Boeken / Non-fictie

Thuis in de tijd

recensie: Antoine Bodar - Geborgen in traditie

In zijn nieuwste bundel is Antoine Bodar behoorlijk kritisch op Nederland. Taalverloedering, lompheid en egoïsme zijn de verschijnselen waar hij zich het meest aan stoort. Dit hangt allemaal samen met een gebrek aan waardering voor traditie.

Niet voor niets heeft de Brabantse priester zijn Nederland verruild voor Italië. Dat wil echter niet zeggen dat hij de strijd heeft opgegeven. Hij bestookt het vaderland nog regelmatig met boeken en verschijnt geregeld op tv om uitleg te geven over de Rooms-Katholieke Kerk. Daarbij is hij nooit te beroerd om en passant te wijzen op de slechte staat waarin Nederland verkeert.

Niet dat Nederland Bodar weinig te bieden heeft. Hij bewondert Joost van den Vondel, Louis Couperus en Johan Huizinga en schrijft daar graag over. Zijn klacht is vooral dat Nederland zijn rijke culturele traditie bij het grof vuil heeft gezet.

Jaren zestig

Het ging volgens Bodar mis in de jaren zestig. Tijdens deze periode kwam de jeugd in opstand tegen orde en gezag, traditie en etiketten — kortom, tegen het idee van beschaving als zodanig. Bodar maakte de jaren zestig mee als student en omschrijft ze als de meest afgrijselijke periode uit zijn leven. ‘Zulks tekent een mens.’

Bodar hekelt de lompheid, de grofheid en het egoïsme die sinds de jaren zestig in opmars zijn. We zijn veel te veel met onszelf bezig. De populariteit van allerlei nieuwe vormen van spiritualiteit vindt hij daarvan een duidelijk teken: die zijn uitsluitend op het eigen welzijn gericht.

Europa

In de politiek signaleert Bodar een soort nationaal egoïsme. Hij ziet een tendens bij mensen als Wilders en Baudet om zich achter de dijken terug te trekken. Europa is voor hen een vies woord.

Zo niet voor Bodar. Hij houdt een warm pleidooi voor het belang van Europa. Daarin doet hij geen beroep op de toekomst – al zou toenemende politieke integratie in Europa een dwingende noodzakelijkheid zijn in een globaliserende wereld – maar juist op het verleden.

Europa is altijd een eenheid geweest, zo zegt Bodar. Wellicht niet in politieke zin, maar toch zeker in culturele zin. Gemeenschappelijke tradities, waaronder het christendom, hebben altijd voor een zekere verbondenheid gezorgd. Maar juist die traditie, zo stelt Bodar teleurgesteld vast, wordt door de pro-Europese stemmen op dit continent verzwegen.

Hoop

Maar Bodar zou Bodar niet zijn als hij het pessimisme niet overstijgt. Hij schenkt in zijn boek veel aandacht aan het schone. Kunst en literatuur kunnen troost en geborgenheid bieden. Daarbij hoort ook enige kennis van het christendom, dat de inspiratiebron voor zoveel Europese kunst en literatuur vormde. Kennis van de eigen (culturele) geschiedenis is volgens Bodar noodzakelijk om te weten wie we zijn. Met een sterker zelfbewustzijn zullen we ook beter in staat zijn nieuwe culturen in ons op te nemen in plaats van ze louter als bedreiging te zien. Zo biedt het boek toch nog hoop.

Dat Bodar zowel kritiek als oplossingen levert, maakt Geborgen in traditie leesbaar. Omdat het boek een samenstelling van veelal eerder gepubliceerde of voorgedragen stukken is, overlappen veel opstellen met elkaar. Bodar kent ongetwijfeld het Romeinse gezegde dat herhaling de moeder der wijsheid is.

Theater / Voorstelling

Een verfrissende confrontatie met de dood

recensie: Noord Nederlands Toneel - dood en zo

‘Ik denk dat je inzakt, een beetje als een taart die net uit de oven komt.’ Eva Duijvestein behandelt de 84-jarige Annemarie Prins niet met zijden handschoentjes, maar met het soort van ruwe latex. dood en zo is een frisse confrontatie met datgene waar we het liever niet over hebben, maar ons allen te wachten staat.

Prins wil groots en meeslepend afzwaaien en, zoals het een actrice betaamt, met publiek. Ze plant haar dood tot in de puntjes: van de amandelolie waarmee ze zich insmeert tot de manier waarop ze haar fatale toetje door de yoghurt roert. En terwijl Prins ook tot na de laatste adem controle wil houden, herinnert Duijvestein haar aan wat niemand ook maar durft te denken: ‘Je bent dan dood wat doet het ertoe? Jij bent dan een ding’.

De vrouwen schelen 44 jaar, Het is een bijzondere vriendschap. Prins laaft zich aan het bloed van de jeugdige Duijvestein en die peuzelt op haar beurt alle ervaring van de oudere Prins op. Ze zijn aan elkaar gewaagd. Met regelmaat proberen ze elkaar uit het veld te slaan, maar telkens krabbelen ze weer overeind. Ze huilen, vernederen en houden troostend elkaars handen vast. De chemie tussen Prins en Duijvestein ademt een ultiem vertrouwen uit.

Zonder gêne

De toneelvloer lijkt een spiegel, totdat Duijvestein die op haar sokken betreedt. De kringen die ze in het water achterlaat spiegelen het licht golvend op de muur. Het is een prachtig beeld. Even later zijgt ook Prins in het water neer. De vrouwen gaan geen ongemak uit de weg. Ze banjeren door het koude water en voeren het gesprek over de naderende dood zonder gêne en zonder censuur.

Prins is charismatisch, innemend en windt de zaal om haar vinger. Ondanks haar 84 jaar is ze ontwapenend als een klein meisje. Van haar krukje tuurt ze naar zichzelf in het water en trekt haar opgekropen rok over haar blote knieën: ‘Ik wil me niet meer schamen’.

Gevaarlijk dichtbij

Duijvestein en Prins houden het publiek tot de laatste adem in hun greep. De muziek van Dionys Breukers en Bart Rijnink leidt onder hun gesprekken helaas meer af dan dat die ondersteund. Het lijkt een overbodige poging om suspense op te bouwen. De tekst van Sophie Kassies is oprecht en draait niet om de zaken heen. Daarmee wordt de voorstelling niet zwaar, maar juist verfrissend. Het publiek verkeert niet in een existentiële crisis, maar barst met regelmaat in lachen uit.

Soms slaat de voorstelling je als koud water in het gezicht en komt dood en zo gevaarlijk dichtbij. Terwijl Duijvestein krachtig rond het bassin stampt, zwoegt Prins door het koude water om haar bij te kunnen houden. Op dit soort momenten wil je dat het stopt en Prins in een warme droge handdoek wikkelen. Duijvestein en Prins gaan onverbiddelijk door.

dood en zo is een gitzwarte komedie met een bittere nasmaak. Prins en Duijvestein kijken de dood recht in de ogen, maar verwacht geen verlossing: ‘Ben je bang?’ wordt nooit met een geruststellend nee beantwoord.

Theater / Interview

Interview Lucas De Man

special:

Voorafgaand aan de voorstelling De Man is lam interviewde Steffen van Zundert Lucas De Man over het ontstaan van de voorstelling. Ook gaat hij in op de thematiek van de voorstelling. Hoe is het om in deze tijd man te zijn?

 

Theater / Voorstelling

Een lauwe Warme Winkel

recensie: De Warme Winkel - Majakovski/Oktober

De Warme Winkel brengt met Majakovski/Oktober een ‘oeuvre-stuk’, een door henzelf bedacht genre waarin de persoon en het werk van een door hen bewonderde kunstenaar centraal staat. Dit keer, honderd jaar na de Russische Oktoberrevolutie, is het oeuvre van de futuristische dichter en revolutionair Vladimir Majakovski aan de beurt. Er zijn soms, vooral aan het einde, boeiende en hilarische momenten, maar de genialiteit die De Warme Winkel in staat is ten toon te spreiden ontbreekt.

Het begint veelbelovend. Er zit een oude man te schrijven aan een houten tafel op schragen. Achter hem verandert het decor voortdurend. Een hek van gaas verdwijnt en wordt in snel tempo vervangen door allerlei verschillend gekleurde achterwanden, gouden gordijnen, gigantische Sovjetsymbolen, het terugkerende hek en donkerte. Kennelijk zien we in een flits episodes uit Majakovski’s leven. Ondertussen is een musicus een soort marsmuziek aan het drummen. Net als ik denk: dit zou nog wel eens een half uur kunnen doorgaan en dat is wat mij betreft prima, houdt het op en komen een aantal Russisch aandoende personages het toneel op om ons aan te kijken en tot stilte te manen.

De zittende oude man, Majakovski zelf, leest voor wat hij heeft opgeschreven en sterft. De rest van het stuk wordt hij door de anderen vereerd, gewassen, verzorgd, gestreeld, aanbeden en wordt op alle mogelijke manieren afscheid van hem genomen. We horen flarden van door hem geschreven gedichten en ander werk en er worden herinneringen opgehaald. Op zich is dat niet vervelend om naar te kijken en te luisteren, soms is het mooi en grappig. Wat ontbreekt is het onvoorspelbare en verrassende wat je bij De Warme Winkel meestal meemaakt.  Ward Weemhoff doet niet mee. Zijn plaats wordt ingenomen door Annelinde Bruijs van Club Gewalt, Martijn Nieuwerf en twee Vlaamse stagiaires.

Russische ziel

De mannen lopen met blote bovenlijven rond, de vrouwen in doorzichtige kleding. Het is onduidelijk wat het doel daarvan is behalve om de voyeur in ons te bevredigen. Het enige moment dat die naaktheid prachtig werkt is als Mara van Vlijmen de anderen wegstuurt en het lijk op gepassioneerde wijze haar borsten aanbiedt, een volkomen begrijpelijk en uiterst hilarisch gebaar. Van Vlijmen heeft meer geestige momenten, bijvoorbeeld aan het eind van de avond als ze haar versie voordraagt van ‘I don’t know how to love him’ uit ‘Jesus Christ Superstar’.

Als ik langzamerhand tot de conclusie kom dat zelfs De Warme Winkel kan tegenvallen, schiet de voorstelling totaal uit de bocht en krijg ik zowel kromme tenen als de slappe lach. Ook is er een prachtige voordracht in het Russisch door een van de stagiaires, Lois Brochez. Ik snap niets van wat ze zegt, maar het raakt me meer dan een aantal van de in het Nederlandse gelezen gedichten.

Er bestaat natuurlijk een kans dat De Warme Winkel van alles heeft verteld wat niet door mij is opgepikt. Wat ik wel heb gezien is dit: Majakovski/Oktober is niet de sterkste voorstelling die het collectief ooit heeft gemaakt, verre van, maar er zitten een aantal mooie, gekke en gênante momenten in. En, pluspunt, Dik Boutkan is te zien als het lijk van Majakovski waar de hele tijd mee gesold wordt. Dat is iets waar hij absoluut bewondering voor verdient.

Boeken / Fictie

Postkoloniaal Afrika als koortsdroom

recensie: Mia Couto (vert. Harrie Lemmens) - De bekentenis van de leeuwin

In zijn nieuwe roman De bekentenis van de leeuwin ontleedt Mia Couto de gemoedstoestand van hedendaags Mozambique. Een koortsdroom.

In 2016 publiceerde Querido Vrouwen van as, de eerste Nederlandse vertaling van Mia Couto. Een zinderend en verleidelijk verhaal over de pijnlijke koloniale verhouding tussen Portugal en Mozambique, met schwung en beheersing vertaald door Harrie Lemmens. Het succes moet naar meer gesmaakt hebben: krap een jaar later is nu De bekentenis van de leeuwin verschenen. Het tijdsframe is verschoven van eind negentiende eeuw naar de moderne tijd, wat de problematiek mogelijk nog urgenter maakt.

Bijgelovige dorpsbewoners

De bekentenis van de leeuwin gaat over het door leeuwen geteisterde dorpje Kulumani. Nadat de beesten haar zus doden, wordt Mariamar Mpepe door haar familie in huis opgesloten. De maatregel moet haar beschermen, maar sluit de 32-jarige vrouw ook op met dromen en angstige beelden. Het dorp schakelt intussen de hulp van Arcanjo Baleiro in, een jager die naam gemaakt heeft door een grote krokodil te doden.

De vraag rijst wat er precies gaande is in Kulumani: hebben de bijgelovige dorpsbewoners de leeuwen misschien verzonnen? Of zetten zij de moorddadigheid van de dieren aan? Wat is er vroeger gebeurd? Couto voert de spanning geleidelijk op, in soms lyrisch en vaak benauwend proza. De laatste jaren wordt Couto genoemd als mogelijk winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur, en je kan zien waarom: De bekentenis van de leeuwin bevat passie, ideeën over de omgang tussen heerser en overheerste en een sterke schrijfstijl.

Koloniaal denken

Toch bevalt niet alles aan dit boek. Wat in Vrouwen van as nog vernieuwend was, voelt in De bekentenis van de leeuwin al wat gebruikt aan. De tentstokken steken door het doek heen. Beide romans maken gebruik van eenzelfde soort vertelmechanisme en vertelsituatie. Met dezelfde verhaalelementen: een dorpje in het oerwoud of op de savanne, ver weg van de zogenaamd beschaafde wereld. Eén verhaallijn volgt een meisje in dat dorpje, die op haar manier bevoorrecht is, bijvoorbeeld omdat ze Portugees spreekt en op die manier met soldaten en de koloniale macht kan praten. In de andere verhaallijn staat een witte Portugees centraal, die naar de afgelegen plek komt om orde op zaken te stellen. Beiden vertellen hun versie van het verhaal, dat al snel niet zo eenduidig blijkt te zijn.

Deze opzet stelt Couto in staat verschillende perspectieven met elkaar te contrasteren, opposities te verkennen en ze uiteindelijk uit elkaar te halen. Koloniaal denken is gestoeld op binaire tegenstellingen: wit/zwart, man/vrouw, centrum/periferie, beschaafd/barbaars, waarbij altijd een hiërarchie wordt aangebracht tussen de termen. Couto is een postkoloniale schrijver in die zin dat hij zijn romans wel begint bij dergelijke tegenstellingen, maar de personages vervolgens altijd dwingt om met de billen bloot te gaan. Er lopen meer lijnen en relaties tussen de personages dan ze in eerste instantie dachten en dan de lezer gepresenteerd kreeg. In De bekentenis van de leeuwin is de heerser niet alleen geen heerser zonder de overheerste, hij bestaat helemaal niet.

Interview

Oiseaux-Tempête: Intens reisdocument uit zwarte rook, afvalgrond, Beirut.

special: Oiseaux-Tempête

De heren van het borders-away post-rockorkest Oiseaux-Tempête heffen het mes. Het is menens. Misschien een stukje minder menens dan het dreigement dat Godspeed You! Black Emperor aan haar laatste plaat toevoegde (“The expert fuckers who broke this world never get to speak again”), maar nog altijd menens genoeg om in ieder geval alle muzikale tradities (borders away!) omver te halen vanuit chaotisch, intens Beirut, Libanon.

Oiseaux-Tempête is inmiddels drie loodzware platen onderweg: vrije jazz, improvisatie, straatgeluiden, shoegaze, een inktzwart, fictief Europa. Het collectief verplaatst zich vervolgens naar ÜTOPIYA, de Middellandse Zee, Griekenland en Turkije om op plaat drie dan Libanon aan te doen. Het resultaat is het verzengende, vijf kwartier durende reisverslag Al-‘An! الآن. Ondertitel: And Your Night Is Your Shadow — A Fairy-tale Piece Of Land To Make Our Dreams. Ambitieuze idealen worden verder niet geschuwd.
Organiserend duo Frederic D. Oberland en Stéphane Pigneul sturen minitieuze ansichtkaarten uit Beirut, de stad, de mensen, het kabaal.

Beirut I

Maronitische, orthodoxe, Armeense straatliturgie, fruit, milities en soldaten, chaos, stof, Manouch’e Jebhneh, tanks en zeeparfum, moderne slavernij. Charbel praat over de burgeroorlog in zijn wagen in Armeens district Bourj-Hammoud. Auto’s, verkeer, enorme advertenties op de muren, de straten waar we leven, de mensen die we herkennen. De volgende nacht, een Maronitische begrafenismis op straat bij Ashrafieh, onderweg naar een Syrisch restaurant met Sharif (Frederic).

Politiek

Frederic: “Als ik het over politiek heb, dan begint die in de band. In Frankrijk en België hebben we een orkestrale versie van Al An opgevoerd samen met drie Libanese muzikanten (Two or the Dragon en Charbel Haber), G.W. Sok uit Amsterdam, Mondkopf en twee video-artiesten die destijds samen met ons meegegaan zijn naar Libanon om Al-‘An op te nemen.”
“De manier waarop je iets maakt en met wie is soms net zo belangrijk als het maken zelf, en ik denk dat deze ‘borders away’-aanpak van Oiseaux-Tempête in essentie ook politiek is. Verder: Als Europees burger ga ik zo nu en dan naar protesten. Ik zie de sociale staat, publieke ruimte, verdraagzaamheid, de natuur stap voor stap kapot gaan. Ik zie dat een select stel daarvan profiteert. Bah.”

Stéphane: “Er is geen keus om wel of niet deel uit te maken van wat er in de wereld speelt, de
conflicten, de crisissen. Met Oiseaux-Tempête zijn we daar aangeboren gevoelig voor, en tegelijk proberen we een een stukje hoop te brengen. Dat mag ridicuul zijn, maar is wat mij betreft essentieel. En natuurlijk zijn we bezorgd – om de wereld. Bezorgd en bang zijn is alleen niet genoeg. Je mag niet verlamd zijn. Een mens moet verder gaan, vrij zijn, delen, risico’s nemen.”

Turkije – Libanon

Frederic: “Het was logisch om onze reis vanuit het Middellandse zeegebied oostwaarts door te zetten: Libanon, klein land met achttien verschillende gemeenschappen; de helft van de inwoners is vluchteling; drie grenzen: één met Syrië waar het sinds zes jaar mee in oorlog is, één gesloten grens met Israël en dan de Middellandse Zee…”

Stéphane: “We wilden een reisdocument-en-album-in-één maken met als basismateriaal de opnames in Beirut. We kenden al een aantal muzikanten daar; Charbel Haber en Sharif Sehnaoui. Zij hebben deuren naar andere personen en muzikanten opengezet. Er was verder geen taalbarrière, want vrijwel iedereen in Libanon spreekt of Frans of Engels… Aanvankelijk dachten we dat het eenvoudiger zou zijn om alles te begrijpen –”

Beirut II

Discussie en palmbomen, buzz cheap yellow bull, vuilnis en vuurwerk, oranjebloesem, luxe wagens, Arabisch-Engels-Frans, afvalgrond en sigaretten, kerken, alcohol, schrootwagens (Frederic).

Sessies

Stéphane: “De sessie met Abed Kobeissy en Ali el Hout van Two Or The Dragon staat me goed bij. Dat was in Beirut, bij de Tunefork Studio’s met geluidstechnicus Fadi Tabbal. We hadden vijfenveertig minuten geagendeerd om samen iets te doen. Er was veel druk, maar er gebeurde iets (‘magie in de lucht’). Twee tracks van deze sessie zijn op de plaat terecht gekomen: Bab Sharqi en Electrique Résistance.”
Frédéric: “Ik herinner me de opnames van de laatste track, A l’Auba’, erg goed; ’s avonds bij elkaar geïmproviseerd op het dakterras van onze flat in Mar Mikhael terwijl Grégoire en Grégoire van As Human Pattern video’s projecteerden op de muur achter ons. Paul (Mondkopf) voegde daar later in Kerwax, Bretagne nog een melodie aan toe.”

Beirut III

Dollars, zwarte rook en plastische chirurgie, totemkranen in de haven, pasteitjes en kogelgaten, stof, burgeroorlog-stigmata, auto’s, vuilnisrivier, blauwe lucht (Frederic).

Tomorrow has no land

Stephane: “Tijdens de sessies spreken we helemaal niet over muziek; we spreken de toonsoort af en verder zien we het wel. De focus ligt op het moment, het gevoel en het speelplezier van de nadere muzikanten.”
Frederic: “…grappen over de elektriciteits-uitval van gister- en morgenavond, dat er helemaal niets gepland was en alles op elk moment in het honderd zou kunnen lopen. Ironie is een prettig stuk gereedschap voor dit soort situaties. Verder geen angst was, dat we alleen maar samen deze reis wilden doen, verder niets. Of, in de woorden van Darwish ‘tomorrow has no land’.”

Beirut IV

Technostamp uit B018, 2$-sigaretten, machinegeweer, blijdschap-muiterij, zee, arak(!), drink the cup in Raouche, harde jeugd, file: overal arbeiders. Onze flat in Mar Mikhael heeft een 220-graden uitzicht; de zee en een deel van de haven, Charbels flat recht tegenover, een stuk afvalgrond, de bovenkant van een moskee, Mount Lebanon, de heuvels, de verlichte advertenties, discotheek B ZERO, veel vogels, Armenia Street, vanaf de Tunefork studio een willekeurige massa van draden, elektrische kabels overal, de ondergaande zon…

…Gastvrijheid, za’atar, het gesnor van elektriciteit, muezzins, martelaren, volk, benzine, klaxongebrul, muurslogans, moskeeën, Libanese, Midden-oosterse gerechten, dance-club, gemengde gerechten en zwarte rook over nieuwbouw (Gotham City)) (Gedeelde notities).

Grizzly Bear-Painted Ruins
Muziek / Album

(Te) weinig veranderd

recensie: Grizzly Bear – Painted Ruins
Grizzly Bear-Painted Ruins

In de afgelopen weken is er aardig wat marketingbudget doorheen gedraaid bij de releases van nieuwe platen. Reikhalzend werd uitgekeken naar het vervolg van eerdere succesplaten van o.a. Arcade Fire en The War On Drugs. Een band die ook met een opvolger kwam, maar daarbij wel relatief onderbelicht bleef is Grizzly Bear.

Dat we geen grote billboards van deze band hebben gezien, heeft vooral te maken met het gegeven dat deze band in mindere mate op het grote publiek is gericht en in plaats daarvan muziek voor een selecte groep maakt. Niettemin werd ook naar deze opvolger uitgekeken.

Adempauze

In 2012 bracht Grizzly Bear Shields uit, een juweel van een plaat met wonderschone, sfeervolle nummers als ‘Yet Again’, ‘Speak in Rounds’, ‘Sleep Ute’ en ‘Half Gate’. Shields was de opvolger van doorbreekplaat Veckatimist (2009) die de bescheiden hit ‘Two Weeks’ bevatte en daarnaast ook de soundtrack voor de film Blue Valentine (Foreground). Beide platen werden wereldwijd aan de man gebracht aan de hand van een immense wereldtournee.

Moe, zowel lichamelijks als geestelijk, van dit toeren, sowieso al niet de grootste hobby van deze heren, besloot men tot een adempauze. Een flinke adempauze van zo’n vijf jaar, waar het gewone leven zijn intrede weer deed. Ofwel: bandleden gingen trouwen, weer anderen gingen juist scheiden of verhuizen, kinderen werden geboren en solo-projecten werden opgestart. Het bloed kruipt echter, zeker bij muzikanten, toch altijd waar het niet gaan kan, en dit betekende voor Grizzly Bear opnieuw de oefenruimte in.

Meer in balans

Al in 2015 begon daar de creativiteit te stromen en werd de bestaande vriendschap en samenwerking verder uitgebouwd. Vrijblijvende samenspeelsessies resulteerden al snel in concrete nieuwe nummers en dus uiteindelijk ook in een fonkelnieuwe plaat: Painted Ruins.

Zelf geeft men aan dat men tegenwoordig meer in balans is, zowel innerlijk als onderling. Hierdoor heeft de band ook een weloverwogen keuze gemaakt om geen uitgebreide Europese toer te gaan maken, ondanks het eerder wisselen van label (van Warp naar RCA Records/Sony). Ook een weloverwogen keuze.

Herkenbaar

Painted Ruins opent met het ingetogen ‘Wasted Acres’. De instrumenten zoals we die al kenden van eerdere platen zijn weer uit de koffers gehaald en herkenbaar zijn wederom de typische Grizzly Bears synthesizers, echoënde gitaren, galmende loops en jazzy drums. Ook herkennen we het ongewijzigde hoge stemgeluid van zanger en voorman Daniel Rossens. Wat dat betreft is er eigenlijk weinig veranderd, wederom bijzonder melancholisch, kleurrijk en sfeervol.

Het maakt Painted Ruins tot een plaat waar we lang op hebben gewacht, maar toch niet helemaal waar we op hadden gehoopt. Daarvoor valt er net wat te weinig spannends te beleven met Grizzly Bear anno 2017.

Theater / Voorstelling

Chaotische vampierengekte 2.0

recensie: Het Nationale Theater / Toneelgroep Oostpool – Kinderen van Judas

Vampieren bestaan. Punt. Zo constateert regisseur Jeroen De Man in zijn nieuwe voorstelling Kinderen van Judas, een samenwerking tussen Het Nationale Theater en Toneelgroep Oostpool. De afgelopen jaren is het publiek doodgegooid met vampiers in verscheidene gedaanten: van puntige wezens in Bram Stokers Dracula tot de gelikte ondode familie Cullen in The Twilight Saga. In Huis Oostpool ontwaakten deze week ook enkele vleermuisachtige wezens uit hun doodskisten, een plek waar ze beter in hadden kunnen blijven liggen…

Onbeholpen vampiers

Kinderen van Judas is een vampierengekte van een heel andere soort. In deze voorstelling zijn het de vampiers zelf die elkaar opjutten en hun terrein tot een wirwar van duistere prullaria maken. De voorstelling wordt gekenmerkt door de overvloed aan geluiden in negatieve zin. Acteurs roepen, fluisteren,  zingen door elkaar heen en laten het publiek in onduidelijkheid achter. De acteurs vertolken allemaal een unieke persoonlijkheid: leider Tristan – die, gehuld in een broek met print van Batman, iets wegheeft van een Duitse schurk uit The Matrix , een blonde bimbo-vampier die in bruidsjurk/speeljurkje het publiek verleidt, een grungy geval met een zware stem, een armloze hyperactieve, een travestiet en een klein praatgraag vampiertje. Ook onder vampiers kennen ze stereotypen, blijkbaar. Het vampiergezelschap komt samen, omdat Tristan een plan wil bedenken tegen de vercommercialisering van de vampier. De ontmoeting begint akelig stil, in een tergend langzaam tempo worden woorden uitgewisseld. De vampiers besluiten menselijke acties te ondernemen en in de huid te kruipen van een ‘echt’ mens. Door de hectiek die ontstaat, wordt duidelijk wat voor een onbeholpen figuren de vampieren zijn. Ook verliezen ze zich totaal in hun verkleedpartijen en slaat hun fantasie steeds verder op hol. Deze acties maken vooral  inzichtelijk dat het lastig is om het na de dood leuk te houden. Ondanks al zijn vrolijke medleys op de piano en zijn komische toneelstukjes, verdwijnt Tristan langzaam in het zwarte gat dat een burn-out heet. Of, zoals een andere mannelijke vampier verwijst naar Plato: Tristan zit in een duistere grot, niet wetend waar de deur zit die leidt naar het licht – de ontsnapping.

Gefragmenteerde chaos

De voorstelling is bij vlagen komisch, vooral door de knipogen naar oude vampierklassiekers, de aanstekelijke liedjes van Tristan en de ridiculisering van het mensbeeld. Daarnaast is het mooi om te zien hoe – vooral – Vincent van der Valk, Judith van den Berg en Joris Smit één zijn met hun personage en zo bruisend van de energie op het podium blijven staan. Zij kunnen sterke monologen neerzetten, maar verliezen zich soms ook in de chaos die ze zelf creëren. Wie van een sterk geconstrueerd verhaal houdt waarin iedere handeling duidelijk en doelgericht is, zal deze bloederige voorstelling niet kunnen uitzitten. Iedere vorm van structuur ontbreekt. Niet vreemd voor een voorstelling die is gemaakt zonder tekst en script en zich toelegt op zichzelf losstaande acts.

Wat rest is een gefragmenteerde en verwarrende voorstelling. Je wordt gedwongen om na te denken over de intentie achter deze warboel. Gaat het werkelijk om het opzoeken van de grenzen tussen leven en dood? Is dit het ware gezicht van een burn-out? Als toeschouwer ben je op een gegeven moment voorbij het stadium om ook maar enige grip op de voorstelling te krijgen. Twee uur lang met argusogen letten op de spastische uithalen van de acteurs, zien hoe klodders spuug over het podium slingeren als een passage extra woedend wordt gebracht en die rommelige, die ontzettend rommelig ogende enscenering, moet díe de toeschouwer laten inzien hoe vampiers zich in een parallel universum voortbewegen? Vooral de scènes die tonen in welk vertraagd tempo de vampiers leven (tikkende klok, lange stiltes), zorgen ervoor dat het publiek ongemakkelijk in haar zetel zit. Het moet allemaal maar gek en drukker dan druk zijn. Een extatisch muziekje hier, een bloederig kunstwerk daar en op z’n tijd natuurlijk een oneliner van een vampierklassieker, om de lachers op de hand te houden.

Artistieke parodie

Het cliché lijkt rond: zowaar er bijna geen goede vampierfilms te vinden zijn, zijn er dito geen goede vampiervoorstellingen te aanschouwen. Dat is wellicht het ironische aan de voorstelling: Tristan verkondigt namelijk zelf aan het begin dat er geen goede vampierfilms zijn, maar weet als vampier notabene zélf geen goede indruk achter te laten. Als deze voorstelling moet worden beschouwd als een parodie op vampierfilms, dan is dat gelukt. Maar als aan het einde de lichten aan gaan en het vampiermasker – waarachter de acteurs zich hebben verscholen – wegvalt, ontstaat er toch een knagend gevoel. Het sentiment dat zich onder de toeschouwers verspreidt, lijkt in eerste instantie plaatsvervangende schaamte te zijn. Geneigd ben je om een negatief oordeel te vermijden en eruit te floepen: ‘Poeh, dat was uh… apart.’

Fantasierijk is deze voorstelling zeker, maar het heeft ook veel weg van een kaartenhuis: continu wankelt het, de basis is niet stevig genoeg: er is geen grond, geen houvast, geen rode draad. En dat gepaard met de ergernis rondom die chaos, zorgt dat ik me niet goed kan verplaatsen in wat ik heb gezien.

Theater / Voorstelling

Kruip in de kop van de koning

recensie: Nieuw Utrechts Toneel - Met Man & Macht #1 Triple A

Ambitie is vruchtbare grond voor tragiek. Wie écht iets ambieert, is bereid om daarvoor ethische grenzen te overschrijden en de vrijheid van elke tegenkracht in te perken.

Menig stuk is aan dit spanningsveld tussen ambitie en de (on)macht om deze te verwezenlijken gewijd, niet in de laatste plaats de koningsdrama’s van Shakespeare: Henry IV tot en met VIII, Richard II en III en King John. Het Nieuw Utrechts Toneel onderzoekt in hoeverre de wrijving tussen ambitie en macht aanwezig is bij hedendaagse wereldleiders en of hun levenswandel de aanleiding kan zijn voor een hedendaags koningsdrama. Van 17 tot en met 21 oktober onderwerpt het NUT onze vorst Willem-Alexander aan dit onderzoek, na eerder ook de Shakespeariaanse kwaliteiten van onder andere bankiers en sporters onder te loep te hebben genomen.

Nieuwe meesterwerken

Het NUT is zelf ook niet wars van enige ambitie en presenteert de nieuwe William Shakespeare: toneelschrijver Jibbe Willems. Hij zal de machthebbers van nu vereeuwigen in nieuw geschreven repertoirestukken die in de verre toekomst nog steeds zullen worden opgevoerd. Net zoals Shakespeare werd bijgestaan door auteurs die in relatieve anonimiteit zijn gebleven, wordt Willems bijgestaan door twee ghost-Jibbes. Tijdens deze editie van Met Man & Macht zijn dat Daan Windhorst en Sofie Tseng. Ook wordt het publiek gevraagd mee te denken: welke kernwoorden associeer je met de koning? Wat is zijn ambitie? Wat houdt hem tegen? Aan de hand van deze publiekelijke psychologisering van de koning gaat het schrijversteam live aan de slag. Zij hebben daarnaast ook al van te voren dialogen geschreven voor een nieuw koningsdrama. Deze schetsen (en later ook de tijdens de voorstelling geschreven teksten) worden uitgevoerd door Dennis Coenen, Ellen Parren, Myrthe Boersma en Jesse Wilms.

Meerdere gedachten

Bij de drie Jibbes is het aankomende repertoirestuk Met Man & Macht in goede handen: zowel de al van tevoren geschreven teksten als de nieuwe vondsten zijn net zo spitsvondig als dramatisch. Wel is het jammer dat er niet teruggekoppeld wordt op het schrijfproces: als toeschouwer zie je de drie Jibbes achter hun laptop zitten. Nu krijg je zo’n reflectie bij een ‘regulier’ toneelstuk ook niet mee, maar in een voorstelling die zich heel expliciet (doch ludiek) centreert rondom de creatie van een nieuw meesterwerk, zou je dit mogen verwachten. Ook lastig is de rol van het publiek: hoewel er veel gevraagd wordt van de toeschouwer aan het begin van de voorstelling, draait het leeuwendeel toch om de al geschreven teksten. Na de eerste vragenronde komt het publiek (en schrijvers) niet meer aan bod. Dit is natuurlijk geen vereiste, maar de voorstelling lijkt daardoor niet helemaal te kunnen kiezen. Draait het hier om het schrijfproces, de collectieve ad-hoc-creatie of de theatrale reflectie op de actualiteit?

Overvloed

Er gebeurt veel in deze eerste editie van de voorstelling, misschien zelfs te veel. Het opdragen van de nieuwe teksten wordt onderbroken door interviews, in dit geval met de biografen van koning Willem I en III van Oranje-Nassau en met drie meisjes van dertien over hun al dan niet aanwezige droom om prinses te worden. Ook al is zeker het eerste interview erg interessant, het haalt de vaart uit de opvoering, die door het schetsmatige karakter van de teksten toch fragmentarisch van aard is. Daarnaast worden op een achterdoek leuzen geprojecteerd met betrekking tot het Koningshuis en de live-muziek varieert van een variatie op het Wilhelmus tot een pastiche van de luitmuziek die je vaak in kostuumdrama’s hoort.

King William IV?

Tegelijkertijd sluit de overdaad aan ideeën van het NUT wel goed aan bij de torenhoge ambitie van de Shakespearekoningen. Ook de spontane chaos, onder aanvoering van een dolenthousiaste Greg Nottrot, zijn aanstekelijk. De verschuivende focus (van publiek naar schrijver naar speler naar expert naar ervaringsdeskundige en terug) zorgt er echter voor dat de voorstelling, naarmate zij vordert, begint te trekken. Misschien komt dat ook doordat Willem-Alexander niet het gedroomde Shakespearepersonage is. Anders dan een Trump of een Berlusconi moet je wel heel veel kunstmatige intriges toevoegen aan zijn ogenschijnlijk weinig dramatische leven om er een modern koningsdrama van te maken. Alhoewel: door zijn leven zo ‘normaal’ mogelijk te laten lijken, is hij misschien wel de grootste acteur onder de wereldleiders.

 

Muziek / Concert

Vita Eliogabalo

recensie: Francesco Cavalli-Eliogabalo

Eliogabalo: biseksueel, puberaal en extravagant. Op zijn 14e werd hij keizer van Rome. Toen hij zijn 17e levensjaar bereikte, vermoordden ze hem. Het bizarre bestaan van de uit Syrië afkomstige Heliogabalus inspireerde in 1667 de Italiaan Francesco Cavalli om een opera over deze historische figuur te componeren. In de voorstelling die vanaf donderdag 12 oktober 2017 in De Nationale Opera te zien is – in een coproductie met de Opéra in Parijs – wil regisseur Thomas Jolly met zijn theatrale visie mensen aan het denken zetten.

Knipoog

Omdat er in het libretto niet veel gebeurt en zoals gewoonlijk in de barokmuziek slechts de basso continuo partij op papier staat, bouwt regisseur Thomas Jolly het hele muziekdrama met de dirigent en de solisten samen op. Hij legt de nadruk op het begrijpen van het woord en het acteren, de muziek schuift verschuift daarmee naar de achtergrond. Eerlijk is eerlik – zijn regie is de sterkste kant van de voorstelling. De lichteffecten doen aan rockconcerten denken en zorgen voor afwisseling, de ontblote lichamen van jonge mannen en vrouwen suggereren uitstekend de losbandigheid van de Romeinse tijd en van Eliogabalo zelf, de bekers met gifdranken roken gevaarlijk en herinneren aan de geschiedenis, de goud- en rozenblaadjes dwarrelen langs de zwarte achtergrond die het sterke Rome moet weergeven en de hele zaal zou zich nu in overvloed en welvaart moeten wanen. Dat is niet zo.

Je blijft je afvragen: is dit Jolly’s knipoog naar de carnavalssfeer uit de tijd van Cavalli? Of liet hij zich door het toneelachtige schilderij van Alma Tadema inspireren? Als toeschouwer blijft je nog naar de juiste associaties tussen Vita Eliogabalo en de door Jolly voorgeschotelde beelden zoeken maar als luisteraar kom je zeker tekort. Eliogabalo is Thomas Jolly’s eerste operaregie. Het blijft moeilijk sympathie voor zijn visie op te brengen als de muziek, die bij dit genre hoort, geen rol krijgt.

Vermommingen

Er vindt een crossgender vermommingsspel par excellence plaats en Eliogabalo verschijnt in vrouwenkleding met een pruik van lang, rood haar. Hij vormt een vrouwensenaat met een behulp van een blinddoek. Inderdaad een carnavalesk tafereel – maar de overeenkomst met de Gayparade is te sterk, nu weet je zeker dat de arme Eliogabalo te vroeg geboren is. Zou er nu nog überhaupt zo hard over hem geoordeeld worden? Van het feit, dat de piepjonge heerser als bijzonder gewelddadig en extreem tiranniek was, blijft in deze opera weinig over. De 14-jarige te haten voor zijn homoseksuele neigingen en het ontdekken van zijn libido lukt niet, medelijden en wat ingetogen gelach daarentegen komen sneller op bij het publiek. Franco Fagioli, countertenor, vertolkt de heerser formidabel, niet alleen door zijn opvallend soepele acteerkunst maar vooral door de ingewikkelde partij die voor hem geschreven lijkt: zijn vertolking is natuurlijk, speels en luchtig. Bovendien zorgt zijn verschijning op het toneel voor de gewenste actie en vaart.

Samen met de verwijfde, gemaniëreerde en verkwikkende tenor Emiliano González Toro (Lenia )verlevendigen ze scènes, brengen humor en versoepeling in de statische en wat saaie liefdesverklaringen tussen Ed Lyon (Alessandro) en Nicol Cabell (Gemmira). Een ware ontdekking is Krisitna Mkhitaryan (Eritea), die in haar rol overtuigt en bij iedere aria met haar krachtige en toch genuanceerde stem weet te raken. Valer Sabadus (Giuliano), de verloofde van Eritea komt daarentegen wat bleekjes over, zijn bewegingen zijn gestileerd en stijf en ondanks zijn faam als “star countertenor” klinkt zijn stem te vaak schril en weet hij de inleving in zijn rol als militaire bevelhebber niet op te roepen.

Flop

Dat het geheel niet van de grond komt, ligt ook niet aan het orkest Capella Mediterranea die onder de leidende hand van maestro Leonardo García Alarcón, nota bene een zeer ervaren Cavallikenner, de sfeer met speciale effecten een muziekaal reliëf weet te geven. En hoewel het orkest in het begin nog naar de juiste balans moet zoeken, klinkt het steeds ronder in de tweede en al helemaal homogeen tijdens de derde akte. De première van deze laatste opera van Cavalli, in Venetië trouwens een zeer geliefde componist in zijn tijd, liet meer dan driehonderd jaar op zich wachten en heeft pas in 1999 in Crema plaatsgevonden.

De vraag blijft: waarom?
Ligt de flop aan de pikanterie van de politieke samenhang tussen het libretto en de politici rondom Cavalli? Venetië was anno 1667 berucht om zijn buitenissige feesten van rijken en vrouwen (denk: hoeren) die zich het milieu omhoog werkten en aan de lopende band voor schandalen zorgden. Zou Eliogabalo zo’n metaforische kracht hebben gehad dat de machtige politici zich toen in de personages zagen gespiegeld? Of ligt het aan de wat conventionele en matige muziek van de oude Cavalli? Dat er een keizer gedood werd, wat een verkeerde insinuatie kan opwekken, is niet krachtig genoeg, als we aan de stukken van Shakespeare en ander opera’s van die tijd denken.

Zou het niet kunnen dat Cavalli’s muziek niet meer werkte? Of waren er toch grotere machten en vijandige gevoelens in het spel? Een opera van Giovanni Antonio Boretti onder dezelfde titel werd toentertijd wel in Venetië uitgevoerd. Het waren met name de toonaangevende muziekcommentatoren die oordeelden: “Cavalli’s muziek voldoet niet meer aan de smaak van deze tijd”. Ga luisteren en oordeel zelf.