Kunst / Achtergrond
special: De teloorgang van het Stedelijk Museum en het belang van Quarantine

De stand van zaken in de Nederlandse kunstwereld

Het belang van een nieuwe galerie of andere kunstinstelling en haar curator lijkt soms pas duidelijk in een bepaalde historische context. Quarantine, een project dat sinds 6 juni 2003 bestaat, lijkt deze gedachte te bevestigen. Lees over de teloorgang van de reputatie van het Stedelijk Museum, onverenigbare doelstellingen, het belang van Quarantine en haar curator Nina Folkersma.

Het is een veelgehoorde klacht dat het Stedelijk Museum haar reputatie als één van de belangrijkste musea voor moderne kunst heeft verloren. Een reputatie die zij onder leiding van roemruchte directeuren zoals Willem Sandberg had opgebouwd in de tweede helft van de vorige eeuw, de eerste jaren na de oorlog. Het waren deze directeuren die jong talent binnen de muren van het museum brachten en (beginnend) kunstenaars ondersteunden door werk van hen aan te schaffen voor de museumcollectie. Het was ook in deze tijd dat het Stedelijk Museum haar goede reputatie verwierf. Willem Sandberg organiseerde in 1948 de internationale tentoonstelling van Cobra en deelde de Jacob Marisprijs uit aan Piet Ouburg voor zijn tekening Vader en Zoon. Beide gebeurtenissen veroorzaakten een rel, maar getuigden van een gedurfd en vooruitstrevend beleid van het museum en haar directeur. Ook de opvolgers van Sandberg bleken een goede neus te hebben voor de recentste gebeurtenissen in de kunst. Op deze manier was het museum in staat een indrukwekkende en belangrijke collectie moderne en contemporaine kunst op te bouwen.

Verandering

Willem Sandberg

Wat was het mooi en vooral gemakkelijk geweest als deze taak voor museumdirecteuren voor altijd hetzelfde was gebleven. Maar het mocht niet zo zijn; sinds de pop-art van Andy Warhol en de postmodernistische filosofie kon zo’n beetje alles kunst zijn. Er was totaal geen houvast meer voor directeuren en critici over wat goede en wat geen goede kunst was. Een explosie van de kunstmarkt vond plaats, de prijzen schoten omhoog en musea met een bescheiden budget zagen alles lijdzaam toe.
Daar kunst duur was geworden, moest ook het Amsterdamse Stedelijk Museum zich gaan aanpassen. Aan de ene kant wilde zij haar signalerende aankoop en tentoonstellingsbeleid niet opgeven, maar aan de andere kant was daar het geldprobleem. Alleen de eigen collectie tonen en zo nu en dan een aankoop doen was geen optie. Het Stedelijk zou een verzamelplaats worden voor dode kunst, een Rijksmuseum. Toch heeft het museum nog een hele tijd bij de topmusea weten mee te draaien, mede dankzij haar meer dan uitstekende reputatie.

De klad lijkt er in zijn gekomen tijdens de beleidsperiode van Rudi Fuchs. Het lijkt erop dat deze directeur zich niets heeft aangetrokken van de gedwongen tweeslachtige houding van het museum. Hij had een zwak voor Europese schilderkunst en was bevriend met veel Duitse en Zuid-Europese schilders van wie hij tentoonstellingen organiseerde. De ene na de andere tentoonstelling met expressionistische schilderkunst leek de museumbezoekers om de oren te vliegen.

En nu?

Rudi Fuchs

We tekenen nu 2004 en het Stedelijk Museum zit in haar tijdelijk onderkomen in het stationspostkantoor. Van vele kanten wordt geroepen dat het museum deze locatie aan moet houden als dependance als het museum teruggaat naar haar verbouwde gebouw. Jonge kunstenaars kunnen dan op het postkantoor de ruimte krijgen om te experimenteren en misschien dat er ook plaats kan worden gemaakt voor enkele ateliers. Het Stedelijk heeft wel een plaats voor contemporaine kunst, het Stedelijk Museum Bureau, maar daar is geen ruimte voor ateliers of echt experiment.
Maar een dependance zou ook enkele problemen opleveren. Ten eerste zou er een verspreiding optreden van de taken van het museum. Een extra locatie betekent automatisch extra aandacht vragen omdat het echte Stedelijk en het stationspostkantoor ver van elkaar afliggen. Dit houdt ook in dat er meer geld moet worden vrijgemaakt. Geld wat er al zo weinig is en dat beter kan worden aangewend om de collectie uit te breiden. Ook al is het wenselijk dat het museum dit zou doen, noodzakelijk is het niet.

Sinds 6 juni 2003 is er in Amsterdam de Quarantine Series onder leiding van Nina Folkersma. Quarantine Series is vanaf juni 2003 actief en is voortgekomen uit een initiatief ontwikkeld door de Stichting Kunstwerk Loods 6 (SKL6) en Nina Folkersma. De SKL6 organiseerde op het voormalig KNSM Eiland al tentoonstellingen in één van de voormalige loodsen van het terrein. Folkersma, die net de internationaal vermaarde curatorenopleiding van De Appel had doorlopen, was betrokken bij de organisatie van deze tentoonstellingen.
Quarantine Series is gevestigd op de Oostelijke Handelskade in een klein gebouw naast het Lloyd Hotel. Het gebouw bood voorheen onderdak aan Oost-Europese emigranten die naar Amerika gingen. Tegenwoordig biedt het onderdak aan een tentoonstellingsruimte, twaalf ateliers, twee geluidsstudio’s en een café. Het geheel is gevestigd op een interessante locatie, de Oostelijke Handelskade en zit in een overgangsfase van krakerparadijs naar yuppenwijk en culturele instellingen schieten er als paddenstoelen uit de grond.

Peter Stel, Twijfel niet (Don’t doubt) 2002

In de gehele Quarantine Series is de stem van Folkersma groot. Zo verscheen op haar gezag bij de tentoonstellingsruimte eveneens een café, De Cantine. Dit café wou Folkersma erbij hebben om te kijken of er een ander publiek naar de kunst kwam kijken dan de geijkte club kunstliefhebbers. Daarbij is zij verantwoordelijk voor de tentoonstellingen die worden georganiseerd door de Quarantine Series.
Het tentoonstellingsprogramma heeft Folkersma opgesplitst in vier onderdelen, waarvan de belangrijkste On the Wall is. Dit zijn solotentoonstellingen van jonge kunstenaars uit de hele wereld die werk maken speciaal voor de (kleine) tentoonstellingsruimte van het gebouw. De kunstenaars worden aangemoedigd om niet enkel gebruik te maken van de muren, maar ook de vloer en het plafond te benutten. Deze tentoonstellingen wisselen elkaar om de zes á zeven weken af.

Børre Sæthre, Catch me and let me die wonderful (Selected memories: Fragments, Sketches and Ideas from the LUSTLUX-years), 2003

In het kader van Wonderwall, dat zich twee keer per jaar afspeelt, worden er tijdelijke presentaties gehouden van een klein, internationaal, creatief bedrijf. We moeten hier, volgens het persbericht wat in 2003 de deur uitging, denken aan een platenlabel, modeontwerper, of uitgeverij van kunstboeken.
Paperwall is het onderdeel dat zich richt op grafische vormgeving. Voor elke tentoonstelling of presentatie wordt het ontwerp voor de tentoonstellingspapieren door een andere vormgever verzorgd. Zo krijg je steeds een extra ‘tentoonstelling’ bij de normale presentaties van kunstenaars, bedrijven of de Off the Wall projecten, het laatste en meest interessante onderdeel van de Quarantine Series.
De Off the Wall-onderdelen zijn een maandelijks terugkerend fenomeen en bestaan uit avonden met debatten, presentaties, films, video’s etc. Een belangrijke Off the Wall-avond vond vorig jaar plaats en behelsde de presentatie van een documentaire over de Biënnale van Venetië. Deze documentaire was gemaakt door Danila Cahen, Femke Lutgerink en Nina Folkersma.

De film is gemaakt tijdens de drie dagen van de persopening van de Biënnale en de documentaire is opgedeeld in verschillende blokken die elk een ander vraagstuk probeerden te beantwoorden. Vragen als wat de doelstellingen voor de Biënnale waren en of die gehaald werden. De vraag of er een nieuwe sociaal politieke stroming in de kunst van vandaag is, de vraag wat kopstukken in museumland van de Biënnale vonden en of de Nederlanders goed werden vertegenwoordigd in Venetië. De documentaire werd vertoond in het gebouw van de Quarantine Series en zorgde voor een debat tussen de twintig genodigden en de dertig mensen die een kaartje hadden gekocht voor de vertoning. Dat dit debat niet onopgemerkt is gebleven en het belang van dergelijke discussies wordt ingezien, is duidelijk nu Folkersma en anderen hun documentaire over de Biënnale van Sao Paulo presenteren. Deze documentaire gaat 14 oktober in het Stedelijk Museum in première. Nu is het niet geheel toevallig dat een deel van de collectie van het Stedelijk op de Biënnale te zien is, maar het geeft wel aan dat het belang van Quarantine, Folkersma en haar activiteiten worden ingezien.

Boeken / Fictie

Wat er overblijft

recensie: Na het lezen van De joodse messias komen de vragen

Als je een boek niet goed vindt, kan dat twee verschillende oorzaken hebben. Of je hebt er zelf niks van gesnapt, of de schrijver heeft prutswerk geleverd. Je moet altijd uitgaan van het eerste, een positieve benadering van de schrijver: deze heeft immers zijn best gedaan om zowel technisch, stilistisch als inhoudelijk een goed werk af te leveren. De schrijver kan haast niet de bedoeling hebben gehad een mislukt boek af te leveren. Het ligt voor de hand dat je dan als lezer ergens iets over het hoofd ziet. Maar bij de nieuwe roman van Arnon Grunberg, De joodse messias, vraag ik me af wat ik dan precies niet begrijp.

Bijna vijfhonderd bladzijden telt De joodse messias, maar het verhaal is gemakkelijk samen te vatten. De Zwitser Xavier Radek, kleinzoon van een SS-officier, is gefascineerd door het lijden en besluit dat hij zal gaan troosten. Als onderwerp van zijn troostende activiteiten kiest hij het joodse volk.

Hij moest de joden gaan troosten.
Geen halfslachtig werk, niet een pleistertje hier, een beetje jodium daar. Goed troosten, dat om te beginnen, dan kwam de rest vanzelf. Xavier voelde een diep en ontzagwekkend medeleven met ze.

Xavier sluit vriendschap met de jonge orthodoxe jood Awromele en samen besluiten ze Mein Kampf in het Jiddisch te vertalen. Xavier leert Jiddisch, wordt besneden (een catastrofe, met absurde taferelen tot gevolg), wordt kunstschilder, verhuist naar Amsterdam en bereikt uiteindelijk het beloofde land, waar hij president wordt. Al die tijd zint hij op manieren om het joodse volk te troosten, te verlossen uit het lijden. Met de titel als steun in de rug is het niet moeilijk om Xavier als joodse messias te zien.

Verlosser

Xavier als messias, er zijn genoeg aanwijzingen. Mensen om hem heen hebben zelf geen naam maar heten ‘de moeder’ en ‘de architect’ (de vader van Xavier is architect) en als zij het over Xavier hebben noemen zij hem ‘het kind’. Het zijn aanduidingen die doen denken aan een allegorische voorstelling, waarin mensen symbool staan voor iets groters, iets algemeners. De teelbal van Xavier, die na zijn rampzalige besnijdenis van hem wordt gescheiden, wordt in een potje bewaard en draagt de naam Koning David. Zijn Koning David en Xavier allebei de messias, zijn ze het samen of is slechts een van beiden de redder van de joden? Wanneer Xavier aan het einde van het verhaal president is van Israël, geloven zijn onderdanen dat Koning David de joodse verlosser is. Maar de teelbal legt het uiteindelijk af tegen Xavier zelf, die het joodse volk in de laatste bladzijden van De joodse messias werkelijk van het lijden verlost.

~

Grunbergs droogkomische, maar soms alleen droge stijl en het perspectief van de cynische, alwetende verteller maken van deze roman een vlot leesbare, maar ook wat oppervlakkige vertelling. De verteller somt op wat er toen gebeurde en hoe het vervolgens verder ging. Vooral wanneer Xavier en Awromele naar Israël gaan, scheert de verteller in vogelvlucht over allerlei gebeurtenissen heen en zakt de spanningsboog in. De joodse messias kent een aantal goede, gruwelijke scènes waarin pijn en lijden een grote rol speelt, maar is over het algemeen nauwelijks spannend te noemen. Totdat de ontknoping zich aandient.

Sensatie

Wie de recensies in de grote dagbladen links laat liggen, kan zich door de ontknoping van deze roman laten verrassen. In de laatste hoofdstukken wordt duidelijk wat voor een verlosser Xavier is. Die ontdekking roept een vreemd soort sensatie bij je op: wanneer het laatste puzzelstukje op zijn plaats valt zie je plotseling het grotere geheel, dat inhoudelijk verontrustend, maar technisch aangenaam verrassend is. Hoewel, verrassend? Het is net als met de film The Usual Suspects. Een tijdlang voel je je magistraal voor de gek gehouden, maar wanneer je terugkijkt zie je dat je het al veel eerder had kunnen weten. Ben je dan teleurgesteld? Kwaad op jezelf dat je het niet eerder hebt gezien? De joodse messias neemt je goed beet. Een verdienste, want veel mensen willen laten zich niet voor de gek houden, of willen dat in ieder geval niet.

Maar dan. Je hebt De joodse messias uit en je denkt er nog wat over na. Is dit een antisemitisch boek? Een gevaarlijk boek? Als je zou willen, zou je in het boek allerlei passages kunnen vinden die in meer of mindere mate beledigend zijn voor joden, vrouwen, homo’s, arabieren. Maar veel meer vroeg ik me af: hoe heeft dit boek mij voor de gek gehouden? Achteraf blijkt dat grote dagbladen de clou al in hun bespreking verraden hadden en tijdens het lezen kwam ik genoeg aanwijzingen tegen die ik, gek genoeg, allemaal naast me neer heb gelegd. Ik kan mezelf nu voor het hoofd slaan en zeggen dat ik slecht gelezen heb en dat ik het best had kunnen zien, maar ik gun Grunberg zijn complimenten: een ontknoping die inslaat als een bom. Maar eigenlijk ook niet meer dan dat. Toen het laatste puzzelstukje op zijn plaats viel, zag je meteen het hele plaatje. Een sensatie, maar wel een van relatief korte duur. Want als je eenmaal weet ‘hoe het zit’, wat blijft er dan nog over?

Puzzel

Er zijn boeken waarbij je na de laatste punt blijft zitten met een half afgemaakte puzzel voor je en een stuk of wat losse stukjes in je hand. Dat soort boeken moet je zelf invullen en afmaken. De joodse messias is een roman die langzaam maar zeker zelf de puzzel in elkaar legt. Het ontbrekende stukje, dat op het allerlaatst wordt neergelegd, is het stukje dat alle andere stukjes in perspectief plaatst en daarmee zicht geeft op de totale constructie. Er valt niets meer te raden over: in één oogopslag overzie je het hele verhaal. En daarin stelt De joodse messias licht teleur.

Want er lijkt zo veel in te zitten. De symboliek van lijden en verlossen. De parallellen tussen joden- en christendom. De vertaling van Mein Kampf, een boek dat in De joodse messias als een soort bijbel fungeert. Bijna alles blijkt in dienst te staan van die ontknoping, alsof het vlees is dat de ware vorm van het skelet een tijdje moet verhullen. Maar het kan toch haast niet zo zijn dat deze ‘Grote Joodse Roman’ niet meer is dan een skelet? Ik moet ergens iets over het hoofd zien. Maar wat? De joodse messias is geen mislukt boek, maar ik vraag me oprecht af of er nog iets inzit wat ik niet gezien heb.

Muziek / Album

Gedoemd tot de grote stapel

recensie: Saybia - These Are The Days

.

~

Gebeurt er verder nog iets? Ach natuurlijk, je hebt The Bees, The Thermals, The Zutons, The Shins, The Veils, The Vines, The Datsuns en ga zo maar door. Inderdaad, ook allemaal retro. Daarbij zullen bandjes als Coldplay, Novastar, Keane, Travis en Saybia altijd een groot publiek blijven trekken. Terecht of onterecht, de meningen zijn er sterk over verdeeld: de één heeft er ontiegelijk de schurft aan, de ander vindt het schitterende muziek. Toch zijn we het er met zijn allen vrijwel over eens dat je voor experimenteerdrift elders moet zijn.

Nette jongetjes

Met dat uitgangspunt in ons achterhoofd belanden we eindelijk daar waar we moeten zijn: bij het onlangs verschenen nieuwe album van het Deense Saybia, These Are The Days. Na een aantal demo’s en EP’s verscheen twee jaar geleden het debuutalbum The Second You Sleep met daarop de hitsingle The Day After Tomorrow. Welk tienermeisje kent niet de openingsregel “Please tell me, why do birds sing when you’re near me”? Het was het soort muziek dat je moeder ook leuk kon vinden. Toch merkwaardig: moeders heb ik namelijk nooit kunnen betrappen op enige muzikale voorkeur. Seks, drugs en rock ’n roll lijken bij Saybia verder weg dan ooit. Als het woord drugs al valt dan gaat het consequent over jointjes. De zelfkant van het leven? Volgens mij hebben ze geen idee waar het over gaat. De leden van Saybia zijn nette jongetjes met een gedegen opvoeding.

Soft en poppy

Met These Are The Days trekt Saybia de lijn van zijn voorganger door, al omschreef de band het album in Oor 18 zelf als dieper, donkerder en serieuzer. De zon wil maar niet schijnen en de liefde is ook al zo hopeloos, dat idee. Eigenlijk volstaat wat dat betreft een verwijzing naar de recensie van Hopes And Fears van Keane. Laat ze het alleen niet horen, want in datzelfde interview laten ze weten Keane veel te soft en poppy te vinden. Opgroeiende jongetjes die denken dat ze al volwassen zijn, je zou ze de kost geven. Muzikaal doen nummers als Guardian Angel en het bonusnummer vooral denken aan Radiohead met een hand op de rem. De refreinen van I Surrender en We Almost Made It klinken daarentegen erg naar de Counting Crows en als iemand me had gezegd dat Stranded een nummer van Novastar was, dan had ik hem geloofd. Wil dat zeggen dat Saybia vooral goed geluisterd heeft naar zijn voorbeelden? Dat is te gemakkelijk, want Saybia heeft ontegenzeggelijk een eigen geluid.

Grote stapel

De eerste single, Brillant Sky, wordt inmiddels grijs gedraaid op de nationale radio, en we hadden hier op de redactie ook niet anders verwacht. Het zwaardere Soul United zou het ook uitstekend doen. Best te pruimen, alleen zijn we een beetje bang dat deze cd over een aantal maanden op de grote stapel is beland. En vind hem dan nog maar eens terug.

Muziek / Album

Meer van het choquerende zelfde

recensie: Rammstein - Reise Reise

Rammstein. De band gaat al sinds haar oprichting gepaard met amok en ontsteltenis. Alleen al de verwijzing naar het plaatsje Ramstein (met één m), waar een groot ongeluk gebeurde op een Amerikaanse vliegbasis, liegt er niet om. Het is choqueren om het choqueren. De relletjes bleven dan ook niet uit; de aanstootgevende videoclips volgden elkander op, en teksten als “buck dich / dein gesicht interessiert mich nicht” deden wenkbrauwen fronsen. Waar Rammstein nog wel het meest last mee had was het Columbine High School schietincident, waarbij naar verluidt de daders Rammstein-fanatici waren.

Toch moeten al die choquerende uitingen met een flinke korrel zout genomen. De stage-act van Rammstein is pompeus en theatraal, compleet met enorme dildo’s en vuurspuwers. Maar wie af en toe eens naar experimenteel theater gaat ziet vergelijkbare zaken.

Industrieel

~

Rammsteins’ imago is die van een industriële band. Dat is niets nieuws onder de zon; na de val van de muur wel meer van dit soort kunstuitingen tegengekomen uit het Oostblok. Rammstein combineert dit met snoeiharde gitaren, orgeltjes en vrouwenkoren. Nederlanders zijn al snel geneigd het Duits een militaristische en schreeuwerige taal te vinden – wat onzin is, het Duits is onnoemelijk veel poëtischer dan het Nederlands – en zanger Till Lindemann maakt van dit vooroordeel dankbaar gebruik.

Normen en waarden

Om kort te gaan: zo aanstootgevend is Rammstein helemaal niet. Het is vooral het mainstream publiek – zeg maar het boe-roepende Ricky Lake- en Jerry Springer-publiek – dat meteen de discussie op gang wil brengen over normen en waarden met de moraal aan haar zijde. Dit schokeffect beoogt Rammstein op deze plaat ook weer, door teksten over het incident van twee mannen die elkaar vinden op het internet; de één hongert naar mensenvlees, de ander biedt zich aan als voer. Mein Teil (mijn lid) handelt hierover: eerst nuttigen ze samen het lid van het ‘slachtoffer’. Dàt is volgens Rammstein romantiek.

Meer van hetzelfde

Verder is Reise Reise eigenlijk méér van hetzelfde. Rammstein lijkt definitief tot de mainstream doorgedrongen te zijn en dat vinden ze ook niet erg. Het nieuwe album is het softste tot nu toe; getuige nummers als Dalai Lama en het enige echt verassende nummer Los. Laatstgenoemde is opgebouwd rond een simpel groovy gitaarloopje, heeft enige spanning in zich en doet wat denken aan Soundgarden. Al met al is Reise Reise best een geinige plaat – zoals het melige Amerika: “We’re all living in Amerika / Amerika is wonderbar (…) Coca-Cola, Wunderbra”. Verder is er weinig nieuws onder de zon. Maar het blijft wel prettig dat Rammstein een band is met zelfspot, want daar ontbreekt het in het genre nogal eens aan.

Film / Films

De perfecte film

recensie: The Five Obstructions

.

~

Het spel van The Five Obstructions begon in 2000 met een e-mail van Von Trier aan zijn vriend en inspirator Jørgen Leth, waarin hij voorstelde vijf remakes te maken van Leths korte film The Perfect Human. Deze remakes zouden daarbij steeds moeten voldoen aan enkele door von Trier bedachte regels. Leth, het experiment niet schuwend, neemt de uitdaging aan. Wat volgt is een fascinerend en speels duel tussen twee zeer getalenteerde filmmakers. Von Trier zet Leth de ene na de andere hak, maar Leth laat zich niet voor een gat vangen. Hij gaat aan de slag en klaart de klus. Met verbluffend resultaat. Er ontstaan vijf prachtige filmpjes.

De obstakels

~

Het eerste obstakel is vrijwel onmogelijk om goed uit te voeren. Leth, die normaal veel gebruik maakt van lange shots, mag van von Trier slechts twaalf frames (dat is ongeveer een halve seconde) per shot gebruiken. De opdracht lijkt onmogelijk, maar Leth verzint een oplossing die een verassend fris resultaat teweeg brengt. Een andere obstakel houdt in dat Leth zijn remake op de meest afschuwelijke plek ter wereld moet maken. Dit blijkt voor Leth het red light district in Bombay te zijn. Als dit filmpje door Von Trier wordt afgekeurd, moet hij hem of opnieuw doen, of een film zonder regels maken. Leth kiest voor het laatste. Ondanks het feit dat zowel Von Trier als Leth cartoons haten, is weer een ander obstakel het maken van een cartoon.

De perfecte mens

Alle vijf filmpjes zijn gebaseerd op Leths The Perfect Human uit 1967, waarvan we in The Five Obstructions ook verschillende fragmenten te zien krijgen. The Perfect Human is een poëtisch meesterwerk dat vooral tot stand komt door de interactie tussen woord en beeld. We zien een lege, witte ruimte waarin een man (en soms een vrouw) kleine alledaagse handelingen verricht. Hij stopt een pijp, eet een maaltijd, knipt zijn nagels en kleedt zich uit. De voice-over (Leths stem) maakt enkele vragende en beschrijvende opmerkingen bij deze beelden. ‘Wat doet de perfecte mens?’ – ‘Wie is hij?’ – ‘Kijk naar de perfecte mens en hoe hij beweegt.’ Een perfectie die zich nu eens niet uit in bovenmenselijk heldendaden, maar in eenvoudige, haast alledaagse handelingen.

Wie is deze man? Wie is deze Jørgen Leth en waarom hebben we nog niet eerder van hem gehoord? In Denemarken is hij een beroemdheid, hetgeen hij vooral te danken heeft aan zijn radioverslagen van de Tour de France. Verder is hij ook nog een gevierd dichter, documentairemaker, antropoloog, jazzjournalist, en filmdocent. Hij heeft zo’n veertig films op zijn naam staan, waarvan de bekendste vermoedelijk de documentaire 66 Scenes from America (1981) is.

Een curieuze hommage

~

The Five Obstructions vormt een kruisbestuiving tussen de documentaire en de kunstfilm. Tussen de filmpjes door zien we de gesprekken tussen Von Trier en Leth, die door de speelse en kameraadschappelijke toon een groot gedeelte van het plezier van de film uitmaken. Verder zien we ook hoe Leth met de obstakels worstelt en welke oplossingen hij verzint. ‘Zo maakt de perfecte mens films.’ – ‘Kijk naar hem, hij maakt een film.’ Aldus het plagerige commentaar van Von Trier, die met deze film vooral een curieuze hommage aan zijn held Jørgen Leth geeft.

Von Trier doet wat alleen gekken en geniën doen: hij gaat door tot op het bot. Dit doet hij niet alleen in zijn films, maar ook in zijn omgang met acteurs en collega’s. Leths neiging tot perfectie kan hem daarom nauwelijks vreemd zijn. Met zijn eigen films heeft Von Trier bewezen een gedreven, bijna bezeten perfectionist te zijn die abstracties niet schuwt. Hij wil dan ook niet zozeer afrekenen met Leths streven naar volmaaktheid, maar diens professionele houding – de afstand die Leth bewaart tot zijn onderwerp – aan de kaak stellen. Dat is de inzet van het spel dat hij speelt en Leth weet dat.

Menselijk

De obstakels die Von Trier opwerpt zijn stuk voor stuk bedoeld om Leth te dwingen een andere verhouding tot zijn onderwerp in te nemen. Von Trier wil Leth dwingen menselijk te worden, om hem zo van een afstandelijke God in een betrokken deelnemer te veranderen. Von Trier wil Leth breken. Niet omdat hij een egoïstische sadist is, maar omdat hij ervan overtuigd is dat op die manier de waarheid aan het licht komt (zoals blijkt uit zijn eerdere films Dogville en Breaking the Waves). Leth laat zich echter niet breken en zet zijn eigen ideeën tegenover die van Von Trier. Twee tegengestelde esthetica’s ontmoeten elkaar, botsen, en blijven beide overeind staan. Dat is de kracht van deze film.

In zekere zin faalt Von Trier, aangezien de obstakels Leths creativiteit alleen maar stimuleren. Natuurlijk had Von Trier dit kunnen verwachten. Leth staat er namelijk bekend om dat hij zichzelf regels oplegt bij het maken van zijn films, omdat die hem dwingen inventief en vernieuwend te zijn. De regels konden dus nauwelijks een straf voor hem zijn. Dat Von Trier dit heel goed besefte, blijkt uit de ironische brief (het vijfde obstakel) waarmee de film besluit. Von Trier, de ironicus, laat Leth daarin spottend zeggen: ‘Hoe valt de perfecte mens?’ – ‘Zo valt de perfecte mens.’

Het is een val die je niet mag missen.

Film / Films

Tegenpolen

recensie: Starsky & Hutch

Het verfilmen van populaire televisieseries uit de jaren zeventig lijkt de laatste tijd een trend. Na Mod Squad en Charlie’s Angels moest ook de politieserie Starsky & Hutch eraan geloven. Hoewel de verhaallijn zwak is, weten de acteurs er één groot feest van te maken.

~

hoofdrolspelers Ben Stiller als David Starsky en Owen Wilson als Ken “Hutch” Hutchinson zijn uitgedost in bizarre jaren zeventig-outfits met gekke kapsels en nepsnorren. het duo speelde zesmaal eerder samen en dat is duidelijk te merken: ze zijn volledig op elkaar ingespeeld en hun plezier brengen ze over op het scherm. Dit is meteen ook de kracht van de film. Het clichématige gegeven van twee partners die elkaars tegenpolen zijn wordt goedgemaakt door de charmante wijze waarop Owen en Stiller hier invulling aan geven.

Snoop Dogg

~

Starsky als overijverige, gedreven ‘crimefighter’ en de relaxte Hutch die het als agent zelf ook niet zo nauw neemt met de wet zorgen voor grappige situaties. Hun eerste taak begint als er een lijk aanspoelt. Volgens Hutch gaat het bij gedumpte lijken in het water vaak om moeilijk oplosbare moorden, dus oppert hij het lichaam terug te duwen in zee naar een ander district. Iets wat uiteraard volstrekt indruist tegen de principes van Starsky. Al gauw komt het duo met behulp van informant Huggy Bear (een briljante bijrol van Snoop Dogg) op het spoor van drugsbaron Reese Feldman (Vince Vaughn). Gedurende de hele film proberen ze hem te pakken te krijgen, wat natuurlijk niet zonder slag of stoot gaat.

Extra’s

~

De DVD bevat een behoorlijk aantal extra’s. De toegevoegde waarde hiervan is echter niet erg groot. De schijf bevat de mogelijkheid de hele film nogmaals te bekijken met commentaar van de regisseur. Op zich een leuk aspect, alleen vertelt Todd Phillips niet bepaald boeiend. Zo grappig als de film is, zo saai en monotoon legt hij uit hoe de scènes tot stand zijn gekomen. Bij het filmpje The code is mode for the bear showt Snoop Dogg nogmaals zijn over-de-top outfits. Als we een Kijkje op de plaats delict nemen, zien we een aantal acteurs en de regisseur aan het woord. Hierin halen ze elkaar en de film naar beneden, wat grappig moet zijn maar het niet is. In de film komen de acteurs leuk uit de hoek, maar hier slaan ze de plank mis.

Bloopers

De niet eerder vertoonde scènes zijn terecht verwijderd. Deze voegen namelijk niets toe aan de film. In de scènes wordt de verstandhouding tussen Starsky en Hutch geschetst, zoals een dialoog waarin Starsky zijn partner de les leest over zijn gedrag. Dit komt in de film echter al voldoende naar voren. Ook kunnen we de bloopers op de set bekijken. Erg grappig zijn de bloopers niet, het gaat voornamelijk om shots waar Stiller en Owen hun lach niet kunnen inhouden, maar dat is voor de kijker niet erg boeiend om te zien.

De extra’s voegen weinig toe aan de dvd, maar Starsky & Hutch blijft een leuke film om een avondje met je vrienden te gaan kijken.

Kunst / Expo binnenland

Lichte thema’s op jubileumexpositie fotomuseum

recensie: Take Five!

Het Amsterdamse fotografiemuseum Huis Marseille bestond op 18 september jl. vijf jaar en dat wordt gevierd met Take Five!, een overzichtstentoonstelling van de eigen collectie van het museum (die onderdeel is van de verzameling De Pont). De collectie herbergt nationaal en internationaal befaamde fotografen en is gedurende het vijfjarig bestaan uitgegroeid van 50 tot 165 werken.

Craigie Horsfield – La Paloma, carrer Tigres, Barcelona, Febre 1996, 1996

Zo’n groot aantal werken is in het oude grachtenhuis waarin het museum is gevestigd niet in zijn geheel te tonen. Daarom hebben de samenstellers van de tentoonstelling een keuze gemaakt aan de hand van thema’s die zijn terug te vinden in de collectie. In de twee grootste zalen worden de thema’s Camera Lucida, het georkestreerde licht, en Donkere kamer, zwart en nacht, gepresenteerd. Bij de ‘licht’werken valt vooral de diepte in de foto’s op. Ze zijn tot in de verste verte scherp en het lijkt wel of je bijna door een raam naar buiten kijkt. Bijzonder is bijvoorbeeld een werk van Axel Hütte, waarbij een foto in tweeën is geknipt, vervolgens gigantisch is opgeblazen en in twee lijsten is opgehangen. Hierdoor word je gedwongen de foto als twee aparte werken te bekijken.

De werken in de ‘Donkere kamer’ zijn heel donker, maar het is juist het licht in de foto’s dat ze zo bijzonder maakt. Het gevoel van de nacht wordt daardoor nog eens extra benadrukt. Foto’s van Alex Hütte en Andreas Gursky zijn heel warm, terwijl een wazig beeld van een auto van Thomas Ruff juist heel griezelig is. Een op het eerste gezicht wat detonerende foto van een dansavond voor ouderen in Barcelona van Craigie Horsfield geeft de lol, maar ook de loosheid van het nachtleven treffend weer.

Verhalende fotografie

Teresa Hubbard en Alexander Birchler – Eight, 2001

Een bijzondere plaats in de tentoonstelling nemen twee video’s van Teresa Hubbard en Alexander Birchler in. Eight uit 2001 wordt op groot scherm geprojecteerd en wordt in een loop afgespeeld, waardoor je niet precies weet waar het begin van het verhaal zit. Een meisje kijkt op een feestje door het raam naar buiten terwijl het regent, waarop de camera naar buiten gaat waar hij inzoomt op een verregend tuinfeest. Op een gegeven moment komt het meisje weer in beeld terwijl ze geconcentreerd in de stromende regen een stuk taart afsnijdt, waarop de camera zich weer naar binnen richt enzovoort. Iets minder voor de hand liggend is de nieuwe video van het duo House with Pool (2004) die, net als de foto’s van Sarah Jones in het tuinhuis, de suggestie wekt van een verhaal, terwijl dat verhaal in feite niet eenvoudig aan de kijker wordt prijsgegeven. Door hun alledaagse mystiek zijn deze werken daarom wel de spannendste van de tentoonstelling.

Op reis

In het pand naast Huis Marseille, waar normaal de KunstKamers zijn gevestigd, is speciaal voor deze jubileumtentoonstelling ook werk uit de collectie te zien. De bezoeker moet er even voor op pad (trapje af, vijf meter lopen, trapje op) en krijgt ter plekke documentaire (reis-)fotografie te zien. De meeste foto’s tonen jonge mensen en kinderen in vaak uitzichtloze situaties (armoede, kinderarbeid, een jeugdgevangenis in Siberië) maar ook zijn er beelden van spelende kinderen. De foto’s van Robert van der Hilst vallen echter een beetje uit de toon bij de andere vrij sobere foto’s. Ze hebben net een te hoog National Geographic-gehalte, ze zijn net iets te gelikt.

Niks schokkends

Naoya Hatakeyama – Blast #5707, 1995

Opvallend aan de geëxposeerde werken en het complete collectieoverzicht in de prachtige catalogus bij de tentoonstelling, is dat de collectie van Huis Marseille geen choquerende foto’s bevat. Dus geen foto’s van lijken van Andres Serrano of kitscherige homo-erotiek van Erwin Olaf of anderszins aanstootgevende foto’s. Eigenlijk is dat wel eens prettig. Terwijl het lijkt of andere musea het tegenwoordig moeten hebben van opzienbarende tentoonstellingen gaat Huis Marseille gewoon voor mooie en intrigerende foto’s die de kijker net zo hard aan het denken krijgen. De enige foto die enigszins in de richting van de stijl van Erwin Olaf gaat is An Inner Dialogue With Frida Kahlo van Yasumasa Morimura, die wel mooi past bij de foto The Doubting Of Sint Thomas, After Caravaggio van Vic Muniz, een in chocolade uitgevoerd schilderij. Helaas hangt het daar niet bij.

Om meer van de collectie te kunnen tonen wordt in de Kleine Zaal gedurende de expositieperiode twee keer gewisseld van exposant, zodat fotografen van wie meer werk aanwezig is vaker aan bod kunnen komen. Begonnen is met Naoya Hatakeyama, waarvan twee spectaculaire foto’s zijn te zien van ontploffend gesteente (naast vier heel gloedvolle nachtopnames van een rivier die door een betonnen bedding door een Japanse stad loopt). Op 18 oktober respectievelijk 15 november zal werk van Jaqueline Hassink en Anton Corbijn de ruimte vullen. De staf van dit charmante museum zorgt er zo voor dat Take Five! een goede doorsnede is van de collectie van Huis Marseille, een collectie die zeker de moeite van het bekijken waard is.

Muziek / Album

Twee voor de prijs van één

recensie: Nick Cave & The Bad Seeds – Abattoir Blues / The Lyre of Orpheus

Nick Cave pakt de laatste tijd flink uit. Een paar maanden geleden werden zijn video’s op dvd geperst, begin volgend jaar komt er een album met b-kantjes en rariteiten uit en nu is de dubbelplaat Abattoir Blues / The Lyre of Orpheus op de markt. De fans worden dus behoorlijk verwend, hoewel sommigen reeds vrezen dat al deze ‘vrijgevigheid’ duidt op een naderend einde van Caves muzikale carrière: stoppen op een hoogtepunt en nog even alles dat op de plank ligt aan de man brengen. Maar daarvoor zijn gelukkig geen serieuze aanwijzingen.

~

Abattoir Blues / The Lyre of Orpheus is een bijzondere dubbellaar. Cave heeft er niet voor niets voor gekozen beide schijfjes een eigen titel mee te geven. Abattoir Blues rockt duidelijk meer dan The Lyre of Orpheus, maar helemaal verschillende platen zijn het toch ook weer niet. Vooral opvallend zijn de gospelkoren die op beide schijfjes veelvuldig voorkomen. Cave, die altijd al zijn inspiratie vond in bijbelse en mythische teksten, verwijst ook op dit album weer veelvuldig naar het spirituele. Niet alleen met de gospelmuziek, maar ook, als vanouds, in de teksten. Zo opent het eerste nummer van Abattoir Blues met een “Get ready for love!” schreeuwende Nick Cave, waarop het gospelkoor invalt met een mooi-zoetig “Praise Him!”

Schoonmakers

Werkelijk loven doet Cave echter niet. Hoewel hij gelovig is, moet hij niets hebben van de geïnstitutionaliseerde God. Die afkeer spreekt onder meer uit zijn verwoording van het kerkelijk geloven: “Praise Him till you’ve forgotten what you’re praising Him for. Then praise Him a little bit more.” In O Children, het laatste nummer van The Lyre of Orpheus, waarschuwt hij zelfs tegen de gevaren van kerkelijk en sektarisch geloven. De evangelisten komen als ‘schoonmakers’ die pretenderen je te willen helpen, maar je onderwijl hersenspoelen. Zijn afkeer van geïnstitutionaliseerd geloven spreekt ook uit het vervolg van Get Ready For Love. De ik-figuur heeft de Heiland overal gezocht, maar nergens gevonden. Tot het moment dat hij op de bank zat te niksen, opkeek, en Zijn gezicht in de ogen van een vrouw zag. Caves God schuilt ondermeer in persoonlijk geluk.

Afscheid van Blixa

Ondanks het gospelkoor en de religieuze teksten zijn deze twee platen allerminst zoetsappige tussendoortjes. Cave wisselt, zeker op Abattoir Blues, stevige rock moeiteloos af met ingetogener werk. Niet de zanger achter zijn piano zoals we die kennen van ondermeer The Boatman’s Call; Cave speelt duidelijk samen met zijn band. Het ingetogene schuilt nu in een terughoudende gitaar, waar die vroeger nog al eens ongegeneerd scheurde. Dat de Bad Seeds nauw bij dit album betrokken zijn, blijkt ook uit de Fable of the Brown Ape. Dit prachtige lied verhaalt over ‘farmer Emmerich’, waarmee Cave verwijst naar Blixa Bargeld. Bargeld verbrak vorig jaar maart de twintig jaar durende samenwerking met Cave omdat hij te weinig ruimte zag voor zijn eigen ideeën. Hij koos ervoor uit de Bad Seeds te stappen en zijn energie in ondermeer het aloude project Einstürzende Neubauten te steken. De Fable of the Brown Ape is met het refrein “So long – Goodbye – Farewell” een mooi afscheid voor Blixa. Een welgemeend vaarwel op een prachtige dubbellaar, waarmee Cave bewijst nog niet te hoeven denken aan stoppen. Hij blijft zoeken naar nieuwe wegen, en weet ze op dit album goed te bewandelen met de prachtige gospelachtige koren en het afwisselend wildere en ingetogener spel.

Theater / Voorstelling

Bizarre ontmoetingen uit het leven

recensie: De man met vijf vingers (Hotel Modern)

Soms zie je een voorstelling waar je totaal door wordt verrast. En hoe je het ook probeert, de woorden vinden om het stuk te omschrijven is moeilijk. Dat geldt ook voor De man met de vijf vingers van theatergroep Hotel Modern. Het zit hem vooral in de kleine details. Vloeiend smeden de artistieke leiders beeldende kunst, objecttheater, toneel, muziek en film als gelijkwaardige componenten samen in een voorstelling.

~

Hotel Modern schept in het theater een universum waarin het stormachtig huwelijk tussen de dood en het leven wordt beleefd. Met behulp van camera’s, poppen en een componist vertelt de groep ware en verzonnen verhalen. Een zwarte revue: vrolijk, triest en wreed. Midden op toneel staat een groot scherm en aan de zijkant staan kartonnen maquettes. Het lijken onderdelen van een groot poppenhuis. Met een vingercamera kijken we binnen. En bizar genoeg blijken het stuk voor stuk doodsplekken te zijn. Zelfs een zonnige strand blijkt het toneel te zijn voor een morbide tafereel. Een badgast heeft te lang in de zon gelegen en is letterlijk verbrand. De overgang naar de verschillende plekken gaat via het stopcontact.

Hoorspel

~

Live spel, hoorspel en kijkdozen komen vloeiend samen in een ontmoeting tussen een dame en een eenhoorn. Het scherm op het toneel dient dit keer op een bijzondere manier als decor. Verschillende handelingen op het toneel worden tot uitvoering gebracht in een kartonnen maquette en krijgen een vervolg op het scherm. Wanneer de dame op het toneel haar jas ophangt aan het scherm valt het meteen op de grond, maar op het scherm blijft de jas op een kapstok hangen. Ieder geluid op het toneel komt uit de koker van de componist. Het openen van de deur, het aansteken van een kaars en de hakken van de dame op de vloer.

Een lach en een traan

Lachen en ontroering blijken bij Hotel Modern dichtbij elkaar te liggen. Ligt het publiek eerst nog onder de stoelen van het lachen om een dadaïstische voordracht over autotypes die eindigen op een A, momenten erna worden we ontroerd door het verhaal van een Joods gezin in de oorlog. Eén van de artistieke leidsters vertelt het verhaal van haar opa, geïllustreerd door bewegende maquettes en gekleide poppetjes. Wat opvalt is dat de er tijd wordt genomen voor de overgang van de verschillende stukken. Tijdens het opbouwen voor de set van het oorlogsverhaal kijkt het publiek toe hoe de karren met maquettes van achter het scherm naar voren werden gereden en worden opgezet.

Uit het leven

~

De verhalen zijn geïnspireerd om de dagelijkse gebeurtenissen in het nieuws en op straat. Hotel Modern slaagt erin een tragedie als de aanval op het WTC in Amerika op humoristische wijze weer te geven. Met behulp van kleipoppetjes en maquettes ziet het publiek op het scherm de gebeurtenissen in het vliegtuig en het gebouw op het moment van de ramp.

Bizarre fantasie

Een bizarre fantasie en het verlangen om verschillende kunstvormen te mengen, bindt de drie artistieke leiders. De bijzondere voorstellingen van Hotel Modern worden zowel in Nederland als in het buitenland gewaardeerd. In 2002 namen ze de Erik Vosprijs in ontvangst voor jonge theatermakers, en vorig jaar werden ze door ARTE gekozen als vertegenwoordiger van de Prix de Coppet voor jonge kunstenaars die zich onderscheiden in originaliteit en verscheidenheid.

De man met vijf vingers is nog tot 22 januari 2005 in de theaters te zien.

Muziek / Album

Hoge verwachtingen worden fataal

recensie: Solex – The Laughing Stock of Indie Rock

‘De sample-pop van Solex hoort al jaren tot het betere knip- en plakwerk’ en ‘Solex is het beste wat Nederlandse popmuziek in de laatste jaren heeft voortgebracht’ zijn naar open deurtjes riekende stellingen en kunnen de kritische blik deels verlammen, waardoor de recensent te snel in zijn handen klapt en Solex weer een positieve recensie in haar plakboek kan plakken. Nu is er de vierde langspeler van de Amsterdamse en opnieuw dreigt het loftuitingen te gaan regenen. Maar bij ondergetekende blijven de positieve woorden na de eerste luisterbeurt van The Laughing Stock of Indie Rock in de pen zitten. Dat het niet aan de opgedroogde inkt ligt, mag duidelijk zijn.

~

Van Liesbeth Esselink alias Solex is bekend dat ze uit de platenbakken van haar winkeltje de meest vage langspelers haalt om samples van te plukken en daarmee nummers maakt. Het is dit bekende Solex-recept dat bij de vierde plaat gaat vervelen. Ondanks het aantal typische Solex-nummers weet Esselink de boel enigszins op te fleuren met een paar van het bijna vaste stramien afwijkende nummers, waardoor The Laughing Stock of Indie Rock enigszins creatief te noemen is. De creativiteit zit zelfs in de titels van de nummers. Bijvoorbeeld het zevende nummer Fold Your Hands Child, You Walk Like an Egyptian waarin Belle & Sebastian wordt gecombineerd met The Bangles.

Diversiteit nekt

De drang naar inventiviteit maakt dat The Laughing Stock of Indie Rock zo divers is dat je niet weet wat Solex daadwerkelijk wil vertellen. Ze is er zelf ook nog niet uit. De opener, het fijne Yadda Yadda Yadda No. 1, trekt je in een bepaalde richting, terwijl die richting bij het volgende nummer alweer wordt verlaten. De ene keer is het samplepop wat de klok slaat, de andere keer is het Solex’ kijk op indie rock. De kroon wordt gespannen bij het laatste, tevens meest afwijkende nummer van de plaat, You’ve Got Me, waarin gitarist De Groot en Esselink tegen elkaar aan jammen.

Sterker vergelijkingsmateriaal

Naast de genoemde nummers krijgen ook My B-sides Rock Your World en Hot Diggitydog Run Run Run het stempel ‘goedgekeurd’. Maar ondanks deze hoogtepunten haalt de plaat nergens het niveau van toppers van weleer als One Louder Solex of Randy Costanza, waardoor The Laughing Stock of Indie Rock in zijn totaliteit meer blijft voortkabbelen en het niet echt kan boeien, zoals Solex vs. The Hitmeister en Pick Up dat wel konden. Jammer genoeg blijft de vierde van Solex qua inventiviteit en originaliteit achter bij de verwachtingen.