Herfsttij der middeleeuwen
Boeken / Non-fictie

Het verleden vergeten?

recensie: Johan Huizinga - Herfsttij der middeleeuwen
Herfsttij der middeleeuwen

Herfsttij der middeleeuwen is een van de bekendste, zo niet hét bekendste geschiedkundig werk van de Lage Landen. Een toonbeeld van eruditie, een magnum opus van een geleerde met een fascinatie voor het Avondland. Helaas is het ook een boek dat heel sterk in zijn tijd is ingebed, waardoor ook deze nieuwe editie nauwelijks nog leesbaar is. Zeker omdat ervoor werd gekozen de oorspronkelijke taal van de auteur te hanteren.

Het is natuurlijk een moeilijke spagaat. Kies je ervoor om deze cultuurhistorische klassieker in een hedendaagse Nederlandse hertaling uit te geven, dan ontdoe je het meteen van zijn eigenheid en van de unieke stem van zijn auteur Johan Huizinga. Geef je het uit in de oorspronkelijke taal, zij het minimaal opgepoetst, dan krijg je een hermetisch resultaat. Men koos voor het laatste, en dan ook nog eens zonder de illustraties uit vorige edities – een echte misvatting. Zeker omdat Huizinga voortdurend verwijst naar schilderijen, miniaturen en dergelijke, en de schilderkunst expliciet als basis gebruikt om de middeleeuwse leefwereld op te roepen. Het resultaat is een dichtbedrukt werk met nauwelijks ademruimte. Welk lezerspubliek de uitgever hier voor ogen had, is me een raadsel. Zeker omdat men in de inleiding de wens uitspreekt zoveel mogelijk mensen te bereiken.

Grote zwakte

Herfsttij der middeleeuwen heeft natuurlijk zijn verdiensten. Het is verbluffend te zien hoe iemand zo erudiet kon zijn. Huizinga durfde het aan om zijn uitgangspunt – de teloorgang van de middeleeuwse maatschappij en de kiemen van de renaissance, die erop zou volgen – in één alomvattende, monumentale studie te concentreren. Bovendien is de ambitie om in de hoofden van de toenmalige (hoofse) mensen te kruipen al even indrukwekkend. Maar wie als eigentijdse historicus het boek leest, ziet daarin ook de grote zwakte. Het is nogal vooringenomen om de 14e en 15e eeuw te zien als het einde van een tijdperk en vervolgens alle feiten te verzamelen die dat bevestigen. Terwijl de werkelijkheid uiteraard veel genuanceerder is.

Haast poëtisch

Daarom is Herfsttij der middeleeuwen vooral interessant als historiografisch werk – een voorbeeld van hoe men vroeger aan geschiedschrijving deed. Men ging op zoek naar de emotie en historische sensatie en schreef verhalend en nauwelijks objectief. Dit boek is dus zelf een historisch document geworden. Maar als literatuur is het, in deze uitgave, anno 2016 nauwelijks te behappen. Op hier en daar een haast poëtische, ritmische beschouwing na. Want hoe men het ook draait of keert, dat Huizinga in zijn tijd en discipline een taalvirtuoos was, daar kan niemand onderuit:

‘In de pastorale verbeeldt zich de positieve tegenstelling van het hoofse leven; de negatieve uiting is de hofvlucht, de lof der aurea mediocritas, de verloochening van het aristocratische levensideaal, hoe en waar men het dan ook ontvluchten wil: in studie, in eenzame rust, in arbeid.’

Theater / Voorstelling

Het zorgenkindje van De Verleiders

recensie: BOS Theaterproducties - De Verleiders – Slikken en stikken

De heren van de vijfkoppige groep De verleiders zijn weer op dreef in hun nieuwe voorstelling Slikken en stikken. Nieuwkomer Martijn Fischer, de vervanger van Pierre Bokma, past goed binnen dit team van toneelspelers en laat zien hoe zoetgevooisd zijn stem is. In deze show over het zorgstelsel wordt de farmaceutische industrie op de hak genomen, wordt de lezer overspoeld met statistieken en moeten we als mensen één advies ter harte nemen: ‘Mens, durf te sterven!’

Goede auteurs, mooie persoonlijke verhalen en een lekker vlot ritme, dat zijn de pijlers waarop dit toneelstuk staat. Toch ontbreekt er iets aan het geheel. Het is geen totaaltheater, maar eerder één lang betoog met statistieken en schemata om de onderbouwingen te rechtvaardigen. Wellicht is de roem en het succes van de voorgaande shows – Slikken en stikken is alweer voorstelling nummer vier – de spelers naar de bol gestegen. Dat is immers wel duidelijk te zien aan hun zelfvoldane houding en de brutaliteit waarmee ze de bezoekers vragen welke pillen ze slikken. Het publiek kan deze participatie echter wel waarderen en onbeschroomd steken ze hun vingers in de lucht.

Leed weglachen

De interactie met het publiek zorgt ervoor dat de spelers de lachers op hun hand krijgen. De flauwe opmerkingen en grapjes zijn wel enig gegniffel waard, maar een schaterlach gaat te ver. Desalniettemin ligt de zaal bij iedere woordspeling weer dubbel van het lachen. Het is alsof de bezoekers hun leed als een boer met kiespijn van zich aflachen. Het grote pillenverbruik in Nederland, waar haast de hele bevolking schuldig aan is, is namelijk niet meer dan een bittere confrontatie met de waarheid. Keer op keer houden de spelers het publiek een spiegel voor; het ene na het andere nieuwtje over de farmaceutische industrie of het zorgbeleid brengt duidelijk een schok teweeg. En dat is precies wat De verleiders willen bewerkstelligen: de bezoekers een ‘heel pijnlijke avond’ bezorgen. Of de spelers daarin zijn geslaagd, valt te betwijfelen. Pijn van het lachen, tja, dat is een klacht die velen met elkaar delen na deze voorstelling.

De typetjes die de spelers vertolken doen namelijk een groot beroep op je lachspieren. Victor Löw speelt een Amerikaanse directeur van een farmaceutisch bedrijf, die aan zoveel mogelijk klanten zijn pillen – met ernstige bijwerkingen – wil slijten. Wanneer Löw voor het eerst in deze rol kruipt, is hij zeer overtuigend met zijn aangedikte Amerikaanse tongval, maar de ontembare woede in de laatste scène doet de rol op het laatste moment teniet. Daarnaast speelt Löw ook een hypochonder die net zolang bodyscans blijft doen, tot hij krijgt bevestigt wat hij wil horen. ‘Ik ga dood!’, roept Löw blij aan het slot van deze scène. De credits gaan bovendien ook naar George van Houts, die een vrouwelijke minister speelt en allerlei tuttige vrouwentrekjes tot in precisie weet uit te beelden. Leopold Witte als ‘doktor’ en Martijn Fischer als ‘leverpatiënt’  voeren daarnaast een sterke dialoog met elkaar. De miscommunicatie tussen hen werkt ironiserend, terwijl de situatie – dokter brengt patiënt slecht nieuws – verre van grappig is.

De humor krijgt daardoor iets macabers, net als de erg persoonlijke verhalen die de spelers één voor één met het publiek delen. Over hoe een ouder ging dementeren, over hoe een andere moeder euthanasie pleegde en over hoe een kleuter doorsloeg na het gebruik van Ritalin. Ieder persoonlijk verhaal wordt afgesloten met een grapje, waarschijnlijk om het niet al te ‘serieus’ te maken. Het doet echter wel afbreuk aan het waarheidsgehalte van het vertelde: is het nu echt waar of niet?

Perfecte timing

Terugkomend op die zelfvoldane houding die de acteurs niet loslaat: dit zelfvertrouwen zorgt er wel voor dat de aandacht steevast op de spelers gericht blijft. De acteurs zijn sterk in hun rol en dat niet alleen: ze weten goed op elkaar in te spelen en volgen elkaar in vlot tempo op. Alles in deze show is perfect getimed, op een muzikaal intermezzo na, dat compleet uit de lucht komt vallen. Net als het intermezzo – met overigens wél een goede gitaarsolo van Tom de Ket – duren sommige sketches nét iets te lang, vooral als de acteurs steeds meer hun stem gaan verheffen om hun punt te verduidelijken. De voorstelling blijft een zorgenkindje: goede acteurs, goede dialogen, lekker tempo, máár weinig samenhang en een hoog wetenschappelijk gehalte, waardoor het lijkt alsof je in de collegebanken zit.

Dave Eggers
Boeken / Fictie

Grenzeloos entertainment

recensie: Dave Eggers - Helden van de grens
Dave Eggers

Hoe komt het toch dat romans (of films) die zich in de wildernis afspelen, zo vaak meesterwerken opleveren? Denk maar aan The Lost City of Z, Butcher’s Crossing, The Revenant, Into the Wild of Chaplins The Gold Rush. Helden van de grens, van Dave Eggers, mag nu gerust aan dat rijtje worden toegevoegd.

Onze relatie met Eggers begon moeizaam. Zijn debuut, het wel heel postmoderne Een hartverscheurend verhaal van duizelingwekkende genialiteit, vonden we compleet over het paard getild: blanco pagina’s, omgekeerde zinnen… Allemaal foefjes die het nochtans veelbelovende verhaal in de weg stonden.

Maar Eggers is rijper geworden en beseft dat je een mooi plot zo weinig mogelijk in de weg moet leggen. Helden van de grens is een rechtlijnig avonturenverhaal, met hier en daar een sprookjesachtige ondertoon. De grootste troef is echter ironie. De wildernis van Alaska wordt niet romantisch of nostalgisch voorgesteld, maar als de omgeving die ze is: kil, meedogenloos en vooral ten onrechte opgehemeld.

Alles draait om Josie, een moeder van twee die haar tandartspraktijk heeft moeten sluiten nadat een patiënt haar had aangeklaagd. Bovendien kampt ze met een knoert van een schuldgevoel: ze heeft een jongen ervan overtuigd te gaan vechten in Afghanistan. Samen met haar twee kinderen, Paul en Ana, trekt ze daarom de wildernis van Alaska in. Zonder dat haar man ergens van op de hoogte is.

Magisch

Het interessante aan dit verhaal is dat het tegelijkertijd ontmythologiseert én een vleugje magie toevoegt. Wat dat eerste betreft: Alaska is helemaal niet het koude paradijs dat we ons allemaal voor de geest halen. Het is er kil, het krioelt er van rijkelui die niets met de authentieke volksaard van doen hebben en er gebeuren meer rampen dan je lief is. En het magische? Dat ligt vooral in het feit dat het gezin regelmatig in bedreigende situaties terechtkomt, maar daar telkens op een bizarre manier onderuit lijkt te komen. Grappig ook, hoe Eggers zijn roman laat afspelen in een decor dat niet méér kan afwijken van zijn vorige boek, Een hologram voor de koning.

Een heel leesbaar boek dus, met als bijzondere troef de heel mooi geportretteerde kinderen, die de emotionele kern van Helden van de grens (ook de titel is ironisch) vormen. Paul en Ana zorgen ook voor de komische noot. Bijvoorbeeld tijdens een discussie over de tekeningen die ze hebben gemaakt en de vorm die de piemels van de dieren daarop moeten hebben. Een ideaal boek voor deze koude tijden!

Boeken / Non-fictie

Wonderkind van de wijsbegeerte stelt teleur

recensie: Markus Gabriel - Waarom we vrij zijn als we denken

Ich ist nicht Gehirn, luidt de oorspronkelijke titel van Markus Gabriels Waarom we vrij zijn als we denken. Dat Duitse opschrift vat de kern van het boek perfect samen. Gabriel trekt namelijk flink van leer tegen de neurowetenschap.

Markus Gabriel werd in 2009 op 29-jarige leeftijd Duitslands jongste hoogleraar filosofie ooit. In datzelfde jaar publiceerde hij een werk met de populaire Sloveense denker en cultuurcriticus Slavoj Žižek. Sindsdien is Gabriels naam als wonderkind van de wijsbegeerte wereldwijd gevestigd. Naast zijn werk aan de Universiteit Bonn reist hij de hele aarde over om lezingen te geven, en vindt hij de ruimte om regelmatig een boek te laten verschijnen. Als hij echter nog wat meer tijd voor Waarom we vrij zijn als we denken had kunnen vrijmaken, was de uitgave waarschijnlijk een stuk sterker geweest.

Eurocentrisme versus neurocentrisme

Niet alleen uit de Duitse titel, maar ook uit de inleiding blijkt dat Gabriel het allerminst eens is met Dick Swaab en consorten: wij zijn niet ons brein. Via het begrip eurocentrisme (het idee dat Europa een cultureel superieure positie inneemt ten opzichte van de rest van de wereld) komt Gabriel tot het woord neurocentrisme: de opvatting ‘dat er louter een geschikt stel hersenen voor nodig is om ons tot levende wezens met een geest te maken’.

Nu het eurocentrisme achterhaald is, vindt Gabriel het hoog tijd om het neurocentrisme aan te pakken. Kritiek hierop is ‘slechts een van de doelstellingen van dit boek’, meldt de filosoof aan het eind van zijn lijvige inleiding. De andere is ‘het geestelijke landschap van onze zelfkennis’ schetsen: ingaan op de vraag wie we eigenlijk zijn. Maar doordat Gabriel zo druk is om tegen de hersenwetenschappers tekeer te gaan, schiet de tweede doelstelling er een beetje bij in.

Eenzame strijder

In vijf hoofdstukken staan achtereenvolgens de filosofie van de geest, het bewustzijn, het zelfbewustzijn, het ik en tot slot vrijheid centraal. Bij elk thema gaat Gabriel in op diverse gerelateerde theorieën, en probeert hij met behulp van voorbeelden inzichtelijk te maken wat  de implicaties zijn. Dat kan nuttige inzichten opleveren, zeker omdat Gabriel de theorieën en hun gevolgen aan het actuele hersendebat poogt te koppelen. Hij kan echter de verleiding niet weerstaan om voortdurend te blijven benadrukken hoe onzinnig bepaalde theorieën van neurowetenschappers zijn. In plaats van een beeld krijgen van ‘het geestelijke landschap van onze zelfkennis’, zoals Gabriel beloofde, wordt de lezer daardoor meegesleurd in de opvattingen van de auteur. Voor iedereen die het toch al met hem eens was is dat misschien prima; de neutrale lezer wordt er echter niet door overtuigd.

Gabriel streefde ernaar, vermeldt hij aan het einde van zijn werk, om een filosofie van de geest van voor de eenentwintigste eeuw te schetsen. Daarmee zet hij de huidige discussie over bewustzijn in een breder perspectief. Het is echter een gemiste kans dat hij geen aandacht besteedt aan collega-filosofen die zich momenteel met dit thema bezighouden. Huidige neurowetenschappers waar Gabriel het mee oneens is zijn breed vertegenwoordigd, recente filosofen die de mening van de Duitse filosoof delen daarentegen niet. Daardoor lijkt Gabriel zich als een eenzame strijder tegen alle ‘neurocentristen’ te willen presenteren. Dat doet de waarheid echter geen recht.

Gemiste kans

Waarom we vrij zijn als we denken is niet zomaar een werk; het is een manifest. Gabriel heeft maar één doel: de lezer laten inzien waarom de neurowetenschappelijke benadering tekort schiet. Daar slaat hij soms een beetje in door. Door voortdurend woorden als ‘darwinitis’, ‘neuromanie’ en ‘neurocentrisme’ te gebruiken en te wijzen op ‘de meest onzinnige “neuro”-disciplines’ blijft Gabriel hangen in het afwijzen van de neurowetenschappen. Ondertussen blijft de argumentatie voor zijn afkeur vaak achter, en maakt hij onvoldoende duidelijk wat zijn benadering dan precies toevoegt aan het debat.

Een polemische stijl blijkt bovendien geen garantie voor een amusante leeservaring. Ook de grote hoeveelheid verwijzingen naar de populaire cultuur – van Fargo tot sciencefiction – levert daar geen bijdrage aan. En hoeveel etensvoorbeelden en grappig bedoelde paragraaftitels Gabriel er ook bij haalt om alle theorieën te verduidelijken: als geheel blijft zijn verhandeling nogal droog. De hoogleraar lijkt zich regelmatig in zijn theoretische uitwijdingen te verliezen. Een goede redacteur en een extra herschrijfronde waren geen overbodige luxe geweest.

Al met al voelt Waarom we vrij zijn als we denken als een gemiste kans. Gabriels boodschap dat we niet ons brein zijn, kan voor veel mensen een opluchting zijn. Een opluchting die allerminst in zijn boek naar voren komt. In plaats van opluchting zorgt Gabriel vooral voor teleurstelling.

 

Theater / Voorstelling

HUiD jeukt, tintelt maar geeft geen kippenvel

recensie: Schweigman& + Slagwerk Den Haag - HUiD

Het groeit en ademt, verkleurt en rimpelt, jeukt en tintelt. Het verraadt onze diepste gevoelens en brengt ze naar de oppervlakte. De huid: het grootste orgaan dat de mens bezit. Schweigman& en Slagwerk Den Haag (SDH) sloegen de handen ineen voor een theatraal onderzoek naar tastzin en contact maken. Maar wordt zoiets van achter die vierde wand ook echt tastbaar?

huid-schweigman-en-slagwerk-den-haag_foto-sofie-knijff_dsc_7402_lrDe drie percussionisten betreden het speelvlak in het zwart, casual. De vier performers blijven zo natuurlijk mogelijk, in minimaal bedekkend, huidskleurig ondergoed. De relatie is alleen daardoor al direct duidelijk: Slagwerk bepaalt het komende uur het ritme en bespeelt zijn vier instrumenten. Schweigman& staat bekend om haar zintuiglijke, zwijgende theatervoorstellingen. Noem het fysiek theater of ervaringstheater. Slagwerk Den Haag onderscheidt zich door van alles wel een klankbron te kunnen maken. Al tijdens de openingsscène wordt dit op een verrassende manier bevestigd. Huid villen. Huid bewerken. Huid verminken, gebruiken, verkopen. De lijst aan interpretaties en associaties voor tastzin, het orgaan zelf en contact maken lijkt eindeloos. Lekker in hun eigen vel lijken de performers tijdens HUiD alleen niet te zitten.

Zijn mond op over haar neus en haar mond op zijn onderlip. Zo schuifelen Toon Kuijpers en Francesca Lazzeri over het toneel. De spanning in de ademhaling is voor iedereen hoorbaar en voelbaar. Of het live is, wordt helder als de twee de monden van elkaar af halen en er een microfoondraad te voorschijn komt. *Slik* Langzaam laten ze steeds meer draad uit hun mond komen en zoeken ze de grenzen van hun balans op. *Slik* Wanneer het draad gespannen staat, pakken de mannen van SDH hun kans en transformeren ze het geheel tot een menselijke contrabas. Strijkend en tokkelend ontstaat er een macabere slapstick, met een onderliggende machteloosheid en kwetsbaarheid.

huid-schweigman-en-slagwerk-den-haag_foto-sofie-knijff_dsc_7157_lrDe mannen van SDH krijgen in de Stadsschouwburg Utrecht het podium dat ze verdienen en dat hun indrukwekkende aanwezigheid ook aankan. Voor Schweigman& komt het niet dichtbij genoeg. Het versterkte, holle geluid van tokkelen op botten, de scherpe soundscapes van Arnoud Noordegraaf en de trillende trommelvliezen door paukenslagen geven HUiD die diepere laag.

De hoogzwangere Boukje Schweigman kon zelf niet aanwezig zijn bij de première. Het bericht dat ze op het punt stond haar kleine wonder voor het eerst te kunnen aanraken, gaf de voorstelling extra betekenis.

Theater / Voorstelling

Leven op de drempel

recensie: Theater Utrecht – Westkaai

Bernard-Marie Koltès’ Westkaai is in de handen van Thibaud Delpeut een tussenzone voor de mens op de vlucht, al verschilt het per persoon waarvoor. Soms beklijven de ontmoetingen die hier plaatsvinden, maar op andere momenten zijn deze te triviaal.

De titellocatie, een karakterloze kaai in een wereldhavenstad, is geen locatie. Of althans: geen bestemming. Iedereen is er op doorreis. De Westkaai is een schemergebied waar men niet komt met de intentie er lang te blijven, al lijkt velen dit lot wel toebedeeld.

Schaduwsamenleving

Sommigen wachten er om de sprong te maken naar de ‘beschaving’, anderen willen diezelfde beschaving juist ontvluchten. Een voorbeeld van die laatste categorie is zakenman Koch (Joep van der Geest), die miljoenen aan liefdadigheidsgeld heeft weggesluisd en, om de verantwoordelijkheid te ontlopen én uit angst voor de geldschieters en zijn geweten, de hand aan zichzelf wil slaan. Daartegenover staan bijvoorbeeld Claire (José Kuipers) en haar man Rodolphe (Titus Muizelaar), die van een ver land komen en wie het nog niet gelukt is de overstap te maken. Ondanks het op het eerste gezicht tijdelijke karakter, ontstaat er op de Westkaai een microkosmos. Er wordt  al voorzichtig geroken aan de vermeende rijkdommen van de kapitalistische samenleving en men probeert voorzichtig de gebruiken van deze wereld na te bootsen. In de kilte van de Westkaai is het echter niet mogelijk om geloofwaardig een masker voor te houden, hoezeer men dit ook probeert.

Een gevoelige balans

Net als in eerdere voorstellingen kiest Delpeut voor onbestemde oorden, los van het feit of deze  aan de onzichtbare randen van de samenleving zitten of juist diep in de mens. Ook in Westkaai wordt duidelijk dat deze oorden en ‘de gewone wereld’ communicerende vaten zijn: rommelt het aan de randen, dan heeft dat onweerlegbaar gevolgen voor de geborgenheid van alledag. Tevens kiest Delpeut weer uitdrukkelijk voor een poëtische en muzikale tekst, waarin een wereld wordt gecreëerd vol personages die denken volgens een volledig eigen logica, die voor de buitenwereld onnavolgbaar is. Op sommige momenten neemt het taalspel in Koltès’ tekst echter de overhand en boet  daardoor aan zeggingskracht in. Het middenstuk van Westkaai wordt hierdoor wat slepend. Sommige personages zijn in hun gedragingen iets te karikaturaal: hierdoor blijven zij wezentjes in de marge, koddig en onschuldig, want ver van ons verwijderd. Pas als Titus Muizelaar zijn intrede doet in het stuk, komt de urgentie van het begin terug en komt het stuk dichterbij.

Vanuit de diepten

Hoewel het spel niet over de gehele linie consistent is, is het audiovisuele aspect, zoals gebruikelijk bij Delpeut, steeds stijlvol en effectief. Zo barok als de klavecimbelmuziek van Händel is, die als een rode draad door de voorstelling klinkt, zo sober lijkt het decor: een vierkanten, ijzeren raster met een verhoging in het midden. Dit biedt  ruimte voor een doeltreffend spel met licht en vooral de afwezigheid hiervan: om het raster kijken de personages toe, naar de handelingen in het midden, of wellicht naar ons. In de tussentijd klinkt het zuchten van de haven – het tikken van het staal, de golven, auto’s in de verte.

Ai Weiwei safepassage recensie
Kunst / Expo binnenland

Het systeem versus het individu

recensie: Ai Weiwei - #SafePassage
Ai Weiwei safepassage recensie

Het Foam fotografiemuseum toont een nieuwe reeks foto’s van de Chinese kunstenaar en activist Ai Weiwei (1957), bekend om zijn sociale projecten, objecten en interventies in de publieke ruimte. In deze fotoserie verbindt hij vluchtelingenkampen in Europa overtuigend aan zijn eigen ervaringen van gevangenschap in China.

Foam toont met trots het nieuwste werk van Ai Weiwei, ondanks of juist dankzij het feit dat hij fotografie slechts als medium gebruikt en zeker geen traditioneel fotograaf is. De tentoonstelling bestaat uit duizenden foto’s die hij vluchtig met zijn telefoon maakte en daardoor heel dagelijks overkomen. In de eerste ruimte hangen de foto’s aan muren die bedekt zijn met interessant ‘middelvingerbehang’ – een arm die voortkomt uit wat lijkt op een embryo, steekt zijn middelvinger op. Weiwei steekt zijn middelvinger op naar China, waar hij 81 dagen in gevangenschap heeft moeten leven, waarschijnlijk omdat hij de censuur tegengaat door openlijk publieke discussies aan te wakkeren. Er is nooit een officiële aanklacht tegen hem ingediend. In deze tentoonstelling ziet het publiek foto’s van zijn leven in China, nadat hij in 2011 uit de gevangenis kwam. Toen hij in 2015 zijn paspoort terugkreeg, is hij naar Berlijn verhuisd en begonnen aan zijn reizen rondom de Middellandse Zee, waar hij vluchtelingen en hun leefomstandigheden heeft vastgelegd.

ai weiwei, safepassage, recensie

Tentoonstelling #SafePassage, Ai Weiwei, Copyright Foam, 2016. Foto: Anne van der Weijden.

Onder toezicht

Nadat Ai Weiwei was vrijgelaten, werd hij onder toezicht geplaatst door de Chinese overheid. Zijn huis werd omringd met beveiligingscamera’s, zodat zij hem altijd in de gaten konden houden. Wanneer hij naar buiten ging, werd hij vaak gevolgd door geheim agenten. Hij maakte er zijn eigen project van om die geheim agenten te ontmaskeren, te volgen en te fotograferen. Vaak bleven de agenten doen alsof zij nergens vanaf wisten, zoals te zien is op de foto’s in de eerste expositieruimte. Soms konden zij echter niet ontkennen dat ze hem aan het volgen waren en gaven zich over aan zijn camera, met de handen op de rug. Alhoewel de foto’s geloofwaardig en authentiek overkomen, blijft het toch de vraag of sommige van de ‘geheim agenten’ dat wel daadwerkelijk waren. De kijker kan namelijk niet altijd meteen het verschil zien tussen eventuele paranoia van de kunstenaar en de werkwijze van de Chinese geheime dienst. De fotoserie toont de zoektocht van de kunstenaar naar de kern en de werkelijkheid van de situatie.

ai weiwei, safepassage, recensie

Stills from WeiweiCam, which is now offline, 2012-2. Copyright Ai Weiwei.

Relevantie

Ai Weiwei is altijd op zoek naar de relevantie van een project. Zonder sociaal maatschappelijke meerwaarde vindt hij kunst nauwelijks de moeite waard, vertelde hij in een interview bij het tv-programma College Tour (september 2016, red.) Zo hangt er in de eerste ruimte van de tentoonstelling een aantal foto’s van Chinese lampionnen, die hij aan de beveiligingscamera’s rondom zijn huis heeft opgehangen. De foto’s tonen alle standpunten van de lampionnen en daarmee maakt Ai Weiwei ze erg belangrijk. Er komt veel nadruk te liggen op de onschuldige rode lampionnen, wat hun overbodigheid des te meer naar voren brengt. De foto’s tonen de prioriteiten van de Chinese overheid. Zij deed ontzettend veel moeite om een kunstenaar te volgen in zijn dagelijks leven, terwijl er zoveel onrecht en problemen in China zijn die veel meer aandacht verdienen.

ai weiwei, safepassage, recensie

Incoming refugee boat, Lesbos, Greece, 17 february 2016. Copyright Ai Weiwei Studio.

Leven, politiek en kunst

Uit het getoonde videomateriaal blijkt dat Ai Weiwei zichzelf als vluchteling uit China ziet. Net als de vluchtelingen uit het Midden-Oosten, kon hij niet langer in zijn land van herkomst blijven. Het heersende systeem kan hem als individu niet waarderen of waarborgen. Een film van een weg in China speelt zich af tegenover een film van hem in een verlaten reddingsboot op de Middellandse Zee, waarin hij de camera filmt die hem aan het filmen is. Hij legt daarmee een direct verband tussen zijn eigen leven en dat van de vluchtelingen. Weiwei’s werk gaat over zijn eigen leven en tegelijkertijd over een wereldlijke kwestie. Hij wil de kijker laten zien dat het dagelijks leven, politiek en kunst onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Alhoewel de beelden op zich inmiddels weinig aanstootgevend zijn, komen zijn ideeën goed over.

Theater / Voorstelling

Glansrol voor André van Duin

recensie: DeLaMar Producties – The Sunshine Boys

The Sunshine Boys met in de hoofdrollen André van Duin en Kees Hulst ging in 2015 met veel succes in première en is nu in reprise. Dit meer dan veertig jaar oude maar nog steeds geestige toneelstuk van Neil Simon dient als vehikel voor Van Duins allereerste optreden als serieus acteur. En ook hier toont hij meesterschap.

Het is een bijzondere gewaarwording om bij het begin van The Sunshine Boys André van Duin het toneel op te zien schuifelen en in een stoel te zien gaan zitten om een personage te spelen en niet, zoals je gewend bent, een typetje in een sketch. Van Duin is de oude komiek Willie Boogaard, een lastige, enigszins aan lager wal geraakte kankeraar die de hele dag in zijn pyjama rondloopt en nooit buitenkomt. Op woensdag krijgt hij bezoek van een neef die eten, tijdschriften en een paar sigaren komt brengen en daar bepaald niet voor wordt gewaardeerd. Boogaards appartement hangt van oude kapotte spullen aan elkaar, wel zijn er nog souvenirs te zien van zijn glorietijd als komiek.

Magisch

Het is magisch om Van Duin als ‘gewoon’ mens op het toneel te zien bewegen. Vanaf het eerste moment is duidelijk wat een goed acteur hij is. Van het even stilstaan met hoofd omhoog om zich een telefoonnummer te herinneren tot het met een hand over een stoelleuning vegen om zijn ongemak te uiten. En natuurlijk is daar zijn ongeëvenaarde manier van teksten plaatsen. Bijna alles wat hij zegt levert een lach op.

Willie Boogaard vormde samen met Louis van Os het legendarische komische duo The Sunshine Boys. Drieënveertig jaar lang hebben ze grote successen gevierd, maar elf jaar geleden maakte Louis plotseling een einde aan hun samenwerking. Nu gaan ze, heftig tegenstribbelend, een eenmalig optreden verzorgen voor een grote televisieshow. In de loop van het stuk komt er natuurlijk veel oud zeer boven, maar ook het besef dat ze misschien op het toneel weliswaar samenwerkten en succesvol waren, maar in hun persoonlijke relatie tekort schoten. De titel The Sunshine Boys is briljant gevonden door Neil Simon, want zonnig waren ze allesbehalve.

Middelpunt

Van Duin is het middelpunt van de voorstelling. Louis van Os wordt mooi gespeeld door Kees Hulst, die ook erg grappig kan zijn, maar toch vooral in dienst lijkt te staan van Van Duin. Behalve tegen het einde van de voorstelling als hij even in een geestige improvisatie met iemand uit het publiek verzeild raakt. De andere drie acteurs zijn hoofdzakelijk aangevers.

The Sunshine Boys is vierenveertig jaar geleden geschreven door Neil Simon en hier en daar is dat merkbaar. Sommige gedeeltes zijn te traag en de scène met de zuster meteen na de pauze bijvoorbeeld is, op het einde na, oubollig en weinig interessant. Maar over het algemeen is dit een geslaagde voorstelling die alleen al bijzonder is omdat Van Duin er zijn eerste echte acteursrol in heeft en daar iets heel moois van maakt.

Film / Reportage
special: Filmfest Hamburg 2016

Miskleunen en verrassingen

De hoogte- en dieptepunten van de laatste editie van het Hamburgse filmfestival: zowel de jury als het publiek bekroonden miskleunen, maar er draaide voldoende werk om deze missers goed te maken.

Het festival bewees dat de meest gehoorde kritiek op de afgelopen editie van Cannes terecht was: de absurde keuze van de jury om niet Toni Erdmann, maar het fiasco Juste la fin du monde te bekronen. Toni Erdmann is in Duitsland al maanden een hit is en zal ongetwijfeld binnenkort in Nederland ook hoge ogen gaan gooien. Juste la fin du monde, een theaterverfilming van Xavier Dolan, over een jongeman die anderhalf uur lang twijfelt of hij zijn familie moet vertellen dat hij stervende is, is een indrukwekkende opeenstapeling van misrekeningen. De gekunstelde stijl en het zinloze gedweep met popliedjes mogen van Dolan geen verrassing meer zijn, maar een hysterische Vincent Cassel en een timide Marion Cotillard als echtpaar is de miscasting van het jaar. De verwachting dat het gekissebis en de onzekerheid van alle personages de kijker raken, is hopeloos naïef. De grootste giller van deze editie van het Filmfest was dat ook de jury in Hamburg het presteerde om voor Dolans film te kiezen.

Waargebeurd

Het publiek daarentegen gaf de voorkeur aan een armoedig Deens drama in de categorie ‘waargebeurd verhaal’: The Day Will Come, over misstanden in een weeshuis in de jaren zestig. Dit is een film waarin sociale problemen letterlijk in dialogen worden aangekondigd, en vervolgens twee uur lang op de meest voor de hand liggende manier worden gepresenteerd. Alle mogelijke clichés passeren de revue, er is een overdreven gebruik van een sentimentele ruimtevaartmetafoor; een verspilling van de talenten van Lars Mikkelsen als de halfpsychopathische rector, en Sofie Gråbøl (The Killing) als de enige die geen sadist, pederast of meeloper is; en een algeheel gebrek aan respect voor de kijker.

Gelukkig was er ook verfrissend werk te zien, voornamelijk in een aantal debuutfilms. Michael O’Shea’s The Transfiguration is een horrorfilm in sociaal-realistische stijl: de bloedzuiger is een laconieke zwarte tienerjongen die met zijn broer in een armoedige flat in Queens, New York woont. Helemaal geloofwaardig zijn de plot en het geschetste milieu helaas niet, maar dit is waarschijnlijk de meest originele en zeker de meest charmante vampierfilm sinds Let the Right One In.

Klassieke kwaliteiten

Het beste debuut was echter Arthur Harari’s Diamant Noir, een misdaadverhaal dat zich grotendeels in het diamanthandelmilieu in Antwerpen afspeelt. Harari heeft een aantal uitstekende kortere films op zijn naam staan, die met hun ambiguïteiten, gebrek aan expositie en naturalistische acteerwerk netjes binnen de tradities van de arthousefilm vielen. Die films gingen over verstoorde familiebanden, onuitgesproken frustraties en onderhuidse agressies. Zijn eerste speelfilm is tegen de verwachting in een genrefilm, die extra verrast omdat hij dezelfde thema’s behandelt. Sinds Tarantino zijn we geconditioneerd om van een misdaadfilm van een nieuwe regisseur wreedheid, cynisme en oppervlakkige stijlmiddelen te verwachten, maar Harari levert in plaats daarvan geloofwaardige psychologie en intelligente opbouw van spanning. Bovendien wordt er opvallend genuanceerd geacteerd, vooral door hoofdrolspeler Niels Schneider. Diamant Noir overtreft, in zijn gebrek aan pretenties, het werk van iemand als Jacques Audiard, en in zijn klassieke kwaliteiten menig film noir uit de hoogtijdagen van het genre. Zo worden ze niet vaak gemaakt; het gebrek aan modieuze aandachttrekkerij is ongetwijfeld de reden dat hij de bioscopen in Nederland niet heeft gehaald. (Voor wie een dvd of VOD-release zoekt: de film is ondertussen tweemaal omgedoopt, van Dark Inclusion tot Dark Diamond.)

Het Filmfest had ook een veelzijdig Aziatisch programma, waarvan de meest geslaagde film Tseden Pema’s Tharlo was. De gelijknamige hoofdpersoon is een niet al te snuggere, alcoholische herder die in een Tibetaans berggebied zijn dagen omringd door schapen slijt. Tharlo wordt door de plaatselijke autoriteiten opgedragen om voor het eerst in zijn leven een id-kaart aan te schaffen. Hij trekt naar de stad om een pasfoto te laten nemen en verliest vanaf dat moment door een aantal misstappen gaandeweg zijn identiteit als authentieke persoonlijkheid. Pema’s bezoek aan het festival werd helaas afgezegd, dus hij kreeg niet de gelegenheid om uit te leggen in hoeverre hij zijn antiheld als symbool voor zijn thuisland Tibet ziet. De doodeenvoudige ironie van het lot van Tharlo wordt ergens tussen droge komedie en schrijnende tragedie uitgebeeld, dit maakt de film, ook los van een politieke subtekst, onvergetelijk.

LaFave in 013 (1)
Muziek / Concert

Jimmy LaFave @ 013 Tilburg

recensie: Meesterlijke ballades
LaFave in 013 (1)

Voor het eerste optreden van zijn concertenserie in Europa staat Jimmy LaFave in 013 te Tilburg. Dat hij slechts een paar uur geslapen heeft en nog tegen zijn jetlag vecht, is allerminst hoorbaar in het openingsnummer dat ruim zes minuten klokt.

Met de ballad ‘The Beauty of You’ opent LaFave de avond op indrukwekkende wijze. De leiding is duidelijk in handen van LaFave zelf die heel subtiel zijn akoestische gitaarpartijen speelt als ondersteuning van zijn zang. LaFave wordt op het podium bijgestaan door een gitarist (John Edmond), bassist (Lin Shum), drummer (Bobby Calis) en pianist (Brian Petersen).

LaFave in 013 (2)Collega’s eren

Direct na de opening geeft Jimmy LaFave een ode aan de kersverse Nobelprijswinnaar Bob Dylan met een uitvoering van ‘Queen Jane Approximately’, afkomstig van het album Highway 61 Revisited. De meester wordt nog tweemaal geëerd met uitvoeringen van zijn composities: na een uur horen we een prachtige vertolking van ‘Just Like A Woman’ met in het midden van het nummer een gitaarsolo waar de stilte tussen de noten weet te kruipen en als afsluiter van het concert wordt het welbekende ‘All Along the Watchtower’ ten gehore gebracht.

Omdat 18 oktober de verjaardag is van Chuck Berry die de negentig aantikt, speelt LaFave ‘Johnny B Goode’. Helaas klinkt dit als een enigszins verveloos aftreksel van het origineel en is het daarmee een van de mindere momenten van het concert. Eigenlijk kunnen we daar alle uptempo liedjes bijvegen, want als LaFave wil schitteren dan moet het toch echt met de fraaie ballads uit zijn repertoire zijn, de werkelijke pareltjes waarvoor men eigenlijk komt. LaFave is zelf ook geen beweeglijk mens. De mimiek op zijn gezicht is minimaal. Sober gestoken in zwarte kleding moet LaFave het echt hebben van zijn muzikale kwaliteiten als song-smid en zijn uitvoering.

LaFaves gitaarGemengd gevoel

Meer dan de helft van het concert wordt gevuld met de prachtige ballades van Jimmy LaFave, die soms heerlijk uitgesponnen over het stille publiek worden uitgestrooid. De zang van LaFave is zo boeiend bij deze liedjes dat een ingehouden adem op zijn plaats is. Zachtjes mee-wiegen en meevliegen naar de grote hoogtes.

Maar als de band de ruimte krijgt om te soleren, grijpt gitarist Edmond dat aan om zijn gitaar flink te laten horen. Een enkele keer weet hij een solo in dienstbaarheid aan het liedje in te houden, maar meestal gaat hij zich helemaal te buiten. Ruim voor het einde van het twee uur durende optreden slaat de verzadiging dan ook al toe. Ook pianist Petersen laat zich soms gaan in zijn Jerry-Lee-Lewis-imitatie waarbij een hinderlijk los contact in de geluidsinstallatie ook nog opspeelt, wat een knetterende brom teweeg brengt. Dit ontsiert het zo fraaie deel van het concert, wat onvoldoende recht doet aan de kwaliteiten van LaFave.

Als eerste toegift klinkt ‘A Whiter Shade of Pale’ dat geplaagd wordt door het breken van een gitaarsnaar. Hierdoor wordt mogelijk de oorspronkelijk afsluitende ballade vervangen door het ruigere ‘All Along The Watchtower’. Met een gemengd gevoel wordt daarmee het concert afgesloten. Gelukkig kreeg of nam LaFave in grootste deel van de tijd zijn verdiende podium, maar de vraag doemt daarbij op hoe het geklonken zou hebben als de meester het hele concert solo en/of akoestisch had gedaan.