Theater / Voorstelling

Vader en Zoon op Pelgrimstocht

recensie: Sadettin Kırmızıyüz - De Vader, de Zoon en het Heilige Feest

Sadettin Kırmızıyüz onderzoekt in De Vader, de Zoon en het Heilige Feest op overtuigende wijze de relatie met zijn vader en hun beider relatie met Nederland.

De Vader, de Zoon en het Heilige Feest is onderdeel van een vierluik theatervoorstellingen die Sadettin Kırmızıyüz maakte over zijn familie. In iedere productie stond een ander familielid centraal. In Avondland zijn moeder, in What’s happening Brother zijn broer, in Somedaymyprincewill.com zijn zus en dit deel, dat in 2011 ook al op de planken stond, schetst Kırmızıyüz een portret van zijn vader. Iedere voorstelling toont een ander verhaal van iemand afkomstig uit de migrantenfamilie, waarbij elk centrale karakter op eigen manier omgaat met vraagstukken rondom immigratie en integratie.

Gastarbeider uit de kersenstreek

Centraal in deze voorstelling staat de pelgrimsreis die Kırmızıyüz met zijn vader maakte naar Mekka. Afwisselend speelt Kırmızıyüz zijn eigen perspectief en dat van zijn vader. De voorstelling vangt aan met een kort college over hoe zo’n pelgrimstocht er nu eigenlijk aan toe gaat. Een onderhoudende spreekbeurt, maar interessanter en theatraler wordt het wanneer Kırmızıyüz de geschiedenis van zijn vader behandelt. Vader Kırmızıyüz is geboren in het noordoosten van Turkije, de kersenstreek, en kwam als jongeman en gastarbeider te werken in Zutphen. Hoewel het de bedoeling was om weer in de kersenstreek te gaan wonen zodra er genoeg geld verdiend was, kreeg Kırmızıyüz’ verblijf een permanent karakter. Zijn vrouw kwam eveneens naar Nederland en zijn kinderen werden hier geboren.

Andere verhouding tot Nederland

Het verhaal van vader Kırmızıyüz staat symbool voor het verhaal van vele gastarbeiders. Doordat vader Kırmızıyüz altijd van plan was uiteindelijk weer terug te keren, is hij nooit helemaal Nederlander geworden. Of nooit vol voor Nederlander aangezien. Zelfs nu nog niet, terwijl hij toch al dertig jaar in Zutphen woont. Dit zorgt ervoor dat vader Kırmızıyüz een hele andere verhouding heeft tot Nederland dan zijn zoon, wat spanning tussen vader en zoon oplevert. Dusdanig dat het contact vrijwel nihil is en een bedevaartstocht naar Mekka wordt voorgesteld om de relatie weer op gang te krijgen.

In het derde deel speelt Kırmızıyüz deze pelgrimstocht in Mekka na, met name beleefd vanuit zijn vader terwijl hij af en toe overschakelt naar zichzelf om commentaar te leveren. Deze schakelingen zijn strak en geven meer dynamiek aan het verhaal dan de opening van de voorstelling. Hoewel de reis zeker voor vader Kırmızıyüz ook een religieus motief heeft, is het voor beide mannen vooral een reis om nader tot elkaar te komen. Een doel dat op het eind van de voorstelling, in een hotellobby voor bedevaartgangers, op een mooie manier verwezenlijkt wordt.

The Pop Group – Honeymoon on Mars
Muziek / Album

Chaos in vol ornaat

recensie: The Pop Group – Honeymoon on Mars
The Pop Group – Honeymoon on Mars

Na het opvallend pakkende Citizen Zombie keert The Pop Group terug met een ontoegankelijkere plaat. Helaas weten de heren niet genoeg te boeien met hun gekte.

Als een groep zichzelf The Pop Group noemt, voel je al aankomen dat er enige ironie in het spel is. En inderdaad, de in 1977 opgerichte band was met zijn bizarre mengsel van onder meer postpunk, dub en freejazz allesbehalve toegankelijk. De groep was echter geen lang leven beschoren: na vier jaar was het feest alweer afgelopen. Totdat zanger Mark Stewart zijn band decennia later hergroepeerde en in 2015 het verrassend pakkende Citizen Zombie uitkwam. De band heeft de smaak blijkbaar weer te pakken, aangezien die plaat nu al een opvolger heeft in de vorm van Honeymoon on Mars.

Geschifte rocksongs

Dat album ligt met zijn geschifte rocksongs in het verlengde van Citizen Zombie. Stewart tiert zoals altijd hartstochtelijk over alles dat misgaat op aarde terwijl er continu goede riffjes en loopjes passeren. Toch is de plaat vooral een pak minder toegankelijk dan zijn voorganger, die af en toe haast tot meezingen uitnodigende.

In plaats van rocknummers met een kop en staart kiest The Pop Group voor vrijere songstructuren. Daarin is een grote rol voor vunzige electronica en dansbare percussie weggelegd. De nummers schieten van hot naar her en chaos is in vol ornaat aanwezig, zij het niet zo extreem als in de begindagen van de band.

Gedoe zonder richting

De vraag is alleen of dat de muziek nou goed doet. De heren waren ooit meesters in het dirigeren van wanorde met af en toe slechts een vlaag funk of melodie, maar op Honeymoon on Mars gaat het ze minder goed af. Nu de gekte haast centraler staat dan de songs zelf, verzandt de muziek veel te vaak in gedoe zonder richting.

Nummers als ‘Michael 13’ en ‘War Inc.’ klinken bijvoorbeeld vooral onaf. In beide nummers voelt de compositie willekeurig, kermt Mark Stewart wat in de rondte en is het repetitieve ‘refrein’ ronduit zwak. Zelfs enkele sterke riffjes en melodietjes kunnen de boel dan niet redden. Het zijn oninteressante nummers zonder lijn. Het langdradige ‘Days Like These’ is dankzij irritante uitroepen van Mark Stewart zelfs regelrecht vermoeiend.

Beklemmend

Gelukkig valt er ook het een en ander te genieten. Vooral ‘Pure Ones’ is indrukwekkend dankzij de duistere synthmelodie, de beklemmende sfeer en een oprecht wanhopig klinkende Mark Stewart. Dit soort nummers, waarin waanzin samengaat met een consistente spanning, vormen de momenten waarop Honeymoon on Mars het meest overtuigt.

Helaas zijn die overtuigende momenten te dun gezaaid om het album geslaagd te noemen. The Pop Group heeft de keuze gemaakt om vrijer te musiceren dan op Citizen Zombie, maar boeit onvoldoende met het chaotische resultaat. Het voelt gezien de muzikale geschiedenis van de groep wat vreemd, maar misschien is het goed als The Pop Group zijn naam iets minder ironisch maakt.

Onder correctoren
Boeken / Non-fictie

Taalpluizeritis en abc-geilheid

recensie: Fred Baggen - Onder correctoren
Onder correctoren

Taal anno 2016 is hot. Vooral het analyseren ervan. Taalminnend Nederland bladert het liefst tot in de vroege uurtjes de Dikke Van Dale door, speurend naar curieuze woorden en onlogische letterconstructies. Zo ook Fred Baggen die, getuige zijn boek Onder correctoren, uitblinkt in het taalpluizen.

Ooit gehoord van aaneenschrijveritis of tussen-n-leed? Van bijwoordsels en voorzetselismen? Deze en andere opmerkelijke taalverschijnselen passeren de revue in Baggens abecedarium Onder correctoren (de titel refereert aan W.F.Hermans’ klassieker Onder professoren). De freelancetekstcorrector gaf het in eigen beheer uit met zijn kleine onafhankelijke uitgeverij Aldus Boek Compagnie. Baggen bewondert, en verwondert zich over, de Nederlandse taal in dit boek. Hij wijdt er een vijftigtal, vaak satirische, lemma’s aan met namen als ‘Correctortortuur’ en ‘Etymoliegen’. Lemma’s die bovendien bewondering oproepen voor het bescheiden vak van de tekstcorrector.

Mierenneukers en muggenzifters

De luchtige toonzetting maakt dat Onder correctoren niet belerend overkomt. Baggen toont vanaf de eerste bladzijde dat veel in onze taal maar voor lief wordt genomen, zonder dat we er nog over nadenken. Zo opent hij zijn boek:

 ‘Wie er heeft bedacht dat een Woord vooraf of een Voorwoord – in tegenstelling tot wat de term suggereert – nooit uit één woord bestaat, maar altijd uit meerdere, was wellicht niet erg taalgevoelig toen hij of zij die term in het leven riep.’

Het lijkt op het eerste gezicht mierenneukerij, maar Baggen geeft meer van dit soort voorbeelden die samen aantonen dat de Nederlandse taal bol staat van inconsequenties en onlogica.

Een kijkje in de keuken

Dergelijke taalonvolkomenheden maken het werk voor een redacteur of tekstcorrector soms behoorlijk ingewikkeld. Want Baggen schrijft niet alleen over taal, maar ook over de worsteling die een corrector daarmee heeft. En over het tekstgevoel waarop hij als vakman soms een beroep moet doen. In een van de lemma’s interviewt de auteur zichzelf. Hij geeft een kijkje in zijn leven als freelanceredacteur, een wereld van hard werken voor weinig geld. Het zelfinterview toont de bescheidenheid van het correctorsbestaan.

Zonder correctoren…

Als lezer sta je vaak niet stil bij het monnikenwerk dat door een corrector wordt verricht bij de totstandkoming van een boek. Een auteur maakt een verhaal, maar zijn secondant (corrector) maakt het leesbaar, zet de spreekwoordelijke puntjes op de i. Ondanks dat Baggen soms tot de vroege uurtjes door moet werken, zo leert Onder correctoren ons, beleeft hij wel degelijk plezier aan zijn werk. Een aantal lemma’s kan zijn taalliefde niet verhullen, zoals het hoofdstuk ‘Instinkers’ waarin de volgende passage staat:

‘Het credo van de begrafenisondernemer luidde: “Laat je niet kisten.” Zijn collega van het crematorium voegde daaraantoe: “Maar laat je gerust verassen.”’

Jammer genoeg lijdt Baggen niet alleen aan taalpluizeritis, maar ook aan abc-geilheid. Hij grijpt iedere gelegenheid aan om een a tot z-opsomminkje te geven. Dat gaat op een gegeven moment erg geconstrueerd aanvoelen en vervelen.

Desalniettemin is Onder correctoren een vermakelijk taalboek, een prima kerstcadeau voor de letterliefhebber dat op de boekenplank zeker niet misstaat tussen de Paulien Cornelissen en Marc van Oostendorps van deze wereld. Want in de woorden van Fred Baggen: ‘Taal is ook míjn ding.’

Roth - Joden op drift - uitgelichte afbeelding: glas in lood
Boeken / Non-fictie

Het probleem van de joden in Europa

recensie: Joseph Roth - Joden op drift
Roth - Joden op drift - uitgelichte afbeelding: glas in lood

Onovertroffen hoe Els Snick non-fictieve teksten van de schrijver Joseph Roth (1894-1939) voor het voetlicht blijft halen en vertalen. Ditmaal met Joden op drift, dat extra zin en betekenis krijgt nu onze wereld ook weer eens moeilijk in toom te houden lijkt.

Gaat het hier om een essay? Dat klinkt eigenlijk te stijfjes. Roths sterke betrokkenheid blijkt uit de geladenheid van iedere zin die hij schrijft. Zelf van joodse komaf en geboren in arm Oost-Europa heeft hij zijn verdere leven in West-Europese landen doorgebracht. In 1933 kon hij niet anders dan Duitsland ontvluchten. Eigenlijk stond hem voor ogen als zijn voorvaderen door de wereld te trekken, – wat dichter in de buurt komt van de titel Juden auf Wanderschaft. Een woonhuis ruilde hij consequent voor hotels in – en dat niet omdat hij zich dat altijd financieel kon veroorloven.

Groot hart

Behalve dat Roth een groot hart voor zijn onderwerp heeft, beschrijft hij, journalist die hij ook was, uit eigen waarnemingen het leed van joden die thuis bleven en joden die voor emigratie kozen. Toch is er nauwelijks sprake van een verslaggeversstijl: daar was hij te veel literator voor. Het onderwerp is aan de zware kant, maar hij laat het niet al te zwaar klinken.

In het inleidende hoofdstuk schrijft Roth dat geen enkele jood in staat is ‘een antwoord te geven op de vraag hoe de primitieve haat kan worden bestreden die woekert onder gastheervolk en die nefast is voor een groot aantal vreemdelingen dat als gevaarlijk wordt beschouwd’, wat min of meer geldt tot op de dag van vandaag. Toch laat Roth zich verderop ontvallen dat er zo weinig verschil bestaat tussen een jood en een christen, ‘dat je eigenlijk moest ophouden met antisemiet te zijn als de zakelijke concurrentie van de joden niet zo sterk was‘(eigen cursivering).

Paradijselijkheid

Roth bewondert de Oost-Europese jood die niet emigreert, want die moet verdragen dat ‘elk jaar een oorlog en elke week en pogrom kan losbarsten’. Ook spaart hij hem niet, want ‘de voordelen van het Oosten ziet hij niet’ en de schoonheid evenmin. Dus wordt gemakkelijk aan de paradijselijkheid van het Westen geloofd. Maar Roth geeft het Westen er flink van langs met zijn ‘dodelijke, steriele oppervlakkigheid’. De joodse emigrant wordt een quarantaine (aanpassing) opgelegd zonder dat de westerling beseft zelf een leven lang in quarantaine door te brengen en zijn ‘landen allemaal barakken en concentratiekampen zijn, zij het met het modernste comfort’.

Her en der kan worden opgemaakt dat Roth de ramp van de Tweede Wereldoorlog voelt naderen. Hitler zet hij neer als korporaal van de wereldoorlog.

Het is een historisch aanvoelen, gestoeld op ervaring, dat joden de eerste slachtoffers zijn overal waar de wereldgeschiedenis een bloedbad aanricht.

Ook ziet Roth dat ‘in het Westen een Europese gedachte geboren is die binnen afzienbare tijd en niet zonder slag of stoot tot een wereldgedachte zal uitgroeien’. Inderdaad, de EU en VN.

Emigratie naar het Westen was haalbaarder dan een Palestijnse toekomst – joden waren immers altijd in ballingschap. Roth noemt Palestina al een land in ballingschap. ‘Helaas zijn de pioniers ook verplicht (…) hun land te verdedigen tegen de Arabieren.’ Niet dat het hun land van oorsprong is zou het grootste gewicht in de schaal leggen, maar ‘dat geen enkel ander land hen wil’. Hij stipt het Arabische verlies van vrijheid weliswaar aan, maar ook de oprechte wil van de joden ‘om in goed nabuurschap met hen te leven’. Daar kan al enige tijd iets genuanceerder naar gekeken worden.

De jood die nergens thuis is

Toen Roth zijn relaas in de jaren twintig schreef, was Duitsland het land van de onbegrensde mogelijkheden, Amerika nog niet. Voor wie het essay wat aan de taaie kant is, geeft Roths roman Job een veel directer en aangrijpender beeld van de jood die nergens thuis is, ook niet echt in opkomend Amerika.

Theater / Voorstelling

Nevel en een glimp van verlossing

recensie: De Nationale Opera - Parsifal

Het esoterische idioom van Parsifal, de laatste opera van Richard Wagner, wordt grauw verbeeld door regisseur Pierre Audi en beeldend kunstenaar Anish Kapoor. Deze herneming van de voorstelling uit 2012 trekt voorbij als een mistwolk, maar tijdens intieme momenten breekt de hemel tijdelijk open.

Wagners zwanenzang werd een jaar voor zijn dood in 1883 voltooid. In muzikaal opzicht, vervolmaakte Wagners hier zijn stijl: een lange, aaneengesloten muziekstroom (in plaats van afgebakende aria’s) en een constant verschuivende tonaliteit, waardoor de muzikale grond onder de voeten van de luisteraar wegvalt. Net als in zijn Ring­-cyclus maakt Wagner extensief gebruik van leidmotieven. De opvallendste is het in zijn eenvoud wonderschone ‘motief van de reine dwaas’, dat, in al zijn verschillende gedaantes, de toehoorder dat beetje houvast biedt om stand te houden tegen Wagners onberekenbare klankgolven.

Ambiguïteit

Opvallend aan Parsifal is dat het typisch wagneriaanse verhaal, een vrije bewerking van een middeleeuws ridderepos, is vermengd met een christelijke (en op momenten boeddhistische) moraal over naastenliefde en compassie. Koudegrondpsychologen zagen hierin een teken dat de componist zijn einde zag naderen en met zichzelf in het reine wilde komen. Verder idealiseert de opera de titelheld, in wezen een wat onnozele hals, als toonbeeld van reinheid en onschuld. Dat deze onschuld zich alleen naar het amoureus vlak vertaald en het afslachten van horden ridders geen probleem is, moeten we maar even door de vingers zien. In deze verering van zuiverheid wilde de kwaadwillende criticus door de jaren heen nog wel eens een voorstelling van de pure Arische mens in zien. Doordat Wagner de regie voerde over elk element van zijn opera’s, van muziek en tekst tot uiterlijk, blijft het lastig te duiden wat hij nu werkelijk wilde prediken met deze hermetische roep om mededogen.

Leed

Aan elke regisseur dus de uitdaging om dit lijvige stuk naar zijn eigen hand te zetten. Waar Arjon Luijten in zijn radicale deconstructie Parsifal: The Grand Opera de nadruk legde op mede-, ligt deze bij Audi en Kapoor juist op –lijden. Tijdens de prelude verschijnt al een metershoge wond op het zwarte voordoek. De Catalaanse rotsen waar de Graalridders verblijven, liggen desolaat in de rode schemering. Zelfs de bloemenmeisjes, die Parsifal in de tweede akte moeten verleiden, zijn kaal en gekleed in jurken van vale stofrepen. Hun gedaantes worden verwrongen in Kapoors enorme ronde spiegel die prominent op de achtergrond prijkt. Door de abstractie ontstijgt Parsifal het sprookjeskarakter dat soms aan Wagner kleeft en betreedt de opera een nieuw spiritueel domein.

Kleine openbaringen

De uitvoering van de muziek laat weinig te wensen over. Ryan McKinny klinkt als gewonde koning tegelijkertijd broos en standvastig. Bastiaan Everink staat als Klingsor ver weg van de karikatuur van boze tovenaar. De grootste held van de voorstelling staat echter in de orkestbak. Marc Albrecht laat het Nederlands Philharmonisch Orkest prachtige lange lijnen spelen en toont dat Wagner niet alleen uitblinkt in grof symfonisch geweld, maar ook juist in de intieme passages. Het zijn momenten van loutering en klaarte, pleisterplaatsen na aanhoudende verwarring. Zulke momenten zijn zeldzaam, binnen en buiten het podium.

Film / Films

Op een onbewoond eiland

recensie: The Red Turtle (dvd)

Een schipbreukeling krijgt het aan de stok met een rode schildpad. Wat volgt is magisch, maar niet altijd even toegankelijk. The Red Turtle, de eerste lange animatiefilm van Oscarwinnaar Michael Dudok de Wit, is vanaf nu verkrijgbaar op dvd.

Nadat hij een Oscar won voor beste korte animatiefilm, kreeg Michael Dudok de Wit een e-mail van het wereldberoemde Studio Ghibli, bekend van onder andere Spirited Away (Hayao Miyazaki, 2001). De studio stelde hem twee vragen: mogen we je korte film distribueren in Japan, en wil je een lange animatiefilm voor ons maken? Een bijzonder verzoek, want Ghibli had nog nooit een niet-Japanse animatiefilm ge(co)produceerd. Dudok de Wits reactie was dan ook begrijpelijk: ‘Natuurlijk! En: huh, wat?’

Jarenlange noeste arbeid leverde uiteindelijk The Red Turtle op. Een naamloze man strandt op een onbewoond eiland. Zijn pogingen om te ontsnappen lopen echter letterlijk in het water door toedoen van de rode schildpad die zich niet ver van het eiland ophoudt. Al gauw loopt het uit op een lelijke confrontatie. Maar uit die lelijkheid wordt schoonheid geboren, zo blijkt als het geheel ‘s nachts een magische wending neemt.

Betoverend

Magisch is The Red Turtle zeker. Niet alleen zit het verhaal vol onmogelijke wendingen, het wordt ook op een betoverende wijze gevisualiseerd. Door de afwezigheid van dialoog komt de volle aandacht te liggen op het beeld en geluid. De animaties zijn vloeiend en zitten vol kleine, menselijke details, maar het is vooral de muziek die de kijker het verhaal in zuigt. Componist Laurent Perez Del Mar weet voor elke scène – melancholisch, beklemmend, komisch – de perfecte toon te vinden. Zijn inspanningen tillen Dudok de Wits visie regelmatig naar een hoger niveau.

Met het ontbreken van dialoog ontbreekt er ook een stukje duiding, wat sommige kijkers tegen de borst zal stuiten. Want het bij tijden abstracte karakter van de film schept wel een emotionele afstand. Deze wordt helaas onvoldoende ingevuld door opzienbarende personages of spannende gebeurtenissen. Verhaaltechnisch is de film wat aan de vlakke kant, al lijkt het vertellen van een spannend verhaal ook niet het hoofddoel. Het is als poëzie: prachtig, maar dan moet poëzie wel je ding zijn.

Verlangen

De VPRO-documentaire Het Verlangen van Michael Dudok de Wit, die de film op de special edition vergezelt, biedt echter uitkomst. De docu trekt veel tijd uit voor het zorgvuldige animatieproces en Dudok de Wits perfectionistische houding. Zijn thema’s – verlangen, tijd en tijdloosheid, familie – worden zijdelings aangestipt: precies genoeg om te prikkelen zonder alles voor te kauwen. Absoluut een meerwaarde voor liefhebbers van zijn animatie.

The Red Turtle brengt het verhaal van een schipbreukeling op prachtige wijze naar het scherm. De film leunt echter wel zwaar op symbolische en allegorische elementen. Iets meer duiding had de film wat toegankelijker gemaakt, en misschien zelfs wat emotioneler, al zou het zijn poëzie-achtige kwaliteit daar wel mee verliezen. En wat is een film over een rode schildpad nu zonder poëzie?

Kunst / Expo binnenland

Kunst als grenservaring

recensie: Craigie Horsfield: How the world occurs

Halverwege de tien onderdelen van de eerste solotentoonstelling – bestaande uit zo’n veertig werken – van de Engelse kunstenaar Craigie Horsfield (1949), in de voormalige negentiende eeuwse stallen van het Centraal Museum in Utrecht, staat de bezoeker opeens in ongenadig hard zonlicht. Alles komt daardoor nóg harder binnen.

Dat komt niet alleen door het werk van Horsfield, maar ook door de door Kummer & Herrman ontworpen donkere, minimalistisch vormgegeven zalen. De teksten in het fraaie (gratis) boekje met bespiegelingen bij enkele van de werken geschreven door Mischa Andriessen zijn op die manier haast niet te lezen, maar de meest grootschalige werken van Horsfield komen ook zonder de teksten hard binnen.

Op de één of andere manier doet het werk denken aan de filosofie van de Vlaamse filosoof Marc De Kesel: op het grensgebied balancerend tussen de verschrikkingen die de wereld teisteren en de schoonheid die Horsfield er ook aan geeft.

Title: Broadway, 14th day, 18 minutes after dusk. New York, September 2001 Artist: Craigie Horsfield Date: 2012 Material: Tapestry, wool, cotton, silk, synthetic yarns Size: 500 x 875 cm Photo: courtesy the artist

Title: Broadway, 14th day, 18 minutes after dusk. New York, September 2001
Artist: Craigie Horsfield
Date: 2012
Material: Tapestry, wool, cotton, silk, synthetic yarns
Size: 500 x 875 cm
Photo: courtesy the artist

Mooi en schrikbarend

Het begint meteen al wanneer je als bezoeker in de eerste zaal wordt geconfronteerd met het wandtapijt Broadway, gerealiseerd door Flanders Tapestries in de buurt van Gent. Wat je ziet, is het intens blauwe licht nadat de Twin Towers zijn ingestort. Zo zagen we het op de televisie en ook weer niet. Want het werk doet ook denken aan landschapsschilderijen uit de romantiek: mooi en schrikbarend in één.

Eenzelfde soort gevoel overvalt je bij het in de fresco-techniek van Factum Arte, Madrid gemaakte Via Carozza, een afbeelding van een processie in Nola (bij Napels). Op het eerste gezicht doet het sterk denken aan een schilderij met de kruisdraging door Jeroen Bosch, maar dan valt het oog opeens op de man vooraan in beeld met een embleem van waarschijnlijk een vakbond op zijn hoofddeksel. Op de één of andere manier associeer je dit met malafide praktijken van middeleeuwse gildes en trekt er een huivering door de kijker; je maakt als kijker geen deel uit van deze groep. Sterker nog: ze stoten je af en buiten, al wil het tekstboekje de bezoeker nog zo aansporen ‘om een eigen ervaring van saamhorigheid voor de geest te halen.’

Title: Via Carozza, Nola Artist: Craigie Horsfield Date: June 2008_2012 Material: inkjet print, wood, plaster, aluminium, wax Size: 460 x 44 cm. Photo: courtesy the artist

Title: Via Carozza, Nola
Artist: Craigie Horsfield
Date: June 2008_2012
Material: inkjet print, wood, plaster, aluminium, wax
Size: 460 x 44 cm.
Photo: courtesy the artist

Doorgaande geschiedenis

In Via Carozza gaat Horsfield uit van een doorgaande geschiedopvatting. Niet alleen herinnert het aan het verleden, maar de verschrikkingen van toen en nu vormen ook geen breuk. Immers: het kwaad wortelt in de geschiedenis en komt niet zomaar uit de lucht vallen.
Edwin Jacobs, artistiek directeur van het Centraal Museum en samen met Charlotte Schepke (Londen) curator van deze tentoonstelling, verwijst in dat verband in het hiervoor genoemde boekje naar ‘moderne realisten zoals Pyke Koch, en het intense licht-en-donkerspel dat we kennen van de Utrechtse Caravaggisten.’ Geen wonder dat de eerste Nederlandse solotentoonstelling met werk van Horsfield in Utrecht plaatsvindt! Dat gegeven wordt nog eens onderstreept door een serie zowel kwetsbare als krachtige portretten die wordt getoond, telkens onder de naam van de geportretteerde. Het gaat om dertig Utrechtenaren die wonen aan de Springweg en de Korte Nieuwstraat (2014), afgedrukt als dry print op Arches aquarelpapier.

Toch zit er ook iets hoopvols in die ononderbroken lijn heden – verleden – toekomst. Dat blijkt onder meer uit een serie over variété. Geen nostalgische beelden, maar een oproep om te kijken en nog eens goed te kijken naar wat raakt aan zin, zinnelijkheid en zingeving.

Hollandse meesters

Dat laatste, goed kijken en er betekenis aan hechten, deden de Hollandse meesters ook met hun haast mystiek en symbolisch geladen oesters, kazen, andere etenswaren en al dan niet verlepte bloemen. Een soortgelijke serie maakte Horsfield op eiken panelen, bedrukt met meerdere lagen inkt en afgewerkt met een waslaag. Een prachtig bolletje knoflook, varkenspoten, -hersens en –darmen. Voor de één een delicatesse, voor de ander een onrein dier.

Title: Zoo, Oxford Artist: Craigie Horsfield Date: January 1990, 2008 Material: tapestry Size: rhino 1 370x552 cm, rhino 2 370x552cm Photo: courtesy the artist

Title: Zoo, Oxford
Artist: Craigie Horsfield
Date: January 1990, 2008
Material: tapestry
Size: rhino 1 370×552 cm, rhino 2 370x552cm
Photo: courtesy the artist

Zo doen de twee neushoorns aan het eind van de expositie (Zoo, Oxford) niet alleen aan Albrecht Dürer denken, maar geven ze de kijker ook het dubbele gevoel dat een dierentuin met dergelijke grote dieren oproept. Wat Horsfield met deze twee foto’s vooral beoogde weer te geven, was de kwetsbaarheid van deze dieren, als een ‘melancholiek slot’ van deze indringende expositie.

Indringend is de expositie vooral ook door de geluidsinstallatie die Horsfield samen met Reinier Rietveld maakte (Utrecht Soundwork). De muziek klinkt in alle zalen en maakt zo een integraal onderdeel uit van de expositie. Het is méér dan een geluidswal die als achtergrond dienst doet. Want dat laatste is iets dat de kunstenaar nooit zou willen. Hij eist betrokkenheid tussen kijker en kunstenaar, muziek en luisteraar, heden, verleden en toekomst, mens en dier, licht en donker.

marinus boezem oude kerk amsterdam
Kunst / Expo binnenland

Kathedraal van de verbeelding

recensie: Marinus Boezem in de Oude Kerk te Amsterdam
marinus boezem oude kerk amsterdam

Marinus Boezem (1934) benadrukt in zijn tentoonstelling in de Amsterdamse Oude Kerk de verticaliteit van het gotische gebouw. Zó zelfs, dat een gordijn dat de ruimte rechts naast het koor in eerste instantie ‘gewoon’ in tweeën verdeelde, uiteindelijk een verticale uitvoering kreeg. In Labyrinth valt het gordijn nu vanuit de nok van de kerk verticaal naar beneden.

Het effect is wezenlijk anders. Zoals in renaissanceschilderijen gordijnen op de achtergrond een fictieve ruimte in tweeën verdelen, zo camoufleert het gordijn in Labyrinth één van de dikste zuilen in de kerk. De achterliggende vraag die de oude schilderijen opwierp (waar bevindt de beschouwer zich: binnen of buiten?) werd in de eerste opzet vervangen door: waar bevindt de bezoeker zich: voor of achter het gordijn, en in de uiteindelijke uitvoering door de vraag: waar bevindt de zuil, drager van de Westerse cultuur, zich? Zo is de architectuur, de verbeelding van de kerk, centraal komen te staan.

marinus boezem oude kerk amsterdam recensie

Marinus Boezem, Labyrinth, 2016. Foto: Robert Glas.

Verlangen om op te stijgen

De gotiek is in de visie van Boezem, volgens curator Lorenzo Benedetti in de tentoonstellingskrant, ‘met de kathedraal als letterlijk hoogtepunt, een metafoor voor de hang van de mens naar het transcendente: het verlangen om op de stijgen en al het aardse achter zich te laten.’ Dat de kunstenaar altijd al wat heeft gehad met gotische bouwkunst, weten we. Met als bekendste werk, wat in de volksmond ‘de Groene Kathedraal’ is gaan heten, de 178 Italiaanse populieren in de Noordoostpolder bij Almere, die samen de vorm van een kathedraal hebben.

‘Boodschap’

In de tentoonstelling valt de aandacht voor het verticale en het transcendente samen in het centrale werk: Into the air. Twee bezoekers tegelijk kunnen in een bouwlift, onder begeleiding van een liftboy, opstijgen naar zo’n vijftien meter hoogte. De lift staat in de viering van de kerk, de vierkante ruimte tussen schip en transept. Boven aangekomen, zien zij een boodschap van de kunstenaar, aangebracht op een ronde spiegel. De plaats van deze boodschap is dezelfde als waar in de gotiek in een rooms-katholieke kerk vaak een kruis hing, afgedaald uit de hemel als het ware.

Marinus Boezem, Meteorieten, 2016. Foto: Robert Glas.

Marinus Boezem, Meteorieten, 2016. Foto: Robert Glas.

Diezelfde dubbelheid – omhoog streven én afdalen – treffen we aan in de Meteorieten, gebroken spiegels die op verschillende plaatsen in de kerk liggen. Ze weerspiegelen niet alleen het gewelf, maar geven in hun fragmentatie ook uitdrukking aan de in verschillende fases opgebouwde kerk of misschien zelfs aan de gebrokenheid van de wereld. Op sommige plaatsen lijkt het of een stuk spiegel zich omhoog werkt, de ruimte in, als een stuk kruiend ijs.

Verdubbeling

Zoals de spiegels de illusie scheppen van een verdubbeling van de ruimte, zo doen de vrouwen uit de buurt, die in de Sebastiaanskapel de plattegrond van de kerk zitten te borduren op een laken, dat ook: in kruissteken wordt de kerk als het ware opnieuw opgebouwd. Met dit kunstwerk in kruissteken, Gothic gestures, worden de lakens die Boezem in 1969 uit de ramen van het Stedelijk Museum in Amsterdam liet wapperen, getransformeerd.

marinus boezem oude kerk amsterdam recensie

Marinus Boezem, 2016. Foto: Anne Breel.

Het is niet het enige kunstwerk op de tentoonstelling dat een transformatie is van eerder werk of daarop teruggaat. Ook Windschaal grijpt terug naar een stencil met de weerkaart van 26 september 1968, dat in hetzelfde jaar in Op Losse Schroeven in het Stedelijk viel te zien. Nu wordt de windschaal geprojecteerd op de muur van het Heilig Graf in de Oude Kerk.

Nieuw, speciaal voor deze expositie in de Oude Kerk gemaakt, of vernieuwd – het zijn allebei uitingen van de vitaliteit van de inmiddels 82-jarige kunstenaar die aan de wieg heeft gestaan van de conceptuele kunst in Nederland. Eén kanttekening slechts: het is jammer dat Transformation, het geluid van de ruisende populieren van de eerder genoemde Groene Kathedraal, als achtergrond weerklinkt. Daarmee balanceert het ten onrechte op de grens van kitsch. Een kapel er apart voor inrichten, zou er meer recht aan hebben gedaan.

8weekly_wereldmuziekupdate_vol1
Muziek / Album

Wereldmuziek update – volume 1: Melingo, Leyla McCalla & Paolo Fresu

recensie: Uiteenlopende stijlen verenigd
8weekly_wereldmuziekupdate_vol1

De tijd is rijp om ook over wereldmuziek een serie artikelen te gaan schrijven. In dit eerste deel aandacht voor drie uiteenlopende stijlen. Zo komt het nieuwe tango-album van Melingo langs om vervolgens een celliste aan het werk te horen, terwijl we ook stilstaan bij het album van Fresu met piano en trompet.

Eigenlijk is de term ‘wereldmuziek’ een vreemd verschijnsel: het is een verzamelnaam van muziek die niet echt in een hokje past. Muziek die nu onder de wereldmuziek geschaard wordt, kan over een paar jaar behoren tot de reguliere muziek als de aandacht van de consument verschuift. Een reeks onder deze titel starten is daarom gewaagd. Er zal in ieder geval muziek besproken worden die uit alle windstreken kan komen en die de wereld in beweging zet.

Een diaspora

Mede omdat ik Melingo ooit live aan het werk zag keek ik reikhalzend uit naar zijn nieuwe aangekondigde album. Gelukkig is Anda opnieuw het wachten meer dan waard. Wie zich verdiept in de oorsprong van dit nieuwe werk, moet concluderen dat Melingo bij sommige liedjes heel ver terug in de tijd gaat. Het oudste stuk is van Erik Satie en dateert uit 1892. Slechts drie composities zijn van de hand van Melingo zelf en hebben een oorsprong die zodoende een stuk dichterbij ligt.

Melingo heeft met dit album een diaspora in twee aktes gemaakt over de verspreiding van de tango over de hele wereld. Een verhaal dat in muziek verteld wordt en waarbij we de tango tegenkomen in Japan en in China. Die uitleg staat op de eerste pagina’s van het tekstboekje. Ook zonder de uitleg is Anda prima te luisteren. Alleen het laatste nummer valt bij elke draaibeurt in de categorie ‘onbegrijpelijk’. De kakofonie die Melingo in ‘Anda simultanceo’ laat horen, doet afbreuk aan het verder zo fijn klinkende album, waarin de meester van de tango opnieuw steeds weer andere wendingen laat horen van deze muziek. Dit zesde album in twintig jaar laat horen dat de tango nog steeds een uitdaging is voor Daniel Melingo.

 

Muziek met een boodschap

Haar eerste album leek een tussendoortje omdat haar band Carolina Chocolate Drops even in pauze stand stond. Drie jaar na dat eerste soloalbum Vari-Colored Songs komt McCalla met een opvolger die duidelijk maakt dat het misschien niet zomaar een tussendoortje was, maar dat deze celliste en zangeres ook een serieuze solocarrière ambieert naast het groepswerk. Het nieuwe album draagt de titel A Day for the Hunter, A Day for the Prey en is qua sfeer uit hetzelfde hout gesneden als haar eerste album. Deze keer is het thema de vermenging van muziek, macht en politiek in Haïti. McCalla maakt het ons niet gemakkelijk als je dat zo leest. Zeker als je dan ook nog teksten hoort in het Engels, Frans en Haïtiaans Creools, ofwel in het Putua, zoals de bijgeleverde releasesheet mij weet te vertellen.

Gelukkig spreekt de muziek zelf ook een ontspannen en boeiende taal. Wie zonder de bijgeleverde informatie luistert naar het album zal daar ook veel plezier van beleven. Wie met meer aandacht luistert ontdekt de diepere gronden die heel mooi zijn om te weten. McCalla speelt zelf cello, banjo en gitaar en laat zich begeleiden door een flinke groep muzikanten, die het muzikale pallet fraai kleuren met fi-fer, viola, bas en sousafoon. Een bijzondere samenstelling voor niet-alledaagse muziek die de luisteraar uitdaagt om een stapje verder, dieper en opener te luisteren naar wat McCalla ten gehore brengt. Wie die moeite doet, zal een prachtige luisterervaring beleven.

 

Onherkenbare covers

Het album Eros van Paolo Fresu & Omar Sosa is uit een heel fijn hout gesneden. Het wereldse karakter van dit album blijkt al uit het feit dat de muzikanten uit vele windstreken komen. Fresu is een uit Italië afkomstige trompettist en hij speelt samen met de Cubaanse pianist Sosa. Bovendien worden de artiesten ook nog bijgestaan door de Marokkaans-Belgische zangeres Natacha Atlas en de Braziliaanse cellist Jaques Morelenbaum. Een strijkkwartet maakt de bezetting compleet.

We horen bijzondere bewerkingen van soms bekende composities. Het album heeft hierdoor behoorlijk wat draaibeurten nodig om de schoonheid van de bewerkingen tot leven te laten komen. Zo opent het album met ‘Teardrops’ dat origineel van Massive Attack is, maar wat in de Arabische bewerking nog nauwelijks herkenbaar is. Ook een compositie van Peter Gabriel, ‘What Lies Ahead’, krijgt een bewerking die de track niet als een Gabriel-nummer doet herkennen. Het album kent verder over het algemeen een heel rustige sfeer waardoor het prima past bij een hete zomerdag of bij een late avond in de schemering. Of zou dat ook komen door de titel van het album: Eros?

 

Theater / Voorstelling

Monotoon – grauw – sober

recensie: NTGent - Sneeuw

De nieuwe voorstelling ‘Sneeuw’ van NTGent is gebaseerd op de gelijknamige roman van de Turkse Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk. Deze voorstelling komt niet tot leven in de Nijmeegse Schouwburg. Het geluid staat véél te zacht en de afstand tot het publiek is te groot om de kijker te blijven boeien.

1617_eigen_producties-sneeuw-pers-julesaugust_sneeuw_-44Groen. Roze. Blauw. Geel. Rood. Wit. Een regenboog aan vlaggen wappert boven het podium, een prachtig kleurenspel dat decorontwerpster Katrin Brack bedacht. Op het podium nemen vier spelers en één zangeres plaats op vijf in diverse richtingen wijzende stoelen. Een vijfde speler, de verteller Kerim – ‘Ka’ –  (Pierre Bokma), oreert vanuit de coulissen, alvorens hij in het midden van het podium gaat staan. En profil, sprekend naar de zijkanten van het toneel toe. De dichter Ka praat in poëtische omschrijvingen over zijn Turkse identiteit, over zijn terugkeer vanuit Frankfurt naar zijn vaderland, naar de stad Kars, waar het onophoudelijk sneeuwt. Hij voelt zich ontwortelt en hij is duidelijk een buitenstaander. Gegrepen door het hoge aantal zelfmoorden in Kars door jonge moslimmeisjes, die worden gedwongen hun hoofddoek op school af te doen, maakt Ka een reportage en spreekt met vriend en vijand. Zo raakt de dichter verstrikt in een strijd tussen pers en politiek én in een strijd om het islamitisch geloof, een religie die nooit de zijne kon worden. ‘Ik wil een God die mijn eenzaamheid begrijpt,’ roept Ka snotterend uit tegenover een sjeik die hij bezoekt.

Eenzaam blijft Ka niet lang in Kars, waar hij het gezelschap opzoekt van zijn jeugdliefde Ipek. Dit is niet het enige liefdesverhaal dat zich voor de ogen van de toeschouwer voltrekt. Het zusje van Ipek, Kadife, vindt de liefde bij Indigo. Een gevaarlijke liefde, aangezien Indigo een terrorist is en als islamitische fundamentalist met bloed, zweet en tranen strijdt tegen het secularisme in Turkije. De scheiding tussen staat en godsdienst in de republiek Turkije zorgt tot op de dag van vandaag voor spanningen. Westers en traditioneel-islamitisch gedachtegoed botsen met elkaar en zorgt ervoor dat Turkije zich op politiek gebied distantieert van de andere landen in Europa.

Professioneel doch monotoon

1617_eigen_producties-sneeuw-pers-julesaugust_sneeuw_-34De roman Sneeuw (2002) heeft een hoge actualiteitswaarde, gezien de Turkse president Erdogan zijn politieke tegenstanders uit de weg ruimt na de mislukte couppoging. Dat zorgt ervoor dat de zogenaamde aanslagen in het toneelstuk dan ook als ‘heftig’ kunnen worden ervaren. Met zijn verwesterde ideeën staat Ka dicht bij het publiek; hij lijkt dan ook de enige te zijn met wie de toeschouwer zich kan identificeren. Toch is Pierre Bokma niet de enige die dit toneelstuk ‘draagt’, ook Melih Gençboyac in de rol van Indigo is sterk van spel. Gençboyac bespeelt het publiek met zijn charismatische stem en zijn duidelijk articulatie. Ieder woord, iedere dialoog die Gençboyac aangaat, vindt daardoor een bombastische weerklank en zorgt ervoor dat zijn spel ‘ijzersterk’ is. Het is overduidelijk dat er professionals over de toneelplanken lopen. Een gezelschap van goede spelers belooft echter nog geen geslaagd toneelstuk, bewijst deze voorstelling. Het grootse probleem is de vorm waarin dit toneelstuk gegoten is. Er is een verteller die tegelijk midden in het spel staat en die het publiek op fluistertoon een relaas voorhoudt. Gedurende het gehele toneelstuk moet de toeschouwer zich inspannen om de woorden van de spelers te verstaan, voornamelijk die van Pierre Bokma. Vooral voor de ouderen onder de aanwezigen moet dit een haast onmogelijke opgave zijn. Op den duur verliest de kijker zijn geduld en zal langzaam indommelen op de prachtige zang van Melike Tarhan tussen de scènes door.

1617_eigen_producties-sneeuw-pers-julesaugust_sneeuw_-59Doordat de spelers slecht te verstaan zijn, gaat de kwaliteit ook achteruit. De vorm waarin het toneelstuk is gegoten – klein spel – past niet bij de roman Sneeuw. Het irritantste is bovendien de totaal emotieloze, monotone stem waarop Pierre Bokma spreekt. Wat statisch en krachtig moet overkomen, wekt enkel irritatie op. Bovendien wordt de toeschouwer net zo onverschillig voor het toneelstuk als de verteller oogt. Daarnaast ontwikkelt het verhaal zich op een slakkengang, het is té traag. Waar is de theatrale expressie, het krachtige toneelspel met gevloek, getier en spanning die regisseur Luk Perceval bewerkstelligde in eerdere voorstellingen als Ten Oorlog? De jeugdige toeschouwer doet er beter aan om Pierre Bokma te aanschouwen in Rundfunk op NPO 3.