Blues Update 6
Muziek / Album

De zesde blues update is Nederblues

recensie: Blues update – volume 6
Blues Update 6

In deze zesde editie voor fraai blueswerk uit ons eigen land. Van een gelauwerde band gaan we naar het tweede album van een belofte en als afsluiter presenteren we een kort album dat feitelijk een EP is.

Drie blues-nieuwtjes van eigen bodem sieren deze versie van de Blues-update. We hebben het niet over de minste bijdragen aan de Nederblues dit jaar. Drie albums die het luisteren meer dan waard zijn en die hoge ogen gooien in een bluesoverzicht van het jaar.

Solo of toch bandalbum? Richard van Bergen & Rootbag

Richard van Bergen maakt van oudsher deel uit van Shiner Twins. Officieel bestaat het duo met Jack Hustinx nog steeds. Met Walk On In heeft van Bergen samen met zijn band Rootbag nu het tweede soloalbum gemaakt. Of is het toch een bandalbum? Rootbag bestaat naast van Bergen zelf uit Roelof Klijn op bas en Jody van Ooijen op drums. Van Ooijen kennen we natuurlijk ook van de band waarmee Shiner Twins regelmatig op de planken stond.

Walk On In bevat een dozijn composities, waarvan van Bergen er elf op zijn naam heeft. Alleen ‘I’m Willin’’ is een traditional die het dozijn compleet maakt. Wat het album het meest bijzonder maakt, is dat van Bergen met zijn band in het twaalftal aan composities geen moment verveelt. Het is geen standaard bluesalbum dat zich vooral bedient van één stijl. Van Bergen weet iedere uithoek van de blues te betreden en zo geen moment te vervelen. Je blijft er met de aandacht bij. Nooit is er een moment dat je denkt: “maar dat heb ik een paar nummers geleden toch ook gehoord?”. Richard van Bergen laat je met Rootbag werkelijk iedere minuut van het album tot je nemen.

 

Het wachten is beloond: Leif de Leeuw Band

Leif de Leeuw Band komt met Until Better Times met een plaat die de nodige aandacht zal vragen. Het eerste album Leelah uit 2015 riep de belofte op voor de toekomst. Een bluesalbum met een vrouwenstem valt altijd wel op. Met zangeres Britt Jansen heeft oprichter en voorman van de band Leif de Leeuw een ijzersterke troef handen. Naast haar stembanden zet Jansen op dit album tevens de gitaar in.

Het materiaal van Leif de Leeuw Band is voornamelijk uit het stevige blueswerk gesneden. Zelfs ‘Mr. Hangman’, dat in aanvang een ballad lijkt, blijkt een pittige song te zijn; niet alleen qua tekst, maar ook de muzikale invulling schakelt al snel naar de stevige blues. De stem van Jansen heeft een fijne ruwe kant, die in dit songmateriaal prima tot haar recht komt.

Voor een echte ballad moeten we wachten tot de afsluiter van het album. ‘Dysphoria’ is het nummer dat de volledige rust laat klinken als het album haar einde heeft bereikt. Leif de Leeuw Band zal vooral de bluesliefhebber bekoren die houdt van blues in een hoge versnelling met een scherpe gitaarklank. Je hebt wel enig uithoudingsvermogen nodig tot het rustpunt op het einde, dat een welkome en stijlvolle afsluiter vormt van dit tweede album van de band.

 

Afwisselend kort album: John F Klaver Band

John F Klaver Band tapt uit een duidelijk ander vaatje dan de hiervoor besproken band. De stevige en rustige composities wisselen elkaar op dit album af. Datzelfde geldt voor de stemmen van voorman John F Klaver en de damesvocalen van Nicole Verouden. Verouden beschikt van deze twee vocalisten overigens, zoals te verwachten valt, over de meer zoetgevooisde stem. De blues van John F Klaver Band leunt dichter naar de pop dan die van Leif de Leeuw Band. De muziek van het album Catch The Morning Sun kan daarmee een groter publiek aanspreken.

In het titelnummer horen we referenties naar Rory Gallagher, maar ook naar Dire Straits’ ‘Money For Nothing’, als we terugdenken aan de wat holle gitaarklank die kenmerkend is voor het geluid van die single. Het grootste minpunt van dit album is dat het met zeven nummers zo kort is; feitelijk is het een EP, die bij de afsluiter ‘Shelter’ smaakt naar veel meer. Een volle lengte van een echt album was helemaal niet erg geweest om met volle teugen van John F Klaver en de zijnen te kunnen genieten. We zullen het tot een volgende release met deze EP moeten doen, vrees ik. Dan maar de repeat-knop aan om de lengte te halen: vervelen doet het immers niet snel.

Boeken / Fictie

Een sterke Amerikaanse vrouw in oorlogstijd

recensie: Jennifer Egan - Manhattan Beach

Terwijl Europa in de jaren veertig van de vorige eeuw veranderde in een slagveld, zag de wereld er aan de andere kant van de oceaan heel anders uit. De Verenigde Staten namen wel deel aan de Tweede Wereldoorlog, maar die vond voor hen in het buitenland plaats. In het New York van die tijd ontstonden kansen voor vrouwen, omdat de mannen overzees waren. Daarnaast probeerde de maffia een slaatje te slaan uit de drooglegging. Jennifer Egan schreef de levendige roman Manhattan Beach over deze tijd.

Jennifer Egan won in 2010 de prestigieuze Pulitzer Price voor haar experimentele roman Een bezoek van de knokploeg. Manhattan Beach is opvallend traditioneler geschreven. Het verhaal draait om Anna, een jonge vrouw die met haar moeder en gehandicapte zusje in New York woont. Haar vader is jaren geleden spoorloos verdwenen. Ze gaan ervan uit dat hij is overleden.

Kansen voor vrouwen

Omdat de Tweede Wereldoorlog gaande is, zijn er werkplekken voor vrouwen beschikbaar gekomen op de marinewerf. Anna meet samen met andere – meestal gehuwde – vrouwen het gewicht van machineonderdelen. Een vrij monotone handeling die Anna dan ook al snel gaat vervelen. Tijdens een van haar lunchpauzes ziet ze voor het eerst een duiker. Ze krijgt direct het gevoel dat zij ook wil ervaren hoe het is om te duiken en besluit zich aan te melden als vrijwilliger.

Haar eerste baantje was nog wel acceptabel voor vrouwen, maar bij haar aanmelding voor de duikopleiding stuit ze op grote weerstand. Duiken in een pak van 90 kilo, dat is toch niks voor een vrouw? Ze laat zich hier niet door weerhouden en weet zich met hulp van haar huidige werkgever aan te melden. Anna ontwikkelt een grote passie voor het duikvak en ze bewijst zich door een van de beste duikers van haar team te worden.

De vader en de maffiabaas

Het verhaal van Anna is verweven met dat van twee mannen: haar vader Eddie Kerrigan en maffiabaas Dexter Styles. Als kind ging Anna vaak mee met haar vader als hij berichten moet overbrengen aan de belangrijke mannen in de stad. Tijdens een van die afspraken ontmoeten ze Dexter Styles. Hij verdient geld met illegale drankverkoop tijdens de Amerikaanse drooglegging.

In de periode dat Anna op de marinewerf werkt, komt ze Dexter weer tegen. Hij herkent haar niet en Anna maakt van dit gegeven gebruik om hem te leren kennen. Het blijft niet bij een ontmoeting – telkens weer wordt Anna naar Dexter toegetrokken. Ze heeft het vermoeden dat Dexter een rol heeft gespeeld in de verdwijning van haar vader. Anna probeert hem hierover uit te horen, met alle gevolgen van dien.

Een goed vrouwenboek

Anna Kerrigan is een ontzettend interessant personage. Tegen de tijdsgeest in probeert ze een zelfstandig leven te leiden, zonder afhankelijk te zijn van mannen. Ze heeft te maken met grenzen die de maatschappij haar opleggen, maar ze doorbreekt die en weet daardoor haar vrijheid te vinden.

Het bijzondere aan Manhattan Beach is dat allerlei facetten van haar vrouwelijkheid aan bod komen zonder dat het een stereotiep ‘vrouwenboek’ wordt. Anna krijgt te maken met vooroordelen zoals dat vrouwen zwak zouden zijn en niet mogen werken als ze eenmaal getrouwd zijn. Ook zaken als menstruatie en zwangerschap komen aan bod. Het boek wordt nergens te emotioneel of melodramatisch. Zulke boeken zouden vaker geschreven moeten worden.

De twee belangrijkste mannen in de roman, Dexter Styles en Eddie Kerrigan, laten een minder grote indruk achter. Er worden lange hoofdstukken geweid aan hun belevenissen, maar deze zijn minder interessant dan Anna’s verhaal. Anna is een sterk karakter die het beste probeert te maken van haar leven, terwijl Dexter en Eddie een leven leiden in de schaduw van de maatschappij en profiteren van de oorlog en crisis in het land. De belevenissen van de twee mannen voegen weinig toe aan het verhaal van Anna en halen daardoor de vaart uit de roman.

Geen spannend verhaal, wel een goed boek

Het verhaal van de verdwenen vader die mogelijk te maken heeft met de maffia lijkt op voorhand heel spannend, maar dat valt eigenlijk wat tegen. Er zit weinig suspense in het boek en de spanningsboog wordt halverwege al ingelost. Wanneer je verwacht met Manhattan Beach een thriller of misdaadroman te lezen kom je bedrogen uit. Jennifer Egan overtuigt echter door heel goed de tijdsgeest van Amerika in de jaren dertig en veertig neer te zetten met een geloofwaardige hoofdpersoon. Dat maakt het boek toch nog zeer de moeite waard.

Boeken / Fictie

832 pagina’s verveeldheid

recensie: Herman Brusselmans – Hij schreef te weinig boeken

Herman Brusselmans kàn schrijven: daar helpt geen lievemoederen aan. Alleen: als dat sfeervol bullshitten ruim 800 pagina’s in beslag neemt en bovendien nergens over gaat, dan slaat de verveling al snel toe. Want hoe vaak wil je lezen dat de schrijver een vlootje Duitse yoghurt opentrekt en naar binnen speelt? Toch geen (naar schatting) 30 keer?

Hij schreef te weinig boeken had evengoed Hij schreef te veel bladzijden kunnen heten: elke dag/nacht in deze roman speelt zich immers op quasi dezelfde manier af. Een toertje met de motor, gaan eten bij zijn ex-vrouw of een bevriend restauranthouder, vechten tegen de angsten en sigarettenverslaving, seks hebben met of zich opwinden over zijn nieuwe, jonge liefje, nespresso drinken, met een half oog naar films kijken, enzovoort. Je vraagt je af: op welk moment besliste Brusselmans om ruim 800 pagina’s vol te knallen met dit nietszeggende proza in plaats van zich te beperken tot 200 à 300 pagina’s? Want als lezer heb je er op den duur hoegenaamd niets meer aan.

Akkoord, het schrijfplezier spat van de pagina’s, maar zonder de kenmerkende humor van Brusselmans blijft er weinig leesplezier over. Hij past weliswaar zijn bekende surrealistische truken toe, maar helaas al te voorspelbaar en ongrappig: na enkele pagina’s autobiografische dagboeknotities volgt doorgaans een surrealistisch tafereel over één of ander ver familielid met een maf beroep die allerlei pijnlijk ongrappige avonturen beleeft.

Mongool

Of neem de ontmoeting met schrijfster Lize Spit, die meteen een nat onderbroekje krijgt (“maar dat was omdat er een lama in had gespuwd” – komaan). Dit gezegd zijnde nodigt het boek bij (al te schaarse) momenten wel uit om hardop te lachen, zoals wanneer hij zich backstage realiseert dat hij “enorm moet kakken”.

Choqueren kan hij ook nog, wanneer hij zich bijvoorbeeld in de eerste pagina’s al laat pijpen door een (minderjarig?) meisje met Down (“als ze je pijpen kwijlen ze heel je lul onder, en zo’n lul die druipt van het vette, gore speeksel van zo’n mongool, die geeft je een onprettig gevoel”). Maar het weegt allemaal niet op tegen die loodzware en voorspelbare monotonie, die alle leesplezier na de eerste 50 pagina of zo langzaam versmacht.

Echt boeien en venijnig prikken doet de roman bij nachte, wanneer de schrijver door zijn demonen en melancholie wordt bezocht en boeiende zinnen optekent als:

“Je hebt zo van die dagen waarop je, ofschoon je de doemdenker in persoon bent, meent: het is goed om op aarde te zijn.”

Of:

“Zwaarmoedig is misschien niet het juiste woord. In mezelf gekeerd zonder echt zin in te hebben.”

Verramsjt

Het probleem is dat Brusselmans na 75 boeken enigszins kritiekloos als monument wordt opgevoerd. Als hij dan een klepper van 832 pagina’s uitbrengt, bovendien pal op zijn 60e verjaardag, dan valt de term ‘magnum opus’ al snel (nog sneller dan de recensent het vuistdikke boek heeft kunnen uitlezen, zou je cynisch kunnen denken).

Over Star Wars: The Last Jedi zei een recensent dat in de film van 153 minuten een meesterwerk van 120 minuten verborgen zat. Met wat goede wil zou je van Hij schreef te weinig boeken kunnen zeggen dat in die vervelende, monotone pil van 832 pagina’s een erg amusante – of net aardedonkere – roman van pakweg 250 pagina’s schuilt.

Nogmaals: de man kan schrijven, maar wanneer het aan inhoud ontbreekt, wanneer de woede en machteloosheid van bijvoorbeeld De man die werk vond in geen velden en wegen meer valt te bekennen, en wanneer de schrijver op een bepaald moment peinzend schrijft ‘waarover zal ik het nu eens hebben?’, dan denk je: het is misschien toch niet helemaal onredelijk dat de man nog nooit een literaire prijs heeft gewonnen. Of dat zijn boeken zo snel verramsjt worden. Misschien moet hij gewoon eens zijn bést doen om dé Grote Vlaamse Roman te schrijven (zoals deze – hopelijk spottend – op de cover wordt bestempeld), in plaats van Woody Allen-gewijs met ijzeren regelmaat boeken te, nou ja, kakken.

De Kift
Muziek / Concert

De gecontroleerde chaos van De Kift

recensie: De Kift@De Helling
De Kift

Een staccato gitaar gevolgd door een uitbundig: “Geweldig dat jullie er allemaal zijn! Feesten, feesten, feesten! Wij houden van jullie!” Dat kan maar een ding betekenen: De Kift.

Met een man of tien staat de band vanavond op het podium van De Helling in Utrecht. Vertrouwd is de aanblik van voorman Ferry Heijne met in zijn kielzog zijn vaste trawanten op gitaar, slagwerk en blazers. Verse inbreng wordt verzorgd door vier vrouwelijke muzikanten: twee bespelen er cello en viool en twee (Vlaamsen) zorgen voor de vocale ondersteuning.

Een lied als tijdverdrijf

Volgend jaar bestaat de Zaanse band dertig jaar en onlangs bracht het gezelschap alweer haar elfde album ‘Bal’ uit. Het spreekt voor zich dat het merendeel van de nummers vanavond afkomstig is van die plaat. Tekstueel put De Kift deze keer uit het literaire werk van o.a. Armando. Baudelaire, Lucebert en Jack Kerouac. Dat levert wederom fraaie zinsneden op als: “Ik zing mijn lied als tijdverdrijf. Ik ga de tijd met zang te lijf” (Uit: ‘Strijkstok’), en: “Je moet je onophoudelijk bedrinken. Maar waaraan? Aan bier? Poëzie? Of muziek? Net wat je wil. Maar bedrink je.” (uit: ‘Nana’).

‘Bal’ is weer een voortreffelijk Kift album geworden, en vormt zodoende een fijne aanvulling op het al zo rijke repertoire van de band. Weerbarstige fanfarepunk wordt, zoals gebruikelijk, afgewisseld met droeve melancholie. Gejaagd klinkt zanger Ferry Heijne in het onstuimige ‘Wildernis’, ontroerend in een klein lied als ‘D’. Als het allemaal iets te gezellig ‘dreigt’ te worden op het podium, treedt drummer Wim ter Weele naar voren en zingt bedaard: “Langzaam aan jongen, langzaam aan. Eerst het een, en dan het ander. De tien minuten die je vandaag eerder klaar bent, wat moet je ermee?”

In een notendop

De band is goed op dreef vanavond. Vol overgave worden de nieuwe (en een paar oudere) liedjes ten gehore gebracht. Veelvuldig wordt er van instrument gewisseld. En het is knap hoe het omvangrijke gezelschap de gecontroleerde chaos van De Kift muzikaal weet te verwoorden en verklanken. Met aan het roer leidsman Ferry Heijne, die vol bezieling en met een vet Zaans accent, de literaire teksten declameert.

Bijzonder mooi is de toegift van vanavond: een prachtige, ingetogen versie van ‘Beguine’, waarin verrassenderwijs de twee Vlaamse dames de zang voor hun rekening nemen. Vervolgens wordt er afgesloten met “Feesten, feesten, feesten!” Het is De Kift in een notendop.

Boeken / Fictie

Onzin in on-zinnen

recensie: Dan Brown - Oorsprong

Dan Brown liet ooit optekenen dat hij wil dat zijn boeken naar slagroom smaken, maar wel de voedingswaarde van groenten hebben. Met andere woorden: dat ze lekker weglezen, maar de lezer tegelijkertijd heel wat bijbrengen. Met Oorsprong faalt hij in beide ambities grandioos.

Laten we maar met de deur in huis vallen: Oorsprong is een verschrikkelijk slecht boek. Ondanks vier jaar voorbereiding en research is de plot ongeloofwaardig en bulkend van de clichés die zo versleten zijn dat je er kwaad van wordt: er passeert een ‘prins op het witte paard’, tranen stromen over de wangen, er wordt gegrinnikt en verbleekt en teruggedeinsd dat het een lieve lust is en liefde blijkt op het einde de drijvende kracht van het universum. Hoe geen enkele redacteur tegen Dan Brown heeft durven zeggen dat bepaalde uitdrukkingen écht niet meer van deze tijd waren: het is een raadsel. Goed, De Da Vinci Code was ook slecht geschreven, maar daar had je tenminste nog een verrassende en controversiële ontknoping, wat het tot de ideale vakantieliteratuur maakte: lezen EN niet teveel nadenken aangezien je hersenen aan het koken zijn in de zomerzon. Helaas is de ontknoping van Oorsprong van een heel andere orde: werkelijk erbarmelijk.

Pistool

Een filmwijsheid zegt dat, wanneer er in de eerste akte een pistool in beeld komt, er in de derde akte iemand mee wordt neergeschoten. Met andere woorden: wie moedwillig verwachtingen creëert, moet die ook inlossen. In het begin van Oorsprong maakt Edmund Kirsch, een oud-student van protagonist en professor Robert Langdon, hem bekend dat hij een werkelijk wereldschokkende ontdekking heeft gedaan die twee fundamentele vragen voorgoed beantwoordt: ‘waar komen we vandaan?’ en ‘waar gaan we naartoe?’ Maar tijdens de lezing die Kirsch daarover wil geven in het Guggenheim-museum in Barcelona (en die wereldwijd gelivestreamd wordt), schiet iemand hem neer – dat is geen spoiler, het staat op de achterflap te lezen. Aan Langdon nu om te achterhalen wat die ontdekking was, waarbij hij hulp krijgt van de – uiteraard bloedmooie – directrice van het museum, die bovendien de verloofde is van de Spaanse kroonprins, die meteen vermoedt dat de professor haar heeft ontvoerd. Wanneer na veel dolle avonturen door Spanje het geheim aan het licht komt, kan er voor de lezer maar één conclusie zijn: is dit het nu? Misschien had Dan Brown dit ook door, want hij laat die ontknoping volgen door nog eentje, die echter zo lachwekkend is en zo ver van het verhaal af staat dat je wederom die laffe redacteur die dit liet passeren een hengst wil verkopen.

Startbaan

Alles in dit boek maakt je kwaad: de ongeloofwaardigheid van de plot, de van de pot gerukte wendingen (op een bepaald moment rijdt een jet op de startbaan een hek omver om iemand door te laten, zonder dat de controletoren onraad ruikt), de clichétaal en vooral het uitleggerige toontje. Langdon mag geen kunstwerk of gebouw bekijken, of daar volgt een pagina’s lang betoog over de geschiedenis of maker ervan. Alsof Brown hele lemma’s uit Wikipedia in zijn boek heeft gekwakt. Dat is geen schrijverschap, dat is luiheid.

Nee, wie goed geschreven, doorwrochte historische boeken wil lezen die écht iets bij brengen over geschiedenis en filosofie, is véél beter af met Umberto Eco.

Boeken / Non-fictie

Slaat Duitsland zijn vleugels uit?

recensie: Hanco Jürgens en Ton Nijhuis (red.) - De vleugels van de adelaar: Duitse kwesties in Europees perspectief

In de Nederlandse media is er veel meer aandacht voor de Amerikaanse politiek dan voor de Duitse. Maar wat er in Berlijn gebeurt, is voor Nederland op z’n minst even belangrijk. De recent verschenen bundel van het Duitsland Instituut biedt de mogelijkheid de kennisachterstand in te halen.

De elf bijdrages van verschillende auteurs behandelen uiteenlopende thema’s, zoals de economie, de politieke relatie met Frankrijk, immigratie en de nog altijd ongemakkelijke omgang met de nationale identiteit. Bijna alle thema’s worden vanuit Europees perspectief bekeken.

Euro

Dat Europa zo sterk aanwezig is in het boek, is logisch. De recente geschiedenis van Duitsland is onlosmakelijke verbonden met de Europese integratie. Misschien wel het meest ingrijpende project van de Europese integratie is de invoering van de euro. Dat is, zeker sinds de eurocrisis, nog altijd een heet hangijzer en ook in dit boek een belangrijk thema.

De voormalig directeur van de Nederlandse Bank André Szász, die een van de bijdrages verzorgde, zag de invoering van de euro als een fout waarvan we vandaag de dag de gevolgen merken. Het Nederlandse en Duitse standpunt was lang dat de invoering van een gezamenlijke munt de bekroning moest zijn op het integratieproject – en volgens Szász hadden zij bij dit standpunt moeten blijven.

In de praktijk ging het andersom. De euro werd ingevoerd vóór de economieën van de lidstaten naar elkaar toe waren gegroeid en de bestuurlijke macht was geconcentreerd. Dat kwam door de druk van met name de Fransen: zij wilden een snelle invoering van de euro. Die economische convergentie en de machtsconcentratie zouden als vanzelf volgen, zo was de gedachte.

Weeffout

De Duitse Bondskanselier Helmut Kohl ging overstag en de Fransen kregen hun zin. Maar van een euro die voor meer integratie zou zorgen, kwam weinig terecht. De economieën groeiden juist verder uit elkaar en de politieke integratie vond, mede door verzet van de Europese burgers, geen doorgang. De euro was verkeerd begonnen, aldus Szász, en ‘wat verkeerd begint, komt zelden goed.’

Szász’ voornaamste angst was dat Europa een transferunie zou worden. Het rijke noorden betaalt voor het arme zuiden, maar heeft geen invloed op het aldaar gevoerde beleid. Hij vreesde daarmee dat de euro niet voor verbinding, maar juist voor verdeeldheid tussen Noord en Zuid zou zorgen. Wie de debatten over de Griekse crisis heeft gezien – zowel in Duitsland als in Griekenland – kan moeilijk volhouden dat Szász het verkeerd zag.

Compromissen

De bijdrage van Michèle de Waard, columniste bij het Financieele Dagblad, is een stuk positiever over het europroject. Zij laat aan de hand van de eurocrisis zien dat er inderdaad verschillen zijn, maar dat de Europese leiders (met name: Angela Merkel) in staat zijn gebleken de situatie op te lossen. Dat gebeurde met een hoop onrust, debat en ruzie, maar uiteindelijk met compromissen. Haar conclusie luidt: er zaten inderdaad fouten in het optuigen van de euro, maar geen onherstelbare.

Deze korte geschiedenis van de invoering van de euro illustreert een bredere ontwikkeling. Voorzichtig neemt Duitsland meer en meer een leidersrol op zich in Europa. Dat was, gezien het Duitse verleden, lang ondenkbaar. Hoewel het enerzijds bij andere landen nog altijd weerstand oproept, klinkt de roep om Duits leiderschap ook steeds luider. Kan en wil Duitsland die rol op zich nemen?

Duits leiderschap

Uit de verschillende bijdrages blijkt dat Duitsland nog altijd worstelt met die vraag. Het wordt door de omstandigheden gedwongen de leidende rol op zich te nemen – het is nu eenmaal het rijkste en invloedrijkste land van Europa – maar tegelijk voelt het zich daar ongemakkelijk bij.

Dat ongemak laten de auteurs goed zien in bijdragen over de omgang met de nationale identeit, de opkomst van het populisme en de vluchtelingencrisis. Hiermee geeft het boek een helder inzicht in de interne Duitse debatten die vaak de achtergrond vormen voor de Duitse opstelling in Europa. De ondertitel van het boek had ook omgedraaid kunnen worden: Europese kwesties in Duits perspectief. Juist dat laatste perspectief – en de binnenlandse achtergrond daarvan – blijft in de Nederlandse media vaak onderbelicht. Dit boek is daarom geen overbodige luxe.

Boeken / Non-fictie

Oude filosofie voor de moderne mens

recensie: Albert Kitzler - Denken geneest

De Duitse filosoof Albert Kitzler laat in Denken geneest zien hoe we de oude Griekse en Oosterse filosofie kunnen gebruiken in het moderne leven.

Albert Kitzler is bij uitstek een praktisch filosoof. In zijn eerdere boeken koppelt hij filosofie aan de dagelijkse praktijk en aan de hedendaagse maatschappij. Zo ook in zijn nieuwste werk Denken geneest. Hierin staat het denken als therapeutisch middel centraal. Kitzler is er niet op uit zijn eigen ideeën uiteen te zetten, maar om bestaande ideeën bruikbaar en praktisch te maken.

In de praktische filosofie is het doel niet zozeer te definiëren wat geluk, welzijn of geestelijke gezondheid precies zijn, maar om gelukkig te worden en geestelijk lijden te overwinnen.

Geestelijk lijden

Met dit praktiseren van de klassieke filosofie doet Kitzler niets nieuws. De afgelopen jaren hebben veel filosofische stromingen uit de oudheid aan populariteit gewonnen. Zo zijn er veel recente boeken over de Aristotelische deugdethiek, het stoïcisme, het scepticisme en het epicurisme. Denken geneest brengt al deze stromingen samen en voegt daar ideeën uit het Oosterse denken bij, om zo tot een overzichtelijk handboek te komen.

Dit kan gelezen worden ter informatie en als vermaak, maar eveneens als handvat bij geestelijk lijden. Dat lijden van nu is volgens Kitzler nog hetzelfde als tweeduizend jaar geleden. We ervaren stress, verdriet, zorgen, woede en hebben last van hartstochten, begeerten en afgunst. Zo ook de mensen in het oude Griekenland. Elk van deze gevoelens wordt apart besproken in het boek. We leren waar ze vandaan komen, wat onderliggende gedachten of aannames zijn die ze versterken en hoe we ons denken zo kunnen begrijpen of veranderen dat we er minder last van ondervinden.

Een gezonde geest in een gezond lichaam

In de klassieke oudheid werd geestelijke gezondheid naast lichamelijke gezondheid gesteld. Zoals je je lichaam fit houdt door gezond te eten en te bewegen, zo houd je je geest gezond door je te oefenen in ‘juist’ denken. De oude Grieken waren zich bewust van de negatieve invloed die ongezond denken kan hebben op het lichaam.

Kitzler laat zien dat gezond denken iets anders is dan positief denken. Gezond denken besteedt juist ook aandacht aan negatieve gedachten en gebeurtenissen, maar kijkt er op zo’n manier naar dat we onszelf en de wereld beter leren kennen. Gezond denken kan gezien worden als een oefening die we voortdurend moeten blijven herhalen, totdat we het onszelf eigen hebben gemaakt en evenwichtiger kunnen reageren op bepaalde situaties of gebeurtenissen.

Praktisch denken

Bij het lezen van de verschillende hoofdstukken wordt je om je oren geslagen met tal van citaten van uiteenlopende denkers. Kitzler lijkt op deze manier soms te willen pronken met zijn brede kennis van de oude filosofie. Dat is misschien wel zo, maar tegelijkertijd laat het ook zien dat de besproken onderwerpen inderdaad universeel zijn. Het is leuk om te leren hoe verschillende filosofen over deze specifieke lijdenswegen van de ziel denken. Ook brengt Kitzler de Oosterse en klassieke filosofie op een mooie manier samen, waaruit de grote overeenkomst blijkt. Denken geneest laat zien hoe deze denkers ons kunnen helpen ‘om onze geestelijke toestand te stabiliseren, te harmoniseren en zo onze weerstand te versterken’.

Daarmee schrijft Kitzler een zelfhulpboek dat méér is dan enkel dat. Het is daarnaast een vermakelijk boek over het nut van oude filosofie in onze moderne wereld. Verwacht geen nieuwe of kritische ideeën, wel veel leuke weetjes en wellicht handige handvatten voor je eigen denken in het dagelijks leven.

Boeken / Fictie

Kraai en haas

recensie: Tommy Wieringa - De heilige Rita

In hoofdstuk vier van De heilige Rita vindt een moord plaats. Het is een beklemmende, prachtig geschreven scène die symbool staat voor het lot van hoofdpersoon Paul Krüzen. Een kraai doodt een hazenjong, zomaar, omdat hij moet eten, omdat hij sterker is, omdat de natuur onverschillig is voor pijn en angst.

‘Uit de hemel daalde nu een kraai neer, een grote gezonde kraai met een grote gezonde honger. Hij landde op het open veld, vlak bij een verweesde jonge haas, waarvan de moeder in de storm van de machines verloren was geraakt. De kraai zette een paar schommelpasjes, stond stil en schikte zijn veren. Met een schuin oog monsterde hij zijn prooi.’

Ook Paul is verweesd. In zijn kindertijd was uit de hemel een gevluchte sovjetburger neergedaald. Het sproeivliegtuig waarmee de Rus de duizenden kilometers naar het vrije westen had afgelegd stortte neer en Pauls vader redde hem uit het wrak. Maanden later ging de ondankbare vreemdeling er met de vrouw des huizes vandoor.

Sindsdien zijn voor Paul de Russen de gehate en verafschuwde Ander gebleven.

Klassieke splitsing

Pauls moeder heeft hem verlaten – het oeroude dubbele vrouwbeeld van (bereikbare) hoer en (onbereikbare) heilige wordt de rode draad in zijn leven. Zijn seksualiteit ontwaakt bij het zien van de film Emanuelle op tv en de wellust is eigenlijk meteen onhanteerbaar. Ondertussen knutselt Paul een hemelsblauwe fles om tot een rudimentair Mariabeeld en plaatst het in een verlaten boskapel. De Moeder Gods is langgerekt en dun en wordt Maria Anorexia gedoopt.

Opgevoed in een ontspannen, traditioneel katholicisme is het geloof voor Paul een vertrouwd toevluchtsoord, waarin het heilige en het profane hand in hand gaan. Hij houdt van Rita, zijn favoriete hoertje uit Club Pacha, net over de Duitse grens. Haar goedigheid weerspiegelt de ontferming van haar heilige naamgenoot, patrones van de hopeloze gevallen. Een gewone vrouw van zijn eigen leeftijd durft hij niet aan. Betaalde liefde is veilig.

Paul en zijn vriend Hedwiges zijn zulke hopeloze gevallen, die de bescherming van een heilige nodig hebben. Niet in staat zich los te maken uit de problematische families waarin ze zijn opgegroeid proberen ze beiden er het beste van te maken. Hedwiges als uitbater van een kwijnend kruidenierszaakje en Paul als de trouwe verzorger van zijn vader, die met een wegrottend been kampt. De twee vrienden, beide dik in de veertig, gaan altijd samen op vakantie naar verre, hete oorden.

Foute handel in het grensgebied

Eenzaamheid en wantrouwen zijn de grote thema’s van deze roman – en niet, zoals elders gesuggereerd, de kloof tussen stad en platteland of de treurigheid van een ‘krimpregio’. Die treurigheid is er zeker, en wordt door Wieringa ook breed en humoristisch uitgemeten. Maar het drama van de twee mannen, die eenzaam en hulpeloos in het leven staan, kan zich overal afspelen. De woede van Paul Krüzen, zijn kraai-kant, is schitterend weergegeven met zijn webshop van oorlogsobjecten en foute parafernalia in de zwaar beveiligde schuur.

Dat de auteur het grensgebied in het oosten van het land koos als locatie van zijn verhaal onderstreept het wankele innerlijk van Paul. Waar hoort hij eigenlijk bij?

Tommy Wieringa is zelf opgegroeid in dit grensgebied en zijn beschrijvingen van de natuur, die soms ongemerkt overgaat in niemandsland, zijn weergaloos. Minstens net zo raak zijn de beelden die hij gebruikt om het innerlijk traject van zijn held neer te zetten. Tijdens een bezoek aan Ineke, een vroegere klasgenote, vraagt Paul naar haar man.

‘…Een vlugge lach, even week de gepantserde opgewektheid. ‘Ruud,’ zei ze. ‘Ruud is in 2003 overleden. Veertien jaar geleden alweer.’

‘O,’ zei Paul. ‘Dat spijt me.’

‘Zelfdoding. Ja, ik zeg het maar meteen even, anders blijft het zo hangen.’

Paul keek rond, zijn ziel vloog als een musje tegen het raam.’

De Heilige Rita is een in alle opzichten geslaagde roman. Om direct heel snel uit te lezen en daarna opnieuw te beginnen, langzamer, om te genieten van de meesterlijke schrijfkunst.

Theater / Voorstelling

Vooral mooi voor liefhebbers van barokmuziek

recensie: Scapino Ballet Rotterdam – Scala

Ed Wubbe, artistiek directeur van Scapino Ballet Rotterdam, is gefascineerd door barok. De muziek, de tijd, de pracht en praal, het gevaar, alles waar barok voor staat. Wubbe heeft er al diverse dansstukken aan gewijd, waaronder een aantal jaren geleden het prachtige Pearl. Scala begint waar Pearl eindigde: het verval is ingezet. Maar al blijft het een genot de dansers van Scapino aan het werk te zien, Scala is niet zo boeiend.

Pearl eindigde met misschien wel het mooiste duet van de hele voorstelling: dat tussen een steeds verder ontklede Bryndis Brynjoflsdottir en Alexandre Jolicoeur. Als Scala begint zien we Brynjoflsdottir op de naakte rug, ze trekt een zwart hempje aan. Alles is donker: de sfeer, de kostuums, het decor, het achterdoek. Het begin van de voorstelling is prachtig, er wordt rauw en met wanhoop gedanst. Gezichten hebben opengesperde monden, alsof er geluidloos geschreeuwd wordt. Wubbe wil de achterkant van de barok laten zien, niet meer de fraaie buitenkant die we al kennen, maar de decadentie, de stank, de verrotting. Er wordt aanvankelijk veel door het hele ensemble samen gedanst, de beelden doen soms denken aan schilderijen van Goya of Delacroix. Af en toe wordt een camera gebruikt om videoprojecties van de dansers te tonen. Die beelden zijn klein en enigszins vaag en lijken uit de tijd van de stomme film te komen. De voorstelling eindigt met alweer Brynjoflsdottir, dit keer op de grond liggend, terwijl de hele groep zich van haar afwendt, zoals bij Glenn Close als Madame de Merteuil in de film Dangerous Liaisons.

Metallica

Er is echter een probleem en dat heeft te maken met mijn (mogelijk slechte) smaak: ik krijg op een gegeven moment genoeg van de muziek. Het is in principe prachtige muziek, die fantastisch wordt uitgevoerd, er lopen een paar schitterende zangers tussen de dansers door, maar anderhalf uur lang barok wordt (mij) op den duur te veel. Het is een opluchting als er een volksliedje tussendoor komt in een volkomen ander ritme. Ik keek erg uit naar een hobosolo met de zelden gebruikte ‘oboe d’amore’. Het instrument heeft een prachtig resonantie, maar die horen we nauwelijks omdat de strijkers gewoon door blijven spelen.

Hoe komt het dat die barokmuziek me niet stoorde bij Pearl? Waarschijnlijk omdat de inhoud toen veel gevarieerder was. Er was contrast in beeld, er waren lichte kostuums in een donkere omgeving, de achtergrond veranderde steeds, net als de inhoud van de dans. Er was een ontwikkeling: eerst het elegante hofdansen, dan de felle prikjes naar elkaar, nog openlijker venijn en uiteindelijk de totale deconfiture. Bij Scala begint de dans rauw en decadent en dat verandert niet, net zo min als decor en achterdoek. Alles blijft hetzelfde en je moet, zeker als je achter in de zaal zit, goed zoeken naar contrasten. Opvallend zijn een blonde danser met blote borst in een prachtige zwarte lange jas of het goudgeschilderde hoofd van Bonnie Doets dat later versierd is met gekleurde stippen. Het is fijn om de Italiaan Dario Minoia te zien met zijn wilde Game of Throneskapsel, maar helaas verandert dat halverwege in een nette hipsterknot en dan lijkt hij weer erg op de anderen. Als de muziek dan ook steeds hetzelfde klinkt is het moeilijk om geboeid te blijven.

Wubbe, die na de première van Scala zeer verdiend tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw werd benoemd, is een fantastische choreograaf die veel risico’s neemt. Hij heeft een diepe liefde voor barokmuziek, het doet hem zelfs denken aan Metallica. Als je dat niet hebt: zorg dat je òf helemaal vooraan gaat zitten en de dansers heel goed kunt zien òf zet (heel zacht!) wat echte Metallica op je oortjes. Bij videobeelden van Scala werkt dat fantastisch.

Theater / Voorstelling

Huidige Nederland inspiratiebron voor mooi en spannend theater

recensie: Mugmetdegoudentand - Gidsland

In de flyer staat dat Gidsland van Nathan Vecht een komedie is over de Nederlandse identiteit. Je kan inderdaad behoorlijk lachen om de geestige teksten. Maar soms, vooral tegen het einde, overheerst de wanhoop in deze voorstelling. Gidsland toont vlijmscherp een aantal van de dilemma’s waar Nederland momenteel voor staat en die onoplosbaar lijken. Het is niet alleen een uitermate slim en geestig stuk, het is ook pijnlijk en uiteindelijk ontroerend.

Er was een tijd dat Nederlandse films en theaterstukken over eigen geschiedenis en cultuur vooral de Tweede Wereldoorlog en Nederlands-Indië als onderwerp hadden. Die tijd is voorbij. Niet alleen brengt het Nationale Theater het zeer goed ontvangen The Nation, Mugmetdegoudentand toert met Gidsland langs de theaters. Weliswaar met een stuk minder publiciteit en veel korter in lengte, maar niet met minder kwaliteit, integendeel.

Er is een kabinetscrisis gaande en een aantal politici zijn op een geheime plek met elkaar aan het proberen een vluchtelingenbeleidsnota in elkaar te draaien, die alle regeringspartners zal bevredigen. Een jonge hospitality-medewerkster komt langs om te vragen naar ieders wensen betreffende eten en drinken. In het daaropvolgende gesprek wordt duidelijk dat de politici vooral bezig zijn hun huid te redden. Ze hebben geen idee wat er onder de bevolking leeft, sterker, ze willen het liever niet weten, het is te lastig.

Rode draad

Deze discrepantie tussen machthebbers en gewone burgers is een rode draad door de hele voorstelling heen. We zijn steeds op andere plekken: het Amsterdamse medialandschap, Groningen en uiteindelijk een talkshow. Ilke Paddenburg speelt een aantal jonge vrouwen die dingen opmerken die anderen niet wensen te zien of zich niet kunnen veroorloven om te zien omdat hun hachje dan in gevaar komt of omdat het niet politiek correct is. Interessant is dat als Paddenburg als onderzoeksjournaliste kritiek heeft op een talkshow host, omdat die in een bepaalde belangrijke situatie debiele vragen stelde, zij te horen krijgt: ‘doe niet zo rechts’. Wrang is dat als ze zelf eindelijk een talkshow leidt, iets waar ze vurig voor heeft gelobbyd, ze het er niet beter vanaf brengt.

Het meest aangrijpend is een Groningse vrouw, een prachtige rol van Anniek Pheifer, die al jaren vecht met de NAM omdat haar huis in elkaar dreigt te storten wegens alle aardbevingen, die door de olieboringen zijn veroorzaakt. Aanvankelijk is ze weliswaar kwaad en wanhopig, maar ook goedwillend en sociaal voelend. Als echter blijkt dat er steeds minder van het Groningen zoals ze het kent overblijft, wordt het haar te veel.

Ontroerend

Aan het einde is er dan de talkshow die totaal uit de hand loopt en waarvan je zou willen dat zoiets in het echt gebeurt. Een burger die krachtig om uitleg vraagt en slappe nietszeggende antwoorden niet pikt en een politicus die uiteindelijk durft te zeggen: ‘ik weet het niet’. Toevallig was er van de week een aflevering van DWDD waarin gediscussieerd werd over de staat van het huidige Nederland. Een van de jongste gasten zei dat hij niet geloofde dat we voor oplossingen bij de politiek moeten zijn, dat die machteloos is. Het is iets waar ik aan moet denken terwijl ik naar Gidsland kijk.

Er wordt geweldig gespeeld door alle vier acteurs, naast Paddenburg en Pheifer, ook Xander van Vledder en Guy Clemens. Aan het einde zingt Van Vledder op prachtige wijze een ontroerend Limburgs lied. Zou het kunnen zijn dat we wel degelijk een Nederlandse identiteit hebben als we durven? Of is die gedachte ook te rechts? Hoe dan ook, het blijkt absoluut waar te zijn dat moeilijke tijden vruchtbaar zijn: ze leveren erg mooi theater op.