Anuli Croon
Kunst / Kunstboek

In your face

recensie: Anuli Croon - Patterns of life/Levenspatronen
Anuli Croon

In Patterns of life/Levenspatronen, het oeuvre-overzicht van de Rotterdamse kunstenares Anuli Croon, wordt de mens een wanhopig personage in een beperkte ruimte. Hier geldt overeind blijven en elkaar vasthouden als een fundamentele overlevingsstrategie.

Het is de stilte in het werk van Anuli Croon die tegelijkertijd oorverdovend genoemd kan worden. De vormen in de grote schilderijen lijken zich zwijgend tot de toeschouwer te verhouden, terwijl de kleurschakeringen in lawaaierige samenstellingen de geschilderde ruimte vullen. De overheersende stilte wordt extra benadrukt door mensfiguren die het vlak bevolken en met lege hoofden de geluidloosheid bevestigen.

Anuli Croon

Mug & City IV, 180 x 150 cm. 2013

Anonimiteit

Het doek Mug & City IV toont twee figuren, waarbij de een door de ander in een soort heimlichgreep gehouden wordt. De willoze houding van de voorste persoon contrasteert met de stevige greep van de achterste. Is dit een levensreddende omhelzing of een vijandige worsteling? Croon laat op een indringende manier zien hoe de verstilling tot verwarrende scènes leidt. De ogenschijnlijke apathie van haar personages kan zowel uit liefde als uit strijd voortgekomen zijn.

Het is vooral de afwezigheid van gezichtsuitdrukking die de afstandelijke sfeer versterkt. Hoofden zonder ogen, zonder mond of neus, lijken zich terug te trekken in een anonimiteit die de vraag oproept of deze mensen zich überhaupt iets van elkaar aantrekken. Armen en handen daarentegen zijn overal aanwezig. Er wordt meer dan normaal aangeraakt, vastgegrepen en omhelsd. Alsof deze wereld voorbijgaat aan zintuiglijke communicatie en het enkel moet stellen met een fysieke toenadering.

Anuli Croon

Architectural construction VI, 180 x 225 cm. 2008

Filmstroken

Croons strakke schilderwerk maakt haar technische werkwijze direct herkenbaar. De door middel van sjablonen en stempels opgebouwde composities staan meestal voor een decor van uitbundige patronen dat doet denken aan voorbijflitsende filmstroken. De drukte op de achtergrond isoleert de verstilde menselijkheid en maakt dat de diverse lagen in dit werk samenkomen in een geforceerd, maar daardoor juist fascinerend totaalbeeld.

Ook als Croon niet voor een menselijke verbeelding kiest en op puur abstracte wijze haar composities maakt – zoals in Architectural construction VI – is de gelaagdheid van de oppervlakte van een bijzondere kwaliteit. De strakke voorstellingen, het lijnenspel en de kleurrijke patronen geven deze werken een duidelijk architectonische sfeer. De ‘gebouwde’ ruimtes worden begrensd door fraai gedecoreerde wandvlakken en bieden een doorkijk naar weer andere ruimtes. Het is een spel met structuur, licht en ritme dat door de kunstenaar op virtuoze wijze wordt gespeeld en dat ook in het driedimensionale werk tot uitdrukking komt.

Claustrofobisch

Op enkele foto’s in deze uitgave is goed te zien hoe het werk van Anuli Croon zich verhoudt tot de ruimte waar het aan de muur hangt. De grote mensfiguren en maskers, in hun haast claustrofobische kadrering, vullen de kamers en zalen met een monumentale atmosfeer. Smartelijke gezichtsuitdrukkingen en uitgestoken, rondtastende handen verdringen zich voor het raamwerk waarin de kunstenaar ze gevangen heeft gezet.

Dat effect wordt grotendeels weggenomen door de robuuste opmaak van dit boekje. De krappe marges en forse plaatsing van de separate schilderijen – weinig witruimte rondom – maakt dat er nauwelijks omgeving is om de bijzondere ruimtelijkheid van dit werk te ervaren. Het is aan de kijker om afstand te nemen en zelf een tussenruimte te creëren. Voldoende aanleiding om Croons kunst in werkelijkheid te gaan zien.

Titel: Anuli Croon – Patterns of life/Levenspatronen
Uitgever: Jap Sam Books
Aantal pagina’s: 128
Prijs: € 25,00
ISBN: 978 94 90322 59 5

schild
Boeken / Non-fictie

Lofzang op een prachtig werkje

recensie: Bernardus van Clairvaux - Tempeliers. Lofzang op een nieuwe ridderorde
schild

Met deze Nederlandse vertaling van Bernardus van Clairvaux’ Loflied op een nieuwe ridderorde trachtten de vertalers de inhoud voor een ieder toegankelijk en begrijpelijk te maken. En dat is gelukt. Een volgend prachtig werkje in de mooie serie Middeleeuwse Monastieke Teksten van uitgeverij Damon.

De orde van de Tempel, dat weten we nog van school, was een christelijke ridderorde die een rol speelde tijdens de kruistochten naar het Heilige Land in de twaalfde eeuw. Een geschiedenis die tot op de dag van vandaag tot de verbeelding spreekt. Haar gedachtegoed was gestoeld op twee pijlers: het ideaal van ridderschap en dat van monastiek leven. Hugo van Payns, de geestelijk vader van de orde, richtte zich tot Bernardus van Clairvaux om geestelijke ondersteuning. Want dat het er bij die ridders toentertijd niet geheel volgens Bijbelse beginselen aan toe ging, is een understatement.

Criminelen

Bernardus was zelf een ridderzoon en wist dus goed met wat voor volk hij te maken kreeg. In zijn eigen woorden: ‘[Onder hen] vind je er maar een paar die níet behoren tot de categorie criminelen en tuig, rovers en heiligschenners, moordenaars, plegers van meineed en overspel.’ De roep om een gedragscode groeide. Ook na de grote verliezen die de tempelridders ten beurt vielen, vroegen velen van deze ridders zich af wat hun missie nu precies inhield en wat hun nut als strijder was. In eerste instantie werd Liber ad milites templi dan ook geschreven om de gedemoraliseerde moraal te verbeteren. Dat Van Clairvaux tegen deze opdracht opzag, blijkt uit zijn initiële getreuzel. Maar uiteindelijk vangt hij zijn schrijven aan en ontstaat er een geschrift dat meer nastreeft dan enkel een bemoediging.

Complimenten

Bernardus was predikant en publicist, had over geheel Europa contact met de belangrijkste mensen van zijn tijd en reisde dan ook stad en land af als bemiddelaar, raadgever en vriend. Hij was behept met iets wat wij tegenwoordig charisma zouden noemen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Van Payns zo graag wilde dat juist hij dit traktaat zou schrijven. De Franse abt weet in simpele en heldere bewoordingen complexe materie over te brengen die voor velen begrijpbaar is.

Wat de vertalers op uitmuntende wijze hebben weten te waarborgen is deze helderheid. Voor mensen anno 2016 is er bijna niets zo ver weg als de wereld die Bernardus schetst, ruim negenhonderd jaar geleden. Wanneer een geschrift honderden jaren weet te overleven en niets aan kracht inboet, weet je te maken te hebben met een meesterwerk. Daarbij schreef Guerric Aerden, zelf cisterciënzermonnik, een inleiding tot het eigenlijke werk van Bernardus, die al een groot compliment verdient. Bernardus van Clairvaux lijkt voor even weer springlevend.

Boeken / Fictie

Een onbenullige student en afgezaagde metaforen

recensie: Hanna Bervoets - Ivanov

Hanna Bervoets heeft een nieuw boek geschreven, Ivanov, en zelfs de Volkskrant is er weg van. 8WEEKLY kan zich hier niet in vinden, het is een vrij voorspelbaar verhaal doorregen van slechte metaforen en dramatische zinsconstructies.

De uitgever beschrijft Bervoets’ boek als ‘een ontluisterende roman over de invloed van cultuur op ethiek en over de grenzen die we trekken om te bepalen wie of wat we zijn’. Dat hier totaal voorbij wordt gegaan aan het feit dat ethiek per definitie beïnvloed wordt door cultuur, wekt gelijk argwaan op. Het geeft direct aan dat van dit boek veel meer gemaakt wordt dan het eigenlijk is.

Weinig verrassingen

Bervoets ontvouwt het verhaal van een hulpeloze student, Felix, die op onverklaarbare wijze verwikkeld raakt in het onderzoek van een merkwaardige academicus, die een experiment van een negentiende-eeuwse Rus wil nadoen. Bervoets heeft hiermee een interessant stukje geschiedenis te pakken, en breit daar in feite een vrij interessante verhaallijn omheen. Maar het wil niet erg lukken. Behalve de onverklaarbare wijze waarop de hoofdpersoon te maken krijgt met het merkwaardige onderzoek, komt niks in het verhaal als een verrassing. Bervoets weet telkens wel wat spanning op te bouwen, maar omdat steeds datgene gebeurt waar je als lezer als eerste aan dacht, raakt de spanning er al gauw vanaf.

Storende beeldspraak

Veel storender dan de inhoud is echter de manier waarop het verhaal geschreven is. Bervoets is bepaald niet vies van beeldspraak, en wel om de pagina. Bovendien gebruikt ze het vaak overdreven dramatisch, zo niet overbodig. Angst beschrijft Bervoets als ‘mieren die tussen schouderbladen omhoog kruipen’, en geheimen worden een paar pagina’s daarvoor beschreven als ‘een zak glimmende edelstenen’. Die vergelijking wordt vervolgens over een hele pagina uitgesmeerd, alsof Bervoets bang is dat we het anders niet begrijpen. Dat gaat zo het hele boek door, wat vrij snel gaat irriteren.

Ook zonder beeldspraak weet Bervoets op onnodig dramatische manier te schrijven. Als Felix een indianentooi heeft gekocht, realiseert hij zich: ‘Ik wilde de indianentooi niet kopen. Gulio wist dat ik de indianentooi niet wilde kopen. Toch kocht ik de indianentooi’. Hier wordt in drie, elkaar op pathetische wijze volgende zinnen, maar weinig gezegd. Bovendien had het makkelijk in een zin gekund.

Intrigerende wetenschappers

Bervoets heeft met Ilya Ivanov, die echt bestaan heeft, en Helena Frank, de fictieve wetenschapper die zijn experiment over wil doen, twee heel intrigerende personen te pakken. Maar de nadruk ligt niet op hen. Ironisch genoeg zijn de passages waarin zij voorkomen wel het best te lezen. De manier waarop Ivanov en Frank hun onderzoek uitvoeren, en het relaas dat Frank erover geeft, roepen prikkelende vragen op. Jammer genoeg moet dit relaas wel worden afgesloten met een afgezaagde metafoor over een schermwedstrijd.

Al met al weet Bervoets’ vijfde roman Ivanov niet erg te boeien, en is haar schrijfstijl eerder vervelend dan vermakelijk. Wat blijft is een gevoel dat er meer in het verhaal zat dan er is uitgehaald.

Theater / Voorstelling

De gecultiveerde natuur volgens NBprojects

recensie: NBprojects - 3: The Garden

Wegens succes is de voorstelling 3: The Garden van NBprojects uit 2011 weer te zien in de theaters in Nederland. Nicole Beutler en haar team hebben de voorstelling aangepast zodat het nu past in de grote zaal, in plaats van de kleine zaal.

Op de vloer van het podium zien we een vierkante grasmat met aan beide kanten drie korte nepbomen. Een normaal geklede jongeman vertelt ons geanimeerd over het moment dat er niets was en de oerknal en geeft een opsomming van dingen, plekken en mensen die op aarde zijn of zijn geweest. Ondertussen verschijnen er vijf anderen. De hierop volgende groepsdans bestaat uit een constant veranderen van de ene symmetrische vorm in de andere, wat veel weg heeft van een menselijke caleidoscoop. De vloeiende bewegingen bewijzen dat de dansers, inmiddels uitgekleed tot aan hun ondergoed, goed op elkaar zijn ingespeeld. Hoewel ze in het begin vrij lang met deze bewegingen doorgaan, zorgen de muziek, die steeds zachter en dan weer sterker wordt, en het licht, dat van de gehele zaal naar een enkele felle spot op het toneel gaat, ervoor dat het niet saai wordt, maar eerder een hypnotiserende werking heeft.

TheGarden3©AnjaBeutler.deSterke spanningsboog

De symmetrische groepsdans is de leidraad in de voorstelling, maar wordt enkele keren onderbroken. Bijvoorbeeld wanneer de performers met instrumenten verstopt in de nepbomen een ritme maken en de tekst “You will find me, if you want me, in the garden, unless it’s pouring down with rain” uitspreken, of wanneer ze patronen op elkaar tekenen met verschillende kleuren verf. Elke onderbreking lijkt een verandering in de symmetrische groepsdans als effect te hebben, van vloeiende naar stotende bewegingen en van lineair naar voren gericht tot circulair naar elkaar toe gericht. Door de combinatie van de subtiele licht- en muziekveranderingen met de grote onderbrekingen houden de performers de aandacht op een inventieve en humoristische manier muurvast.

Futuristische ideeën

Tegen het einde van de voorstelling vertelt een van de performers op een geanimeerde manier over futuristische dingen, mensen en plaatsen, zoals dat wij mensen naakt zullen zijn en geen behoefte meer hebben aan voedsel. De cirkel is rond: van het begin van de aarde, via alle aanpassingen die wij mensen aan de natuur hebben aangebracht, naar een toekomstbeeld.. De voorstelling eindigt heel bevredigend met de performers die naakt een asymmetrische, harmonieuze groepspose aannemen.

Versterkend effect van de grote zaal

Het is opvallend dat deze voorstelling ook erg goed werkt in een grote zaal. De grotere afstand tussen performers en publiek draagt juist bij aan het hypnotiserende effect, omdat het makkelijker is om naar het geheel te kijken. 3: The Garden is, nog meer in de grote zaal, een sterke voorstelling die hypnotiserende momenten kent, maar ook veel afwisseling en humor.

Theater / Voorstelling

Schitterend pleidooi voor kennis en onwetendheid 3.0

recensie: Jasper van Kuijk - Onder de streep

Alles willen weten is natuurlijk een mooi, nobel streven. Maar het kan ook verkeerd uitpakken. Juist het niet willen weten, durven twijfelen aan de dingen, kan nieuwe ervaringen opleveren. In zijn nieuwe voorstelling Onder de streep onderzoekt Jasper van Kuijk (1976) op een toegankelijke manier zijn obsessie voor de wetenschap, al lijkt hij geen concessies te doen aan de hoeveelheid materiaal.

Tegenwoordig is het ontbreken van wifi een dodelijke aangelegenheid: op de camping, in het vliegtuig of in een hippe koffietent of andere plekken blijkt dat verbinding met het internet hoogst noodzakelijk is. Voor Jasper van Kuijk reden om eens te gaan kijken achter het gordijn van de technologische vooruitgang. En wat ziet hij? Juist. ‘De mens dient gemak’, stelt hij. Door robotisering en automatisering dreigt de mens zichzelf te verliezen. Maar ook menselijke nieuwsgierigheid is hem niet vreemd, zo vertelt hij over het maakproces van kaas of de schroefjes van zijn drone. De wegen naar een uitvinding zijn soms ondoorgrondelijk, grapt Van Kuijk. Dat maakt wetenschap volgens hem zo fascinerend.

Enzymen

podiumfoto 4 Onder de Streep - Jasper van Kuijk -© foto Jaap ReedijkMaar valt er ook nog wat te lachen? Het is meer beleefd gegniffel wat de zaal vult, al is dat juist een verademing in Nederland cabaretland. In anderhalf uur schetst de jongensachtige (maar inmiddels vader van drie kinderen) Van Kuijk een natuurkundige kijk op de wereld, maar heeft het naast de schoonheid ook over de lelijkheid ervan. Verliefdheid is bijvoorbeeld alleen maar een verbinding van enzymen, met romantiek heeft het weinig te maken. En het bereiden van Japanse kogelvis is een sterk staaltje Russisch roulette, in plaats van verantwoord van de goede textuur genieten. In het universum van Van Kuijk zijn toeval, religie en genegenheid creaties die niet bewezen kunnen worden. En dan telt het niet.

Verwondering

Daarmee boort Van Kuijk een nieuw genre aan binnen het cabaret, zoals eerder Diederik van Vleuten vanuit de geschiedenis programma’s maakt. Nooit geschreven op de lach, maar altijd op de verwondering, bedoeld om de bezoeker mee te nemen in een nieuwe wereld. Cabaret voor de hogeropgeleiden, zonder dat het stoort. De vraag is alleen of Van Kuijk keuzes heeft durven maken in zijn materiaal; het is namelijk nogal veel wat hij te vertellen heeft. Naast een terugkerend liedje zou ook een alternatief intermezzo voor iets meer rust in de voorstelling zorgen. Ook stilistisch oogt het hier en daar wat kaal en niet functioneel, maar ach, wat geeft het. Jasper van Kuijk heeft tenminste wat te vertellen, met een schitterend slotpleidooi als toetje.   

Boeken / Non-fictie

Een lusteloze, volgevreten decadente wereld

recensie: Alex Boogers - De lezer is niet dood

Alex Boogers is boos. In zijn schotschrift De lezer is niet dood ageert hij tegen de elitaire houding van de literaire wereld, het marketingdenken van de uitgeverijen, de rol van de media en de onbeholpenheid van de docenten Nederlands. Veel geroep, maar komt hij ook met oplossingen?

Die dikdoenerij, dit commercieel denken, het onvermogen van docenten: alles bij elkaar zorgt het ervoor dat de lezer het zwaar te verduren heeft. Volgens Boogers hebben ze van de lezer een ‘hongerkunstenaar’ gemaakt.

Omdat ze hem jarenlang hetzelfde voedsel hebben laten vreten, omdat iedereen erbij gebaat was en niemand klaagde: schrijvers, uitgevers, boekhandelketens. Er werd geld verdiend. Iedereen kon leven als hij wenste, met drank, vrolijkheid, en een stiekem dedain voor de massa.

Wie er met ze wordt bedoeld, is niet helemaal duidelijk, maar laten we aannemen dat Boogers hier doelt op het literaire wereldje in het algemeen. Een wereld waarin een lusteloze, volgevreten decadentie heerst die zo snel mogelijk de kop moet worden ingedrukt.

Verwarde professoren

In het eerste gedeelte van Boogers’ vlammende betoog is het de boosheid die regeert. Ten eerste krijgen schrijvers van weleer ervan langs. Een tikkeltje denigrerend, maar met name kinderachtig. De schrijvers valt hij op hun uiterlijk aan: verwarde professoren, oude mannen die in niets leken op de mensen uit zijn omgeving. Boogers wil herkenbare personages, ruw en echt. Wacht even: komt hier de aloude kwestie van smaak om de hoek kijken? En moet literatuur je ook niet kennis laten maken met dat wat je juist niet kent?

Heel veel dieper gaat de schrijver van dit schotschrift hier niet op in. Wel dist hij een anekdote op waarin een bijkans strenge beschuldiging schuilt die ietwat misplaatst lijkt. Hij schrijft over de zelfmoord van zijn bovenbuurman die wellicht voorkomen had kunnen worden wanneer deze beklagenswaardige man de juiste boeken aangereikt had gekregen. Het is mooi dat Boogers de literatuur zoveel potentieel toedicht, maar om iemand het leven te redden is toch meer nodig.

Foeteren

Boogers foetert vrolijk voort: op uitgevers die voor kortstondig succes gaan, op de media die ons een beeld van de schrijver opdringen, op schrijvers die hun ziel aan duivels verkopen die er vervolgens mee aan de haal gaan. Tja, dat kan allemaal wel zo zijn, maar ligt de waarheid niet vaker in het midden en wat is Boogers’ oplossing? Als deze romanticus (zoals hij zichzelf omschrijft) een ideale literaire wereld zou mogen creëren, hoe ziet deze er dan uit? Het zijn vragen waar niet of nauwelijks antwoord op komt. En dat is best jammer.

De docent als gids

Op de valreep snijdt Boogers een punt aan waarin hij aanstipt én met mogelijke oplossingen komt: het onderwijs, de docenten. Een stelletje uitgebluste betweters. Boogers schrijft:

Docenten onderschatten hun taak, of misschien zijn ze hun werk juist te veel gaan zien als een taak, als iets dat moet. Ik ga ervan uit dat het ooit draaide om een ideaal, iets te betekenen, iets mee te geven. Een docent is een gids, niet zozeer iemand die het altijd beter weet, maar die iets meer heeft gelezen, meer heeft gezien, meer heeft ervaren.

Om de docent onderschatting van zijn taak in de schoenen te schuiven lijkt ook wat ver gaan, want weet Boogers wel hoeveel druk er tegenwoordig op docenten staat, aan hoeveel regeltjes zij zich moeten houden, hoe zij met hun tong op de schoenen lopen om al hun taken te volbrengen? Vast wel. Maar dat de liefde voor literatuur van een jongere vaak bij een goede docent begint staat buiten kijf. Een docent die toont wat er in de literatuur te vinden is en duidelijk maakt dat er voor iedereen iets in de literatuur te vinden is – die man of vrouw wens je iedere scholier toe.

De grote vraag na het lezen van De lezer is niet dood blijft: wat wil de schrijver nu precies bereiken met deze tirade? Het gezeur op leeslijsten, op de elite, op de domheid van de massa; het is van alle tijden – de onbegrepen kunstenaar. Wie weet geeft dit schotschrift wel de aanzet tot hernieuwde discussie over bijvoorbeeld literatuuronderwijs en weet Boogers te verduidelijken wat hij nu precies wil. Laat die discussie dan alsjeblieft over de inhoud gaan en laat flauwiteiten thuis. Loze woorden zijn er al te veel.

Theater / Voorstelling

Ontoegankelijke attractie

recensie: Ulrike Quade Company - De Wand

Na een apocalyptische ramp tijdens een bergvakantie blijft een naamloos hoofdpersonage geïsoleerd achter. Het absurdistische universum waarin ze terechtkomt wordt afgebakend door een grote doorzichtige wand en kent geen uitwegen – de enige traumahelikopter komt in de vorm van het menselijk instinct.

Het decor van de rampplek straalt een Eftelingsfeer uit, iets tussen griezelig- en wonderlijkheid in. Flora en fauna zijn grotendeels vervangen door rookwolken en stroboscooplicht, en het verschil tussen dag en nacht valt alleen af te leiden uit de monoloog. Dat je hier geen scoutinggroepen of boswachters hoeft te verwachten, beseft ook het hoofdpersonage (Harriët Stroet). Zij en haar hond Luchs, een pop die zo slap is dat zijn kop automatisch kapseist richting zijn voorpootjes, zoeken te midden van het noodweer en de onbekende wilde bessensoorten  naar overlevingsstrategieën.

Decorstuk

De Wand, een bewerking van Hannah van Wieringen naar de roman van Marlen Haushofer uit 1963, behandelt klassieke thematiek die we al eerder tegenkwamen in bijvoorbeeld Kafka’s De Gedaanteverwisseling: hoe handelt de mens als hij zonder aanwijsbare oorzaak of schuldige in een levensbedreigende situatie terechtkomt? De Ulrike Quade Company heeft de originele keuze gemaakt om het antwoord hierop voornamelijk in beeld weer te geven.
Enerzijds maakt dit van De Wand een visueel spektakel. De poppen, wandprojecties en decorstukken zijn met zoveel zorg vormgegeven dat ze de tekst volledig kunnen ondersteunen. Dat de grens tussen ondersteunen en dragen dun is, blijkt helaas wel. Het stuk heeft trekjes van een attractie, waarin spel en tekst bijzaak zijn. De monoloog bevat net iets te veel wind die fluistert in het gras – en laat die ‘zandbanken van de toekomst’ maar weer snel in de mist verdwijnen. Het acteerwerk van Stroet kan die clichématigheid net niet compenseren. Het is bij vlagen te nonchalant en boers, waardoor zij te midden van alle kunst soms zelf een decorstuk wordt.

Tussen de rookwolken

De Wand laat op momenten wel zien hoe het lichaam zonder enige toevoeging in staat is theater te maken. Een hand omvormen tot een slobberende koeientong, één mond gebruiken voor de stemmen van vier personages; subliem zijn de scènes waarin Stroet zowel dier als verzorgster speelt. Dat je maakt dat iemand een tegen een lap stof met twee koeienkoppen aan weerszijden ‘koetjiekoetjie’ wil zeggen, is als actrice een van de grootste complimenten die je kunt krijgen.
Uit die eenvoud valt een heleboel te halen en het blijft dan ook een raadsel waarom er niet vaker gebruik van is gemaakt. De Wand maakt nieuwsgierig naar dat wat erachter zit: het mag nog naakter, kaler, zodat we tussen de rookwolken door ook het toneel kunnen zien.

Meer in Deosai National Park (Pakistan)
Boeken / Non-fictie

Wieringa’s reisvitrine

recensie: Tommy Wieringa - Honorair kozak
Meer in Deosai National Park (Pakistan)

In Tommy Wieringa’s nieuwste verzameling reisverhalen, Honorair kozak, zul je weinig inspiratie op doen over reisbestemmingen. Het is geen reisgids, het is ook geen dagboek. Dit is simpelweg een ode aan het reisgevoel, de drang tot dwalen en het volledig loslaten van al het andere.

Het maakt niet uit of het fictie of non-fictie is, Tommy Wieringa kan mooi schrijven. De plaatsen, mensen en situaties die hij in dit reisboek schetst staan op vanuit de pagina en komen tot leven. ‘Laag boven de steppe hangt een half maantje, hemel en aarde zijn van gelijke duisternis, met de horizon als vale lijn daartussen.’ Meteen sta je in dat grasveld, je galoppeert samen met Wieringa door ongerepte landschappen of ontbijt met een Russische handelsman op een boot naar Odessa.

De wereld als decor

De reizen waar Wieringa over schrijft moeten zich wel over een lange periode hebben voltrokken, maar data worden nooit vermeld. Terloops worden verschillende vriendinnen en minnaressen genoemd, dan is er een verloofde, een vrouw, kinderen. Maar de vrouwen vliegen net zo moeiteloos in en uit het boek als ze in en uit zijn leven lijken te glijden. De volgorde van de gebeurtenissen is onbekend. Het enige vaste is de onveranderlijke, altijd reizende Wieringa. De enige verwijzing naar thuis, naar Nederland, is de vitrine die hij daar heeft staan. Vol met objecten die hij met de tijd verzamelde is het een opsomming van zijn reizen. Alsof hij daarmee zijn reizen voor altijd tastbaar kan maken. Zijn reisboeken kunnen gerust als zijn tweede vitrine worden gezien.

In de vitrine vindt de lezer korte stukken, soms maar een pagina lang, waarin Wieringa op z’n gemak de wereld over trekt. De verhalen zijn impressies, momentopnamen, vaak zonder verhaalverloop. Ze worden afgewisseld door zwart-witfoto’s. Verwacht ook hier geen Eiffeltoren of herkenbare taferelen. Wat we zien zijn landschappen, de lokale bevolking en dieren. De verschillende landen die hij bezoekt, Spanje, Oekraïne, Aruba, dienen vaak slechts als decor, soms wordt de naam van de bestemming niet eens genoemd. Andere reizigers, laat staan toeristen, komen zelden op Wieringa’s pad. Alleen trekt hij door het onbevlekte landschap, hooguit vergezeld door lokale Kozakken of andere schrijvers.

Gewoon je kop onder de zon steken

Wieringa noemt zichzelf een ‘onverschrokken wereldveroveraar’. Centraal staat de reislust zelf, het romantische gevoel dat past bij het loslaten van het dagelijkse leven en je overgeven aan het langzame landschap om je heen. De heerlijke illusie dat als je maar op pad gaat, en ergens je kop onder de zon steekt, het allemaal eenvoudig goed komt. En Wieringa weet als geen ander optimaal van dit gevoel te genieten:

Als ooit iemand het verhaal van mijn leven vertelt, zal deze dag vergeten worden. Hij zal niet worden gemist. Terwijl hij een van de gelukkigste van mijn leven was.

Soms neigt Wieringa’s houding naar arrogantie. Het langste verhaal uit de verzameling gaat over een schilderij van Egen Schiele. De daarop geportretteerde man is het evenbeeld van de schrijver. Zoals de lezer het spoor van Wieringa volgt, reist Wieringa zelf zijn dubbelganger achterna en ontmoet zijn biografe. Nadat ook zij geconcludeerd heeft dat de twee net tweelingbroers zijn, laat Wieringa haar zeggen: ‘Een knappe man, een wereldreiziger. Ik bewonderde zijn kosmopolitisme, zijn veerkracht ook. Ik was geloof ik verliefd op hem.’ Het compliment aan zichzelf is moeilijk subtiel te noemen.

Een klassieke vrouwenliefhebber

Hoewel Wieringa weinig spreekt over zijn persoonlijke leven, is zijn persoonlijkheid alomtegenwoordig. Hij heeft een scherpe, observerende pen en een droog gevoel voor humor: ‘Wat doen mensen elkaar aan – een vraag die vooral bij me opkomt in diplomatieke kringen en bij rondleidingen door concentratiekampen.’ Zijn houding naar vrouwen past bij een klassiek idee van de man; hij is net zo bewonderend als bezitterig. Zijn ideaalbeeld: ‘Door de heuvels lopen en wild bespioneren, de wereld bekijken als een weide in mei, een weide vol vrouwen en paarden.’ Die mannelijkheid blijft terugkomen. Hij slaapt in een kuil, eet van het vuur en scheurt met een Audi A4 door de woestijn. Een dronken Kozak in Oekraïne slaat de schrijver tot honorair Kozak. Wieringa lijkt als geen ander in staat de boel de boel te kunnen laten. Wanneer op reis, lijken de dagelijkse zorgen niet te bestaan.

Kuitert
Boeken / Non-fictie

Leve het papieren boek!

recensie: Lisa Kuitert - Het boek en het badwater
Kuitert

Lisa Kuitert, hoogleraar Boekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, heeft met Het boek en het badwater een degelijk pleidooi ter verdediging van het papieren boek geschreven. Over de boekenkast die is gevuld met ‘het geestelijk behang, te midden waarvan je je dagelijkse dingen doet’.

De grote boosdoener in dit verhaal is natuurlijk het e-book, de electronische en digitale bedreiging van ons papieren erfgoed. Kuitert neemt van meet af aan een duidelijke positie in: ze is niet tégen het e-book, maar probeert de opmars ervan te nuanceren door te stellen dat voor beide boekvormen een plaats moet kunnen zijn. Sterker nog, volgens de hoogleraar zou het e-book zonder zijn papieren bron helemaal geen bestaansrecht hebben.

Stoffige boekenkast

De directe aanleiding voor Het boek en het badwater is de constatering dat een aantal grote bibliotheken inmiddels zijn begonnen hun papieren boekenbestand om te vormen naar een digitaal beschikbaar en toegankelijk archief. Er wordt opgeruimd, een ontwikkeling die het gevolg is van doorgevoerde bezuinigingen en de algehele afwaardering van het papieren boek. Ook in de gemiddelde huiskamer is een gevulde boekenkast niet langer het zichtbare bewijs van geletterdheid, maar wordt deze vooral gezien als ‘stoffig, slordig en overbodig’.

In een tiental hoofdstukken behandelt Kuitert de bijzondere eigenschappen van boeken, waarbij ze zich niet beperkt tot alleen de fysieke vorm. Het gaat over de nabijheid en aanwezigheid, over het boek als tastbaar object, over de waarde van het lezen, over de sfeer van boekwinkels en de eigenaardige wereld van boekverzamelaars. Dit alles wordt doorlopend in verhouding gezien tot het oprukkende e-book en naar een voor de hand liggende conclusie geleid.

Serendipiteit

Dat e-book heeft veel voordelen, zo erkent Kuitert. Er is de handige vorm, de transportmogelijkheid, de opslagcapaciteit en de leesbaarheid, met name voor mensen die behoefte hebben aan een grote leesletter. Dan is er nog de populariteit van gadgets, in onze geautomatiseerde wereld een argument dat steeds meer nadruk krijgt, ongeacht de werkelijke inzetbaarheid van het product. Toch wijzen de verkoopcijfers vreemd genoeg niet op een algehele doorbraak van het e-book, terwijl tegelijkertijd de papieren-boekenverkoop gaandeweg minder wordt.

Die vaststelling maakt dat Het boek en het badwater een wat opgeklopte indruk wekt en dat Kuitert eerder een manifest tegen ontlezing in het algemeen schrijft dan een verdediging van het papieren boek. Ondanks dat komt ze met aardige inzichten, zoals het fenomeen serendipiteit – gericht zoeken naar iets en stuiten op het onverwachte – dat een kenmerk is van een speurtocht door de boekenkast. Dat is niet of nauwelijks mogelijk met een stapel gedownloade boeken op een e-reader.

Bundeltje papier

En zo is er nog veel meer te zeggen over de emotionele waarde van papieren boeken. De aanwezigheid ervan zorgt voor een telkens terugkerende gedachte aan de herkomst en de onvolkomenheden in het (zichtbare!) omslag en de bladzijden maken boeken tot ’tastbare dragers van leesherinneringen’. Het e-boek is in de ogen van de auteur niet anders dan een draagbare en goedkope versie van een duurzaam en waardevol origineel.

Kuitert heeft met deze samengestelde publicatie geen wetenschappelijk verweer geschreven. Het boek en het badwater is een collage van teksten en bijeengesprokkelde fragmenten die als verzameling een onderhoudend essay oplevert. De strekking is duidelijk: laten we voor het kortstondige leesgemak de e-reader ter hand nemen, maar voor de diepe vervoering onze toevlucht blijven zoeken tot dat uitnodigende en aanraakbare bundeltje papier.

Theater / Voorstelling

Intertekstueel drijfzand

recensie: Maatschappij Discordia – Hardop: Conflict (as a way of getting attention)

In Hardop nemen teksten schoorvoetend stapjes naar de voorgrond vanuit een grote brij aan wereldliteratuur. Bij de geringste twijfel trekken ze zich weer terug in de anonimiteit van de context- en oeverloze citatenpoel. Ook de recensent begon aan zichzelf te twijfelen.

Maatschappij_Discordia_Hardop_Bert-Nienhuis-2Na het maken van een ruim 170 voorstellingen in de 35 jaar van hun bestaan, beschikt Maatschappij Discordia over een enorme repertoirekennis. In hun voorstelling Hardop, die de ondertitel Conflict (as a way of getting attention) draagt, wordt dit repertoire verknipt en herschikt; gebricoleerd, zo het postmodernistisch jargon het wil. Terwijl de vijf acteurs over het podium struinen, mijmeren ze voor zich uit: flarden tekst uit allerlei bronnen, van theaterteksten en brieven tot dagboeken en filosofische essays. Soms vullen ze hun aarzelende monologen aan met een stukje autobiografie (‘wat is je eerste herinnering?’), maar al snel verzanden ook deze verhalen weer in flodders Rilke, Brecht, Schulz en wie dies meer zij. Zijn het teksten die de acteurs ooit eens hebben opgevoerd en die ze zich nu toevallig herinneren? Als een storende radio duiken ze op, gaan weer onder of vervormen tot een nieuw, even schuchter signaal.

Stroop

Context wordt gemeden. Bij aanvang al worden twee grote vellen papier die een eventuele duiding zouden kunnen bieden met de beschreven zijde naar de muur toe gehangen. Bij de opvoering van briefteksten wordt de naam van de ondergetekende expres achterwege gelaten. Een enkele keer is de herkomst wel te raden (als er een Masja genoemd wordt, zal het wel een tekst van Tsjechov zijn). Naast alle houvast wordt ook alle momentum vakkundig ontweken. Zodra er ook maar een hint van een dramatische boog of van inleving dreigt te ontstaan, grijpen de andere acteurs in door het verhaal te onderbreken met gemompel, gedreutel en de nodige onderlinge verwarring (‘Maar ik vroeg jou wat. Wie, ik? Nee, hij. Ik? Jij. Oh.’) Het resulteert in een continue stroom aan pogingen die bewust niet verwezenlijkt worden. Het voelt als tachtig minuten stroop.

De wanhoop nabij

Maatschappij_Discordia_Hardop_Bert-NienhuisEnige tijd, enkele monologen en wat geslenter later begint het besef te dagen dat de rest van de voorstelling hoogstwaarschijnlijk eender zal verlopen. Met dat groeiende besef maakte zich een lichte paniek van je meester en begint de zelftwijfel. Had ik me wellicht beter moeten inlezen over deze voorstelling? Ben ik te ongeletterd, te oppervlakkig of misschien simpelweg te dom om deze geleiachtige potpourri op waarde te kunnen schatten? Als concept is dit antitheater wellicht een interessant onderzoek naar de steeds bescheidener rol van kunst/literatuur in de kakofonie van alledag, maar de toneelervaring Hardop stemt vooral radeloos. De vormloosheid en het gebrek aan aanknopingspunten, zij het contextueel, dramatisch, wat dan ook, trekken de toeschouwer mee in een drijfzand van loomheid. De opluchting is dan ook groot wanneer je, als alle hoop vervlogen is, een glas wijn in de hand gedrukt krijgt en de acteurs, voorzien van papieren hoedjes, hun buiging maken. Cathartischer wordt hedendaags theater niet.