Kunst / Expo binnenland

‘A place to think about life’

recensie: Na – Christian Boltanski

In het hoogkoor van de Amsterdamse Oude Kerk staan stoelen die anders in het schip van de kerk staan. Op elk ervan staat één, of staan een paar woorden geborduurd: droevig, ein end, niets, zware. Alle woorden vormen, als de stoelen allemaal in de goede volgorde zouden zijn geplaatst, een gedicht van Anna Enquist. De vijftien stoelen in het hoogkoor zijn random neergezet, want anders zouden ze volgens directeur en curator Jacqueline Grandjean ‘een werk op zichzelf vormen.’

En dat is niet de bedoeling, want de hele ruimte is voor Christian Boltanski (1944), de Franse kunstenaar die vanaf 1972 regelmatig deelneemt aan de documenta in Kassel en van wie onder meer op dit moment ook werk valt te zien in de Pont in Tilburg.
Voor de Oude Kerk maakte hij een installatie onder de titel ‘Na’ (letterlijk: na, after, après).
Het meest in het oog springen de tombes, staketsels met zwart landbouwplastic overspannen, van laag tot hoog. Je kunt er tussendoor lopen, als bij de betonblokken van  het Holocaustmonument van Peter Eisenman in Berlijn. Het landbouwplastic ‘ademt’ soms door enkele ventilatoren die zijn aangebracht.

Christian Boltanski in de Oude Kerk. Foto: Gert Jan van Rooij

De dood

Onderweg stuit de bezoeker op mensachtige figuren op houten benen met een jas aan en een lamp als hoofd (Le Manteau) , die – als je dichtbij komt -, een vraag stellen over hoe je je dood hebt ervaren, zoals: ‘Zeg eens, ben je weggevlogen?’, ‘Zeg eens, was je bang?’ of: ‘Zeg eens, heb je licht gezien?’
Op de achtergrond hoor je het geluid van een videoprojectie met Japanse bellen (Animates-Blanc), die staan voor de ziel. In het hoogkoor hoor je namen, op fluistertoon ingesproken, van de ruim achtduizend mensen die in de Oude Kerk zijn begraven, en van wie de namen bekend zijn. Je krijgt ze in een boekje (Disparus) bij de tentoonstelling overhandigd.
Ook licht speelt bij deze tentoonstelling een belangrijke rol. Van enkele grote kroonluchters die naar beneden zijn gehaald en in het schip bijvoorbeeld, pal boven de vijfenvijftig, donkere jassen hangen die daar op de grond liggen (Les Manteaux), als vleermuizen tegen de grond gedrukt met hun vlerken uitgespreid, tot de 158 lampjes in de doopkapel (Crépuscule), waarvan er gedurende de duur van de tentoonstelling elke dag om 12.00 uur er eentje automatisch uitgaat.

Christian Boltanski in de Oude Kerk. Foto: Gert Jan van Rooij

Eerder werk

Alles bij elkaar doet denken aan elementen uit eerder werk van Boltanski. Tombes kwamen we in meer bescheiden vorm al tegen als Les tombeaux in Museum Reina Sofia (1996), jassen speelden al een rol in de tentoonstelling Dispersion in Quai de la Gare (1991), namen verwijzen in ander werk naar de Mormonen, die denken dat als je bij het Laatste Oordeel door God geroepen wilt kunnen worden, je een naam moet hebben en de lampjes op de grond in de doopkapel doen tenslotte denken aan Dopo (Na) dat in 2015 te zien was in Fondazione Merz in Torino.
Maar we komen de elementen ook tegen in de kerken waar Boltanski eerder exposeerde. Hij weet ze zo achter elkaar op te nomen: Compostela, Keulen, Parijs en Salzburg. In een mooi boek met interviews met hem van de hand van Hans-Ulrich Obrist (2009) wordt er één uitgelicht: een paascyclus waarbij op Witte Donderdag jassen werden ingezameld, ze op Goede Vrijdag als dood achtergelaten waren en op Paasmorgen een nieuw leven kregen doordat ze aan armen uit de buurt werden weggegeven.
Zoiets kunnen we in Amsterdam niet verwachten. Volgens Grandjean omdat kerkelijk- en museaal gebruik van de Oude Kerk gescheiden zijn, terwijl Boltanski mij zei dit keer vooral de nadruk te hebben willen legen op de kerk als ‘a place to think about life.’

Christian Boltanski in de Oude Kerk. Foto: Gert Jan van Rooij

Het is aan de bezoekers en gebruikers van de Oude Kerk om een oordeel hierover te vormen. In ieder geval is de Oude Kerk, die sinds 2016 officieel een museum werd, er weer in geslaagd een indrukwekkende tentoonstelling te bieden. Dit keer met werk van Boltanski, dat we in de kern kennen maar dat steeds monumentaler en theatraler lijkt te worden. Werk dat niet alleen tot nadenken stemt, maar je ook aanspreekt. Soms zelfs letterlijk.

Muziek / Album

Bekendheid gegund

recensie: Daan – Nada

De Belgische zanger Daan is in eigen land een groot artiest, maar in Nederland nog relatief onbekend. Mogelijk brengt zijn nieuwste album Nada daar verandering in. Als voorproefje van dit artikel verklappen we vast: aan de kwaliteit van het album zal het niet liggen. Dit nieuwe album is het luisteren meer dan waard.

Daan Stuyven speelde eerder in bands als Citizen Kane en Dead Man Ray. Zijn populariteit groeide vooral bij onze zuiderburen. Het is hem gegund ook bij ons bekend te worden en als je een paar maal dit album geluisterd hebt, zul je dat met me eens zijn.

Referenties liggen uit elkaar

Om Nada aan een stijl te koppelen is lastig. Als we het album in zijn geheel op ons in laten werken, komen er diverse referenties naar andere artiesten naar boven, zonder dat Daan een kopie is. Er komt telkens een referentie naar boven, maar toch blijft ook zeker de eigenheid van Daan zelf voorop staan. Als we luisteren naar het tweede nummer van het album, getiteld ‘Wrong Heart’, dan kunnen we niet om een vergelijking met het late album van Johnny Cash heen. De stem van Daan en de klanken van dit nummer komen heel dicht in de buurt van wat Cash destijds realiseerde met Rick Rubin.
Maar als we vervolgens ‘Nontrol’ op ons af horen komen, dan schiet in het intro toch een vergelijking met Sting door mijn hoofd. Nu liggen de eerste en de tweede referentie wel heel ver uit elkaar, maar toch weet Daan van het album geen allegaartje te maken en het tot een eenheid te smeden.

Aanrader

Op papier lijken de vergelijkingen niet bij elkaar te passen, maar wie met open geest luistert zal geen moeite hebben om in ‘Temptation’ de ziel van John Campbell als voodoo-legende binnen te laten dwarrelen. Het voelt als een koude wind uit het hiernamaals. Campbell lijkt als een vleermuis door je hoofd te fladderen. Datzelfde gevoel wordt in ‘Seven Lives’ nog even vastgehouden. ‘King of Nothing’ roept geen vergelijking op, maar hier stopt Daan ineens heel veel octaven in zijn zang.
De albumafsluiter ‘Bala Perdida’ heeft een fraai drumgeroffel, dat doet terugdenken aan Phil Collins met ‘In the Air Tonight’. Het is heel kort maar niet minder onweerstaanbaar. Het doet verlangen naar meer.
Daan levert met Nada een album, dat van verschillende signaturen lijkt te zijn. Het is bijna filmisch. Hoe vaker ik het album luister, hoe meer ik ervan ga genieten. Het album is voor de avontuurlijke luisteraar een echte aanrader!

le corbusier
Kunst / Expo binnenland

Le Corbusiers vierde dimensie

recensie: Le Corbusiers vierde dimensie
le corbusier

De samenstellers van de tentoonstelling Le Corbusier’s vierde dimensie hebben veel overhoop gehaald, inclusief de installatie Corbulations van de Deen Jakob Kolding. Maar hoe het nu echt zit met de verhouding tussen Le Corbusiers beeldende- en architectonische werk, komt niet helemaal uit de verf.

Natuurlijk wordt verantwoording afgelegd voor de eerste vraag die opdoemt: waarom een tentoonstelling over Le Corbusier (1887-1965) uitgerekend in het Cobra Museum voor Moderne Kunst in Amstelveen? Dat komt omdat Le Corbusier in 1937 in Parijs kennismaakte met Cobra-kunstenaar Asger Jorn, die andere Deen met wie hij veel gemeen had maar ook hemelsbreed van opvatting verschilde: Le Corbusier dienstbaar aan de Vichy-regering, Jorn tijdens de Tweede Wereldoorlog werkzaam in het communistische verzet. De installatie van Kolding – op zich al een bezoek aan het Cobra Museum waard – pendelt tussen Le Corbusier, Jorn en andere Cobra-kunstenaars van wie hij werk incorporeerde en waar hij op aansloot met onder meer prachtige cut-out figuren.

le corbusier

Le Corbusier, Etude pour peinture murale ou tapisserie (Schets voor een muurschildering of een tapijt), 1942, 27 x 41,9 cm, grafietpotlood, zwarte inkt, pastel, gouache op papier met waterdruk, rechtsonder gesigneerd en gedateerd Le Corbusier 42. ©FLC/Pictoright, 2017.

Nieuw perspectief

De bedoeling van deze tentoonstelling is een nieuw licht op de kunstgeschiedenis te schijnen. De samenstellers hebben het bekende discours van de kunstgeschiedenis opengebroken door onder meer de nadruk te leggen op de houding die Le Corbusier aannam ten opzichte van vrouwen, waaronder zijn minnares Josephine Baker. Een voorbeeld is ook de wandschildering die hij in 1938-’39 maakte in een door Eileen Gray ontworpen villa, zonder dat hij daarvoor haar toestemming had. Dat zij not amused was, laat zich raden.

Vanaf het begin

Maar laten we bij het begin van de tentoonstelling en Le Corbusiers werk beginnen: twee kleurige tekeningen op papier uit 1917, die hij lang niet tentoon heeft willen stellen omdat hij niet uitgemaakt wilde worden voor een schilder die ook ‘amateur-architect’ was. Het kan verkeren. Hoewel deze weigering tot 1937 duurde, had Le Corbusier ondertussen wel een van zijn belangrijkste(zo niet de belangrijkste) huizen gebouwd: de Villa Savoye. De stijl hiervan doet sterk denken aan de geometrische vormen van de stillevens die hij in deze tijd maakte. Foto’s van gebouwen naast de schilderijen hadden deze verwantschap duidelijker kunnen maken, in plaats van de relatief vele teksten die je als bezoeker krijgt voorgeschoteld.

le corbusier

Le Corbusier, Étude pour l’Iliade, “Allons ! couchons-nous et goûtons le plaisir d’amour” (Schets voor de Ilias, “Vooruit! Laten we gaan liggen en proeven van het plezier van de liefde”), 1955, zwarte inkt en kleurpotlood op velijnpapier, ongesigneerd, linksonder gedateerd april 55. ©FLC/Pictoright, 2017.

Rond en na de Tweede Wereldoorlog

Natuurlijk valt niet te ontkennen dat Le Corbusiers werk niet alleen constanten, maar ook ruwe breuken kent: na 1937, toen hij kwam met zijn ‘Modulor’, de verhoudingen van de menselijke maat op schaal, doet bijna niets meer denken aan het puristische werk uit 1917. Dit geldt ook voor de stier die na de Tweede Wereldoorlog opduikt, zowel in zijn schilderijen als – gestileerd – in het stadsontwerp voor Chandigarh (India).

Met het thema ‘Je rêvais’ (Ik droomde) zijn we weer terug bij Cobra pur sang: een vogel, een thema dat in een museum vol Cobra-kunst niet mag ontbreken. Le Corbusiers vierde dimensie (dat is het artistieke scheppingsproces) is een origineel thema, en het is interessant om zijn minder bekende beeldende werk (tekeningen, schilderijen, wandtapijten, beelden) te leren kennen, maar toch lost deze tentoonstelling de verwachtingen die je als bezoeker wellicht hebt (hoe is de verhouding met zijn architectuur?) niet helemaal in.

Afbeelding bovenaan artikel:

Le Corbusier, ongeveer 1937 door André Rogi © DR,  Photo © Centre Pompidou, MNAM-CCI, Dist. RMN-Grand Palais. ©FLC/Pictoright, 2017.

Kleine afbeelding onderaan:

Le Corbusier, Personnages assis (Zittende figuren), 1937, gouache en papiercollage op karton, linksonder gesigneerd en gedateerd Le Corbusier 37. ©FLC/Pictoright, 2017.

Lecompte_Bezige-Bij
Boeken / Poezie

‘Ik huiver van degelijke gedichten’

recensie: Delphine Lecompte - Western
Lecompte_Bezige-Bij

De poëzie van Delphine Lecompte is als een doordenderende trein die alle stations op de route voorbij snelt. Als er even vaart wordt geminderd is het mogelijk erop te springen en plaats te nemen. Wie de sprong niet waagt, mist de aansluiting.

In het op de eerste pagina van Western geplaatste gedicht Geen succes blues staan de regels: ‘Ik schrijf het liefst kwade overdadige gedichten, dan word ik gelezen. En gelezen worden is veel prettiger dan gefrustreerd te zijn’. Dit kan gezien worden als niets minder dan een beginselverklaring voor de extravagante stijl van deze Vlaamse dichteres. In haar verhalende verzen is de sfeer altijd naargeestig en er komt vrijwel geen rijm in voor.

Therapeutisch

Het stuwende tempo waarin de gedichten worden opgebouwd is tegelijkertijd een katalysator voor de onderliggende tragiek die vaak bestaat uit perversiteiten en incestueuze ervaringen. In een geconstrueerde omgeving schrijft de Lecompte duidelijk ‘van zich af’, waarbij het therapeutische effect een soort vaste waarde lijkt te zijn. De personages zijn stuk voor stuk samengestelde types met een keur aan bijzondere adjectieven: de hautaine manegemadam, de lamlendige brillenverkoper, de analfabetische jongenshoer, de gepensioneerde stierenvechter, enzovoort. Geen sleutelfiguren of handelende karakters, maar ze vormen slechts het decor voor de compromisloze beschrijvingen van de dichteres.

Ik geef je pindakaas om onze band te versterken
Ik vind je oogklonters mooier dan zwaarden
Ik schop je enkel wanneer mijn orgasme mislukt
Tijdens je likactiviteiten daarbeneden denk ik aan
De Gelaarsde Kat, aan Jacobs ladder, en aan spionerende parapluverkopers.

In deze absurdistische wereld is er vrijwel altijd sprake van een ongelijke verhouding tussen de hoofdpersoon en de omringende figuren: dader en slachtoffer in een gewelddadige situatie, meester en slaaf in een sm-achtige sfeer of sekspartners met verschillende motieven. Toch wordt het algemene drama, waar tussen de regels door telkens naar verwezen wordt, afgewisseld met een vorm van speelse humor die gevoeligheid laat zien.

Ik kom God tegen in de wasserette, hij ziet er verfomfaaid uit
Hij staart wezenloos naar zijn tuimelende overhemden
En nog wezenlozer naar zijn buitelende sokken
Een broek draagt God niet, zijn geslacht ziet er ongebruikt uit
Ik vraag God of hij me 20 cent kan lenen voor een pakje wasverzachter.

Verwondering

In de uitzending van VPRO Boeken stelt Lecompte dat overdaad en onmatigheid in haar schrijven de beste poëzie oplevert: ‘Ik huiver van degelijke gedichten’. De haast intuïtieve werkwijze en de veelheid aan wendingen binnen de strofes maken deze gedichten tot een bizar avontuur dat zowel verrassing als vermoeidheid opwekt. Het is de gulzigheid in het verwoorden van gedachten, het zoeken naar de juiste omschrijvingen, waardoor de indruk ontstaat dat – zoals de dichteres zelf zegt – de inspiratie ‘uit zijn voegen barst’. Een niet in te tomen productie die de kwaliteit niet altijd ten goede komt.

Met een VSB Poëzieprijs-nominatie voor haar vorige bundel op zak is Lecompte inmiddels een unieke verschijning in de Nederlandstalige poëzie. Het sprookjesachtige landschap dat ze creëert is een goede uitlaatklep voor de angsten en narigheden die blijkbaar in haar hoofd rondspoken. Het is de zwaarte én de lichtheid, die strijden om voorrang. In samenspel met de haast naïeve verwondering maakt dit Western tot een boeiend geheel. ‘Alles is bespottelijk en vertederend tegelijk.’

Boeken / Non-fictie

Sacrale lichamelijkheid

recensie: Frits de Lange - Heilige onrust

Heilige onrust verwoordt de onrust van de seculiere, kerkverlatende of spiritueel ingestelde zoekers. De metafoor van de wandeltocht naar Santiago de Compostella staat centraal in het vinden van woorden en duidingen voor de moderne zoeker en agnost.

Frits de Lange is een theoloog van deze tijd. Wars van de verstikkende dogma’s van de (protestantse) kerk, kijkt hij vanuit zijn theologische bril naar de zinzoekende mens van nu. Hij zoekt naar nieuwe woorden en een nieuwe taal die past bij deze tijd. Een tijd van secularisering, waarin enerzijds het atheïsme aan terrein wint en anderzijds een toename aan pelgrimstochten te zien is, met name naar Santiago de Compostella. Voor veel mensen, zo zegt De Lange, biedt zowel de kerk met z’n gedateerde rituelen en archaïsche taal, als het zielloze atheïsme geen antwoord op de vragen waarmee ze rondlopen. Vragen als: waartoe ben ik hier, of: waarom zou ik mijn ene voet voor de andere blijven plaatsen? De dogmatiek van de kerk is ze te dwingend en dit karakter kent het atheïsme ook voor die groep. Een ontzield, nihilisme dat haar heil uiteindelijk in de wetenschap zoekt, die meer dan God, feilbaar is. Deze leegte leidt tot een wildgroei aan spiritualiteit die om duiding vraagt. Zo ver gaat De Lange echter niet in dit boek. Hij focust zich vooral op de moderne pelgrim, die de camino –  zo wordt de pelgrimstocht naar Santiago genoemd – wandelt. Of men nu wel of niet religieus is. Wat bezielt die mensen? Of in de woorden van De Lange zelf:

 

‘Iets maakt dat we de ene voet voor de andere willen blijven zetten. De niet te stillen onrust die dat teweegbrengt, noem ik: heilig.’

 

Gidsen in de nieuwe heiligheid

Dit fenomeen onderzoekend ‘loopt’ De Lange met een aantal denkers op. Hijzelf zegt nu niet geïnteresseerd te zijn in het ondernemen van de wandeltocht der wandeltochten. In plaats daarvan maakt hij dankbaar gebruik van verslagen van camino-lopers. Tevens voert hij zoekers en wandelaars ten tonele, als Friedrich Nietzsche, de eerste ‘onderweg-denker’ en Derrida, die zich nergens echt thuis voelde. In een kort overzicht uit de wereldliteratuur blijkt de wandeling al sinds lang als louterend te boek te staan, getuige De Goddelijke Komedie, Gulliver’s Travels, Robinson Crusoe en Alice in Wonderland. Ook in de psychologie leren we dat wandelen onze gedachten ordent en richting geeft aan de geestelijke chaos.

Minimal theology

Een term waar De Lange een aantal keer mee komt is minimal theology. Religie zonder franjes, teruggebracht tot de vraag: waarom zou ik mijn nest uitkomen? Zo krijgen theologische thema’s als lijden en gastvrijheid een invulling en update naar de huidige tijd. Gastvrijheid bijvoorbeeld, is niet zonder grenzen. Je kunt niet zomaar iedereen toelaten in je huis als een soort Moeder Teresa, want dan zal er misbruik van je gemaakt worden, of althans, dat risico is levensgroot. Dit blijkt dan ook uit de voorbeelden die De Lange hierin aandraagt. Al doende, al wandelende ontdekt men zichzelf.

In dit vlot geschreven boek weet De Lange een treffende duiding te geven van de moderne pelgrim. Of deze nu op weg is of niet. Allerlei christelijke thema’s als roeping, aanvaarding, mysterie en zonde kennen een alledaagse variant in bijvoorbeeld een keuze van het hart, leren leven met hoe het leven komt, beslissingen niet begrijpen of jezelf verspillen in god weet wat. Om tot slot te komen tot de conclusie dat de theologie zoveel rijker is dan de minimale theologie die De Lange in Heilige onrust uiteenzet.

Nietzsche schreef eens dat wie in het ravijn kijkt ook door het ravijn bekeken wordt. Heilige Onrust beschrijft het ravijn in plaats van erin te kijken. Eén keer kijkt De Lange wel over de rand en dan ben je als lezer direct getroffen. Wanneer de ogenschijnlijke zinloosheid van het leven in een paar zinnen, haast nonchalant aandacht krijgt. – De jasmijn die bloeit omdat dit de aard is van de jasmijn, weer of geen weer – . Eerder plaatst hij Nietzsches Amor Fati – heb je lot lief – in een naïef perspectief:

 

‘Iets in mij verzet zich tegen zo’n nietzscheaans , joyeus Ja, ja op alles, dat van het leven een nieuwe religie maakt. Het is ten diepste een tragisch levensgevoel, dat je oproept het lot te omarmen, inclusief bomaanslagen en doorgesneden kelen, gijzelingen, gifgas en kinderverkrachtingen.’

 

Nietzsche legt ‘zijn’ amor fati uit als ideaal, een moraal zonder God, hetgeen aansluit bij De Lange zijn pleidooi. Later vangt hij de essentie van zijn pleidooi in de regels van de mysticus Angelus Silesius: ‘de roos is zonder waarom; zij bloeit omdat zij bloeit. / Zij slaat geen acht op zichzelf, vraagt niet of men haar ook ziet.’ Het is in deze zinnen waar de kracht van religie of spiritualiteit ligt; een taal die ons hart aanspreekt en waar ook de seculiere mens woorden voor zoekt, hetzij te voet, hetzij al lezende.

Boeken / Fictie

Nieuw leven voor dystopieklassieker

recensie: Fahrenheit 451 - Ray Bradbury

De dystopische roman zit in de lift. Het is een beangstigende gewaarwording dat boeken als 1984 en A Brave New World relevanter zijn dan ooit. Ook Ray Bradbury’s Fahrenheit 451 beleeft een heropleving en verscheen onlangs voor het eerst in Nederlandse vertaling.

Fahrenheit 451 handelt over de ogenschijnlijk harde en laconieke brandweerman Guy Montag. In de kazerne laat hij zich niet langs de paal naar beneden glijden, maar stort hij zich al fluitend en met de handen in de zakken in het springgat, om slechts op het allerlaatste moment de paal te grijpen. Hij geniet van zijn werk bij de brandweer, die er in het grimmige toekomstscenario van Bradbury echter niet is om vuur te doven. Brandweermannen zijn hier juist de brandstichters, die huizen waar boeken zijn aangetroffen tot op de grond toen afbranden.

Gevaarlijke boeken

Boeken zijn de personificatie van het kwaad, aldus de heersende consensus in Bradbury’s toekomstbeeld. Kapitein Beatty, Montags baas, legt uit dat boeken uit den boze zijn omdat ze verwarring zaaien en mensen kunnen kwetsen. Reden temeer dat het bezit ervan strikt verboden is. In plaats daarvan pleit hij voor gemakzuchtige verzadiging van mensen: ‘Prop ze vol met onontvlambare data, stamp ze zo verdomde vol ”feiten” dat ze zich volgevreten voelen, maar ”briljant” door de informatie.’ Wanneer iedereen zich slim voelt, zal er minder onvrede in de wereld zijn.

Montag lijkt ogenschijnlijk niet zo veel te verschillen van zijn collega’s, die er genoegen in scheppen hele bibliotheken in vlammen op te zien gaan. Zijn leven komt echter op een keerpunt wanneer een nieuw buurmeisje zijn wereldbeeld verbreedt. Anders dan de meeste mensen, die volledig in de ban van hun technologische snufjes lijken, leert het meisje Montag zich bewust te worden van zijn omgeving. Het wakkert een algemene nieuwsgierigheid in hem aan die al gauw richt op de zo verboden literatuur. Er moet toch immers een reden zijn waarom sommige mensen hun leven op het spel zetten om boeken te kunnen lezen? Tijdens zijn werk weet Mondag meerdere boeken achterover te drukken, die hij vervolgens heimelijk verslind.

Relevantie in de 21e eeuw

Bradbury schreef met Fahrenheit 451 een van zijn belangrijkste sciencefictionwerken. Deels is het werk ingehaald door de tijd. Een poging alle boeken te verbranden zou tevergeefs zijn nu teksten via het internet eindeloos gereproduceerd kunnen worden. Toch doet Fahrenheit 451 meer dan zestig jaar na publicatie allerminst aan relevantie onder. Bradbury voelde immers feilloos aan dat de aandacht zou verschuiven naar digitale snufjes en laagdrempelig vermaak. Het gros van de mensen loopt in Fahrenheit 451 rond met een soort schelp in het oor, waaruit een niet aflatende stroom (nietszeggende) informatie komt; niet heel anders dan onze smartphones. En de drie interactieve televisiemuren die Guy’s vrouw Mildred heeft laten installeren in de huiskamer doen voor de hedendaagse lezer nauwelijks futuristisch aan.

Misschien is de meest verontrustende conclusie die we anno 2017 uit Fahrenheit 451 kunnen trekken dat er uiteindelijk helemaal geen boekverbrandingen nodig blijken om onze neiging tot het lezen van boeken in de kiem te smoren. In de strijd om onze aandacht verliest het boek het vaak van de smartphone. Gelukkig stemt Bradbury hoopvol in die zin dat het platte vermaak nooit volledig terrein wint. Ook op dit vlak vermoed ik dat Bradbury een correcte voorspeller is.

Film / Films

Voorspelbaar en belegen verhaal boeit nauwelijks

recensie: Thank You For Your Service

“Inspired by true events.” Zo begint de film. Een boek met beschreven gebeurtenissen is gebruikt als uitgangspunt. Filmmakers hebben de woorden verder aangekleed. Het publiek hoopt misschien meegenomen te worden in de belevenissen van een eenvoudige soldaat, maar wordt vooral getrakteerd op wat een schrijver in Hollywood heeft verzonnen.

In Thank You For Your Service keren drie militairen terug van hun missie in Irak. Bij thuiskomst wacht een gezin of een woning die leeg is achtergelaten door een verdwenen liefje. In beide gevallen is de oorlog mee naar huis genomen. Het verhaal zoomt in op Adam Schumann. Een jonge soldaat die de vooruitgeschoven post van zijn eenheid is in het oorlogsgebied. Schumann wijst de bermbommen aan en voorkomt aanslagen op zijn eenheid. Het is wachten tot het een keer fout gaat.

Regisseur Jason Hall won in 2014 een Oscar voor het scenario van American Sniper. Voor Thank You For Your Service werd het met prijzen overladen boek Thank You For Your Service als uitgangspunt gebruikt. Schrijver David Finkel interviewde hiervoor vele Amerikaanse soldaten die teruggekeerd waren na de strijd.

Miles Teller

Acteur Miles Teller is een jonge, talentvolle Amerikaanse acteur. De afgelopen jaren heeft hij indruk gemaakt met rollen in films als Whiplash en War Dogs. Teller is goed in het spelen van karakters, die op weg zijn naar volwassenheid. Dramatisch waren dit geen ingewikkelde rollen en daarmee voor de jonge Teller haalbaar. In Thank You For Your Service wordt er meer gevraagd dan een drumtalent in Whiplash of de bravoure van een jonge twintiger in War Dogs. In dit oorlogsdrama slaagt Teller er niet in de psychologisch zware strijd voor het voetlicht te brengen. Teller lijkt de diepgang en ervaring te missen om deze rol als een getormenteerde ex-soldaat geloofwaardig neer te zetten.

Weinig nieuws

Het vechten stopt niet als de soldaten in het vliegtuig naar huis zitten. Bij zijn gezin, blijven de traumatische oorlogsherinneringen Schumann achtervolgen. Daarnaast is er een schuldgevoel over verwonde soldaten en kan hij het niet opbrengen om een soldaat van zijn eenheid, die beide benen verloor, te bezoeken. Zijn vrouw en dochtertje worden ongevraagd meegetrokken in de strijd tegen het schuldgevoel en de herinneringen aan de oorlog.

Regisseur Jason Hall takelt een voorspelbaar en wat belegen verhaal het witte doek op. De gebeurtenissen zijn voorspelbaar. Het is niet moeilijk om mee te leven met de gezinsleden die allen slachtoffer zijn, maar de ellende maakt geen diepe indruk. Thank You For Your Service is daarmee geen overtuigende film. De titel is wrang. De soldaten zijn na de strijd afgedankt. De oorlog is in deze film vooral goed voor de wapenindustrie en de nazorg voor de soldaten laat te wensen over. Geen nieuws, dat weet de bioscoopbezoeker al sinds Mash, de film van Robert Altman uit 1970.

Muziek / Album

Nostalgisch verhaal van Dinner op New Work

recensie: Dinner-New Work

‘The road of excess leads to the palace of wisdom,’ luidt een inmiddels platgetreden aforisme van William Blake (1757–1827). De man met driekwartpantalon en ijsje maakt er zijn eigen variant van en trapt er zijn derde plaat mee af. De man met het ijsje heet Anders Rhedin, zijn artiestennaam is Dinner en zijn derde plaat heet New Work. Minder generiek dan dat wordt het helaas niet.

Op een bloedhete dag vind je een door de zon gebleekte cassette achterin de auto van je ouders. Het etiket is flets en onleesbaar. Als door een wonder graaf je ergens een cassettedeck tevoorschijn en je drukt het bandje erin. Waterige echo’s uit 1984 – 1986, (start citaat A. Rhedin) full of echoes of sweaty depressions, spiritual longings, and early-morning trances (einde citaat).

Nostalgisch verval

Nostalgische galmen uit het verleden en de betovering. Het eerste wat je hoort is het swingende ‘Un- American Woman’, waarin de zanger als door een spiegel van stroop en helium refereert aan de desillusies van het wilde leven, de vrouwen, de feesten. Je hoort Simple Minds, je hoort Pet Shop Boys en de roes in het cassettelint klinkt eigenlijk fantastisch. Dan is het nummer voorbij, net als de roes. De aftakeling is begonnen, de verveling zet in. Nostalgisch verval.

Razende vaart

Ondanks het instant succes van de vintage instagramfilters die producent en soundtrackmaker Rhedin op zijn muziekjes plakt, stort het hele bouwsel van New Work met een razende vaart in elkaar. Op Dinner blijft het bij gerommel aan de oppervlakte en het succes van een fantastische plaatopener.

Dan zijn er algoritmes die binnen geen tijd honderdmaal beter uitgewerkte alternatieven aanreiken. Zoals daar zijn: John Maus, Jaakko Eino Kalevi, Ariel Pink, Connan Mockasin en ga zo maar door. Dan blijkt Rhedin, getuige het onoorbare gejank van ‘Waitin’ (een hele 4:40 lang), helemaal niet te kunnen zingen.

“You say it’s light, but i can’t see”, klinkt het op ‘Un-American Woman’. Je zou hetzelfde kunnen zeggen van New Work. Rhedin heeft het over echo’s van zweetdepressie en ochtendtrance (het was een zware nacht). Je zegt het, maar ik hoor het niet. Nu ben ik verveeld.

Theater / Voorstelling

Is Indisch niets anders dan lekker eten?

recensie: Rudolphi Producties – Gouwe pinda’s

Nadja Hüpscher en Bodil de la Parra maakten in 2014 de succesvolle lunchvoorstelling Ouwe pinda’s. Beide actrices hebben Indische roots en pinda (chinees) is een woord dat vroeger werd gebruikt om Indische mensen mee te bespotten. Mooi om dat als geuzentitel te gebruiken. Nu is er dan Gouwe pinda’s, een avondvullende voorstelling waar nog een derde Indische actrice aan meedoet: Esther Scheldwacht. Het zijn niet de minste namen en de voorstelling heeft wel degelijk grappige momenten, maar is het over het algemeen te warrig en oppervlakkig om echt te boeien.

We zien een serviceflat waar drie Indische zussen van in de zeventig wonen. Het is een typisch Indische omgeving met een rotan bankstel, een grote ficus in de hoek, een orchidee op tafel, oude familiefoto’s, het obligate schilderij van een Indonesische berg en veel eten. De televisie staat aan, er wordt gekeken naar Golden Girls of, ook typisch Indisch, een waarzegdame. Hüpscher als jongste zus Son is een tengere fijnbesneden, oude Indische vrouw met grijs haar. Ze heeft een fantastisch accent wat haar stem dieper maakt en haar totaal transformeert. Scheldwacht als Titi is heel anders maar net zo Indisch. Een ijdeltuit die zich als enige van de drie druk maakt over uiterlijk en liefdesrelaties. Ze verkleedt zich constant, gebruikt make-up en verft haar haar pikzwart. Haar accent klopt volkomen met haar personage, van alle drie gaat het haar het makkelijkst af. Ook De la Parra (Nonni, de oudste) ziet er authentiek uit met allerlei dikmaakkussens op de juiste plekken, maar een Indisch accent lukt haar niet. Dat maakt het moeilijk om te geloven dat we hier met drie samenwonende zussen te maken hebben. Op den duur is haar manier van praten zelfs een beetje irritant.

Een ander probleem is het script. Er is sprake van Broer, de broer van de drie, die elders woont en waar ze geen contact mee hebben, wat ze wel graag willen. Halverwege het stuk zal hij dan eindelijk komen, maar nee, hij komt toch niet, want hij is ziek. En dan: ja, hij komt wel! Maar nee, helaas toch niet, want er is geen eten, adoe,  kassian. Dit soort gezwabber vindt, ook over andere onderwerpen, te vaak plaats.

Fotoalbum

Er is een oud familiefotoalbum waar de kleinzoon van Broer, derde generatie immers, erg benieuwd naar is, maar dat is weg. Dan blijkt dat het helemaal niet weg is, maar dat Nonni haar redenen heeft om het te verbergen. Wat die redenen zijn wordt aan het eind van de voorstelling uit de doeken gedaan, zij het zeer beknopt. Wordt er hier verwezen naar het bekende ‘Indische zwijgen’? Maar dat gaat toch vooral over het het kampverleden en de daarop volgende Bersiap, de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd? Ouders, grootouders konden daar niet over praten, het was te pijnlijk, te ondraaglijk. Hier lijkt het meer een kwestie van valse schaamte te zijn of misschien wel van jaloezie. Maar echt duidelijk wordt dat niet want zodra het album boven tafel komt, wordt het er net zo snel weer onder gestopt en dient het volgende drama zich aan.

Er wordt niets uitgewerkt, nergens wordt dieper op in gegaan. Dat verwondert en stelt teleur zeker als iemand als Scheldwacht bij een dergelijke productie betrokken is. Zij is juist sterk in het op een andere manier kijken naar het Indische verleden, bijvoorbeeld in haar prachtige Helga Maria Baumgarten.

Dat de drie hun Indische roots willen onderzoeken is fantastisch, vooral doen! Zeker nu we ons realiseren dat Indische mensen vorige eeuw tot de eerste immigranten van Nederland behoorden. Zou het niet interessant zijn om er achter te komen wat hun geruisloze assimilatie en integratie hen heeft gekost? Maar Gouwe pinda’s is vooral meer van hetzelfde: Nina Bobo, The Blue Diamonds en veel Indische gerechten.

Muziek / Concert

Iets minder Rebel, maar niet minder goed

recensie: Jett Rebel

Jelte Tuinstra aka Jett Rebel behoeft eigenlijk geen introductie meer. Wie niet één van zijn vele platen in de kast heeft staan, kent hem wel door zijn reputatie van enthousiast drugsgebruik, zijn dwarse imago, of heeft wel eens het gerucht gehoord dat al zijn shows gerust drie uur doorgaan.

Begin dit jaar kwam Jetts nieuwste album Superpop uit, één van de drie studioalbums binnen twaalf maanden. Naar aanleiding daarvan een kleine tour, die vanavond eindigt in de grote zaal van Patronaat te Haarlem. Bij een nieuw album hoort blijkbaar een nieuwe look, want we zien Jett vanavond zonder snor, baard, en lange lokken. Hij en zijn band zijn volledig in het wit gehuld.

Over the top

Wanneer het optreden aangekondigd wordt door iemand die vraagt of de zaal ‘klaar is om te hossen’, weet je eigenlijk al wat voor show dit gaat worden; Jett is een stuk minder Rebel dan een paar jaar geleden. Met zijn over the top toneelstukjes doet hij zijn best om de zaal te entertainen. Af en toe een beetje te hard zijn best. Het publiek moet meezingen, meeklappen en krijgt zelfs in een ware fitnessles danspasjes aangeleerd.

Van Jetts oorspronkelijke band is alleen de bassist nog aanwezig, de rest van de muzikanten zijn er later bijgekomen. Ook de show is een afwisseling tussen nieuwe en oudere nummers, en tussen ballads en up-tempo songs. Alsof Jett per se zijn reputatie waar wil maken, rekt hij het geheel uit tot inderdaad een krappe drie uur. In ballad Green wordt een langdradig instrumentaal stuk van zelfs zo’n tien minuten ingebouwd, en ook een uitgebreid gitaarduel ontbreekt niet.

Nog steeds geniaal

Wie Jett Rebel vanavond voor het eerst live ziet, is ongetwijfeld zwaar onder de indruk. Voor wie hem al langer volgt, is de nieuwe weg die hij met deze iets te gelikte en dramatische show is ingeslagen misschien even wennen, of zelfs teleurstellend. Niemand kan er echter omheen dat hier een geboren podiumbeest staat, een geniale gitarist, en iemand die met zijn charmes en imponerende dansmoves iedereen inpakt. Hij is één bonk energie, de volle drie uur lang. Het maakt niet uit welk jasje Jelte aantrekt, alles past hem.

Het echte hoogtepunt van het optreden komt met de laatste drie nummers. Voor het eerste nummer van de toegift komt Jetts oude drummer terug, en samen met zijn oorspronkelijke bassist spelen ze een van zijn eerste hits, Louise. Ook de twee nummers daarna, Pineapple Morning en Love Me At All, stammen uit het begin van zijn carrière. Dit zijn toch duidelijk wat Jelte het beste kan en wat het publiek het meest waardeert. Lekker hard rocken zonder gedoe.

Jett Rebel weet precies hoe hij zijn publiek de beste drie uur moet geven. Het is indrukwekkend hoe hij op zo’n jonge leeftijd de band leidt. Het geheel is strak gerepeteerd maar tegelijkertijd blijft er genoeg ruimte voor spontaniteit en improvisatie. Het mag dan misschien allemaal iets te gelikt zijn vanavond, maar je kunt niet anders dan de volle vijf sterren geven aan zo’n indrukwekkende muzikant en entertainer.