemoeienis van hogere overheden en drugstoerisme. De draai die Boermans geeft aan de setting van Gogols De revisor maakt het stuk herkenbaar voor het hedendaagse publiek. Het toont dat er weinig veranderd is in hoe plaatselijke machten verstrikt raken in netelige kwesties en ze daardoor onbetrouwbare, corrupte kantjes kunnen krijgen.

De verhaallijn wordt uitgespeeld tegen een abstract decor. Het bestaat uit een simpele kooi-constructie. Elke spijl zit vol met kleine scherpe lampjes. Staat de kooi symbool voor de mentale kooi waarin de personages zich bevinden? Wat het ook is, de zee van felle lichtjes is hinderlijk voor de ogen en leidt af van de handeling.

Wazige rode draad

De revisor is bij Boermans een gefaalde theatermaker, die soms losbarst in monologen vol maatschappijkritiek en betogen voor het theater en de verbeelding. Het toppunt is een soort musicalachtige uitbarsting waarin de jongen zich de kleren van het lijf rukt tot aan een wit lendendoekje aan toe, vervolgens in een lied uitbarst, zichzelf onderkliedert met rode lippenstift en verwordt tot een gekruisigde Jezus. Over de top, dat is duidelijk. Waarschijnlijk is het komisch bedoeld, maar omdat het personage zo twijfelachtig en karikaturaal is, ontstaat er weinig feeling met hem en zijn acties.

de revisor, theu boermansDe revisor heeft, om onduidelijke redenen, een Syrische asielzoeker op sleeptouw genomen. Het gebroken Nederlands van de asielzoeker en zijn smekerige, onderdanige houding zijn waarschijnlijk wederom bedoeld als karikatuur, maar de platheid ervan is hoogst irritant. De man wordt en passant onder de vleugel genomen door een van de dochters van de burgemeester. Zij zit toevallig constant het Bijbelverhaal uit te spelen met handpoppen. Is het de bedoeling dat we De revisor gaan zien als een soort Bijbelse allegorie?

De wethouders en andere gemeentefiguren wekken door hun bordkartonnen typering ook weinig sympathie op. Iedereen kent de pompeuze burgemeester, de truttige maar goedbedoelende ambtenaar en de inhalige ondernemer. Daardoor zijn ze wel grappig. Voor de duur van vijf bedrijven zijn ze echter te oninteressant. Dan is er nog de amateurmusical over de Ark van Noach, waar de hele zwik aan personages gezamenlijk aan werkt – inclusief malle pakjes en een lied met het hele ensemble. Dat moet laten zien dat ook deze mensen pogingen doen om zichzelf te verheffen en zich over willen geven aan de verbeelding. Gezien hun eerdere handelingen in het verhaal is ook dit echter weinig geloofwaardig.

Te volle bak

Het stuk De revisor heeft de volle potentie om ook nu nog relevant te zijn. De gedachte van het extrapoleren van het verhaal van De revisor naar het hier en nu is zeker interessant. Doordat Boermans echter allerlei verhaaltoevoegingen heeft gedaan en ervoor heeft gekozen om de personages zo simplistisch te houden, raakt de rode draad verwaterd en voelt deze uitvoering overvol. De boodschappen vangen zo te weinig weerklank.

Boeken / Fictie

Vuistdik en virtuoos

recensie: Javier Marías - Zo begint het slechte

Als de gedoodverfde Nobelprijswinnaar Javier Marías op deze wijze blijft excelleren, móet die prijs een keer zijn kant op komen. Met het vuistdikke Zo begint het slechte voegt hij weer een nieuw hoogtepunt toe aan zijn inmiddels fabuleuze oeuvre.

“Zo begint het slechte en blijft het ergste achter”, is een quote uit Shakespeares Hamlet waarmee Marías de maatschappelijke verhoudingen in het post-Franco tijdperk in Spanje probeert te vangen. Het is een tijd van achterdocht en besmuikte beschuldigingen, maar vooral ook een tijd van zwijgend wegkijken. De scheidslijn tussen goed en kwaad is door de jaren heen uiterst vaag geworden en uiteindelijk is niemand vrij van smetten. Met een blik op de toekomst moet het verleden worden vergeten, het heden zal dienen als tijdelijke overbrugging.

Ontdekkingsreiziger

De jonge Juan de Vere werkt als assistent voor filmmaker Eduardo Muriel en diens vrouw Beatriz. Hij is de hoofdpersoon en verteller die terugblikt op de gemankeerde relatie van zijn superieuren in de roerige jaren na de dood van Franco. Er is een groot geheim, een dramatische gebeurtenis in het verleden, die Eduardo en Beatriz uit elkaar heeft gedreven. Het echtpaar deelt een huis en de zorg voor de kinderen, maar leeft verder langs elkaar heen.

Marías laat Juan de Vere fungeren als een observator met een minimum aan levenservaring. In zijn onderdanige adoratie voor Eduardo en zijn heimelijke verliefdheid op Beatriz wordt hij een ontdekkingsreiziger in het complexe leven van volwassen mensen. Zijn gedachten vormen een meanderende stroom aan hypotheses, verdenkingen, aannames en vaststellingen. Dat is een grote kracht van de auteur: in een omcirkelend proza lijkt hij te raken aan definitieve gevolgtrekkingen, maar de stem van Juan de Vere blijft aarzelend en zorgt dat het onderliggende mysterie steeds groter wordt.

Waarheidsvinding

Als De Vere voor zijn baas de gangen van een bevriende dokter moet nagaan, brengt hij een aantal vuile details uit diens praktijk gedurende de Franco-tijd aan het licht. De hele kwestie lijkt op een afrekening uit te lopen, maar wordt gevoeglijk onder het tapijt geveegd als de dokter zijn trouw aan Eduardo bewijst door het leven van zijn vrouw te redden na een ternauwernood mislukte zelfmoordpoging. Voor Beatriz is het onmogelijk om nog verder te leven in een huwelijk dat belast is met een leugen die zij ooit zelf in het leven heeft geroepen.

Deze allesomvattende leugen, die hier onvermeld moet blijven, is essentieel in de verdere verhouding tussen Eduardo en Beatriz. In een uitvoerige beschrijving komt Juan de Vere langzaam tot de bron van alle ellende en weet daar in prachtige bespiegelingen zijn licht over te laten schijnen. Marías laat De Vere zich, in zijn zoektocht naar waarheden, ontwikkelen tot een veelzijdig personage dat ook zijn eigen onvolkomenheden met zich meedraagt.

Zo stuwt de schrijver zijn verhaal naar een dramatisch einde dat het moralistisch streven naar waarheidsvinding volledig ondergraaft. Hij knoopt de nasleep van de roerige geschiedenis van Spanje onder Franco virtuoos aan een door bedrog aangevreten huwelijk. In beide gevallen lijkt de mensheid beter af te zijn bij het verbergen van de oneerlijkheid in plaats van het naar boven halen van de waarheid.

Midden in deze sublieme roman laat Javier Marías zijn personage peinzend concluderen: “als je ervan afziet iets te achterhalen wat je niet te weten kunt komen, misschien begint dan het slechte, maar blijft het ergste achter”.

Kathedraal van de Voorbede van de Moeder Gods in Moskou
Boeken / Non-fictie

‘Geen Poetin, geen Rusland’

recensie: Steven Lee Myers - De nieuwe tsaar
Kathedraal van de Voorbede van de Moeder Gods in Moskou

Steven Lee Myers wijdt in De nieuwe tsaar ruim 500 pagina’s aan Vladimir Poetin. Samen vormen ze een enorm gedetailleerde uiteenzetting van personen, complotten en details. Het moderne Rusland perfect samengevat. Maar tussen alle rook blijft Poetin zelf onvindbaar.

Myers schetst Poetin als een berekenende en paranoïde man, een pragmatist die loyaliteit boven alles verkiest en verraad meedogenloos afstraft, een dictator die steeds meer in isolement raakt terwijl het land aan zijn voeten ligt. Toch is De nieuwe tsaar slechts met moeite een biografie te noemen, in elk geval niet in de klassieke zin  van het ontrafelen van de mens achter het publieke personage. Maar hoe moet je schrijven over iemand die nooit emotie toont? Wat Myers wél doet is elke stap in Poetins carrière minutieus in kaart brengen, waardoor een geschiedenis is opgetekend die zowel informatief als weerzinwekkend is.

Moge het recht zegevieren

Myers zat als journalist voor The New York Times zeven jaar in Moskou, juist in de periode dat Poetin aan de macht kwam. Wanneer het boek, dat zich voornamelijk richt op Rusland sinds 1990, de momenten van zijn correspondentschap bereikt wordt zijn persoonlijke betrokkenheid pas duidelijk. Bij het uitbreken van het conflict met Oekraïne spreekt hij over ‘sensationele misdaden’. Over de moord op Poetin-criticus Boris Nemtsov schrijft hij in zijn verantwoording: ‘Hij was een Russisch patriot. Moge het recht zegevieren.’

Maar het grootste gedeelte van Myers’ boek blijft de journalist op de achtergrond. Van de situatie in Rusland valt genoeg te vinden, maar Myers onthoudt zich van een sterke analyse, een poging tot duiding van de oneindige stroom informatie die voorbijkomt. Het boek is eigenlijk een zeer goed onderzochte opsomming van de moderne geschiedenis die verdere interpretaties en conclusies aan de lezer overlaat. Dit laatste is lastig voor diegene die De nieuwe tsaar als introductie tot Rusland hopen te omarmen. Alleen al het uit elkaar houden van de vele Russische namen zal een opgave zijn.

Voor altijd Poetin

Na 500 pagina’s recente Russische geschiedenis, en vooral waar die geschiedenis Rusland heeft gebracht, kan de stemming niets anders dan moedeloos worden genoemd. Niet alleen is Poetin naar voren gekomen als een voor niets wijkende dictator, ook is duidelijk dat het land niet zonder hem kan. Zoals Myers zegt: ‘Geen Poetin, geen Rusland.’ Een beeld ontstaat van een land dat geheel in de ijzeren greep van een enkele man ligt en een volk dat tam wordt gehouden door propagandatelevisie. Maar ook een volk dat bereid lijkt te zijn veel vrijheden in te leveren in ruil voor economisch comfort.

Hoe het dagelijkse leven voor de gewone burgers zelf is komt niet naar voren. Myers richt zich vooral op geld en macht en hoe deze dingen voor de lucky few voor het oprapen lagen (en liggen). Maar juist deze afwezigheid van de gewone Rus maakt de afstand tussen politiek en volk pijnlijk duidelijk: de afwezigheid van de burger in het boek staat gelijk aan de afwezigheid van de burger in de Russische ‘democratie’. Myers spreekt dan ook van ‘politiek als performancekunst’. Corrupte politici spelen samen ‘democratie’ en ‘eerlijke verkiezingen’, het liefst met een camera erop zodat heel Rusland deelgenoot kan zijn van hun toneelstuk. Het volk stemt ook op een mens, op een gevoel, niet op ideeën of een partij. En dat is precies wat Poetin zo onvervangbaar maakt.

Op voet van oorlog

Vanuit een westers perspectief is het moeilijk voor te stellen dat Poetin zo populair is onder zijn eigen volk. Maar als Myers iets duidelijk maakt dan is het wel dat in Rusland een eigen werkelijkheid is ontstaan die door middel van de FSB (de opvolger van de KGB) en de media krampachtig wordt afgeschermd van ongewenste invloeden. Het buitenland is een vijand die aan de poorten staat met Poetin als enige redding. Hoe groter de dreiging, des te sterker Poetins positie. Myers had in principe dus nog wel een decennium door kunnen schrijven. Het is namelijk logisch dat de man, die sowieso nog tot 2024 aan de macht kan blijven, het liefst permanent op voet van oorlog staat.

Kunst / Expo binnenland

Licht op Dordrecht

recensie: Nieuwe gezichten op Dordrecht

Door de eeuwen heen vormt Dordrecht het decor voor veel kunstenaars die de bijzondere ligging van de stad bewonderen. De vele gezichten van Dordt, meestal vanaf het water gezien, vormen een inspiratiebron die schilders en tekenaars moeilijk kunnen weerstaan.

Kunstverzamelaar en Dordtenaar Dirk Berghout zag in 2005 de tentoonstelling Dromen van Dordrecht in het Dordrechts Museum: geschilderde stadsgezichten uit de periode 1850 tot 1920. Hij besloot een aantal hedendaagse kunstenaars opdracht te geven hun visie op Dordrecht te verbeelden. Het resultaat is een smaakvolle expositie met verschillende uitingen, een zeer gevarieerd beeld van de historische stad.

Licht op Dordrecht

Ronald Zuurmond: Water in de windstille hoek van een haven, 2014 Collectie D. Berghout Dordrecht

Impressionistische waterpartij

Het in 1651 geschilderde Gezicht op Dordrecht van Jan van Goyen – in 2008 door het museum aangekocht – vormt een mooie opmaat naar de tentoonstelling. Van Goyen weet, vanuit een bootje op het water, een sfeervol tafereel samen te stellen dat vooral de trots van de dan nog jonge Republiek uit moet stralen. De dertien kunstenaars die nu hun licht op de stad laten schijnen, hebben het klassieke stadsfront grotendeels achter zich gelaten en bezien Dordrecht met een brede, soms verrassende blik.

Het werk van Ronald Zuurmond zorgt voor zo’n verrassing. Zijn verbeelding van de stad beperkt zich tot een oppervlakte van een paar vierkante meter: Water in de windstille hoek van een haven. In de impressionistisch weergegeven waterpartij zorgen vooral de details voor een prachtig samenspel tussen werkelijkheid en abstractie. De essentie van Dordrecht ligt hier niet in de robuuste kerktoren en omliggend stadssilhouet maar in dat wat de stad groot heeft gemaakt: het water.

Licht op Dordrecht

Koen Vermeule: Gezicht op Dordrecht, 2014 Collectie D. Berghout Dordrecht

Dreigend en hoopvol

De Duitse Carola Schapals neemt wat meer afstand van het water maar kiest ook voor een bijzondere invalshoek. Haar Perfect place to meet in Dordrecht (zie titelafbeelding) toont een stenen havenhoofd met op de achtergrond een rij flatgebouwen. De sfeer is somber, luguber zelfs, met groot gevoel voor drama op het doek gezet. Fraaie kleurschakeringen op de voorgrond en op de betonnen muur maken deze non-plek nog enigszins leefbaar en een perfecte hang-out voor Dordtse jongeren.

Koen Vermeule combineert zijn hedendaagse visie op de stad wel met de toren en bijbehorende gevelpatronen. In zijn bekende handschrift van grote contrasten en minimaal kleurgebruik laat hij de oplichtende atmosfeer een dubbel gevoel uitstralen. De onbestemde uitdrukking is zowel dreigend als hoopvol en lijkt de stad te doen balanceren op de verbinding tussen historie en toekomst. Overigens is Vermeule de enige kunstenaar die zich heeft gerealiseerd dat een stad juist bestaat uit de mensen die er in figureren.

Licht op Dordrecht

Pere Llobera, 2014 Collectie D. Berghout Dordrecht

Lichtval op water

Ook de ruige natuur van de Biesbosch is een inspiratiebron om Dordrecht te verbeelden. Hugo Tieleman zoomt in op de wilde begroeiing langs modderige waterstromen, een krachtig schilderij vol beweging en bruisende natuur. De Spanjaard Pere Llobera heeft twee kleine wijnkistjes opgehangen, gebruikt als palet, waarop hij haast achteloos een wonderschoon beeld heeft geschilderd. In enkele verfstreken komt hij tot de kern: schip, water, oever en de stad nauwelijks zichtbaar. Zijn grote, voor deze tentoonstelling ingeleverde View over Oude Maas hangt er verloren naast, in níets vergelijkbaar met deze spontaan beschilderde paneeltjes.

Dat een groot deel van de ruimte is gevuld met meer traditionele stadsgezichten is geen verrassing. Verzamelaar Dirk Borghout heeft uiteraard ook uit eigen bronnen geput en laat zich kennen als liefhebber van het realistische genre van kunstenaars als Leo Brand en Theo de Feyter. De virtuoze ambachtelijkheid van deze werken staat vooral de uitdaging tot vernieuwing in de weg.

De intieme tentoonstelling blijkt een oer-Hollandse gemene deler te hebben: de kunstenaars richten zich op de verbeelding van de stad maar verlustigen zich stuk voor stuk in de weergave van het waarneembare licht. Het is opmerkelijk hoe de vormen van lichtval op het water – hoofdzakelijk in grijstonen en met weinig kleurgebruik – deze samenstelling van kunstwerken tot een bijzondere ervaring maken.

Archie Shepp
Muziek / Concert

Waar is de dansvloer?

recensie: Archie Shepp Quartet live @ Het Bimhuis
Archie Shepp

Het duurt langer dan gepland voordat de hoofdact opkomt. Gespannen zwijgend, of mompelend, wachten de bezoekers van het afgeladen Bimhuis af. In de hoek van de zaal pakken jonge talenten hun minute of fame, door à la Herbie Hancock ritmisch fluitende melodieën op de halzen van hun colaflesjes te blazen. Niet onverdienstelijk overigens, maar we komen hier voor veteraan Archie Shepp.

Al vanaf de jaren ’60 bevindt de saxofonist/zanger zich in de voorhoede van de jazz. Hij werd toen vooral bekend als een radicaal voorvechter van zwarte emancipatie en pan-Afrikanisme: over hoekige freejazz declameerde hij activistische teksten. In de tijd die volgde verkende hij alle paden in zijn genre en speelde, onder meer met giganten als John Coltrane, een enorme discografie bij elkaar. De laatste tijd schijnt hij, passend bij zijn leeftijd, milder en meer introspectief te zijn geworden. Is dat nog wel interessant?

Energie en showmanschap
Shepp en zijn kwartet belonen het wachten ruimschoots met ‘Hope two’. Een ferme swing van drummer Steve McCraven, tsj-tsj-tsj op de bekkens en dansbare stoten van de basdrum. Getooid met cowboyhoed en verenketting zit McCraven te wippen op zijn drumkruk alsof hij op een paard door de woestijn galoppeert. Reggie Washington tovert ondertussen fluwelen loopjes uit zijn contrabas, die de groove diepte geven. Door het strakke spel van Washington kan de drummer het zich permitteren af en toe uit de bocht te vliegen met een baldadige, bluesy roffel. Carl Henri Morisset, achter de piano, wisselt staccato akkoordjes af met dromerige klanktapijten en kleurt zo de stuwende begeleiding mooi in. Shepp blaast over dit alles heen melodieën die uitmonden in snelle salvo’s van klaterende noten. Zijn spel is helder en zwoel tegelijk, met soms een schreeuwend rauwe uithaal.

Na de energieke opener gaat het tempo echter meteen omlaag. ‘Don’t get around much anymore’, een klassieker van Duke Ellington, is vriendelijk, gemoedelijk, toegankelijk en halverwege het nummer legt Shepp zijn sax weg en gaat op een stoel zitten. Hij zal toch niet nu al zijn kruit verschoten hebben? De veteraan kijkt tevreden en geeft zijn band de ruimte, maar staat dan plotseling op en begint te zingen. Een hoge jeugdige stem met een donker raspende ondertoon, tussen crooner en blueszanger. Af en toe huilt Shepp een schorre kreet of een langgerekte, loepzuiver trillende ‘oeh’.

Centraal in het concert staat ‘Revolution’, een vrij nieuw stuk dat laat zien dat Shepp nog steeds bezig is met de politieke thema’s die hij in de sixties aansneed. Hij vertelt over zijn grootmoeder die ten tijde van de slavernij geen instrumenten mocht bespelen en aangewezen was op haar eigen lichaam om daarop te trommelen. Drummer McCraven demonstreert deze hambone: snelle klapjes op dijen en knieën. Tijdens het stuk dat volgt tikt hij soms met zijn stokken op de rand van de snare in een instrumentale echo van de dans. Shepp preekt en zingt, poëtisch en met verheven stem, de begeleiding is etherisch en duister. Toch hoor je hier geen angry young man die zelf de wereld wil veranderen, maar iemand die terugkijkt op een bewogen leven en zijn verhalen deelt met toehoorders en opvolgers. De boodschap is nog steeds belangrijk, maar de man is milder geworden. Het concert voelt hierdoor comfortabel en vrolijk aan, het showmanschap druipt er vanaf, maar het wordt niet te behaagziek.

Dansvloer?
Als het zaallicht aangaat zegt een jazzo op leeftijd melancholisch en met lichte teleurstelling in zijn stem: “Vroeger begon het altijd pas om twaalf uur!”. De geestdrift vergaat niet met het ouder worden, daar is Shepp het levend bewijs van. Eigenlijk zouden de stoelen weggehaald moeten worden, die opgesteld staan voor het podium van het Bimhuis. Op de geluidskwaliteit is niets aan te merken en de ambiance is subliem, maar dit soort concerten smeken om een gevulde dansvloer.

Dat een groot deel van het publiek met Shepp is meegegroeid doet niets aan die noodzaak af. Er wordt met hoofden geknikt en heftig geklapt en gejuicht na solo’s. En hoewel de mindervalide medemens natuurlijk niet gedwongen kan worden te staan, zal die er vast geen bezwaar tegen hebben om goedkeurend neer te kijken op een dansende menigte. Dus, een tip voor het Bimhuis: stoelen naar het balkon en vrijmaken die dansvloer.

Colourful Clay
Kunst / Expo binnenland

Keramiek met wow-factor

recensie: Recensie: Colourful Clay
Colourful Clay

Op de grens van het oude en het nieuwe jaar verrassen Keramiekmuseum Princessehof in Leeuwarden en de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) met een kleine maar bijzonder fijne tentoonstelling: Colourful Clay.

Colourful Clay

Johan Creten, Je serais ton miroir (2001). Foto: Het Princessehof

‘Keramiek met wow-factor’ belooft de programmakrant van de Centrale OBA. En daar miszeggen ze niets mee: het is indrukwekkend werk dat wordt getoond, groot en kleurrijk, klein en verfijnd. Met als centrale thema’s kleur en de invloed van het Oosten op de westerse kunst. Er is werk te zien van kunstenaars als Johan Creten, Caroline Coolen, Armando en anonieme Chinese kunstenaars.

Keramiek verwacht je niet meteen in een bibliotheek. Toch rekenen bibliotheken kunst en cultuur wel degelijk tot hun takenpakket. In kleine vestigingen of filialen van de OBA zijn het vaak lokale (amateur)kunstenaars die de kans krijgen hun werk te tonen, al dan niet in combinatie met een boekentafel oude snit met aanverwante titels. In de Centrale zijn het grotere tentoonstellingen die de aandacht trekken.

Armando, Twee vazen (2011). Foto: Het Princessehof

Armando, Twee vazen (2011). Foto: Het Princessehof

Niet dat er geen boekentafel bij Colourful Clay staat. Of liever: bij de ingang een ‘ouderwetse’ en in de expositieruimte een vitrine met vier fraaie salontafelboeken die de smaak om in de collectie te gaan grasduinen aanwakkeren. Maar voor de rest is de expositie de hoofdvestiging van de bibliotheek in de hoofdstad waardig. De expositie bestaat uit stukken uit de collectie van het Princessehof.

Johan Creten en Armando

Of de bezoeker nu van de ene of van de andere kant de expositiezaal op de begane grond binnenkomt, in beide gevallen stuit deze op een werk van de van origine Vlaamse kunstenaar Johan Creten (1963): groot(s), heftig, vol kracht, emoties en vragen oproepend. Daar steken twee bijna menshoge vazen die Armando in 2010 met zijn handen decoreerde kwetsbaar bij af. In dat jaar wijdde het Princessehof een tentoonstelling aan dit indrukwekkende werk van Armando.

Overzichtsfoto met chinese vaas. Foto: Annetje van Praag Sigaar, OBA

Overzichtsfoto met Chinese vaas. Foto: Annetje van Praag Sigaar, OBA

Chinese kunst en RaR

Het middendeel van de expositie in de OBA, waar de bezoeker omheen kan lopen, is eveneens symmetrisch opgezet. Op de kop en aan de voet staan martavaan (aardewerken) bewaarpotten uit het China van 1850-1900.

Aan de raamzijde zijn in vitrines zowel oude Chinese stukken neergezet als twintigste eeuwse Nederlandse keramiek. De specimen zijn op kleur gerangschikt. Wat duidelijk wordt, is de invloed die het Oosten had op de westerse kunst en technieken.
Boven de vitrines is langs de hele lengte van de muur de serie Schwarm (2011) van RaR aangebracht, een rij gekleurde kevers gemaakt door de Duitse kunstenaars Beate Reinheimer en Ulrike Rehm (RaR).

Laszlo Feketes, Wild life memorial soup tureen (2001). Foto: Annetje van Praag Sigaar, OBA

Laszlo Feketes, Wild life memorial soup tureen (2001). Foto: Annetje van Praag Sigaar, OBA

Actueel en lokaal

Toch is niet alles alleen maar ‘wow’ in de zin van indrukwekkend, groots en kleurrijk – in twee werken proefde ik een actueel commentaar op onze omgang met dieren; op de jacht en de dierconsumptie en op het doorfokken. Respectievelijk in Laszlo Feketes Wild life memorial soup tureen (2001) en in Yellow bastard (2007) van de jonge kunstenares Caroline Coolen.
Ook valt er af en toe een lokaal accent valt te bespeuren. Zo is Amsterdam vertegenwoordigd met ontwerpen die Th. Nieuwenhuis en Willem van Norden (1910-1915) voor Plateelbakkerij De Distel maakten.

Het is opmerkelijk hoe in een tentoonstelling van een relatief bescheiden omvang de curatoren in staat zijn geweest een mooi, symmetrisch opgezet geheel neer te zetten. Het bezoeken meer dan waard. Zoals de hele bibliotheek trouwens, een ontwerp van Jo Coenen.

Caroline Coolen, Yellow bastard (2007). Foto: Annetje van Praag Sigaar, OBA

Caroline Coolen, Yellow bastard (2007). Foto: Annetje van Praag Sigaar, OBA

Openbare Bibliotheek Amsterdam, Oosterdokskade 143, 1011 DL Amsterdam

Elke dag open van 10 tot 22 uur, toegang gratis.