Muziek / Album

Terug in de tijd voor nieuwe inspiratie

recensie: Aerosmith – Honkin' On Bobo

.

~

Honkin’ On Bobo is een reis terug naar de wortels van de inspiratie van Aerosmith. Voor het eerst in lange tijd hoor je ook het geluid weer terug van de eerste albums Toys In The Attic en Draw The Line. Dit is te verklaren uit het feit dat het album werd geproduceerd door Jack Douglas, die ook laatstgenoemde albums uit de jaren zeventig produceerde. Een echte oude rot in het vak dus. Het album is echter meer dan een handige manier om een gebrek aan inspiratie op te vangen met composities van onder andere Muddy Waters, Fisher / Hopkins and Blind Willie McTell. Het is wel degelijk een echt Aerosmith-album, waarin de band een eigen interpretatie geeft van blues en rock. De blues is vaak zo oud dat ik als twintiger de nummers zelfs niet spontaan herkend zou hebben. Overigens is er ook een nieuwe nummer aan het album toegevoegd, The Grind, dat eigenlijk meer een nummer is in de stijl van I Don’t Wanna Miss A Thing en Jaded. Dit vind ik dan even jammer, want hier is toch een knieval gedaan naar commercieel succes.

Ontwikkeling

De muziek lijkt dan wel in veel opzichten op de eerste albums uit begin jaren zeventig, maar de band heeft toch wel degelijk een flinke ontwikkeling doorgemaakt. Zo klinkt de plaat muzikaal een stuk scherper en professioneler. Vooral de zang van Tyler is in de loop der jaren zeker ten goede bijgedraaid. Drugs en drank hebben hier niets aan kunnen veranderen. Wat dit album overigens ook speciaal maakt zijn de subtiele bijdragen die Tracy Bonham aan enkele nummers heeft gegeven. Haar stem geeft die nummers een extra dimensie.

Voortkabbelend

Ik moest als relatief jonge Aerosmith-luisteraar toch wel wennen aan het authentieke geluid van de band. Natuurlijk heb ik ook die oude platen wel in de kast staan, maar de kant van meer middle-of-the-road rockmuziek die met het album Pump ingeslagen was vond ik persoonlijk wel erg aangenaam. De afgelopen albums waren wel redelijk inspiratieloos dus ik kan me goed voorstellen dat de band gekozen heeft voor een stap terug om inspiratie op te doen. Maar mij is het allemaal wel een beetje te veel blues en te weinig hardrock, waardoor de muziek wel lekker swingend voortkabbelt maar zelden aangrijpend mooi wordt.

Zijuitstapje

Aerosmith doet een stap terug naar het verleden met Honkin’ On Bobo door in haar eigen inspiratiebronnen te duiken. Doordat de band toch een eigen interpretatie van de nummers geeft is het desondanks een echt Aerosmith-album, met een geluid dat sterk doet denken aan de beginjaren van de band. Ik kan me voorstellen dat het voor veel jongere Aerosmith-luisteraars even wennen is om de band zo te horen swingen. Ikzelf hoop dan ook dat dit slechts een zijuitstapje is om keihard terug te komen met bijvoorbeeld een stevig rocknummer als Livin’ On The Edge.

Film / Films

Opgescheept met een lief ogend omaatje

recensie: Duplex

Danny DeVito staat naast acteur ook bekend als producent en regisseur. Hij begon al met regisseren in zijn tijd bij de populaire televisieserie Taxi in 1978 en heeft sindsdien films gemaakt als Throw Momma from the Train (1987), Matilda (1996) en Death to Smoochy uit 2002. Nu is hij terug met de ietwat scherpe komedie Duplex.

~

Alex (Ben Stiller) en Nancy (Drew Barrymore) zijn een gelukkig stel in New York met een gouden toekomst en een kinderwens. Het enige dat nog aan het plaatje ontbreekt, is een mooi huis. Wanneer ze een prachtige duplexwoning tegen het lijf lopen, kunnen ze hun geluk dan ook niet op. Eén nadeel: hun bovenverdieping wordt verhuurd aan het lief ogende omaatje Mrs. Connelly (Eileen Essel). Deze lijkt echter aan het eind van haar latijn en dus betrekken Alex en Nancy zo snel mogelijk hun woning. Binnen de kortste keren krijgt hun oude bovenbuurvrouw echter een opleving en verandert in een lastig sekreet dat om de haverklap op de stoep staat, op zaterdagmorgen met haar blaasorkest repeteert en elke avond haar televisie keihard aan laat staan. Nadat zowel Alex als Nancy door toedoen van het omaatje hun baan kwijtraken, is de maat vol. Mrs. Connelly moet weg – al moeten ze haar vermoorden…

Rampenfilm

~

Duplex begint met een korte cartoon en even bestaat de angst voor een doorsnee romantische komedie. Maar al snel blijkt dat er wel degelijk wat te lachen valt. Duplex is een zogenaamde komische rampenfilm: alles dat fout kan gaan, gaat fout. Een beetje in de traditie van There’s Something About Mary en Meet the Parents – beide toevallig ook met Ben Stiller.

Zwakke maag

Komische rampenfilms zijn niet altijd even leuk, omdat ze vaak een beetje over de top gaan. Bij Duplex worden de rampen echter in gepaste doses toegediend. Vooral de scène waarin Alex vastzit in het appartement van Mrs. Connelly en deze nietsvermoedend met haar spons het bad induikt is erg grappig. De scène waarin Alex en Nancy vervolgens de gootsteen van hun bovenbuurvrouw gaan ontstoppen – waarbij uiteraard het nodige misgaat – is daarnaast niet echt geschikt voor mensen met een zwakke maag.

Zwart

Qua verhaal heeft Duplex veel weg van Throw Momma from the Train, waarin het grote kwaad ook in de vorm komt van een oud, irritant vrouwtje dat uit de weg geruimd moet worden. Het plot is meteen de reden dat Duplex voor de tere zieltjes onder ons misschien af en toe iets te bot is. Vooral in het laatste gedeelte van de film – wanneer het plan om het oude vrouwtje om zeep te helpen vastere vormen aanneemt – wordt de komedie iets te zwart voor het grote publiek. Niet zo zwart als DeVito’s vorige film Death to Smoochy, maar toch redelijk zwart.

Dus?

Duplex is een leuke comedy geworden. Stiller en Barrymore vormen een aardig duo, de film heeft een grappig verhaal met een verrassende ontknoping en een aantal scènes zijn bijzonder lachwekkend en geslaagd. Geen megatopper, maar wel een van de leukere komedies van dit moment.

Theater / Voorstelling

South Park in het theater

recensie: Zuiderpark (Noord Nederlands Toneel)

Het Noord Nederlands Toneel maakt elk jaar samen met de Maastrichtse Toneelacademie een toneelversie van iets dat op het eerste gezicht niets met theater van doen heeft. Dit jaar heeft regisseur Koos Terpstra gekozen voor de tekenfilmserie South Park.

~

Zuiderpark, zoals de toneelversie is gedoopt, is gebasseerd op de aflevering Cartman’s Mom Is Still A Dirty Slut, waarin kluizenaar Mephesto wordt neergeschoten op het moment dat hij de identiteit van Cartmans vader wil onthullen, Kenny wordt geelectrocuteerd, en George Clooney probeert met een armloze verpleegster (onder het motto ‘positieve discriminatie’) honderden gewonden in het ingesneeuwde ziekenhuis te genezen.

Sterfscènes

De voorstelling, gespeeld door vier acteurs van de Toneelacademie in Maastricht, bestaat uit drie delen. In deel 1 wordt de aflevering op het achterdoek geprojecteerd, maar worden de stemmen door de acteurs ter plekke ingesproken. Deel 2 gaat om dezelfde aflevering maar nu in een zeer vrije Nederlandse herinterpretatie, en in deel drie doen de acteurs een aantal bekende sterfscènes uit de toneelwereld op z’n South Parks.

Niet overtuigd

~

Op de eerste plaats: ik hou van South Park, en daarnaast had ik genoeg vertrouwen in Terpstra dat hij de serie recht aan zou doen. Helaas ben ik niet helemaal overtuigd. Het eerste deel, de opnieuw ingesproken aflevering, was eigenlijk alleen grappig vanwege de kwaliteit van de aflevering zelf. Natuurlijk is het interessant om te zien hoe niet alleen de stemmen, maar ook de muziek en bijgeluiden ter plekke worden geproduceerd, maar ik betwijfel of er mensen waren die daar onafgebroken op letten. Eigenlijk zaten we gewoon met z’n allen naar South Park te kijken.

Aangepast

Toen deel twee begon, dezelfde aflevering in het Nederlands, bleek dat de aflevering niet simpelweg was vertaald, maar geheel tot de Nederlandse situatie aangepast. De aflevering ging ineens over normen en waarden, Cartman was een stereotiepe Marrokaanse hangjongere, Balkenende, Dutroux en Ralph Inbar doken op, en de ene terroristische aanslag volgde op de andere. Dan blijkt hoeveel het verhaal van South Park afhangt van de teksten, en niet zozeer van de beelden. Het geheel van beelden en bewerkte tekst klopte en was logisch.

Vervelend

Deel drie ten slotte was voor mij geheel overbodig. Het is een leuk idee om Kenny een sterfscène te laten doen (ik weet niet welke scène het moest voorstellen: dat vergaten ze erbij te zeggen), en Julia’s dood door Officer Barbrady was echt heel leuk, maar Cartman die onverstaanbaar vloekend Romeo nadoet, of Mr Garrison als Hamlet (waar hij z’n mmmkay’s vandaan haalde weet ik niet; in ieder geval niet bij Mr Garrison) waren eigenlijk gewoon vervelend.

Botte bijl

Ik liep het theater uit met de vraag ‘Waarom de moeite doen om dit op toneel te brengen?’ Gaat het ergens over? Voegt het iets toe aan South Park of toneel in het algemeen? Deel 1 had ik net zo goed op TV kunnen zien. Deel 2 was origineel, maar het is wel erg makkelijk om alles wat slecht is in de wereld er in te gooien en dan te denken dat je een South Park-aflevering hebt. Ik begrijp best dat South Park zoiets kan spreiden over een heel tv-seizoen en het NNT niet, maar dit was wel een erg botte en voor de hand liggende bijl. Ik heb het sterke vermoeden dat de sterfscènes zijn toegevoegd omdat er blijkbaar toch een link in moest met ‘echt’ toneel.

Oppervlakkig

Eigenlijk denk ik dat Zuiderpark vooral erg leuk is voor middelbare scholieren, die ook het grootste deel van het publiek uitmaakten. Ik zal er wel te oud voor zijn, maar ik had toch op beter gehoopt. Het is immers niet zo dat het NNT geen ervaring heeft met toneel voor jongeren. Zuiderpark is uiteindelijk te oppervlakkig om lang te boeien.

Film / Films

Schreeuwende stilte

recensie: The Return

Er zijn films die intrigeren, verleiden en charmeren vanaf de eerste seconde, met subtiele boodschappen en symboliek, waardoor de toeschouwer nadrukkelijk wordt uitgenodigd de eigen fantasie te prikkelen. Het tijdens het filmfestival van Venetië met een Gouden Leeuw bekroonde debuut van Andrei Zvjagintsev behoort tot deze categorie films. Veel wordt in The Return overgelaten aan de interpretatie van de kijker, die na het zien van de film uitgebreid kan mijmeren over de beelden die niet worden getoond en de woorden die niet worden gesproken.

~

Een vader (Konstantin Lavronenko) keert na 12 jaar terug in zijn gezin. Hij neemt zijn beide zoons mee op een vakantietripje, dat meer en meer verwordt tot een overlevingstocht. De vader gaat met zijn zoons om met de overheersende boodschap dat zij moeten oefenen in het voor zichzelf opkomen. Vader geeft hierbij allerlei opdrachten die de jongens moeten uitvoeren. Zo moeten zij een vechtpartij beginnen met een andere jongen, in weer en wind vader in een roeiboot vervoeren en in een hoge toren klimmen. De pedagogische vaardigheden van vader beperken zich tot het geven van strikte commando’s en correcties, waarbij hij alleen uitgaat van de eisen en verwachtingen die hij van zijn kinderen heeft. De oudste zoon (Vladimir Garin) probeert gehoorzaam te voldoen aan de wensen van zijn vader, terwijl de jongste zoon (Ivan Dobronravov) zich steeds openlijker verzet tegen diens wil en gezag. Met name in de confrontatie met de jongste telg worden de hopeloze gebreken van vader om nader contact te maken met zijn beide zoons grandioos blootgelegd.

Overleven

~

Er ontwikkelt zich een ontroerende interactie tussen een vader die het vermogen mist om dichter tot zijn kinderen te komen, maar misschien zelfs wel droomt van een intiemer contact met hen, en beide zoons die hevig verlangen naar uitleg, begrip en troost van hun vader. Op een onvoorspelbare en subtiele manier werkt Zvjagintsev toe naar een climax van de vertelling. Na een dramatische wending zijn beide jongens volledig aangewezen op zichzelf en de door hun vader aangeleerde technieken en vaardigheden om te overleven.

Glansrijk debuut

De vertelling verloopt in een mooi, rustig tempo, is spannend, overzichtelijk en werpt voor de kijker vele interessante vragen op. De behandelde onderwerpen zijn herkenbaar voor iedereen: de soms onneembare kloof tussen willen en kunnen, de beklemming waarin kinderen gevangen kunnen zitten in de relatie met een ouder, de woede over de tekorten van een ander, het verlangen te willen ontsnappen en het onvermogen om (vader)liefde te uiten. De manier waarop Zvjagintsev stilte gebruikt in de film is van een schreeuwende grootsheid. De acteerprestaties van met name beide jongens zijn indrukwekkend. Het camerawerk is origineel en fascinerend, de beelden van de verschillende landschappen zijn wonderschoon van kleur en lichtinval en de muziek is betoverend en opwindend. De vertelling eindigt enigszins abrupt, maar het slot dat daarna nog volgt is doordacht en diepzinnig. The Return overtuigt glorieus op alle fronten.

Film / Films

Zes weken op elkaars lip

recensie: Dogville

Als er iets is dat ik heb geleerd van deze rijk gevulde dvd van Dogville, dan is het wel dat Lars von Trier compleet geschift is. Een prima regisseur, dat wel, maar desalniettemin een gestoorde kerel. Vreemd genoeg is dat aan ’s mans films niet te zien: de experimentele films uit het begin van zijn carrière vielen op door hun beheerste stijl, en latere werken als Breaking the Waves en Dancer in the Dark waren conventionele verhalen die op een zeer eigen manier werden verteld. Von Trier is een regisseur die het uiterste vergt van zijn acteurs en medewerkers om voor elkaar te krijgen wat hij in zijn hoofd heeft, en Dogville betekende het voorlopige hoogtepunt van deze merkwaardige werkwijze.

~

Zoals de meeste van Von Triers verhalen, is ook dat van Dogville bedrieglijk simpel. Grace, een vrouw van goede afkomst en gespeeld door Nicole Kidman, wordt ergens in het midden van de jaren 30 (de crisisjaren) achternagezeten door een stel gangsters en duikt onder bij de bevolking van het bergdorpje Dogville. Aanvankelijk staan de inwoners wantrouwend tegenover de indringster, maar na een proeftijd van twee weken mag ze toch blijven. De dorpelingen maken in toenemende mate gebruik van Grace, die aan de grillen van de inwoners is overgeleverd. Met fatale gevolgen…

Bizar experiment

Het meest opvallend aan Dogville is het decor: de hele film werd namelijk in zes weken opgenomen in een afgelegen Zweedse studio, waar op de vloer met krijtstrepen de plattegronden van de huizen in Dogville zijn getekend. Een paar rekwisieten zorgen ervoor dat de acteurs niet helemaal in het luchtledige hoeven te spelen, maar al het andere bestaat alleen in de hoofden van de makers en de kijker. Het is een bizar experiment, maar het werkt: al na een paar scènes stoort het kale decor niet meer, en na verloop van tijd begin je de huizen zelfs te herkennen.

Ongelukken

~

Afgezien van het unieke uiterlijk van de film, verschilt Dogville niet eens zo gek veel van Von Triers vorige films, waarin ook vrouwen centraal stonden die door hun omgeving werden gekleineerd en vernederd. Als de verrassing van de spartaanse decors is weggeëbd, blijft de kijker met een sterk gevoel van déjà-vu achter. Toch valt er veel te genieten aan Dogville, en dan doel ik met name op de fantastische acteurs. De complete cast werd geacht tijdens de opnamen op het toneel te blijven (een unieke situatie op een filmset), en ook aan het eind van de werkdag zaten ze op elkaars lip vanwege de afgelegen locatie. Dat er geen (al dan niet opzettelijke) ongelukken zijn gebeurd, mag een wonder heten, zeker als je daarbij de directe en soms ronduit onbeschofte houding van de regisseur tegenover zijn acteurs optelt. Von Trier is een ware dictator, die het bloed meermalen onder de nagels van zijn medewerkers weghaalt.

Biechten

De broeierige sfeer op de set wordt haarscherp blootgelegd in de fascinerende documentaire Dogville Confessions, die goed genoeg was om apart in de bioscoop te worden uitgebracht. De film geeft een ontluisterende kijk op het maken van Dogville, en is verplichte kost voor fans van Lars Von Trier of filmliefhebbers in het algemeen. Ook de extra ‘biechten’ waaraan de documentaire zijn titel ontleent (op de set was een hokje geplaatst waarin de filmmakers 24 uur per dag stoom konden afblazen voor het oog van de camera) zijn interessant en zijn als aparte optie toegevoegd aan deze dvd.

Blokjes

~

Alleen de aanwezigheid van Dogville Confessions maakt deze schijf al een absolute aanrader, maar ook de rest van Dogville is meer dan de moeite waard. Het audiocommentaar van Von Trier, zijn cameraman Anthony Dod Mantle en een naamloze gespreksleider gaat vooral over de technische kanten van het vak en is frustrerend genoeg opgedeeld in blokken die zijn gescheiden door lange perioden van stilte. Het is niet mogelijk verder te spoelen naar het volgende blokje commentaar, en dat is zonde, want de drie heren zijn boeiende sprekers die niet verzanden in gelul maar altijd iets zinnigs hebben te melden.

Hel

Voor de mensen die nog dieper willen duiken in de totstandkoming van deze productie zijn twee featurettes toegevoegd: Pre-Production en Visual Effects, beiden voorzien van optioneel audiocommentaar met de betrokken technici. Heel erg leuk is verder de Cannes-reportage van de Deense tv, waarin leden van de cast en crew worden gevolgd in de dagen voor de grote prijsuitreiking in Cannes (en waar Dogville jammerlijk verloor). Een trailer en een handvol interviews vormen het toefje slagroom op deze perfecte dvd-uitgave, waar voor de verandering eens niet overdadig wordt geslijmd maar die realistisch laat zien wat voor een hel het maken van een speelfilm soms kan zijn.

Film / Films

Parijse idealen in de roerige jaren 60

recensie: The Dreamers

~

Het is 1968. In Parijs protesteren studenten tegen de Franse regering. In deze setting ontmoeten de drie hoofdpersonen van The Dreamers elkaar. Matthew (Michael Pitt) is een Amerikaan die studeert in Parijs. Hij is een echte cinefiel: al zijn vrije tijd brengt hij door in de Cinemathèque. Hier zijn de tweeling Isabelle (Eva Green) en Theo (Louis Garrel) ook altijd te vinden. Tijdens een studentenbijeenkomst ontmoeten ze elkaar en raken bevriend. De ouders van de tweeling zijn op reis, dus Matthew verruilt zijn hotelkamer al snel voor de logeerkamer bij zijn nieuwe vrienden.

De drie trekken zich terug uit de buitenwereld en discussiëren over films en politiek onder het genot van dure wijn. Maar bovenal spelen zij hun favoriete spel: het imiteren van filmscènes. Dit levert mooie momenten op, bijvoorbeeld wanneer de studenten door het Louvre rennen, om de recordtijd van de hoofdpersonen uit Godards Bande à part te verbeteren, maar het levert ook wrede situaties op. Als iemand de nagespeelde situatie niet kan raden, moet er een tegenprestatie worden gedaan. Zo geeft Isabella haar broer de opdracht zichzelf voor hun ogen af te trekken voor een filmposter.

Porno

~

The Dreamers is de nieuwste film van Bernardo Bertolucci (The Last Emperor). Het verhaal is gebaseerd op de roman Holy Innocents van Gilbert Adair. De Amerikaanse filmkeuring vond de film alleen geschikt voor ’17 jaar en ouder.’ Er werd zelfs gesproken over ‘verkapte porno.’ Dit soort reacties trekt juist vaak extra bezoekers naar de bioscoop, maar leidt de aandacht af van de kwaliteit.

Meer denkers dan doeners

Stilistisch gezien is de film namelijk erg mooi. Scènes worden afgewisseld met zwart-witfragmenten van oude films van Godard, Chaplin en andere groten uit de filmgeschiedenis. Interessant is ook de achtergrond waartegen het verhaal zich afspeelt: de roerige tijden in het Parijs van de jaren 60. De drie hoofdpersonen delen de idealen van de protesterende menigte, maar gaan zo in elkaar op dat de buitenwereld totaal langs hen heen gaat. Ze komen amper de deur uit. Ze zijn meer denkers dan doeners met hun grote idealen.

Afstandelijk

Het verhaal draait voornamelijk om de verhouding tussen het drietal. Al snel wordt duidelijk dat Isabelle en Theo een verstoorde broer-zusrelatie hebben. Zo slapen ze samen (naakt) in één bed. Matthew is verliefd op Isabelle. Dit uit zich in een vreemde driehoeksverhouding, waarbij de tweeling voortdurend psychologische en fysieke spelletjes met Matthew speelt. De reden waarom blijft onduidelijk, en dit is ook meteen het grote minpunt van de film. De motivatie voor het gedrag van Theo en Isabelle ontbreekt. Zijn het gewoon verveelde jongeren? Wat speelt er tussen de tweeling? Is er iets met Isabelle gebeurd toen ze klein was? De karakters zijn niet goed uitgediept. Wellicht wilde Bertolucci de hoofdrolspelers iets mysterieus meegeven, maar het resultaat is dat de personages te oppervlakkig zijn. Hun drijfveren zijn onduidelijk, waardoor de film te veel op de vlakte blijft. Goed gefilmd, mooi om naar te kijken, maar te afstandelijk om daadwerkelijk mee te voelen met de hoofdrolspelers.

Muziek / Album

Waarom erotisch als het plastisch kan?

recensie: Janet Jackson - Damita Jo

‘Voel mijn regen komen, uitstromen, soppen. Verlangend naar jouw lippen. Ooh lieverd, je maakt het zo vochtig. Wanneer mijn oceaan overstroomt. Puur genot. Ooh ja, neem me. Je maakt me zo nat.’ Een Nederlands artieste (neem Marjanne Weber) neemt dit soort teksten niet snel in de mond. Niet omdat seks niet mag, maar wel omdat niemand op dit soort vunzigheid zit te wachten. In het Engelse taalgebied schijnen wat dat betreft andere wetten op te gelden. Teksten en clips van hiphoppers grossieren in seksuele uitspattingen, neo-shock-rockact Peaches zong een plaat vol over expliciete seks en ook Janet Jackson stelt zich wat dat betreft tegenwoordig weinig terughoudend op.

~

Peaches gebruikt de seks vooral om zichzelf bij gebrek aan aanwijsbaar talent te profileren. Seks verkoopt immers als een tiet. Ook megaster Janet Jackson stort zich met het afnemen van haar artistieke belang steeds meer op expliciete teksten. De vochtigheid waar dit artikel mee opent is dan ook niet van de hand van Marjanne, maar is vertaald (het nummer heet Moist) en komt uit een lichaamsopening van Janet.

Nipplegate

Dat Janet de wereld van haar seksualiteit wil laten meegenieten, bleek al tijdens de Superbowl, alwaar ze voor miljoenen televisiekijkers haar rechterborst ontblootte. Het schandaal dat hierop volgde kwam mooi op tijd; zo vlak voor het verschijnen van haar nieuwste plaat. Jackson stond nu even weer midden in de aandacht, een plaats waar ze op basis van haar album alleen niet meer terecht zou zijn gekomen. Want behalve de weinig subtiele teksten baart werkelijk niets aan Damita Jo opzien.

Muzak

Aan het tweeëntwintig nummers tellende album lijkt geen eind te komen. De muziek (misschien is het beter te spreken van muzak) kabbelt maar wat voort, zonder een duidelijk begin of eind. Opwindend of vernieuwend is het allerminst, iets wat we toch wel mogen verwachten van de vrouw die vroeger regelmatig onverwacht uit de hoek kwam.

Huiswerk

Zoals ze in het verleden al vaker deed worden liedjes op Damita Jo afgewisseld met kleine stukjes gesproken tekst. Het eigene van de plaat is dat Janet ‘openhartig’ is (‘Muziek is altijd heel belangrijk geweest in mijn leven. Als ik vroeger thuis kwam van school ging ik meteen muziek luisteren en mijn huiswerk maken’). Het zogenaamd persoonlijke karakter blijkt ook uit de titel van de plaat: Damita Jo is Janets eigenlijke naam. Werkelijk openhartig en diepgaand wordt Damita Jo echter nergens. Janet is absoluut niet vergelijkbaar met een Beth Hart, die haar ziel in haar laatste album heeft gelegd; Janet zingt simpelweg over liefde en seks, waarbij ze nogal eens uit de bocht vliegt. Op meerdere nummers overschrijdt ze de grens tussen lekker erotisch en vies schunnig.

Voorbij

Afgelopen donderdag, op 1 april, werd Janet samen met haar broer Michael verkozen tot de ‘gekste Amerikaan’. Veel andere artiesten zouden garen spinnen bij een dergelijke uitverkiezing, maar in dit geval klinkt er een duidelijke afkeuring in door. De familie Jackson heeft het ruime krediet dat ze in het verleden verdiend hebben opgesoupeerd, en Damita Jo zal dat zeker niet veranderen. Het lijkt er op dat Janets carrière voorbij is, alle tieten, vochtige openingen en persoonlijke ontboezemingen ten spijt.

Boeken / Fictie

Een schrijver, vijftien vertellers

recensie: Michel Faber - Gods speelgoed

Uitgeverij Podium gaf eerder al de romans Onderhuids en Lelieblank, scharlakenrood en de novellen Honderdnegenennegentig treden en Het Courage ensemble van Michel Faber (1960) uit. Met het verschijnen van zijn literair debuut Gods speelgoed (oorspronkelijke titel: Some Rain Must Fall and Other Stories) is nu Fabers hele oeuvre in het Nederlands verkrijgbaar. Faber is Nederlander van geboorte maar verhuisde op jonge leeftijd met zijn ouders naar Australië, en woont tegenwoordig met zijn vrouw in Schotland. In Australië studeerde hij Engelse literatuur, waardoor hij goed thuis is in het werk van zulke uiteenlopende schrijvers als Charles Dickens, James Joyce, Kurt Vonnegut en George Elliot.

De verhalen – vijftien in getal – in Gods speelgoed zijn even gevarieerd als het rijtje namen hierboven: van het schrijnende Rekenschap gaat het via het ironische Schapen en het enigszins melige De babbelcel naar het bizarre Vissen. Maar eigenlijk volstaat één bijvoeglijk naamwoord per verhaal niet; daarvoor zijn Fabers verhalen te goed uitgebalanceerd. Hij weet al te grote zwaarmoedigheid te vermijden door subtiele humor, en kan lichtvoetig schrijven zonder ten onder te gaan aan ‘grappigheid’ of jolijt.

Hoe en waarom

Rekenschap vertelt het trieste verhaal van de dertienjarige Margo die met haar oma en vader Frank op de vervallen familieboerderij woont. Alle schapen zijn dood, oma komt haar bed niet meer uit en Frank brengt zijn tijd televisiekijkend door. Ter compensatie van het feit dat zij als enige geen uitkering ontvangt, doet Margo het huishouden.

Naar school gaan was er voor haar beslist niet bij, omdat haar grootmoeder doorligplekken kreeg als ze niet minstens om de twee uur werd omgedraaid in bed, en omdat ze niet van haar vader mocht verwachten dat hij het acht uur lang zonder eten zou stellen.

Margo leidt zichzelf op aan de hand van de Hoe en waarom-boekenreeks. Wanneer Frank uit gierigheid besluit eigenhandig het door hem bij Margo verwekte kind te aborteren, schrijft Margo met haar in het deel Kometen & meteoren opgedane kennis een plan dat een miljoenen dollars verslindend probleem van de NASA ‘oplost’. De geringe vergoeding die ze hiervoor vraagt, wil ze gebruiken om met haar oma bij Frank weg te lopen. Bij haar brief voegt ze een specificatie van alle onkosten.
De ridiculiteit van haar plan staat in schril contrast tot de erbarmelijke omstandigheden waaraan Margo probeert te ontsnappen. Dit contrast wordt door de verteller doeltreffend neergezet: hij is enerzijds vol mededogen, maar heeft anderzijds de houding van de verteller in Slaughterhouse 5 van Kurt Vonnegut die na elke verschrikkelijke gebeurtenis laconiek opmerkt: ‘so it goes’.

Fictieve logica

Dat is wat de vijftien vertellers in Gods speelgoed bindt: de balans tussen betrokkenheid en afstand. Hoe verschillend ook de karakters, hoe uiteenlopend de verhaallijnen en decors, de verteller leidt de lezer met vaste hand door het verhaal, waarbij er vaak meerdere interpretaties mogelijk zijn. Een van de sterkste voorbeelden hiervan is het verhaal Juffrouw Dicke en juffrouw Maegher, dat zich ontrolt volgens een volledig eigen logica, een fictieve logica.

Metamorfose

Suzie Dicke en Eleonora Maegher zijn twee bloedmooie vriendinnen die samenwonen in een ‘klein, gezellig huisje’ en die ‘bijna een enkel organisme vormen, dat in twee bleke takken ontsproot aan een onzichtbare wortel in het hart van het huis.’ Beiden zijn goed in hun werk en uitermate gelukkig. Maar op een dag, out of the blue, begint dit volmaakte organisme letterlijk uit elkaar te groeien. De namen van de personages doen waarschijnlijk al vermoeden welke kant het opgaat: juffrouw Maegher beseft dat eten niets voor haar is en juffrouw Dicke compenseert dit door van drie maaltijden per dag over te gaan op zes. Terwijl de een weet dat haar metamorfose onvermijdelijk is, begrijpt de ander dat er van minder eten geen sprake kan zijn. Alsof het niet anders kan gaan beiden verder op hun fatale weg.

Slechts één keer maakten zij elkaar iets duidelijk van hun bezorgdheid over wat hun mogelijk te wachten stond, en bij die gelegenheid kruisten hun blikken elkaar boven de keukentafel, schoven ze respectievelijk een kom havermoutpap en een selderijstengel even terzijde, vatten elkaar bij de hand en gaven elkaar kneepjes tot hun handen begonnen te trillen en er tranen opwelden in hun ogen.

Wanneer beiden de dood nabij zijn en wegens onbekwaamheid tot zelfstandig wonen zijn gehospitaliseerd, ontmoeten ze elkaar nog één keer. ‘Dit laatste samentreffen was even onontkoombaar als de gedaanteverwisselingen waren geweest.’

Kosmische vuilnisbelt

Hierboven staan maar twee voorbeelden van de veelzijdigheid van Gods speelgoed. Het is verleidelijk om nog te gaan uitweiden over het titelverhaal, waarin God wordt opgevoerd als klein kind dat de wereldbol op de kosmische vuilnisbelt vindt, of over Nina’s hand, geschreven vanuit het perspectief van de rechterhand van een fabrieksarbeidster, maar misschien is het beter te volstaan met een advies: Gaat dat lezen.

Muziek / Album

Paniek in de muziekbranche

recensie: The Sheer - The Keyword is Exitement

Dat de muziekbranche er wel eens beter heeft voorgestaan weet iedere muziekliefhebber zo langzamerhand wel. Acts als Ilse de Lange en Krezip werden nog niet zo heel erg lang geleden zonder pardon door hun platenmaatschappij op straat gezet en van alle kanten kreeg de consument te horen dat het downloaden van muziek via internet debet was aan de tegenvallende cd-verkoop. Sommige ‘artiesten’ durfden zelfs het woord diefstal in de mond te nemen. Belachelijk! Het wordt tijd dat de muziekbranche de hand eens in eigen boezem steekt. Door middel van het downloaden van mp3’s zag de consument eindelijk kans een statement te maken ten opzichte van de extreem hoge cd-prijzen. Het heft in eigen hand nemen heet zoiets.

Dat muzikaal talent echter altijd boven komt drijven en kan rekenen op steun, staat als een paal boven water. Zie het Haarlemse viertal The Sheer, dat naast zanger/gitarist/componist Bart van Liemt bestaat uit Jasper Geluk (toetsen/zang), Jorn van der Putte (basgitaar/zang) en Gertjan Zegel (drums). De voorliefde voor bands als The Beatles, The Small Faces, The Kinks en vertegenwoordigers van de Britpop-invasie zoals Oasis, Blur, Supergrass en The Stereophonics is duidelijk hoorbaar. Vooral die laatste band lijkt, gezien de rauwe zang, een inspiratiebron. Gelukkig blijft de vervelende zeurderige toon achterwege. The Sheer heeft dan ook weinig reden tot zeuren. Na in thuisstad Haarlem te zijn uitgegroeid tot lokale helden, beleefde de band in het seizoen 2001/2002 een doorbraak op de Nederlandse podia. Het viertal wordt opgepikt door Radio 3FM, waar het de finale van de Popslag bereikt, krijgt een uitnodiging voor popseminar Noorderslag, wint in het voorjaar van 2002 een Essent Award en speelt zich in augustus van dat jaar in de kijker op popfestival Lowlands. Waarom hebben we dan eigenlijk zo lang moeten wachten op het debuutalbum? Simpel: omdat de band het op dat moment nog te vroeg vindt voor een platencontract. Het kenmerkt de eigenzinnigheid van de vier jonge knapen.

Heerlijke zomer

Nu is er dan eindelijk het 13 nummers tellende debuutalbum dat werd geproduceerd door de internationaal bekende Amerikaanse producer Daniel Presley (Faith No More, The Breeders) en is opgenomen in de Varispeed Studio in Zweden. Presley heeft uitstekend werk verricht door de band een typisch Britse sound aan te meten, inclusief tweestemmige zang en toetsen. Maar natuurlijk is het de band zelf die de lekkere catchy pop/rock-nummers heeft aangedragen, met Something to Say, She Knows en You Are Mine als hoogtepunten. Verdorie, wat klinken die nummers aanstekelijk. Al na één keer luisteren krijg je ze met geen mogelijkheid meer uit je hoofd.

Puberaal

Laat je oordeel over de cd alsjeblieft niet beïnvloeden door het puberale cd-hoesje, want daarmee doe je The Sheer absoluut tekort. Deze zomer zal de band onder andere te zien zijn op Pinkpop, en als ik me niet vergis wordt het één van de hoogtepunten. Nou maar hopen dat het weer meewerkt!

Muziek / Achtergrond
special: Drie dozen met twintigste-eeuwse muziek

Veel voor weinig

Temidden van het gekrakeel van de Kagels, Berio’s, Boulezzen en Carters zou je bijna gaan vergeten dat de vorige (ja, de twintigste) eeuw zoveel moois heeft opgeleverd. De steeds fellere concurrentieslag op de klassieke markt heeft Decca en EMI ertoe gebracht om delen van hun catalogus voor heel aantrekkelijke prijzen op de markt te smijten en voor de verandering worden daarbij ook eens minder uitgemolken delen van het repertoire aangeboden.

~

Arthur Honegger (1892-1955), een Franstalige Zwitser, begon weliswaar als deel van Les Six, een clubje (van, jawel, zes) componisten rond Erik Satie (bekend van radio, tv en Reinbert de Leeuw), maar hij bleek toch al snel wat te eigengereid om andermans ideetjes te volgen, trok zich terug in Zwitserland en deed sindsdien vooral zijn eigen ding. Honeggers (uitspreken ‘Onn-è-gèr om verwarring met die Oostduitse bril te voorkomen) claim to fame is vooral het symfonische gedicht Pacific 231 (1924), waarin hij probeert het beeld van een stoomlocomotief (2-3-1 slaat op de wielencombinatie) in muziek samen te vatten.

Binnen deze set schijnen Plasson en de zijnen zich echter voor Pacific het minst geïnteresseerd te hebben – die heb ik elders (bijvoorbeeld bij Dutoit op Erato) wel manischer gehoord. De symfonieën worden echter voorbeeldig gespeeld, vooral de energieke eerste en de nogal donkere vijfde (geschreven nadat Honegger door een zware hartaanval werd geveld), met gevoel voor Honeggers heel eigen muzikale taal, die nog het meest doet denken aan die van Bartók. De opnamen, allemaal uit de late jaren zeventig, zijn helder en ruimtelijk. En tja, voor tien euro…

Wunderkind

~

Paul Hindemith (1895-1963) was zeker niet minder eigenwijs dan Honegger. Hindemith begon het leven als wonderkind, beheerste vrijwel elk instrument (en anders leerde nam hij een weekje vrijaf om het te leren). Zijn muziek schurkt tegen het atonale aan, zonder dat overigens ooit te worden. Maar het klonk de nazi’s in de jaren dertig bizar genoeg in de oren om het tot Entartete Musik te veroordelen en daarmee Hindemith tot een bestaan in de VS. Hindemith was ook musicoloog en dat hoor je goed terug in zijn muziek: alles zit vol met citaatjes, variaties en stijlvormen uit andere perioden, vooral de barok: Hindemith heeft meer met Bach dan met Schoenberg. Daarbij schreef hij ook veel voor altviool, van oudsher een nogal genegeerd instrument.

Van bekend naar obscuur

Deze doos bevat zeker niet alle orkeststukken van Hindemith, maar wel een heel interessante collectie. Van CD’s 1 tot en met 3 word je van Hindemiths ‘hits’ (de Symfonische Metamorfoses en de Mathis der Maler-symfonie) via het altvioolconcert Der Schwanendreher geleid naar wat minder gehoord werk, zoals de erg mooie Symphonia Serena (typisch genoeg met een citaat uit Beethoven). Het Gewandthausorkest was het beste gezelschap van de DDR en Herbert Blomstedt één van de bekendste dirigenten en geen van beide stellen ze teleur. Daarbij is het interessant dat de eerste cd nog in DDR-tijd werd opgenomen en de laatste twee in de jaren na de Duitse eenwording. Dat betekent ook dat die oudste opname, hoewel digitaal, merkbaar ‘wolliger’ is dan de nieuwere. Maar de eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat dit wel de beste opname van het altvioolconcert is dat ik ken. Dat, en de overige werken op de tweede en derde cd, maken dit tot een must-have voor iedereen die in het werk van Hindemith geïnteresseerd is. Mocht je alleen de bekende Symfonische Metamorfosen willen horen, dan zijn er betere alternatieven voorhanden, vooral in opnamekwaliteit (zie bijv. de Naxos-opname met Paul Decker en het Nieuwzeelands Symfonieorkest).

Magisch akkoord

~

Je zou Honegger en Hindemith eigengereid kunnen noemen, maar Aleksandr Scriabin (1872-1915) staat te boek als volslagen geschift. Waar de eerste twee vooral in het midden van de twintigste eeuw actief waren, is Skrjabin nadrukkelijk een kind van de eerste, onstuimige jaren van de eeuw. Hij past wat dat betreft heel goed naast Arnold Schoenberg en Igor Stravinsky, vond ook zijn eigen ‘magisch akkoord’ uit dat voor veel van zijn werk de basis werd. Dat, en een zekere vormvastheid, maakt Scriabins muziek heel herkenbaar.

Grootheidswaan

Dat was ook zijn grootheidswaanszin, overigens. Naar het einde van zijn leven werd alles groter, fantastischer en ontoegankelijker. Dat gold ook voor de muziek, zowel zijn talloze pianostukken als zijn werk voor orkest. Je kunt dat nog het beste horen bij zijn werken voor piano en okest. Het eerste, het pianoconcert uit 1897, is nog in relatief traditionele vorm gegoten. Prometheus uit 1915 daarentegen, zet een fragmentarische pianopartij naast een koor, enorm orkest en lichtorgel (dat bepaalde tonen aan kleuren koppelde). Een paar maande later overleed Skrjabin aan een ontsteking op zijn bovenlip, met achterlating van zijn Mysterium, een stuk dat alle kunsten had moeten verenigen – a la Wagner had hij er een tempel aan de Ganges voor willen bouwen.

Skrjabins muziek is niet echt gemakkelijk te vergelijken met iets anders: het is broeierig, megalomaan, opzwepend, gespannen. Soms zijn momenten van mindere inspiratie merkbaar (vooral in de tweede symfonie), maar spannend blijft het altijd. De praktijk heeft bewezen dat het daarom nogal moeilijk te spelen, nog afgezien van praktische zaken (zoals: waar haal ik drie blazerssecties vandaan?).

Droog

Riccardo Muti’s EMI-set is vaak naar voren gehaald als de ‘definitieve’ Scriabin-set, maar wat mij betreft bouwt Muti er iets teveel theater omheen. Ashkenazy pakt de zaken ‘droger’ aan en dat komt het resultaat alleen maar ten goede. Daar komt bij dat voor de helft van de prijs van de Muti-set Decca er een voortreffelijke versie van het pianoconcert bij heeft gedaan. Skrjabins orkestwerk is eigenlijk ook niet goed te snappen als je dat concert er niet bij betrekt. Van de hier besproken sets is het degene die ik met de minste aarzeling zou aanraden.

Crisis? Welke crisis?

Deze sets brengen relatief minder bekend materiaal voor Naxos-achtige prijzen onder de aandacht. Goede opnamen, prima uitvoeringen, een goede gelegenheid om je muzikale horizon te verbreden. De klassieke platenindustrie is in crisis maar als dit het resultaat is mag die crisis wat mij betreft nog wel even aanhouden.

Arthur Honegger, Pacific 231; Symfonieën 1-5. Orchestre du Capitole de Toulouse o.l.v. Michel Plasson. EMI 7243 5 85516 2 4. 2 CD’s, € 10

Paul Hindemith, Werken voor orkest (en altviool). Geraldine Walter, Altviool. Gewandthausorchester Leipzig o.l.v. Herbert Blomstedt. Decca Trio 475 264-2. 3 CD’s, € 24

Aleksandr Skrjabin, Symfonisch werk / Pianoconcert. Peter Jablonski (piano), Brigitte Balleys (mezzosopraan), Sergei Larin (tenor); Deutsches Symphonie-Orchester Berlin o.l.v. Vladimir Ashkenazy. Decca Trio 473 971-2. 3 CD’s, € 24