Theater / Voorstelling

Lofzang op dode moeders

recensie: Smoeder (Mugmetdegoudentand en Bellevue Lunchtheater)

.

~

Twee jaar geleden stierf de moeder van acteur Marcel Musters. Bevriend toneelschrijver Maria Goos stelde voor een voorstelling te maken over hun beider moeders, omdat die vrouwen zo’n enorm stempel hadden gedrukt op hun leven. Goos’ moeder was toen al zeventien jaar dood. Aan zoveel openheid was Musters op dat moment nog helemaal niet toe, hij was van die dood nog lang niet bekomen. Een jaar later had hij echter de onbedwingbare behoefte aldoor over zijn moeder te praten. Zo werd de basis gelegd voor deze voorstelling.

Kaarsje

~

Tussen stapels paperassen, glazen water en mobiele telefoons brandt een waxinelichtje. Een wat misplaatst teken van knusheid temidden van al die rommel op het tafeltje dat het decor vormt. Maar dat kaarsje brandt ook helemaal niet voor de gezelligheid. Maria Goos heeft het ding aangestoken om de sterfdag van haar moeder te gedenken, zo blijkt na verloop van tijd.

Kwetsbaarheid

Smoeder is geen gewoon toneelstuk met een strak omlijnde tekst en twee acteurs die hun personages spelen. Integendeel. Marcel Musters en Maria Goos zetten zichzelf neer, twee mensen die in het theater hun eigen verhaal vertellen. Daarin slaagt rasacteur Musters beter dan Goos. In al zijn onhandige kwetsbaarheid zet Musters zowel de zoon die hij zelf is als het typetje van zijn kettingrokende moeder sterk neer, plus dat van zijn stoere, ruige vader.

Goos is geen toneelspeler, maar Neerlands meest geprezen toneelschrijver. Acteren gaat haar minder makkelijk af, al kan ze wel aardig vertellen. Omdat deze voorstelling zo extreem persoonlijk is, kun je daaraan als toeschouwer geen waardeoordeel verbinden: je wilt het verhaal horen of niet.

Ave Maria

~

Om beurten vertellen ze over hun moeder. Musters brengt daartoe een bandopname mee van zijn Brabantse tantes, de zusters van zijn moeder. Die zingen het oer-katholieke Ave Maria. Onbedoelde ‘side-kick’: tijdens de première van deze voorstelling zong een aantal oudere Brabanders in het publiek het lied spontaan mee, tot hilariteit van de acteurs. Musters komt uit een gezin met vier zoons, ‘de vier musketiers’. Zijn vader was ‘de zingende barkeeper’ vertelt hij, die werkte van Antwerpen tot Amsterdam. Vader voerde tot diep in de nacht zware gesprekken, terwijl hij zijn lever naar god hielp met behulp van grote doses sterke drank. Vader Musters stierf op zijn 49e. Maria Goos is het late nakomertje in een gezin van drie kinderen. Haar vader stierf toen ze elf was.

Accent

Musters schetst zijn moeder: de ene arm over de borst gekruist, terwijl de andere hand de onderlip dubbelvouwt. Die houding, gecombineerd met een zwaar Tilburgs accent, neemt Musters aan als hij zijn moeder speelt. Goos’ moeder zat altijd wijdbeens, de ellebogen op de knieën: “Niet te veel willen, niet te veel verwachten, want dan kan het alleen maar tegenvallen.” Goos zet er het dialect van Breda tegenaan en speelt zo haar moeder. Het al te bescheiden motto luidt: “Bij ons lukt nooit niks.”

Persoonlijk

Herkenbaar in hun verhalen zijn anekdotes en irritaties: waarom is je moeder onvervreemdbaar je moeder? Waarom is ze lief, maar soms ook een loden last? Daarover gaat deze komische maar vooral zeer persoonlijke voorstelling. Die in de slotfase zowaar de waterlanders opwekt, als Marcel Musters zegt dat hij zo veel van zijn moeder hield.

Smoeder is een lunchvoorstelling, alleen te zien in Bellevue in Amsterdam tot en met 24 oktober 2004.

Kunst / Expo binnenland

Expressie tot in het precieze

recensie: Overzichtstentoonstelling Hans Hartung

De in Frankrijk wonende Duitse kunstenaar Hans Hartung (1904-1989) was een van de Europese vertegenwoordigers van het Abstract Expressionisme in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Dit jaar is zijn honderdste geboortejaar, wat voor het Haags Gemeentemuseum reden was om een expositie van deze bijzondere schilder te organiseren.

T1958-3

Het Abstract Expressionisme was voornamelijk een Amerikaanse stroming, met action painters Jackson Pollock en Willem de Kooning als twee van de beroemdste exponenten. Ook in België, Denemarken en Nederland werd er vlak na de Tweede Wereldoorlog driftig op los geëxperimenteerd, met name door de Cobra-groep van onder andere Karel Appel en Asger Jorn. In de rest van Europa werd verder niet echt gezocht naar innovatie in de schilderkunst. In Frankrijk waren het de kunstenaars die onder de noemer Abstraction Lyrique bezig waren met vernieuwing. Hans Hartung was een van de belangrijkste kunstenaars van deze stroming die in haar schilderijen probeerde om zo direct mogelijk uitdrukking te geven aan gevoelens.

Voorschetsen

Het hoofdthema van de tentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum is wat dat aangaat eigenlijk heel vreemd. De kunstenaars van de Abstraction Lyrique wilden zich zo direct mogelijk uitdrukken. Uit de restanten van zijn atelier blijkt echter dat Hans Hartung juist van al zijn schilderijen voorschetsten maakte. Op de tentoonstelling zijn hier meerdere voorbeelden van te zien. Hartungs schilderijen hangen samen met vrijwel identieke voorschetsen. Van sommige voorschetsen zijn zelfs meerdere uiteindelijke versies op doek gemaakt. ‘Hoogtepunt’ van deze ontdekking zijn een aantal onvoltooide schilderijen met de getekende omtrekslijnen van de vormen die op de schetsen te vinden zijn. De papieren schetsen van Hartung zijn wel expressief en direct neergezet, maar bij de schilderijen is de kunstenaar kennelijk uitermate precies te werk gegaan.

Vroege abstracte expressie

T1962-E34

Er is bij Hartung geen sprake geweest van een lange weg naar abstractie toe, zoals bij Kandinsky of Mondriaan. In de jaren dertig schilderde Hartung al abstracte en expressieve schilderijen, die qua vormentaal wat aan Paul Klee en Miró doen denken. Hartung was hiermee een zeer vroege voorloper van de abstract expressionistische stijlen. Al bij deze vroege werken maakte hij gebruik van schetsen. Toch zijn deze en ook latere schilderijen niet vrij van expressie. Hoewel de schilderijen gekopieerd zijn van de schetsen, zijn ze niet altijd precies nagemaakt: er zijn elementen weggelaten, toegevoegd of veranderd. In de penseelvoering is Hartung niet precies geweest, waardoor de vormen nog wel een zekere spontaniteit hebben.

Tweede Wereldoorlog

Een andere openbaring is dat het werk van Hartung puur om de kunst draait. Terwijl het Abstract Expressionisme om emoties draait, zijn er volgens de museumteksten in de werken geen politieke of persoonlijke statements terug te vinden. Dit ondanks dat Hartung in de Tweede Wereldoorlog had gevochten en daarbij zelfs een been was verloren. Toch is het maar de vraag of er daadwerkelijk geen enkele expressie is terug te vinden. Een aantal naoorlogse schilderijen, zoals T1946-22 en T1946-23 (Hartung gebruikte een code om zijn werk te benoemen), is beslist donkerder, depressiever en chaotischer dan het vooroorlogse werk.

Expressie en licht

T1974-R1

Pas in de jaren zestig gaat Hartung direct op doek werken. Deze verandering komt deels door nieuwe materialen, zoals acrylverf, en instrumenten die hij gebruikte om in de verf te krassen, zoals harken en wissers, waardoor heel beweeglijke schilderijen ontstonden. Door bijzonder gebruik van donkere en lichte kleuren lijken de schilderijen licht uit te stralen. Deze techniek blijft Hartung gebruiken tot de jaren zeventig. In deze periode gaat hij werken met egalere achtergronden, wat het werk niet ten goede komt: het wordt er erg vlak van. In de jaren tachtig keert Hartung terug naar zijn bijzondere kleurstellingen, waarmee hij tot aan zijn dood in 1989 schilderijen maakte.

Hartung de architect

Naast de tentoonstelling van de schilderijen is een kleine expositie te vinden over drie huizen die Hartung voor zichzelf heeft ontworpen. Opmerkelijk hieraan is de stijl, die heel erg op die van de Bauhaus-architecten lijkt: functioneel en minimalistisch met allemaal rechte lijnen. Inspiratie kwam van de architectuur van Spaanse boerderijen. In deze tentoonstelling leren we ook meer over de schilderijen van Hartung, bijvoorbeeld dat hij ze altijd omdraaide in zijn atelier en nooit in huis ophing, omdat hij ze dan wilde verbeteren. Verder is er een compleet onverstaanbare en niet ondertitelde video te zien, waarin een medewerker van Hartung vertelt over de totstandkoming van het laatste huis.

Nieuw inzicht

Het Gemeentemuseum biedt een zeer complete en nog vrij grote overzichtstentoonstelling van het werk van Hartung. Het enige dat jammer is, is dat uit de belangrijkste periode, eind jaren veertig-begin jaren vijftig, verhoudingsgewijs niet zo veel werk te zien is. Er lijkt meer werk te zijn uit de jaren zestig tot 1989, terwijl dit minder interessant is. Het architectuurgedeelte hangt er wat verloren bij. De insteek van schetsen en uiteindelijk werk is wel heel interessant en maakt dat deze tentoonstelling de bezoeker nieuw inzicht geeft in deze bijzondere kunstenaar.

Muziek / Concert

Muziek zoals muziek bedoeld is

recensie: Motorpsycho Presents: The International Tussler Society

De Noorse band Motorpsycho kan al jaren bogen op een uitstekende reputatie. Uitstekende albums volgen elkaar op en live zijn de Noren een ware sensatie. De diversiteit die de band op haar albums tentoonspreidt, hebben een verder vervolg gekregen. Met een paar bevriende muzikanten presenteert Motorpsycho The International Tussler Society waarmee ze muziek spelen die ze zelf graag horen. Country & western en folk. Zeg maar cowboymuziek.

~

Onder de titel Motorpsycho Presents: the International Tussler Society brachten de heren onlangs de tweede Tussler-plaat uit en natuurlijk doen ze wat ze het liefste doen: spelen. Vrijdag 8 oktober deden ze dat in een volgepakt Vera Groningen. Want Groningen houdt van de sympathieke Noren. En zij van ons.

Enthousiast

~

Gezien de albums van de Tussler Society viel het gehalte aan folk en country eigenlijk nogal mee. Veelal ontaardden nummers in lange uitgesponnen stukken die eerder aan southern rock – a la Lynyrd Skynyrd – deden denken dan aan echte westernmuziek. Het instrumentarium bestond uit banjo’s, een lapsteel, twee drums, gitaren en een contrabas. De heren hadden er overduidelijk zin in: er werd gegrapt over softdrugs en drankgebruik. Ieder bandlid kondigde wel een keer een nummer aan of hield een kort praatje met het publiek. Er werd een keer kort gepauzeerd maar er werd vooral erg lang gespeeld: ondanks dat het optreden stipt om tien uur begon, werden de vroege uurtjes gehaald.

Blanke pit

Alle liedjes handelen – naar eigen zeggen – over drank. De Tusslers brengen op geheel eigen wijze een prachtige ode aan westernmuziek en haar thema’s; naast drank het outlawbestaan, de mooie dames en de road. Het is deze identificatie die voorop staat en het hart vormt van het gezelschap. De Tussler Society bracht vrijdag een mix van eigen liedjes en covers. Nummers van de Allman Brothers en The Grateful Dead werden met veel respect eigen gemaakt. Ze mogen het doen omdat alle nummers met evenveel liefde en enthousiasme behandelen worden. Exemplarisch hierbij was de drummer die naar voren komt, een gitaar omhangt en zegt dat dit de eerste keer wordt dat hij gaat zingen, behalve dan onder de douche. De wars van arrogantie is prachtig: “This is one of the best songs I know” – niks geen absoluta, het gevoel staat voorop.

Vanuit het hart

Het publiek pikte de vibe perfect op, er werd gedanst en geheupwiegd en bovenal geluisterd. De zaal liep naar verloop van tijd wel een weinig leeg maar dat zal wel aan de laatste treinen gelegen hebben. Veruit het grootste deel van het publiek heeft het concert helemaal uitgezeten en kon niet anders concluderen dat dit een heerlijke avond muziek was. Muziek vanuit het hart, zoals het bedoeld is.

Film / Achtergrond
special: Hyperrealisme in hedendaagse films

Jezus in Hollywood

Recente Hollywoodfilms als Troy, The Passion of the Christ en The Matrix brengen grote historische en filosofische thema’s aan de man in de vorm van megaproducties, met behulp van de nieuwste digitale technologieën. Wat is nu de waarde van dergelijke ‘realistische’ vertellingen? Een essay over het verschil tussen ‘homerisch realisme’ en ‘bijbels realisme’ en realisme, oppervlakkigheid en diepzinnigheid in de hedendaagse film.

La mala educación

Erich Auerbach maakt in zijn standaardwerk Mimesis: de weergave van de werkelijkheid in de westerse literatuur (1946) een onderscheid tussen twee soorten realisme: homerisch en bijbels. Hij gebruikt dit onderscheid als grondschema voor zijn verkenningen over realisme in de westerse literatuur. Kort samengevat redeneert Auerbach als volgt. De homerische vertellingen kenmerken zich door eenduidigheid van gebeurtenissen en karakters, die tezamen een ‘a-historische’ werkelijkheid vormen. Hierin is geen plaats voor psychologische diepte of een historische ontwikkeling van identiteiten. Op het niveau van de representatie komt dit tot uiting in gelijkmatige en gedetailleerde, ‘letterlijke’ beschrijvingen, waarin alles even dichtbij staat. Auerbach noemt dit ‘gelijkmatige belichting’: er bestaat geen hiërarchie in betekenis of belang van mensen of dingen; alles wordt naar de voorgrond gebracht en dus gelijkmatig belicht. Daarbij worden gebeurtenissen zonder hiaten aan elkaar geregen. Deze oppervlakkigheid is bovendien een eigenschap van de (materialistische) karakters zelf: ‘Ze zijn geheel doortrokken van de vreugde in het zintuiglijke bestaan, hun hoogste streven is het om ons dat te doen beseffen.’

Hiaten in de Bijbel

Troy

Het laat zich nu raden: het bijbelse realisme is in alles het tegenovergestelde hiervan. In plaats van zintuiglijkheid draait het in de Bijbel om betekenis. Bijbelse verhalen vragen om een actieve interpretatie van de lezer; de meerduidigheid van haar verhalen wordt in de hand gewerkt door de suggestieve werking van het onuitgesprokene, van verborgen motieven. De lezer mag zijn eigen geweten laten spreken. Licht en donker wisselen elkaar af, details worden overgeslagen of zijn van minder belang voor ‘de moraal van het verhaal’. De verhalen vertonen dan ook hiaten, die echter geen afbreuk doen aan de uiteindelijke betekenis(sen), maar veeleer juist de ruimte daaraan geven.

Hollywood = homerisch

Slecht nieuws dus voor diegenen die in de homerische helden, en in het bijzonder in Odysseus, de eerste waarlijk moderne, gekwelde, diepzinnige individuen zien. Maar vanwaar deze uitwijding? Het gaat hier tenslotte over film – en wanneer we onze gedachten kortsluiten, dan kan de conclusie alvast luiden: Hollywood = homerisch, arthouse = bijbels. Laat ik duidelijk zijn: zo is het. Maar er zijn nuances.

Glimmende lijven

Wanneer we, uitgaande van dit grondschema, enkele hedendaagse films de revue laten passeren, schiet Troy als eerste te binnen. Zelfs wie deze film niet gezien heeft, kan zich een voorstelling maken van dit gelukkige huwelijk tussen homerische verteltechnieken en Hollywoodmentaliteit. Blikkerende wapenen, van de olijfolie glimmende lijven, hardop uitgesproken (zo niet geschreeuwde) quasi-diepzinnigheden: Troy is één onophoudelijke stroom van dergelijke details, één en al ‘voorgrond’ of oppervlakkigheid. Ironisch genoeg zou je dus kunnen zeggen dat Troy trouw blijft aan Homerus en aan de historische werkelijkheid van zijn karakters! Op deze vermeende historische waarheidsaanspraak heeft Auerbach gelukkig een kritisch antwoord: de Hollywood-versie volgt hierin slechts het procédé van de homerische vertelling, die niet zozeer uit is op feitelijke ‘waarheid’, maar op een waarheidseffect. Een effect dat precies bewerkstelligd wordt door de overdaad aan details en indrukken. De daadwerkelijke ironie schuilt hier in het gebruik van digitale technologie. Een mogelijke verdienste hiervan is immers dat beelden realistischer gemaakt kunnen worden, maar in het geval van Troy dragen visuele effecten niet bij aan ‘waarheid’, maar aan een waarheidseffect.

Liters bloed

The Passion of the Christ

Misschien valt er meer te verwachten van een andere recente historische film, en wel één met bijbelse pretenties: The Passion of the Christ. Reeds vóór de première laaiden hierover discussies op, die geen misverstand laten bestaan over de plaats die deze film inneemt in Auerbachs schema. Mel Gibson mag Jezus dan wel zachtjes in het Aramees zijn wijsheden laten prevelen, en hem bovenal laten zwijgen – daarbuiten is de film vooral een oefening in eenduidigheid en zintuiglijkheid, inclusief historische controverse (‘de Joden hebben het gedaan!’). Vanwege de eenduidige focus op ‘vlees’ zou de stijl van de film zelfs pornografisch genoemd kunnen worden. Deze focus wordt nog van de nodige glans voorzien door digitale effecten. Het is dat de beste man maar vijf liter bloed te vergieten had (die dan ook uiterst zorgvuldig over de meer dan twee uur durende film zijn uitgesmeerd), anders waren we op nog veel meer getrakteerd. Geen moment van Jezus’ martelgang wordt ons bespaard; een kras staaltje van wat Auerbach een ‘vertelling zonder lacunes’ noemt, een karakterisering die hij juist niet voor kenmerkend acht voor bijbelse verhalen (en inderdaad: in de Bijbel zelf bestaan verschillende lezingen van het kruisigingsverhaal). The Passion of the Christ laat niets te duiden over, en doet hiermee onrecht aan de kracht van de Bijbel. Psychoanalytici mogen dan wel beweren dat hoogtevrees (lees in deze context: ‘dieptevrees’, of ‘oppervlakkigheid’) in feite een heimelijk verlangen om te springen uitdrukt, maar de filmexegeet die in Gibsons werk een verborgen diepte kan ontdekken, moet van goeden huize komen.

Hyperrealisme

The Matrix Reloaded

De verleiding is groot hieruit te concluderen dat filmmakers en publiek tegenwoordig slechts uit zijn op zinnenprikkeling, en zich wentelen in oppervlakkigheid. De banale conclusie moet inderdaad luiden dat dit opgaat voor deze en andere Hollywoodproducties. Kort noem ik hier nog de Matrix-trilogie: films die bulken van de filosofische thema’s, maar waarin elke diepgang teniet gedaan wordt door het homerische realisme. Schijnwerelden, allerhande dilemma’s, en zelfs een God-figuur worden hierin ‘letterlijk’ afgebeeld met behulp van het nieuwste op het gebied van digitale technologie. De term hyperrealisme is hier op zijn plaats.

Simpele vertellingen

Om toch vrolijk, maar even banaal te eindigen, wijs ik je nog op enkele recente ‘bijbelse’ arthouse-films. Zo is 21 Grams, met haar ‘springerige’ (Auerbach) vertelstructuur, een perfect voorbeeld van bijbels realisme. De duisterheid, het zwijgen, en de onuitgesproken zaken staan hier in dienst van de wezenlijk ethische (zo men wil: morele) thema’s van de film, die daarover geen definitief uitsluitsel wil geven. Merk hierbij op dat de kerk zelf ook grote rol speelt in het verhaal (wat doet denken aan Almodóvars nieuwste, La mala educación, waarvoor dezelfde opmerkingen gelden). Maar het kan ook andersom. Films als The Virgin Suicides en Schulze gets the blues kenmerken zich door een hoge mate van homerisch realisme, zonder echter oppervlakkig te zijn. Het zijn gedetailleerde en relatief ‘simpele’ vertellingen, die desondanks uitdrukking geven aan een zekere ‘leegte’. Het gevoel van onbehagen in de reële, zintuiglijke wereld wordt er door de regisseurs niet dik bovenop gelegd, maar voltrekt zich vooral in de kijker zelf. In die zin zijn deze films veel bijbelser dan The Passion of the Christ. Laat Hollywood zich dus liever beperken tot het verfilmen van Homerus, en laat het reflecteren op de oppervlak van de werkelijkheid over aan filmers als Inárritu en Sofia Coppola.

Muziek / Album

De oude tovenaar doet het weer

recensie: Tom Waits - Real Gone

De verwachtingen waren torenhoog gespannen. Na het absolute meesterwerk Mule Variations uit 1999 en de twee projectalbums Blood Money en Alice (2002) ligt de nieuwe Tom Waits in de winkel. Real Gone is de naam. De man die de inspiratie voor de eerste helft van zijn creatieve leven uit de whiskyfles haalde, heeft sinds elf albums een andere muze: vrouw Kathleen Brennan die alle nummers op Real Gone medeschreef en -componeerde. Maar verwacht geen Paul McCartney-achtige softe gezinspop. Waits lijkt steeds verder door te slaan naar minder ritme, minder structuur en meer georganiseerde chaos. Waar het familieleven al niet goed voor is.

~

Aanzetten hiertoe waren al duidelijke te horen op Mule Variations maar zijn op deze plaat veel verder doorgevoerd. Waits heeft eens gezegd dat slechte muziek goed kan klinken als het van ver door je keukenraam naar binnen waait. Dan blijft de essentie over en daar is waar het om gaat. Dat is zo ongeveer wat Waits’ onderneming lijkt te zijn. Dat wil zeggen; in plaats van door een keukenraam laat Waits zijn muziek veeleer zich een weg banen door een paar lagen modder en drek om dan aan de oppervlakte te komen. Regelmatig heb ik mijn speakers gecontroleerd of ze niet ontploft waren.

Familieman

Waits is op twee manieren een familieman. Nu geheelonthouder en toegewijd echtgenoot en vader heeft hij zo ongeveer zijn voltallige kroost de kans gegeven om hun talenten te ontplooien op Real Gone. Naast vrouw Kathleen mag zoon Casey Waits mag zich uitleven op de draaitafels. Verder krijgen offspring Sullivan en Kellesimone credits in de production crew. Als vader heb je toch verantwoordelijkheden, zal Waits wel gedacht hebben. Interessanter is dat Waits op een heel ander terrein een familieman is: hij is vader van een hele school aan muzikanten die schatplichtig zijn aan de goeroe. Om er een paar te noemen: Sparklehorse, PJ Harvey, Thelonious Monster en Mark Lanegan hebben òf gewerkt met Waits òf zijn door hem verklaard beïnvloed. Ook hier in de lage landen waart de geest van Waits door bij artiesten als André Manuel, De Kift en Stuurbaard Bakkebaard. Zeg over zo een icoon uit de muziekgeschiedenis maar eens iets lelijks.

What’s he building in there

Gelukkig hoeft dat ook niet. Waits is niet iemand die zichzelf herhaalt en dat vermijdt hij dan ook op Real Gone. Hij zet de ‘aardse’ tendens van Mule Variations verder door; minder gemakkelijk in het gehoor liggende liedjes. Geen enkele piano, maar meer elementaire blues geënt op de dadaïstische klanken van Captain Beefheart, gecombineerd met modderige ritmes. Waits heeft zijn badkamer omgebouwd tot een stem-opnameruimte (“what’s he building in there?” zal de familie wel gedacht hebben) waar hij met een viersporenrecorder een belangrijk deel van het album voorzag van een ritmesectie door te human beatboxen. In een afgedankt schoolgebouwtje heeft hij de plaat verder opgenomen met medewerking van onder andere beroepsfreak Les Claypool (Primus) en Brain (ex-Guns ’n Roses).

Meer draaibeurten

Het levert een in eerste instantie “zware” plaat op die een paar luisterbeurten nodig heeft ter gewenning. Wanneer we voor het eerst door Real Gone skippen is het een beetje beangstigend. Geen mooie liedjes. Geen identificatie. Alleen maar gekte en “herrie”. Maar we hebben hier niet met de eerste de beste gek te maken – er moèt toch meer achter zitten? De opener Top of the Hill zet de toon meteen: human beatboxing, Waits’ vervormde stem en waanzinnige gitaargepriegel. Hoist That Rag is een bombastisch nummer met een potten-en-pannenpercussie zoals we dat van de oude tovenaar gewend zijn. Maar wat een modderdicht geluid komt er uit de boxen. Dan komt er het eerste “melodieuze”, tien minuten durende nummer Sins of the Father, wat eigenlijk alleen maar melodieus klinkt in de context van de eerste twee nummers. Real Gone kent een vergelijkbare ervaring als Beefhearts Trout Mask Replica – alleen door de hele plaat uit te zitten, raken de zintuigen gewend aan het geluid en horen we de schoonheid van de nummers.

Karikaturen

Ook tekstueel is Waits weer goed op dreef. Ongeëvenaard bezweert hij “Don’t go into the barn, yea”. De dood is een belangrijk thema: in het beklemmende en raadselachtige How’s It Gonna End over een afscheidsbrief, een dode, een zoektocht en Waits wil hetzelfde weten als ieder ander: “And I want to know / the same thing / Everyone wants to now / how it’s going to end.” Het nummer eindigt met “As the credits start to roll” en niet toevallig zou het nummer zo op een filmsoundtrack kunnen staan. De teksten blijven raadselachtig en open voor interpretatie zoals op het ‘oudere’ Waitsnummer Circus waarop hij op samenzweerderige toon – een beetje als wijlen William Burroughs, die niet toevallig met Waits samenwerkte op The Black Rider – verhaalt over karikaturen als Horse Face Ethel, Yodeling Elaine en Funeral Wells. Als klapstuk worden we in het laatste nummer Day After Tomorrow – een universeel oorlogslied – ook nog ontroerd met een verassende rechttoe-rechtaan voordracht over een soldaat ergens ver weg die een brief naar huis schrijft, begeleid door een Leonard Cohen-achtig gitaarloopje: “I am not fighting for justice / I am not fighting for freedom / I am fighting for my life / and another day in the world here”.

Ontroering

Dit alles maakt dat Real Gone na enige scepsis fier overeind blijft staan. Waits refereert naar zijn eigen oeuvre zonder er klakkeloos uit te putten. Hij blijft zichzelf vernieuwen, maar blijft daarbij onmiskenbaar zichzelf.

Muziek / Achtergrond
special:

Sparta in de oase van de Melkweg

Donderdag 7 oktober gaf Sparta zijn enige Nederlandse concert in de Melkweg. Jammer dat er niet meer optredens gepland stonden, want Nederland heeft een goed oor voor de emocore zoals Sparta die maakt. Dat is zeker te merken aan de hoeveelheid zielsverwante bandjes die er door het hele land rondlopen. De verzorging van een geschikt voorprogramma was dan ook een fluitje van een cent: Oil vervulde deze rol zeer prima. Qua sound dezelfde gevoelige snaar raken bij het publiek zoals Sparta dat doet, maar wat betreft niveau veilig onder het hoofdprogramma zitten. Sparta zelf deed het als hoofdact ook heel prima en gaf de fans precies dat waarvoor ze gekomen waren: een gepassioneerde en dramatische (over-)dosis aan emotionele indierock. 8WEEKLY was erbij en sprak met Sparta-gitarist Paul Hinojos over politiek bewustzijn en dat alomtegenwoordige zwaantje…

~

De meest treffende omschrijving van hun muziek is eenvoudig: Sparta lijkt op At the Drive-In. De formule is simpel: scheid in At the Drive-In Jim Ward (zang), Paul Hinojos en Tony Haijar (Drums) van Cedric Bixler en Omar Rodriguez. Voeg aan de eerste drie namen nog Matt Miller (Bas) toe en voila, daar is Sparta! Waar Bixler en Rodriguez de wat experimentelere kant uit zijn gezwaaid met The Mars Volta, is Sparta aan de emotionele kant van de rock blijven zitten. Het klinkt allemaal net iets minder krachtig dan At the Drive-In, maar gelukkig heeft de indrukwekkende moederband genoeg krediet bij haar fans opgebouwd om met Sparta te blijven boeien, ook al is het verre van fris en verrassend.

Bijzondere rock

~

Als het aan de fans ligt, kan Sparta’s muziek echter niet zo makkelijk omschreven worden. “Sparta maakt, tsja… bijzondere rock,” volgens een bezoeker. De Melkweg heeft minder moeite met het vinden van een geschikt hokje: “Een soort emosound die af en toe helemaal uitwaaiert richting Coldplay en Radiohead,” meldt de flyer. Geen van beiden hebben het bij het rechte eind. De rock van Sparta is echt niet zo bijzonder, maar juist heel herkenbaar: de duidelijke jaren ’90-invloeden voelen heel vertrouwd aan. Ook is het nogal gemakkelijk om meteen Coldplay en Radiohead erbij te sleuren om ‘emo’ te beschrijven, ongeacht hoe het werkelijk klinkt. Geen van beide genoemde bands komt ook maar in de buurt van het geluid van Sparta.

De zwaan

Tijdens het optreden zal het nieuwste album Porcelain worden gepresenteerd aan het Nederlandse publiek. Als we op 8WEEKLY even terugbladeren naar afgelopen september, lezen we in de albumrecensie dat dit album niet de overtuigingskracht heeft zoals het debuut van de heren, Wiretap Scars. Maar hoe zit dat bij het optreden? Gezien het grote aantal mensen dat er op af is gekomen (de grote zaal was goed gevuld), waar ze allemaal vandaan kwamen (Maastricht, Sneek en zelfs Antwerpen) en hoe vroeg ze al voor de deur stonden (de eersten twee uur voor aanvang), zou je zeggen van wel. Aan goede fans dus geen gebrek. Stoere meisjes en jongens met mooie, zachte trekken hier bij Sparta. Sommigen dragen T-shirts met een zwaan er op, dezelfde zwaan die op de hoes van Porcelain te zien is. En die op de site alomtegenwoordig is, opgeleukt met witte veertjes en ijstinten. Vanwaar deze zwaan-thematiek? Hinojos: “Wel, onze zanger Jim hoorde eens een mooi sprookje over een koning die een rode zwaan als geschenk aan een andere koning gaf. Toen heeft hij een bevriende kunstenaar benaderd om het hoesontwerp te maken. Het verhaal over de koningen heeft verder niets te maken met de muziek. Wel de symboliek die zowel van de zwaan uit gaat, als van de titel van het album, porselein. Het drukt zowel kwetsbaarheid als schoonheid en duurzaamheid uit. Je kunt het zien als een symbool van de dualiteit en de vele facetten van onze muziek.”

Politiek bewustzijn

~

Sfeervolle, gefacetteerde muziek maken is niet het enige doel van Sparta. Ook zijn ze bezig hun Amerikaanse publiek een politiek bewustzijn bij te brengen, zodat zij hen kunnen bewegen zich te laten registreren om te kunnen stemmen bij de verkiezingen in november. Tijdens de shows in Texas is een actie gaande: als de bezoeker kan aangeven dat hij zich heeft laten registreren om te stemmen, ontvangt hij een gesigneerde Sparta-poster en maakt kans op een meet & greet met de band. Hinojos: “Ook tijdens de shows willen we dat bewustzijn oproepen bij de jeugd. In de praatjes tussen de nummers door benadrukken we hoe belangrijk het is om je in te schrijven en te stemmen. Weet je, tijdens de tour door andere delen van de wereld let ik er altijd op hoe buitenlanders tegen ons Amerikanen aankijken. Soms heb ik wel eens het gevoel dat mensen mij afkeuren omdat ik uit Amerika kom. Maar de meeste Amerikanen die ik ken keuren het regime van Bush net zo hard af als ik. Een oorlog beginnen in een ander land, dat is gewoon crimineel!”
En de teksten, zit daar ook een politieke boodschap in? Hinojos: “Nee, die gaan voornamelijk over persoonlijke dingen die belangrijk voor ons zijn, zoals hoe het is om op te groeien in El Paso, vlakbij de controversiële grens tussen Mexico en Texas.” Zouden de heren het gevoel hebben zich te moeten verdedigen tegen hun afkomst uit Dubya county, hetzelfde district van de dubieuze president? We zullen het niet weten, want het is inmiddels tijd geworden voor het podium.

Oil

De sfeer in de zaal is ontspannen en harmonieus. Langzaamaan ziet het publiek dat niet de DJ, maar een band op het podium de muziek aan het spelen is. Een reus van een voorman van het Rotterdamse Oil gooit zijn ziel en zaligheid over het publiek uit met een lichtelijk arrogante air van vanzelfsprekendheid. Veel gitaren bij Oil: ze bieden het publiek een ondoordringbaar gitaarmassief, dat op zichzelf een beetje saai klinkt, ware het niet dat het geheel opgehangen is aan het stralende middelpunt van de band: de drummer. Die klinkt strak en de nummers gaan naadloos in elkaar over, waardoor het publiek nauwelijks de kans krijgt zijn waardering te laten blijken.

Oase

Spartatijd. Ze lijken indrukwekkender te klinken dan op het album. Dat zou kunnen komen door echo’s op de gitaar en de zang, wat het geheel allemaal wat driedimensionaler maakt. Het lijkt alsof schreeuwen voor zanger Jim de meest natuurlijke vorm van zingen is: zijn gezicht vertrekt geen enkele spier en meer dan de helft van elk liedje wordt op deze manier ingezongen. Dat gaat op den duur een beetje onoprecht overkomen. Er zijn weinig rustpunten om al de emoties even te laten bezinken. Maar het publiek blijft enthousiast wegzwijmelen bij de gitaarlandschappen, soms zo wollig dat ze om je heen zitten als een grote trui. Dit is ware postpuberale romantiek! Paul trekt zich niks aan van zijn zere rug, eerder vandaag opgelopen bij de verhuizing van een vriend. Hij is de grootste uitslover vanavond.

Een stukje entertainment voor de band zelf kwam nog uit het publiek: dankzij een positief denkende stage-diver en een bescheiden pit bij de laatste twee nummers had de band zelf een heerlijke avond, hier in de Amsterdamse Melkweg. Jim Ward put zich uit in bewonderende complimentjes voor zijn publiek: “Alles is geweldig en iedereen danst en oh, wat fijn is het hier! Een ware oase in het midden van de Europese woestijn.” Tsja, dat is nu Nederlands publiek.

Theater / Voorstelling

Wonderlijke les in levenskunst

recensie: Mondo Leone II (Leon Giesen)

Wat maakt het leven de moeite waard? Eten, drinken, seks en humor misschien? Helden? De hemel? Mondo Leone II is een wonderlijke les in levenskunst. In anderhalf uur tijd word je ontroerd, verbaasd, aan het lachen gemaakt en aan het denken gezet. De maker van de voorstelling, Leon Giesen, is muzikant – hij was bassist van Toontje Lager- en veelbekroond filmmaker. In deze bijzondere productie laat hij zijn twee talenten samen spelen.

~

“Soms word ik er duizelig van,” bekent een gedreven Italiaanse kok nadat hij voor Giesens camera een familierecept heeft verklapt. “Als ik denk aan alles wat je kan maken van al die verschillende ingrediënten. Maar als ik samen met mijn moeder, van wie ik leerde koken, in de keuken bezig was, leek het eigenlijk allemaal heel gewoon.” Hoewel de thema’s van de serie korte films waaruit de voorstelling bestaat veelal groots en veelomvattend zijn – leven, dood, en geboorte bijvoorbeeld – zijn de getoonde onderwerpen bedrieglijk eenvoudig. Stenen in het zand, een straatartieste, een eitje pellen, leren duiken, en het maken van ravioli. Maar Giesen is een vaardig en heel poëtisch filmer. Stenen in het zand laten zich lezen als boodschappen van liefde in de woestijn. De in zichzelf gekeerde straatartieste straalt van sensualiteit. Het pellen van een eitje kan een gedenkwaardige gebeurtenis worden. Het jongetje dat leert duiken toont je alle menselijke worstelingen en twijfels, en herinneringen blijken goud waard. Mochten er toch grootse en wereldse zaken de revue passeren, de lancering van de Voyager bijvoorbeeld, dan krijgen ook deze een onverwachte draai. Want wat zullen de eventuele aliens nou eens aan gaan vangen met het geluid van een menselijke kus dat aan boord werd meegestuurd de ruimte in?

Persoonlijk

Dat de maker bij dit alles op het podium zijn eigen muziek zit te spelen – lekkere basloopjes! – zingt, en vertelt terwijl je kijkt, maakt het beleven van de voorstelling tot een heel persoonlijke aangelegenheid. Wat overigens een van de redenen voor Giesen was om het theater in te gaan. Hij geniet zichtbaar van het contact met het publiek, iets wat hij, naar eigen zeggen, bij de vertoning van zijn documentaires op televisie (o.a. door de VPRO en de NPS) en in bioscoopzalen altijd heeft gemist. De muziek en de beelden smelten moeiteloos samen, en de overige muzikanten die aan deze voorstelling meewerken, waaronder een weergaloze Mathilde Santing en de bassectie van het Radio Philharmonisch Orkest, zijn, hoewel enkel op het scherm, toch door de intense manier waarop ze ten tonele worden gevoerd, ‘larger than life’ aanwezig.

De tover terug de wereld in

“Mijn eigen speeldoos,” zegt Giesen desgevraagd over deze schijnbaar eenvoudige, maar geraffineerde aaneenschakeling van ontroering, verwondering, kippenvel en humor. “Ik doe het doosje open en ik hoop dat er wat tover terug de wereld in zal gaan.” Mondo Leone I, de voorganger van de huidige voorstelling, werd bekroond met de Gouden Mus. In deel twee werkt de betovering nog steeds. Gewoon (weer) gaan kijken. En genieten.

Mondo Leone II is nog te zien tot en met 20 maart 2005. Mondo Leone I wordt op 9 april 2005 nog gespeeld.

Muziek / Album

Soulwax’ eerste magnum opus

recensie: Soulwax – Any Minute Now

Het zal niemand ontgaan zijn: Soulwax is terug. Any Minute Now is de opvolger van Much Against Everyone’s Advice, hun hitalbum uit 2000. Ruim vier jaar – dat lijkt een lange tijd. In de periode dat Soulwax stil stond bleef de spil – de broertjes Dewaele – wel actief met het aan elkaar plakken en mixen van plaatjes onder de naam 2 Many DJ’s en de Flying Dewaele Brothers. De ervaring die hiermee opgedaan is valt goed terug te horen op Any Minute Now, die het midden houdt tussen een rock- en een danceplaat.

~

Als we de berichten mogen geloven is de nieuwe schijf een zware dobber geweest voor de heren van Soulwax. De eerste nummers waren al vier jaar geleden geschreven maar het duurde en duurde maar tot er een geheel stond. Dat is terug te horen op Any Minute Now, een album dat fragmentarischer is dan haar voorgangers. Ondanks de variatie doet dat helemaal niks af aan de kwaliteit. Voeg daarbij dat de platenmaatschappij een rotsvast vertrouwen heeft in de band en een grote promotiecampagne heeft opgezet en het is duidelijk: “Soulwax is back allright!”

Electro

Het is vanaf het begin duidelijk dat Soulwax zichzelf niet de beperkingen van een rockband oplegt. De opener E-Talking is een groovy electronummer met bombastisch overstuurde gitaar. Dan volgt de eerste single en titelsong Any Minute Now, het meest “klassieke” Soulwaxnummer. Na de Soulwax-klassieker volgt Please Don’t Be Yourself, waarop geen gitaar te horen is. Het nummer heeft nagenoeg niets meer met rock te maken maar volgt in de voetsporen van het geluidsexperiment van een Aphex Twin, compleet met rare bliepjes en geluidseffecten. Verder zijn er bijna klassieke loungenummers te horen als het spannende NY Excuse, waar een vrouwenstem zingt “this is an excuse that we’re making / is it good enough for what you’re paying”, waaronder een Fatboy Slim-achtige opbouw zit compleet met climax. Toch zijn de gitaren zeker wel vertegenwoordigd op vertrouwdere nummers als KracK of Miserable Girl. Met de piano-ballad A Ballad to Forget wordt de link gelegd naar het pareltje When Logics Die van Much Against Everyone’s Advice.

Zonnige dagen

Ondanks dat Any Minute Now een zware bevalling zou zijn geweest, heeft het Soulwax geen windei opgeleverd. Juist de tensie tussen electro en rock maakt dat er een enorme voelbare spanning op de hele plaat hoorbaar is die de luistaar bij de kladden pakt. Doordat Soulwax hier de ervaring die ze in verschillende disciplines heeft tracht te combineren – en daarin slaagt – heeft het album veel van een Groot Werk in zich. Voeg daarbij dat ze al op een uitstekende live-reputatie kunnen bogen en je weet al wel zeker dat het zonnige dagen zijn voor de heren. Soulwax zal nog lang niet klaar zijn maar ze hebben met Any Minute Now hun eerste magnum opus neergezet.

Theater / Voorstelling

Wat hebben 112, een koe en Balkenende met elkaar gemeen?

recensie: Integere Types (Ruben en Nathan)

Tijdens het Crème de la crème Festival, een jaar geleden in Den Haag, viel ons het cabaretduo Ruben en Nathan al op. De twee wonnen in 2002 zowel de jury-, als de publieksprijs van Cameretten met hun programma Uitverbaasd. Sindsdien hebben ze de smaak te pakken. Nu staan ze op de bühne met hun eerste avondvullende programma Integere Types. De koe en de stier zijn weer van stal gehaald. Verder heeft dit duo veel leuke, vernieuwende en ook actuele acts aan hun repertoire toegevoegd.

~

Over de voorstelling Integere Types is goed nagedacht. Ruben en Nathan gaan op avontuur met hun klapstoeltjes – de rode draad – en daarom heen worden andere verhalen verteld die min of meer verbinding houden met genoemde onderwerpen. Zo komt alles steeds samen. Ruben en Nathan zetten ook sterke typetjes neer, zoals de verveelde telefonisten van de 112-alarmcentrale en premier Balkenende die wartaal uitslaat. Tussen de verhalen door wordt er gezongen: niet voor niets staat er een zwarte vleugel op het podium. Het liefdesduet tussen de koe en de stier, die ook in Uitverbaasd werd opgevoerd, blijft een van de hoogtepunten van de show.

Afwerking

Maar niet alles is even geweldig. Ruben en Nathan kunnen leuk vertellen, zijn goed op elkaar ingespeeld, hebben een geweldige fantasie en hun gezichtsuitdrukkingen zijn schattig. Maar een aantal grappen is niet altijd goed afgewerkt. De meeste verhalen missen een goede uitsmijter en dat is zonde. Daardoor worden de grappen snel vergeten, ondanks dat er wel regelmatig gelachen wordt in de zaal. Als dit cabaretduo wat meer aandacht zou schenken aan de finishing touch, dan loopt de show echt geolied.

Fantasie

Voor beginnende cabaretiers – dit is per slot van rekening hun ‘echte’ eerste avondvullende show zonder pauze – doen ze het absoluut niet slecht. Sterk punt is hun fantasie. Briljant om te horen wat ze uit hun duim zuigen. Je ziet ze zo zitten op hun klapstoeltjes, naast het bed van een puffende Maxima die elk moment kan bevallen. Ruben en Nathan weten dit soort fantasieën zo beeldend en leuk te vertellen, dat je helemaal in hun verhaal opgaat. Zolang ze dat volhouden, zit het wel snor met hun carrière als cabaretduo.

Boeken / Fictie

Revolutie als ondergang van de cultuur

recensie: Boris Pilnjak - Het naakte jaar

Sommige romans, zoals Finnegans Wake van James Joyce, zijn dermate obscuur dat ze feitelijk onleesbaar zijn. Wie in zo’n roman begint, staakt zijn lectuur doorgaans na de eerste paar pagina’s en smijt het boek ontgoocheld in een hoek. Het naakte jaar van Boris Pilnjak loopt gegarandeerd het gevaar in dit droeve lot te moeten delen.

Het naakte jaar is een hoogst eigenaardige roman vol curieuze experimenten met taal en stijl, wat het tot een vrij ontoegankelijk boek maakt. Toch zou het jammer zijn als Het naakte jaar ongelezen in een stoffige hoek belandt, aangezien het boek barst van de literaire creativiteit. Wie niet bang is zijn definitie van een roman tijdelijk op te schorten, kan toch veel plezier beleven aan dit speelse en vaak indringende boek.

Symfonie

In navolging van onder anderen Andrej Bely, richtte Pilnjak zich tegen een duidelijke narratieve structuur met een overkoepelend plot. In Het naakte jaar is er dan ook niet, zoals gebruikelijk, sprake van een specifieke rangschikking van de gebeurtenissen in een bepaalde lineaire en thematische orde, waarbinnen de personages, de ruimtebeschrijvingen en het tijdverloop tot een eenheid geweven worden. Het boek vormt daarentegen een symfonie van beelden, klanken, sfeertekeningen en situaties, met steeds terugkerende klanken en thema’s. Zoverre er in het boek al sprake is van bepaalde hoofdpersonen, zouden dit hoogstens het ‘naakte’ jaar 1919 – waarin alle gebeurtenissen zich afspelen – en de koopmansstad Ordynin kunnen zijn.

Romanvernieuwer

~

Pilnjak was een romanvernieuwer, met zijn wonderlijk proza-experimenten behoorde hij tot de belangrijkste Russische schrijvers van de jaren twintig. Toen hij echter in ongenade viel van de humorloze, communistische partijbonzen raakte hij al snel in de vergetelheid. Letterlijk en figuurlijk, aangezien hij in 1937 gearresteerd werd en sindsdien nooit weer is teruggezien. Een lot dat vele schrijvers met hem deelden. Het naakte jaar, in de kwieke vertaling van Arthur Langeveld, vormt een mooie aanleiding om in het Nederlands alsnog met Pilnjaks proza kennis te maken.

Meelopers

Na de oktoberrevolutie van 1917 veranderde het literaire landschap in Rusland drastisch. Een heel legertje schrijvers, waaronder Ilja Ehrenburg en Nobelprijswinnaar Ivan Boenin, vertrok halsoverkop naar het buitenland. De rest hield zich gedeisd en keek de kat uit de boom. Pilnjak behoorde tot de groep schrijvers die door Leon Trotski, in zijn invloedrijke boek Literatuur en revolutie uit 1924, ‘meelopers’ van de revolutie werden genoemd. Deze benaming hadden ze te danken aan het feit dat ze zich niet bij de bolsjewieken aansloten, maar zich er ook niet expliciet tegen verzetten.

De ‘meelopers’ waren volgens Trotski niet de ware schrijvers die de proletarische Revolutie nodig hadden, omdat het bij hen nooit duidelijk was hoe ver ze mee zouden lopen. De meelopers werden desondanks tijdelijk (tot het einde van de NEP-periode in 1928) stijlzwijgend getolereerd, omdat het de ware proletarische schrijvers nu eenmaal aan artistieke talenten ontbrak. Zodoende was er een tijdlang sprake van een relatieve literaire vrijheid, waarbij wel aangetekend moet worden dat de meest subversieve geluiden in de kiem gemoord werden door de censuur.

Voedselzoekers

Het zal niemand verbazen dat de oktoberrevolutie en de nasleep ervan het belangrijkste thema werd in de Russische literatuur van die tijd. Zo ook in Het naakte jaar, waarin de tijd vlak na de revolutie op indringende wijze wordt geschetst als een periode waarin het gistte en schuimde in Rusland. Een periode ook waarin een gepassioneerde burgeroorlog plaatsvond tussen de Witten, het vrijwilligersleger dat de revolutie bestreed (waar de meeste kopstukken uit de schrijverswereld zich achter schaarden), tegen de Roden, de bolsjewieken die de revolutie begonnen waren. Werkelijk fenomenaal is Pilnjaks portret van de voedselzoekers die zich in lange treinen opeen gestouwd hebben in de hoop op het platteland nog wat eetbaars te bemachtigen. ‘Al die mensen waren allang het onderscheid tussen nacht en dag, tussen vuil en schoon kwijtgeraakt, en ze hadden geleerd om zittend, staand, hangend te slapen.’

China-stad

Alhoewel Pilnjak niet zoveel op had met de bolsjewieken, stond hij wel positief tegenover de revolutie. Hij beschouwde de revolutie als de ondergang van de door hem gehate ‘westerse’ cultuur van Petersburg, ten gunste van de ‘oosterse’ volksaard van de Russische provincies. Deze in de Russische literatuur overbekende tegenstelling tussen Oost (Azië) en West (Europa) die al door vele schrijvers was uitgewerkt, vormt de belangrijkste thematiek van Het naakte jaar.

En dan kwam in die woestijn uit de binnenplaatsjes, uit de achterdeuren – die ander te voorschijn: China zonder bolhoed, het hemelse rijk, dat ergens in het oosten ligt achter de Grote Stenen Muur en naar de wereld kijkt met spleetogen die lijken op de knopen van Russische soldatenjassen. Dat is één China-stad.

China-stad, een wijk in Moskou die in principe niks met China te maken heeft, wordt door Pilnjak als symbool voor de Aziatische oorsprong van Rusland gebruikt. Volgens hem is Rusland door de revolutie naar deze oorsprong teruggekeerd en dat juicht hij van harte toe. Het zijn echter niet zozeer deze semi-filosofische ideeën, maar vooral de stilistische eigenaardigheden die Het naakte jaar de moeite waard maken.