Theater / Voorstelling

Musicalhelden aan het precisiewerk

recensie: SENF Theaterpartners en Kemna Theater – From Sammy with love

In From Sammy with love kruipen Nederlands meest geliefde mannelijke musicalhelden Freek Bartels en Stanley Burleson al dansend, zingend en swingend in de rol van topentertainer Sammy Davis jr. De zwarte artiest, die faam maakte met het nummer Mr. Bojangles moest in de jaren 60 en 70 de raciale opmerkingen doorstaan om te kunnen doen wat hij het liefst wilde: optreden. Bartels en Burleson nemen het publiek mee naar vroegere tijden en tonen hoe problematische én verrassende momenten in zijn leven, van Sammy zo’n passievolle performer maakten en een boegbeeld voor de Afro-Amerikanen. Hoewel de musical zeer vermakelijk is en de heren strak getimed werk afleveren, ga je er niet van swingen tot in je tenen.

Heart breaking American Dream

Wie de zaal inloopt, kan zomaar de wild enthousiaste Burleson tegen het springerige lijf lopen. De musicalster staat niet op de toneelvloer, maar plant zich gezellig tussen de toeschouwers op de eerste rij. Bartels komt nonchalant het podium oplopen, frutselend aan de knopen van zijn mouwen. Het losse karakter van de opening, kenmerkt ook de rest van de voorstelling. De auteurs springen namelijk gedurende de anderhalf uur durende voorstelling steeds uit de rol die ze spelen en worden weer zichzelf. De rolverdeling wordt bepaald aan de hand van een zwart bolhoedje. Wie het frivole hoedje op zijn hoofd heeft, speelt Sammy Davis jr. De ander vertolkt afwisselend de rol van grote vriend en idool Frank Sinatra, de vader van Sammy,  en Sammy’s vrouw May Britt.

In het begin is er wat onenigheid over die rolverdeling: wie mag als eerste Sammy spelen? Burlesons wint die eerste strijd op basis van zijn leuke kunstjes met de hoed. Dan begint de show. Sammy’s levensverhaal van zijn vierde tot aan (ongeveer) zijn 43ste levensjaar wordt door Bartels en Burleson verteld, bezongen en uitgebeeld. Het verhaal begint als één grote American Dream: een kleine, lelijke, zwarte jongen uit de wijk Harlem in New York weet zich te ontpoppen tot een ware cultheld in de muziek- en filmwereld, nadat hij jaren van leed heeft doorstaan. Beschermd door zijn vader, oom en dierbare oma – zijn moederfiguur na het vertrek van zijn eigen moeder – wordt de kleine Sammy behoed voor het racisme dat aan de orde van de dag is. Als Sammy in dienstplicht gaat tijdens de Tweede Wereldoorlog, worden zijn ogen én oren pas geopend voor het geweld tegen de zwarte populatie. Medesoldaten sloegen hem regelmatig het ziekenhuis in, maar wilden hem wel iedere vrijdagavond zien optreden. De ‘witte mensen’ vonden Sammy fantastisch…op het podium. In het licht van de schijnwerpers was Sammy een ster, maar voor en na zijn optreden werd hij door de achterdeur naar buiten gesmokkeld. Door dezelfde deur als het afval…

Vleugje Sammy

In de musical wordt duidelijk neergezet hoe verongelijkt Sammy Davis jr. in zijn tijd is. De gehele musical krijgt een treurig randje doordat er zoveel medelijden met de artiest wordt opgewekt. Er is echter ook ruimte voor opgewektheid: Burleson en Bartels hebben grote danskunsten en ze slijten hun tapschoenen wild aan de grond. De dans waar zij zich geregeld alleen of samen (spiegelend aan elkaar) aan wagen, heeft het meeste weg van de jive. Op die momenten pakken ze de toeschouwer helemaal in, want dan krijgt het publiek een ‘vleugje’ van de in 1990 gestorven Sammy Davis jr. te zien. De twee musicalsterren lichten met z’n tweeën de gehele toneelvloer op die sober oogt. Het decor bestaat uit enkele stalen vierkante tafels, verlichte staven en borden met daarop foto’s uit Sammy’s leven. Hoewel sober overkomend, werkt het heel goed omdat het toch steeds gestileerd lijkt. Daarnaast is er een vierkoppig orkest in de ruimte aanwezig, die ook nog eens de stemmen van de Amerikaanse soldaten en Amerikaanse en Engelse presentatoren vertolken.

Bartels en Burleson tonen niet alleen Sammy, maar ook zichzelf in deze voorstelling. Ze maken een parallel tussen het leven van de artiest en dat van henzelf. Soms krijgt dit een iets te dramatische ondertoon en is de vergelijking vergezocht. Het feit dat de acteurs zelf ook – naar eigen zeggen – ‘halfbloed’ zijn, kan niet de enige overeenkomst zijn waar de hele musical op stoelt. De misère die de jonge Sammy meemaakte, is gezien zijn tijd, haast onevenaarbaar voor de twee heren die zich vergelijken met de grote ster. De verhalen die ze vertellen, zijn echter wel interessant en aandoenlijk om te horen. Niemand kan vermijden dat er een glimlach op zijn of haar gezicht komt bij het aanhoren van Bartels humoristische anekdote over zijn coming out tegenover zijn oma.

Het is spijtig dat het levensverhaal van Sammy niet tot een einde wordt gebracht. De toeschouwer blijft met veel onbeantwoorde vragen zitten. Het einde van de voorstelling lijkt dan ook onaf en vooral bij de eindscène gaat de eens zo flakkerde vlam als een dovende kaars uit. From Sammy with love biedt de toeschouwer veel mooie muziek en dans die het publiek ontroert, maar zorgt niet voor dat lange, extatische nagevoel dat je ervaart bij grootse musicals waar alle toeters en bellen uit de kast worden getrokken.

Boeken / Non-fictie

Wanderlust voor beginners én gevorderden

recensie: Ap Dijksterhuis - Wie (niet) reist is gek

Psycholoog Ap Dijksterhuis, bekend van bestsellers als Het slimme onderbewuste en Op naar geluk, heeft een onbeheersbare reisdrang. Als hij geen reisjes in het verschiet heeft, wordt hij naar eigen zeggen gek. Hoogste tijd om deze hobby onder de loep te nemen in Wie (niet) reist is gek.

De speling met het woord ‘niet’ in de titel doet vermoeden dat het boek evenzoveel gaat over waarom je wél moet reizen als over waarom juist niét. Dat is echter niet het geval. De reislustige Dijksterhuis zet aan de hand van een zestal motivaties uiteen waarom je vooral wel je rugzak zou moeten pakken om naar een ver oord te vertrekken. Deze motivaties lopen uiteen, van voor de hand liggende motivaties als inspiratie en het verruimen van de blik, tot minder vanzelfsprekende redenen als het feit dat de tijd langzamer lijkt te verstrijken wanneer je op reis bent. Door te reizen rek je immers de beleving van tijd. ‘Dagen lijken weken, weken lijken maanden.’

Voordelen van het reizen

Dijksterhuis kent veel positieve eigenschappen toe aan reizigers. Het zijn mensen die zich bijvoorbeeld beter kunnen inleven in zogeheten gelukzoekers. ‘Mensen die grenzen willen sluiten en bijeenkomsten van gemeenteraden ontregelen omdat ze geen asielzoekerscentrum willen, handelen uit onwetendheid en angst. Het zijn geen reizigers.’ Ook blijkt uit onderzoek dat mensen vrijgeviger zijn en meer vertrouwen in anderen hebben naarmate ze in meer landen geweest zijn. Kortom, van reizen word je een beter mens.

Reizen kan tevens een euforische ontheemdheid bewerkstelligen, aldus de psycholoog. Onderzoek toont aan dat het brein dopamine aanmaakt wanneer het erg snel moet werken. Een intensieve plek met een overvloed aan nieuwe indrukken kan dus een gelukzalig gevoel opleveren. Daarnaast is de mate van exoticiteit van de reisbestemming belangrijk. Zo is New York een intensieve stad, maar niet erg exotisch. De Nederlandse reiziger zal zijn heil buiten de Westerse wereld moeten zoeken om een maximaal gevoel van euforische ontheemdheid te ervaren. Steden als Dehli, Bangkok en Marrakesh zijn intens en exotisch en daardoor ideale reisbestemmingen.

Wegwee

De luchtige stijl is een van de redenen waarom de boeken van Dijksterhuis zo aanslaan. Toch is het jammer dat hij niet wat dieper ingaat op de materie. Hij illustreert de motivaties die hij geeft voornamelijk aan de hand van persoonlijke anekdotes. Achterliggende filosofieën en theorieën over reizen stipt hij wel aan, maar komen niet zo uitgebreid aan bod. Hierdoor mist Wie (niet) reist is gek de diepgang die het geheel naar een hoger niveau had kunnen tillen. Toch biedt Wie (niet) reist is gek een vermakelijke leeservaring, zowel voor de doorgewinterde backpacker als voor de fervente thuisblijver.

Boeken / Non-fictie

Geestdriftig protestants existentialisme

recensie: Søren Kierkegaard - Opbouwende toespraken in verschillende geest

In vlammende en ernstige geestdrift neemt Kierkegaard je mee in zijn opbouwende toespraken over datgene waarover eigenlijk niet te spreken valt. Desondanks vinde de zoekende mens zijn vervulling in het ware; God.

Het werk van de Deense filosoof Søren Kierkegaard valt in twee fases (schrijverschappen) onder te brengen. Zijn eerste schrijverschap, waarin hij vooral filosofische werken schreef, zoals Het begrip angst, Of/Of en Filosofische kruimels en zijn tweede schrijverschap waarin religieuze en vooral christelijke thematiek de boventoon voeren. In retrospectief staat Kierkegaard aan de basis van wat later de existentiële filosofie is gaan heten. Dit maakt zijn werk nog altijd actueel. De thema’s die hij aanstipt en de manier waarop hij schrijft over hoe te leven zijn aan de orde van de dag. Zoals het geluk waarover hij zegt: ‘De deur van het geluk gaat naar binnen toe open. Men kan ze niet openduwen door er tegenaan te stormen.’

Geestdriftig

Uitgeverij Damon brengt sinds 2006 elk jaar een nieuwe vertaling van een boek van Kierkegaard uit. Opbouwende toespraken is hun twaalfde uitgave. In Opbouwende toespraken staat het theologische centraal. De drie hoofdstukken vormen een uitgebreide uiteenzetting rondom een thema. Zo richt Een gelegenheidstoespraak zich vooral naar de christelijke lezer om slechts ‘dat ene’ te willen. Dat ene is voldoende om een vervuld leven te hebben, dat ene is het geloof in de (enige) waarheid: God.

De stijl die in deze toespraak gehanteerd wordt duurt het verdere boek en de andere twee toespraken voort. Een stijl die niet zo van deze tijd is en regelmatig een manisch karakter kent. Onvermoeibaar herhaalt Kierkegaard zich en cirkelt hij zin voor zin, alinea voor alinea naar de kern van zijn boodschap. Waarna hij even lijkt te pauzeren, op adem komt en opnieuw begint. Soms dichter naar zijn kern bewegend, soms afdwalend en al schrijvende en denkende zijn draad terugvindt. Hierin is duidelijk dat God voor Kierkegaard als een vuurtoren is, die in donkere nachten van dwaling uiteindelijk weer richting geeft.

Existentialistisch

Niet alleen manisch, soms ook tegenstrijdig en haast gespleten spreekt Kierkegaard over God. Er ontwikkelt zich een worsteling tussen Kierkegaard de existentialist (of filosoof) en Kierkegaard de theoloog. Bij de theoloog spreekt hij over God als zijnde een antropomorfe entiteit. Als filosoof krijgt God een meer mystieke invulling. In de mystiek is God veeleer een alomvattend weten, een onkenbaar, onuitspreekbaar ‘iets’ dat ons bezield. Deze meer mystieke benadering van God komt in de tweede toespraak naar voren, waarin hij zich het helderst uitdrukt.

In Wat wij leren van de lelies in het veld en de vogels in de lucht put Kierkegaard uit Mattheus 6:24, die een nuchtere, aardse, eenvoudige en universele boodschap vertelt. De lezer heeft dan inmiddels opgemerkt dat Kierkegaard een zeer ontwikkeld gevoel heeft voor beeldtaal en zijn hoogtepunt valt in deze tweede toespraak te lezen. De boodschap cirkelt rond het menselijk tekort dat zich uit in het nooit genoeg hebben. Hij die zich weet te laven aan het goddelijke en dit inziet in de eenvoud van de lelies of de vogels weet zich dus waarlijk rijk.

Protestants

Kierkegaard besluit zijn toespraken met Het evangelie van het lijden – christelijke toespraken. Hierin pleit hij voor een levenshouding die het lijden (de last die je tijdens je leven hebt te dragen) licht te maakt. Wederom is zijn antwoord op het dragen van een zware last, de beaming van God tot je toe te laten.

De Opbouwende toespraken zijn geen gemakkelijke kost, zeker niet voor de niet in Kierkegaard ingewijde lezer. Vaak is hij onnavolgbaar, lijkt te blijven hangen in z’n boodschap om vervolgens met ware pareltjes de lezer even te belonen voor diens voortploeterende leeswerk. Hierin speelt de knappe vertaling, die heel hedendaags aandoet, een aangename rol. Toch lijkt dit boek vooral voor de Kierkegaard liefhebber geschreven of voor de christen die twijfelt aan zijn geloof. In Kierkegaards kritische blik op de kerk zal het eigen zoeken en geloven mogelijk versterkt worden. De gemiddelde lezer is mogelijk al na dertig pagina’s afgehaakt.

kortweg
Boeken / Poezie

‘Dat de waarheid ontmoedigt, is veel minder bekend.’

recensie: Anton Kortweg - Het leven deugt niet. Althans op onderdelen
kortweg

Sinds 1971 publiceerde dichter Anton Korteweg dertien bundels. Nu is hij oud genoeg (1944) om vier keer gebloemleesd te kunnen hebben. En dat is nog buiten zijn verzamelbundel van 2015 gerekend. Zijn laatste bundel Het leven deugt niet. Althans op onderdelen lijkt een nawoord.    

Vrijwel al zijn werk is frivool gewapend met ironie, nogal vaak van de wat makkelijke soort. Dit wapen blijkt op leeftijd niet altijd meer toepasbaar en vertoont de scheurtjes van ongemakken die niet met zich laten spotten. Sommige gedichten in zijn bundel liggen op of iets voorbij de pijngrens.

Ongemakken

In het gedicht ‘Overal aan gedacht’ worden ‘ontijdig geëindigde varkens’ geruimd, wordt in publieke hallen eens in de week gezamenlijk gesmuld, ‘ook tijdens de kerstdagen’, en kan men, zo nodig, door een radioloog van een ballenbeschermer voorzien worden. Mooi, al die zorg. Zijn conclusie is dan ook: ‘het leven deugt. Althans op onderdelen.’ Kortwegs ironie heeft er indirect altijd al op geduid dat ongemakken zo ongeveer de dienst uitmaken.

De bundel kent drie onderdelen. Het eerste deel ‘Het ergst komt aan het begin’, zijn weemoedige herinneringen aan de jongensjaren van de dichter, en opent met ‘Het ergst’:

Je moeder heeft zich achter je gesloten.
Het huis is dicht. Je komt er nooit meer in.

Het een na ergst komt met het eind in zicht:
niets moois van vroeger raakt nog in je hoofd.
Geen aai over je bol, geen fluweelzacht konijn,
geen knuist in vaderhand, geen lange afscheidszwaai.

Vergeleken bij het gedicht ‘het eind’ en ‘je laatste adem’, wordt dat alles ‘een overkoombare kleinigheid’. Of is dat toch weer ironisch? Of tegelijk ironie en ook weer niet; ironie die met zichzelf in de knoop raakt?

Sjacherijnig

‘De stekels van de dag’, het tweede onderdeel, bestrijkt de moeizaamheid van de gevorderde leeftijd en draagt een misantropische teneur, die Korteweg ‘sjacherijnig’ zou noemen. De overgang naar het derde onderdeel is inhoudelijk vrijwel drempelloos. De betiteling ‘Even nog, en ik mag ook’ heeft geen verdere  uitleg nodig. Het motto van de bundel is een kwatrijn van Hölderlin dat veelzeggend ook de gemoedstoestand van Korteweg samenvat: ondanks alles heeft hij genoten, maar nu jeugd en hoogseizoen ver achter hem liggen, is hij er niet graag meer bij.

Gewoontjes

Korteweg is geen dichter van de eerste categorie, iets waar hij zich niet druk om lijkt te maken. Te vaak zijn zijn formuleringen, ironisch of niet, net even te weinig verrassend of origineel en daardoor wat gewoontjes.  Een gedicht is zelden af, bekent hij in een aantekening. Misschien door te weinig geduld om er wat meer op te broeden? Anders had hij vast in het gedicht ‘Zijn kop’ zijn ogen niet voor enkelvoud laten doorgaan.

Boeken / Fictie

Thriller en roman ineen

recensie: John Grisham - Het eiland

Meester-thrillerschrijver John Grisham heeft met zijn nieuwste boek Het eiland niet alleen een spannend boek geschreven. Het is tevens een roman met een mooi verhaal. De spanning wordt zorgvuldig opgebouwd en knettert niet uit ieder hoofdstuk.

Grisham is een begenadigd schrijver. Zijn schrijfstijl houdt je aan de bladzijden gekluisterd en zijn zinnen laten zich in sneltreinvaart lezen. Voor je het weet ben je weer een paar bladzijden verder en constateer je dat de tijd is omgevlogen. Dat kenmerkt een schrijver die een groot publiek weet aan te spreken.

Bijzondere boekwinkel

Dit nieuwe boek van Grisham, dat als genre de aanduiding ’thriller’ heeft meegekregen, leest eigenlijk als een heerlijk spannende roman. Het thriller-element openbaart zich vooral in de aanvang van het boek en de spanning wordt opgebouwd naarmate het einde nadert, totdat er een ontlading volgt. Als onderwerp heeft Grisham gekozen voor de wereld van bijzondere en waardevolle boeken.

Zoals van Grisham te verwachten is, duiken we hier de onderwereld in, waar boeken worden verhandeld die eigenlijk nooit te koop zouden mogen zijn. Om het verhaal beter te begrijpen legt Grisham uit hoe de boekenwereld in elkaar zit en hoe het komt dat Bay Books op Camino Island zo’n bijzondere boekwinkel is. De eigenaar Bruce Cable weet op innemende wijze zijn klanten aan zich te binden en schrijvers te lokken voor signeersessies. Cable heeft echter een bijzondere voorkeur voor vrouwelijke schrijvers. In de open relatie die hij met zijn levensgezellin heeft, passen escapades met andere dames. Toch houden de twee ook zielsveel van elkaar. Op deze manier heeft Grisham een thriller met een smeuïg randje geschreven.

Opwindende verhaallijnen

Het verhaal opent met de brute roof van vijf manuscripten van F. Scott Fitzgerald uit de Universiteit van Princeton. Ondanks dat de politie in de buurt is, weten de daders zich uit de voeten te maken.

Daarnaast volgt de lezer de verhaallijn over schrijfster Mercer Mann, die na een succesvol debuut kampt met een enorm writer’s block, en de relatie die ontstaat tussen haar en Bruce Cable. De spanning loopt hier op, omdat Mercer op een aparte missie is, terwijl de avances van Cable haar in tweestrijd brengen. De meesterverteller Grisham weet dit in een opwindend verhaal aan elkaar te schrijven, zonder de lezer de centrale verhaallijn over de manuscripten te laten vergeten.

Spannende roman

De boekwinkel van Cable is een prachtige winkel met veel aanzien. Dat het tevens als dekmantel dient voor het verhandelen van boeken die van een meer bijzondere afkomst zijn, heeft bijna niemand in de gaten. Toch weet Mercer in deze onderwereld door te dringen. De lezer kan zich hierdoor nog maar met een vraag bezighouden: wordt Cable hierdoor ontmaskerd voor de FBI?

Het eiland is een boek dat je zal verslinden en waarin je geniet van alle aspecten van het groot schrijverschap van Grisham. Het boek leest door zijn schrijfstijl makkelijk. De aspecten van een thriller zijn zeker voorhanden, maar de romanstijl is in dit geval de verpakking eromheen.

Boeken / Fictie

Klassieker in een nieuw jasje

recensie: Jean-Paul Sartre – De teerling is geworpen

Uitgeverij Meulenhoff brengt Sartre onder de aandacht met een nieuwe uitgave van De teerling is geworpen. Een korte roman over het hoofdthema van Sartres filosofie: vrijheid.

De Franse filosoof Jean-Paul Sartre (1905 – 1980) staat bekend als de grondlegger van het existentialisme. Deze filosofische stroming stelt het menselijke bestaan – de existentie – voorop. Ieder mens is vrij en draagt daarmee een individuele verantwoordelijkheid voor zijn eigen bestaan en handelen. In De teerling is geworpen laat Sartre op een ietwat tergende manier zien wat dit betekent.

Klein werk van een grote schrijver

Liefhebbers van de Franse filosoof kunnen blij zijn met de mooie nieuwe uitgave. De harde kaft, dikke bladzijden en redelijk grote letters zorgen voor een prettige leeservaring. En dat laat opnieuw zien dat Sartre naast filosoof een bekwaam schrijver was. De teerling is geworpen is vanaf de eerste scène spannend en dat blijft zo tijdens de rest van het bondige verhaal. In 1964 won Sartre de Nobelprijs voor Literatuur voor ‘de verreikende invloed die zijn werk heeft uitgeoefend op onze tijd’. Deze weigerde hij, uit angst – hoe kan het ook anders – zijn vrijheid te verliezen.

Vertroebeld zicht

Het verhaal gaat over Eva en Pierre, twee mensen die elkaar ontmoeten na hun dood. Ze zijn nog steeds dezelfde personen en wonen nog steeds in dezelfde stad, maar de levenden kunnen hen niet meer zien of horen, ze zijn toeschouwers geworden. ‘Het is verschrikkelijk om niets te kunnen doen’, verzucht Eva. Pas nu ze dood is, beseft Eva welke vrijheid ze voorheen had om wél iets te doen: de essentie van het leven, volgens Sartre. Maar precies dat heldere besef na de dood vervaagt wanneer Eva en Pierre nog één keer de kans krijgen om terug te gaan naar de wereld van de levenden. Andere zaken die tijdens hun dood zo banaal leken, krijgen hun zwaarte terug. Dat maakt het verhaal voor de lezer zo tergend. Je wil roepen: ‘Nee, blijf nadenken, gebruik je vrijheid!’ Maar tevergeefs.

Vrijheid in geworpenheid

Omdat Sartres filosofie bekend zal zijn bij nagenoeg elke lezer van deze klassieker is de loop van het verhaal vanaf het begin duidelijk. Maar dat maakt het niet minder aantrekkelijk om te lezen. Het is buitengewoon interessant te zien hoe een denker zijn diepgaande theorieën in een voor iedereen invoelbaar en meeslepend verhaal weet te gieten. De vraag blijft of we binnen de situatie waarin we geworpen zijn vrij kunnen zijn. De menselijke wilskracht staat immers niet op zichzelf, maar is altijd gesitueerd. Precies dat maakt het zo lastig. Sartre zegt niet voor niets dat we ‘gedoemd zijn tot vrijheid’.

Boeken / Achtergrond
special: De grote festivalavond van Wintertuinfestival 2017

Discussies over algoritmes

In een tijd waarin uitgevers experimenteren met big data en algoritmes, en het leesgedrag dankzij e-books gemonitord kan worden, rijst de vraag: ‘Is er nog een toekomst voor de vrije lezer?’ Het Wintertuinfestival probeert hier een antwoord op te vinden middels een uitgebreid programma met theater, debat en zelfs een fictieve rockdocumentaire.

Het Wintertuinfestival is een week lang durend festijn in november en vindt plaats in Nijmegen. Op de woensdag is er een kroegcollege, op donderdag een universiteitsprogramma, op vrijdag een presentatie van nieuwe talenten en op zondag een boekpresentatie.

8WEEKLY bezoekt op zaterdag de grote festivalavond in poppodium Doornroosje. Er zijn lezingen en interviews met onder meer Adriaan van Dis, Nina Polak, Erik Jan Harmens, Franca Treur en Kamagurka. Festivaldirecteur Frank Tazelaar opent de avond met de aankondiging van het thema: ‘Vanavond vieren we de vrije lezer!’

Jasper Henderson in gesprek met Adriaan van Dis. Foto: Studio Schulte Schultz.

Lezen in tijden van algoritmes

Het thema is uiterst actueel gekozen. De twee grote uitgeefconcerns VBK (van onder meer Atlas Contact) en WPG (onder andere De Bezige Bij) raakten het afgelopen jaar allebei in opspraak vanwege experimenten met algoritmes en big data. Hierbij komt de nadruk sterk op het voorspellen van verkoopsuccessen te liggen. Het resultaat is dat er bijna geen ruimte meer is voor financiële risico’s, zoals het uitgeven van debutanten en poëzie.

Hoewel het thema interessant is, geeft het festival er helaas een deprimerende twist aan. Tijdens de zaterdagavond wordt er een behoorlijk dystopisch beeld over de toekomst van de vrije lezer geschetst. De vraag die het meest gesteld wordt, is: ‘Maakt u zich zorgen over de toekomst?’

Adriaan van Dis, in de Rode Zaal geïnterviewd door redacteur Jasper Henderson, reageert heel nuchter: ‘Er wordt al sinds Aristoteles geklaagd over de jeugd en lezen hoort nu eenmaal bij een klein clubje. Men koopt minder boeken tegenwoordig, ikzelf ook.’ De zorg van Henderson dat we te veel gestuurd worden door webshops die ons boeken adviseren (‘Anderen lazen ook…’) weet Van Dis ook te relativeren. Een halve eeuw geleden werd het publiek immers ook al beïnvloed door radioprogramma’s die boeken aanraadden.

Nikki Dekker in gesprek met Jet Steinz en Toef Jaeger. Foto: Studio Schulte Schultz.

Gevaren voor de vrije lezer

In een andere zaal worden Jet Steinz (auteur en commentator van de Bestseller 60 in de Volkskrant) en Toef Jaeger (redacteur bij NRC Handelsblad) geïnterviewd door radiomaker Nikki Dekker. Het gesprek verloopt in eerste instantie hetzelfde als eerder bij Adriaan van Dis. De grote concerns komen ter sprake, maar persoonlijk hebben ook Steinz en Jaeger niet het gevoel dat de vrije lezer in het geding is. Ze voelen zichzelf vrij om te kiezen wat ze lezen.

Maar wanneer Dekker doorvraagt, blijken ze toch beiden wel gevaren te zien. Steinz vreest voor de afleiding van internet en sociale media, die ervoor zorgen dat mensen minder boeken gaan lezen. Jaeger ziet gevaren in de plannen van VBK, omdat die het uitgeefbeleid kunnen gaan bepalen. Hierdoor kan er minder ruimte voor creativiteit en literaire experimenten ontstaan.

Fata Nirvana

Fata Nirvana. Foto: Studio Schulte Schultz.

Originele performances

Op het Wintertuinfestival staat ieder jaar een divers programma met lezingen en interviews, maar er is ook ruimte voor performances. In de Loading Dock van Doornroosje worden normaal gesproken de bussen van de artiesten uitgeladen, maar vanavond vindt hier een zeer betoverende voorstelling plaats. Corinne Heyrman maakte haar performance speciaal voor deze laad- en losruimte. In deze koude, kale ruimte vertelt ze over een vrouw die op zoek gaat naar haar donorvader.

De locatie, de kou en de rekwisieten geven een absurde indruk, maar tegelijk is het verhaal dat ze vertelt heel menselijk en puur. Een prachtig contrast. De link met het festivalthema is niet geheel duidelijk, maar de performance vormt wel een fijne tegenhanger van de deprimerende gesprekken die binnen in Doornroosje plaatsvinden.

De Paarse Zaal wordt afgesloten met een fictieve rockdocumentaire over de band Fata Nirvana. Deze ‘documentaire’ wordt live uitgevoerd door Koen Frijns, Gerjon Gijsbers en Marc van der Holst. Ze vertellen over de opkomst en neergang van de band die ‘anti-kubistische’ liedjes schrijft, zoals ‘Picasso you’re an asshole’ en ‘Mother please don’t cry, it makes your face look weird’. Een geweldige, absurde voorstelling waarin een originele persiflage wordt gegeven op het verhaal van veel rockbands.

Angst voor het onbekende

Het thema is een interessante keuze en de afzonderlijke programma’s zijn de moeite waard, maar doordat de discussies op elkaar lijken ervaar je als bezoeker een constante déjà vu. Daarnaast wordt er voor de eigen parochie gepreekt, omdat een belangrijke speler in de discussie, de eerdergenoemde uitgeefconcerns, ontbreekt. De vrije lezer wordt niet gevierd, maar moderne technieken worden gevreesd. Het is jammer dat er op de zaterdagavond van het Wintertuinfestival weinig aandacht is voor een positieve invalshoek, voor de mogelijkheden die de digitale revolutie kan bieden.

8WEEKLY bezocht op het Wintertuinfestival op 25 november in het Doornroosje te Nijmegen.

WeerZien, de pont, tilburg, anish kapoor
Kunst / Expo binnenland

WeerZien

recensie: WeerZien - Museum De Pont
WeerZien, de pont, tilburg, anish kapoor

“O, kijk achter je!”, riep iemand enthousiast. De een stond te kijken naar U.M. (1994-’95) van de Vlaamse kunstenaar Thierry De Cordier en wilde de ander wijzen op a, a, a, … (1989-’92) van dezelfde kunstenaar.

Beide beeldhouwwerken zijn momenteel te zien op de tentoonstelling WeerZien in Museum De Pont in Tilburg. Een museum dat doorgaat als het meest Belgische van de Nederlandse musea, al 25 jaar. En dat is iets wat ook nu weer opvalt. De Pont introduceerde onder meer werk van kunstenaars als Berline De Bryckere en Luc Tuymans in Nederland. Ze zijn nu, 25 jaar later, weer terug en dat is een vreugdevol weerzien.

Van De Bryckere zijn, in de nabijheid van de twee genoemde werken van De Cordier, de potloodaquarellen Het hart uitgerukt (1997-’98) te zien. Een ascetisch stukje, met verder Catherina’s Room (2001) van Bill Viola, in de voormalige wolspinnerij die dankzij een groot legaat van jurist en ondernemer Jan de Pont, onder de directie van Hendrik Driessen, met zijn team kon worden ingevuld als museum van hedendaagse beeldende kunst.

U.M., museum de pont, tilburg, weerzien,Thierry De Cordier

U.M. (Paal), 1994-1995, Thierry de Cordier, collectie De Pont museum, Tilburg. Foto: Peter Cox.

Monumentaal

Niet alles is ascetisch, maar veel is wel monumentaal. Met name de grote hal vraagt er om. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Grosse Geistern (1996-2000) van Thomas Schütte; zes Michelinmannetjes van gepolijst aluminium (die al in 1998 in De Pont waren te zien) en een groot deel van de ruimte vullen. Of voor het in 1992 speciaal voor de hal gemaakte Glas/Staal/Beton van Gerhard Merz, dat nu ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan opnieuw is geïnstalleerd.

In de intiemere wolhokken terzijde van de hal valt ook veel moois te zien. Soms hangen er touwen voor, zodat je er niet in kunt, behalve bij Richard Serra’s Gutter Splash Two Corner Cast (1992), dat op zichzelf al imponerend genoeg is en het betreden van het hok tegenhoudt. Serra maakte het destijds voor de openingstentoonstelling. Het werk bestaat uit twee stapels van drie uit lood gegoten hoeken.

sky mirror, anish kapoor, museum de pont, weerzien, tilburg

Sky Mirror (for Hendrik), 2017, Anish Kapoor, collectie De Pont museum, Tilburg. Foto:

Niet vergeten

Vergeet vooral niet de installatie Menschlich (1994) achter het restaurant te bekijken. Een installatie die bestaat uit 1200 portretfoto’s van slachtoffers en daders van en uit de Tweede Wereldoorlog, waaruit in negen van de tien gevallen niet duidelijk is wie goed en kwaad was. Het zijn soms Kafka-achtige, grote ogen die je aankijken, je het werk intrekken en je als het ware bevragen. Jammer is dat videogeluiden van even verderop doordringen.

Vergeet ook niet bij binnenkomst en/of bij het verlaten van het gebouw de speciaal voor de jarige Pont gemaakte sculptuur van Anish Kapoor te bekijken. Sky Mirror (for Hendrik) heet het. Zes meter hoog roestvrij staal waarin de hemel wordt weerspiegeld, behalve op mistige dagen, wanneer er condenswater op het staal zit. De sculptuur is neergezet in een watertuin, ontworpen door Sophie Walker. Het is het eerste werk van Kapoor in de Nederlandse publieke ruimte. Het museum had al vanaf 2012 Vertigo (2008) in de collectie, een al even indrukwekkend werk bestaande uit een licht gebogen, spiegelend vlak dat alles op z’n kop toont. Ook nu valt het te zien.

De Pont heeft met Sky Mirror een mooi ‘cadeau’ gekregen en geeft het publiek op haar beurt met de tentoonstelling WeerZien ook een geweldig, origineel cadeau. In 25 jaar is De Pont immers vanuit het niets uitgegroeid tot een museum met een collectie en tijdelijke tentoonstellingen die je als liefhebber van hedendaagse kunst niet mag missen.

Kleine afbeelding onderaan: Sky Mirror (for Hendrik), 2017, Anish Kapoor, collectie De Pont museum, Tilburg. Foto: Peter Cox.

mathijsen
Boeken / Fictie

De derde van Mathijsen

recensie: Alma Mathijsen - Vergeet de meisjes
mathijsen

‘Een keer trek je de conclusie: vriendschap is een illusie’. De beroemde regel uit de Nederlandse popmuziek zou het glasheldere motto van Vergeet de meisjes kunnen zijn. Alma Mathijsen schrijft in haar derde roman over een merkwaardige en ongelijke verhouding die voor vriendschap door zou moeten gaan.

Dat levert een boeiende geschiedenis op, vooral omdat de schrijfster met een meesterlijke beweging de situatie naar haar hand zet: ze laat het verhaal optekenen door een toeschouwer: een buitenstaander die zich vergaapt aan de vreemde verwikkelingen. Deze Amerikaanse journalist, Fields genaamd, is in Nederland om de inmiddels wereldberoemde auteur Iris Kouwenaar te interviewen. Hij wordt aanvankelijk op afstand gehouden door Iris’ huisgenote Kay en belandt bij toeval in de kledingkast in de slaapkamer waar de zieke Iris het bed houdt. Door een kier in de deur ziet hij hoe de twee vrouwen zich tot elkaar verhouden en krijgt hij langzamerhand door hoe hun opmerkelijke relatie in elkaar steekt.

Onvrijwillig

‘Ik hield van mijn rol als observator, waarin ik alles mocht registreren maar niets zelf hoefde mee te maken’, verklaart de toekijkende Fields zijn passieve houding. Hij is geen fan van de boeken van Iris Kouwenaar, maar heeft nu eenmaal de opdracht uit te zoeken waarom de succesvolle schrijfster geen letter meer op papier krijgt. In de nogal kluchtige situatie krijgt hij zicht op de relatie tussen de vrouwen: Iris ligt ziek op bed, tot niets in staat, en Kay verleent de ultieme mantelzorg. Al in het eerste begin, terwijl Fields nog moet wennen aan zijn peeping tom-positie, wordt duidelijk hoe geforceerd omzichtig de dames met elkaar omgaan.

Mathijsen zet met deze bizarre constructie een dijk van een verhaal neer. Ze laat de lezer meegluren en houdt lang vast aan het ongemak en de onzekerheid die ze zelf in het leven heeft geroepen. Iris weet Kay aan zich te binden door haar ziekte, terwijl Kay zich ten doel stelt de twee-eenheid van de buitenwereld af te schermen en zo volmaakt mogelijk vorm te geven. Dat ze daarbij een vorm van onvrijwilligheid oplegt – mede door het gerommel met Iris’ medicatie – is haar om het even.

Verdwijnen

Toch is Iris in deze min of meer gedwongen ‘vriendschapsliefde’ ook medeplichtig. Ze lijkt goed te gedijen in de zorg van Kay en is ook afhankelijk van haar steun. Door het elkaar vertellen van verhalen wordt de verstandhouding in balans gehouden. Verhalen over de overbodigheid van mannen in een Koreaanse vissersgemeenschap, en over het vermommen van ongewenste dochters als man in de Afghaanse cultuur. Het zijn verhalen die wijzen op de kracht van de vrouw en de uiteindelijke nutteloosheid van de man. Iris en Kay creëren een beschermde wereld voor elkaar, een plek waarin ze samen kunnen verdwijnen.

Verdwijnen is het grote thema in Vergeet de meisjes. Iris verdwijnt in haar onzelfstandigheid, zonder Kay kan ze niet functioneren. Kay verdwijnt in haar obsessie om Iris koste wat het kost voor zichzelf te houden. Fields verdwijnt letterlijk in de kast en moet zich steeds vaker verbergen om Iris te kunnen blijven volgen. Het wachten is op de grote doorbraak naar een opening die door Mathijsen allereerst als metafoor wordt gepresenteerd. Als in de tuin een boom sneuvelt en door het slaapkamerraam naar binnen stort, komen de verwikkelingen in een stroomversnelling en is de apotheose daar.

Dat belangeloze liefde een illusie is, wordt door de schrijfster fijnzinnig uit de doeken gedaan. Ze onderzoekt op originele wijze hoe onderwerping en jaloezie uiteindelijk leiden tot een explosieve situatie, waaruit alleen maar verliezers tevoorschijn komen. Vergeet de meisjes is verrassend goed geschreven en terecht genomineerd voor de BNG Bank Literatuurprijs 2017. Die prijs kan Mathijsen eigenlijk niet ontgaan.

Paul Delvaux - De Droom, 1935 olieverf op doek 151 x 176 cm. © Fondation Paul Delvaux , Sint-Idesbald/Belgium, c/o Pictoright Amsterdam 2017
Kunst / Expo binnenland

Twee zielen in één mens

recensie: Paul Delvaux. Meester van de droom
Paul Delvaux - De Droom, 1935 olieverf op doek 151 x 176 cm. © Fondation Paul Delvaux , Sint-Idesbald/Belgium, c/o Pictoright Amsterdam 2017

Ruim veertig jaar geleden was de laatste overzichtstentoonstelling te zien van de Belgische kunstenaar Paul Delvaux (1897-1994). In Rotterdam, in Museum Boijmans Van Beuningen. Voor veel mensen zal de expositie in de 25-jarige Kunsthal, ook in Rotterdam, dan ook een eerste kennismaking zijn.

In de tussentijd verschenen enkele romans die geënt zijn op zijn werk: Het groen van Delvaux (1996) van Willem Brakman en Dossier Delvaux (1997) van Koen Vergeer. Brakman heeft het over de mens met twee zielen, ‘een die naar buiten kijkt (…), en een die naar binnen kijkt.’ Je herkent het op een doek als Le Rêve: twee vrouwen, een met de ogen open en een met de ogen dicht. Of op het in Oost-Indische inkt en aquarel geschilderde Les Deux Amies (De twee vriendinnen): een vrouw met blond haar en gesloten ogen en een vrouw met donker haar en open ogen. Zoals Paul Éluard het in een gedicht voor Delvaux verwoordde: ‘Het oog bloot in de open plek van het wachten.’

Paul Delvaux - De vriendinnen, 1940, Oost-Indische inkt, gewassen, op papier, 40 x 55 cm. © Fondation Paul Delvaux, Sint-Idesbald/Belgium, c/o Pictoright Amsterdam 2017.

Paul Delvaux – De vriendinnen, 1940, Oost-Indische inkt, gewassen, op papier, 40 x 55 cm.
© Fondation Paul Delvaux, Sint-Idesbald/Belgium, c/o Pictoright Amsterdam 2017.

Psychologische duiding

De tentoonstelling heeft als ondertitel ‘Meester van de droom’. Al lopend door de zalen in Rotterdam valt dit aspect, waardoor Delvaux min of meer bekend is, inderdaad op, al heeft hij altijd geweigerd zichzelf als surrealist te zien. Hij noemde zichzelf liever ’poëtisch realist’.
Wat een beetje stoort, is de sterk psychologisch getinte interpretatie van Delvaux’ werk die in de Kunsthal over de bezoeker wordt uitgestort. En dat terwijl het de bedoeling van de Kunsthal is om door de keuze van de getoonde kunstwerken, grotendeels afkomstig uit de privécollectie van Pierre en Nicole Ghêne-Rham, het bestaande beeld van Delvaux als zogenaamde surrealist wat te nuanceren.
Natuurlijk, vanuit de psychologische optiek zal de prachtige Maternité ongetwijfeld een ideaalbeeld voorstellen: een prachtig portret van een vrouw met een kind op schoot in tedere pastelkleuren. Maar het is méér. Een klassiek portret waarin het ook niet moeilijk is Maria met kind te zien bijvoorbeeld; vanaf 1950 schilderde Delvaux immers ook enkele religieuze taferelen. Hier valt dit nog makkelijk te duiden, maar dat geldt lang niet voor alles.

Paul Delvaux - Het bouwvallige paleis, 1935 - olieverf op doek, 70 x 90 cm. © Fondation Paul Delvaux, Sint-Idesbald/Belgium, c/o Pictoright Amsterdam 2017.

Paul Delvaux – Het bouwvallige paleis, 1935 – olieverf op doek, 70 x 90 cm.
© Fondation Paul Delvaux, Sint-Idesbald/Belgium, c/o Pictoright Amsterdam 2017.

Verschillende motieven

Gelukkig is de manier waarop stilistische kenmerken en thema’s worden benoemd raak getroffen. Allereerst de voorliefde voor antieke motieven. Deze valt als een rode draad door al zijn werk terug te vinden. Maar let wel: op het schilderij Palais en ruines (Het bouwvallige paleis) verschijnen ook al, op de pui van het paleis, drie statische vrouwenfiguren die zo kenmerkend zijn voor het werk van de kunstenaar. Dáár haalde hij dus de mosterd onder meer vandaan: bij de kariatiden.

De tweede lijn die in Rotterdam wordt getrokken, is de invloed van expressionisten en van Modigliani. De echo van laatstgenoemde valt terug te vinden in de amandelvormige ogen op doeken uit zowel de jaren dertig als op La Terrasse (1979).
De indrukken die Delvaux opdoet tijdens zijn reizen naar Italië en Griekenland zijn sterk en blijven aanwezig in zijn latere werk. Hoewel het reizen an sich altijd al een geliefd thema is geweest. Aan het begin, in de jaren twintig, meer als teken van de moderne vooruitgang.

Aanvullingen

Een mooie aanvulling op de tentoonstelling vormen niet alleen de vragen bij de zaalteksten waarmee kinderen aan de slag kunnen, maar ook twee films. Hiervan is Le monde de Paul Delvaux van Henri Storck (1944-’45) eigenlijk een cinematografisch gedicht en als zodanig een tegenhanger van het gedicht van Éluard of de romans van Brakman en Vergeer.
De film voert je in een wereld die niet op het eerste gezicht te doorgronden valt, maar waaraan een psychologische duiding misschien minder toevoegt dan de samenstellers van de tentoonstelling dachten. Kijken, nog eens kijken en op je in laten werken, daar gaat het om. En dat mag best meer dan eens in de veertig jaar.

__________________________________

* Credits voor de afbeelding boven dit artikel:
Paul Delvaux – De Droom, 1935 olieverf op doek 151 x 176 cm.

© Fondation Paul Delvaux , Sint-Idesbald/Belgium, c/o Pictoright Amsterdam 2017