Film / Films

Levenslijntje

recensie: Cellular

.

Onmiddellijk is de schijnbare rust verstoord. Jessica, natuurkundelerares op een middelbare school, heeft geen idee wat haar overkomt. Voordat men haar op zolder opsluit, wordt eerst de telefoon van de muur geslagen. Het is niet afdoende. Na wat gefriemel met draadjes (ze is tenslotte natuurkundelerares) weet ze toch verbinding te krijgen.

~

Inmiddels zijn we ook op Santa Monica Pier geweest. Zon, blote lijven, rockmuziek en verliefde stelletjes. Ryan, de onwaarschijnlijke held die de film op het oog heeft, stapt in zijn jeep. Dan gaat zijn mobiele telefoon af. Aan de andere kant een vrouw die beweert dat ze ontvoerd is. Het is het begin van een wild avontuur waarin hij ongewild wordt meegesleept. En vervolgens ontrolt zich een snelle thriller binnen het tijdsbestek van één dag. Een race tegen de klok waarin onze held het ene na het andere obstakel dient te overwinnen. De regisseur zelf omschrijft het als “Speed met een mobiele telefoon”. Het mobieltje van Ryan is Jessica’s enige lifeline; het apparaatje zal een cruciale rol spelen bij de afwikkeling van de plot. Rond dat ene idee (“If the phone signal dies, so does she“) is de hele film gecentreerd. Natuurlijk is het een simpele gimmick, maar dan wel één die zo effectief is dat hij onmiddellijk weet te boeien en overtuigen.

Eerder dit jaar zagen we Phone Booth (van dezelfde schrijver, Larry Cohen) waarin Colin Farrell een psychopaat aan de lijn had die hem dreigde te doden wanneer hij ook maar één voet buiten de telefooncel zou zetten. Een mobieltje biedt zonder twijfel meer mogelijkheden: je kan er zelfs gefilmd bewijsmateriaal mee opnemen. Regisseur David Ellis (een vroegere stuntman die zijn debuut mocht maken met Final Destination deel 2) buit die mogelijkheden optimaal uit. De plotontwikkeling is goed gedoseerd: slechts heel geleidelijk wordt onthuld waar het kidnapdrama precies om draait. Maar het zou flauw zijn daar nu al te veel over te zeggen.

Doorsnee

~

Ellis heeft de beschikking over een goede cast. De personages zijn behoorlijk uitgewerkt (wat al heel wat is voor een actiethriller); hun motivaties duidelijk en geloofwaardig. Kim Basinger is als Jessica Martin goed op haar plaats: kwetsbaar en toch moedig, emotioneel maar krachtig, speelt ze haar rol zonder enige glamour. Chris Evans als Ryan geeft een doorsnee performance, maar de interessantste rol van de film is voor professional William H. Macy. Hij speelt een voor hem gebruikelijk personage (de underdog) in een voor hem níet erg gebruikelijk genre (de actiethriller). Hij is de agent met 27 jaar bureauervaring die eruit wil stappen om met zijn vrouw een schoonheidssalon te beginnen en dan voor het eerst in zijn carrière gedwongen wordt zijn pistool te gebruiken. Ook erg overtuigend is de leider van de kidnappers, door de Britse acteur Jason Statham met grote intensiteit gespeeld.

Als alles wat je van een film verlangt vooral een onderhoudende thriller is die geen minuut verveelt, met een aantal met groot vakmanschap gefilmde actiescènes, dan zal Cellular je zeker bevallen. Daar komt bij dat Los Angeles door Ellis en zijn cameraman Gary Capo mooi in beeld is gebracht. Veel meer dan dit neem je niet mee uit deze film, of het moest zijn de vraag naar sociale verantwoordelijkheid. Zijn we bereid een vreemde het leven te redden wanneer we daar plotseling mee geconfronteerd worden? Maar je weet het antwoord al. Ja natuurlijk, in een Hollywoodfilm transformeert een in alle opzichten doorsnee jongeman, onverantwoordelijk en egocentrisch als zoveel 20-jarigen, zich nu eenmaal per definitie van surfrocker tot actieheld. Of leren we er vooral uit dat je je mobieltje beter niet op kunt nemen als het nummer je niet bekend voorkomt?

Film / Films

Een grandioze mislukking

recensie: Oldboy

Dat in Zuid-Korea vandaag de dag de meest inventieve, subversieve en bijzondere films gemaakt worden, bewijst Oldboy maar weer eens. De jury van Cannes, onder leiding van Quentin Tarantino, kende de film dit jaar de grote juryprijs toe. Dat is misschien niet zo verbazend als je weet wat een overdonderende filmervaring deze titel is. Niet alleen omdat er nogal wat voortanden verwijderd worden en in een onvergetelijke scène een levende inktvis verorberd wordt, maar ook vanwege het fascinerende verhaal, de waanzinnige regie, en de uitmuntende acteerprestaties.

~

Een zakenman van middelbare leeftijd wordt plotseling in een privé-gevangenis opgesloten en beschuldigd van de moord op zijn vrouw. Na vijftien jaar eenzame opsluiting wordt hij vrijgelaten en zint hij op wraak. Wat volgt is een uitgebreid, intrigerend spel tussen hem en de man die hem opsloot, en de ontrafeling van een gruwelijk geheim. Het verhaal werd gebaseerd op een Japanse manga, maar regisseur Park heeft er duidelijk een geheel eigen cinematische draai aan gegeven. Afzonderlijke scènes zijn in Oldboy even belangrijk als de overkoepelende plot. Dat het verhaal nogal vergezocht is neem je daarom als toeschouwer voor lief. Park biedt namelijk een wonderlijk schouwspel waarin bruut geweld, surrealisme, een soort omgekeerde Oedipus-tragedie, zwarte humor en een soundtrack van deftige klassieke muziek allemaal een plaats hebben.

Klauwhamer

De zeer fysieke rol van Min-sik Choi (uit Shiri) als de man die uit is op wraak en niets te verliezen heeft is een ware tour-de-force. Zijn gelaatsuitdrukkingen en lichaamstaal spreken boekdelen, of hij nou verloren glimlacht of iemand met een klauwhamer te lijf gaat. Ook de jonge Hye-jung Gang, die zijn helpende hand vertolkt, en Ji-tae Yoo (de ijdele boosdoener, uit Natural City) spelen uitstekende rollen. De cinematografie van Seong-hee Yoo, die ook het binnenkort te verschijnen meesterstuk Memories of Murder verzorgde, spettert van het doek. Harde kleuren benadrukken de vaak duistere, bizarre setting en steevast intense scènes.

Drie films

~

Park (van de politieke thriller JSA (2000) en het controversiële drama Sympathy for Mr. Vengeance (2002)) is een bijzondere regisseur. Hij heeft met een kenbaar tomeloze energie zijn laatste film zo volgepropt met verschillende ideeën, zowel visueel als narratief, dat hij er wel drie films mee had kunnen vullen. Het is een loodzwaar, cynisch verhaal van liefde, haat, wraak en verlossing, waarin elke in scène wel een opvallend element zit of technisch trucje toegepast lijkt te zijn. Helaas is dit het grote mankement van de film: hij is te ambitieus en gaat gebukt onder zijn eigen gewicht. Hij wil zowel nihilistisch als diepgaand zijn, tegelijkertijd een Shakespeariaans drama en een gelikte actiefilm. Oldboy verliest het van zichzelf, maar wel met verve en stijl. En wie heeft er niet liever een grandioze mislukking als deze dan een succesvolle herhalingsoefening?

Muziek / Album

Een geinig curiosum

recensie: William Shatner - Has Been

Alle CD’s die begeleid gaan van een inleidende tekst waarin verslag gedaan wordt van de (altijd moeizame, maar uiteindelijk glorieuze) ontstaansgeschiedenis van het album, treed ik doorgaans met de nodige argwaan tegemoet. En wanneer de betreffende artiest ook nog eens William Shatner heet, gaan alle alarmbellen rinkelen. Shatner, beter bekend als Captain Kirk uit Star Trek, heeft het weer gewaagd een plaat te maken, in nauwe samenwerking met Ben Folds: Has Been.

~

De muziek is grotendeels geschreven en geproduceerd door Folds, die geen misverstand laat bestaan over zijn werkgever: “William Shatner is an extremely intuitive musical orator… an original, there is no dispute. Like any performer with his talent and charisma, one only needs material and greatness will happen.” Dit soort teksten zijn in staat bij voorbaat voldoende weerzin op te roepen om het album niet meer serieus te nemen.

Ironie

Maar wat blijkt na een eerste wantrouwende luistersessie? William Shatner is de laatste om zichzelf serieus te nemen. Folds en Shatner balanceren voortdurend op het randje van kitsch, zowel wat betreft de muziek als de teksten. Steeds (oké: meestal) wanneer je denkt dat het duo zich vergaloppeert met quasi-poëtische liedjes, halen zij zichzelf onderuit met onmiskenbaar grappige teksten en wendingen. Gezien het hoge gehalte aan ironie op Has Been, is het moeilijk een afweging te maken van de artistieke waarde van het album. In gevallen als deze moet de conclusie uiteraard luiden dat dit helemaal niet bedoeling is, maar een tweede conclusie is dan dat Has Been niet meer is dan een curiosum. Enerzijds blijft Shatner de pafferige schnabbelaar van wie alleen zijn buikje de clownspakken uit Star Trek is ontgroeid, anderzijds vergeef je hem dit vanwege zijn humor en zelfspot. Wat dit betreft dreigt het album eenzelfde camp-status te bereiken als zijn eerste plaat, The Transformed Man uit 1968.

Hulptroepen

Even curieus is het gezelschap muzikanten dat mee heeft gewerkt aan Has Been. Jon Auer (The Posies) speelt op de meeste nummers de gitaarpartijen in. Joe Jackson zingt het openingsnummer, een punkerige cover van Common People van Pulp. Het sfeervolle That’s Me Trying, waarin Shatner op pijnlijk grappige wijze zingt over zijn (echte?) dochter die hij uit het oog verloren heeft, is geschreven met Nick Hornby; Aimee Mann zingt mee in het refrein. I Can’t Get Behind That is mede geschreven en gezongen door Henry Rollins. In dit nummer lijkt Shatner zichzelf expliciet op de hak te nemen: “I can’t get behind so-called singers that can’t carry a tune, get paid for talking, how easy is that? Well maybe I can get behind that.”

Popcult

De nummers variëren qua stijl van snel schreeuwerig (Common People, Ideal Woman, I Can’t Get Behind That) tot (overdreven) glad en melodieus (Familiar Love, Real). Verder is er de easy listening-sound, waarover Shatner zijn spoken words inspreekt, zoals in It Hasn’t Happened en Together. Zijn teksten verwijzen veelvuldig naar uiteenlopende elementen van de Amerikaanse hoge en lage cultuur, van Nintendo tot boeken en tv-programma’s. Shatner is zelf natuurlijk een product van de entertainmentcultuur en hij is zich hiervan welbewust. De vraag die hij zichzelf en zijn critici voorlegt – of hij een has been is of niet – is hiermee eigenlijk al beantwoord: hoogstaand is het niet, maar hij draait nog wel degelijk mee (de laatse woorden van de plaat luiden: “Sorry to disappoint you, but I’m real”). De ironie maakt Has Been draaglijk voor zolang het duurt, maar zal op de lange termijn slechts een handjevol cultfanaten kunnen blijven bekoren. Captain Kirk is met pensioen, maar Shatner houdt zichzelf in leven met zijn zelfspot. Zoals hij zingt in Real: “I’d love to save the world and all its problems, But I’m an entertainer, and that’s all, So next time there’s an asteroid or a natural disaster, I’m flattered that you thought of me, But I’m not the one to call.”.

8WEEKLY

“De juiste melodie bij het juiste gevoel”

Artikel: Een interview met het Vlaamse cabaretduo MANMANMAN

De Vlamingen Walter Janssens en Bart Schollaert veroveren op dit moment Nederland als het cabaretduo MANMANMAN. Inmiddels hebben ze de winst van twee kleine festivals (Deltion in Zwolle en Cabakar in Den Bosch) op hun naam staan en kwamen ze bij het Leids Cabaretfestival tot de halve finale. Aan de vooravond van het festival Cameretten, waar de groep op 24 november op het podium zal staan, sprak 8WEEKLY met de twee sympathieke festivaltijgers over Nederland, cabaret en de volstrekte harmonie van hun samenwerking.

~

Op de vraag waarom ze zo veel te zien zijn in Nederland, antwoorden de twee mannen stellig: “MANMANMAN heeft vanaf het prille begin meegedaan aan allerlei festivals in Nederland. Eigenlijk waren dat voor ons try-outs van onze liedjes en sketches. In Vlaanderen hebben we bijna geen podia om ruw materiaal uit te testen, dus hop! naar Nederland. Dat we meedingen naar de hoofdprijs in Cameretten heeft natuurlijk maar één reden: we willen gezien worden en zo een plaatsje veroveren op de Nederlandse podia.” Toch timmeren beide mannen ook in België behoorlijk aan de weg: “In Vlaanderen beginnen we ondertussen wat naamsbekendheid te krijgen, dat komt zeker en vast door onze deelname aan de Nekka-liedjeswedstrijd en onze daaropvolgende verschijning op de NekkaNacht in het Antwerpse Sportpaleis, waar we samen met Kommilfoo (een duo dat erg bekend is in Vlaanderen, JvH) op het podium stonden. We mochten de avond openen voor een menigte van 14.000 man. Onze act werd nadien ook nog kort vertoond op het VRT Journaal.”

Wij zijn niet mooi

~

Ik stel de twee mannen de vraag waarom ze zo graag op het podium staan: “Cabaret maken is het einde, omdat we met een lach en een traan het publiek een moment van ‘even weg’ kunnen geven.” Cabaret als een ultieme vorm van ontspanning dus. Hierbij schamen beide heren zich niet om zichzelf onder vuur te nemen: “We zingen vol vuur: ‘Wij zijn niet mooi, maar we bestaan!’ en dat is inderdaad een hart onder de riem van hen die niet tot de mooisten der aarde behoren. Voor knappe cabaretiers als Guido Weyers gaat dat niet op natuurlijk.”

Geen experimentele toestanden

Maar wat zoeken ze dan in het cabaret? Er moet toch meer zijn dan alleen de lol? “Jazeker. Wij besteden in het schrijven en componeren van onze liedjes het meeste belang aan de interactie tussen tekst en muziek. De muziek moet de inhoud dienen. De juiste melodie bij het juiste gevoel. Geen experimentele toestanden, maar direct ’to-the-point’. Dat proberen we alleszins. Het belangrijkste vinden we op dit ogenblik dat we het publiek kunnen laten lachen.”

Zeer bedachtzaam

~

Het valt op dat beide mannen goed kunnen acteren en hier ook ervaring mee hebben. Ik vraag me dan ook af in hoeverre dit hun werk makkelijker maakt. “We acteren onszelf op het podium. Soms zijn we een uitvergroting van onszelf en soms ook weer niet. We proberen als uitvoerders zoveel mogelijk het lied en haar inhoud te dienen. De song of de sketch gaat voor alles.” Bij een dergelijk intensieve samenwerking moeten beide mannen het wel eens met elkaar aan de stok krijgen, bedenk ik verwachtingsvol. Maar dat valt mee: “We zijn geen grote voorstanders van ruzie maken. Ik had hier graag verteld dat we regelmatig op de vuist gaan, maar niks is minder waar. Meestal gaan we zeer bedachtzaam te werk en in volstrekte harmonie met elkaar. Het is soms zo erg dat we op elkaar beginnen te lijken.”

Pletsen in water

Tijdens hun programma speelt het duo het nummer Het regent oude wijven (ofwel pijpenstelen). Hierbij wordt een emmer water als virtuoos slaginstrument gebruikt. Hoe kom je op een dergelijk origineel gebruik van water? “Het idee van de emmer water in Het regent oude wijven dateert uit de tijd dat Walter nog in bandjes speelde. Het pletsen in die emmer water was het basisritme voor The Fish, een Engelstalig lied waarin een man ervan droomt ooit vis te zijn en te kunnen zwemmen in een glazen kom.”

Bram en Freek werd Dram en Preek

Onlangs overleed Bram Vermeulen, die samen met Freek de Jonge Neerlands Hoop oprichtte. De mannen zeggen zelf veel inspiratie uit deze groep gehaald te hebben: “Als 13-jarige leerde ik de liedjes en teksten van Neerlands Hoop kennen. Het is 8 uur en er is niemand op de maan…, Jan Lul, Bello, de hond! en Vieze ouwe man. Voor mij was dat het ultieme: de onstuimige combinatie van muziek en humor, verzonnen verhalen en actualiteit. Ik ben dan later zowel naar Freek als naar Bram gaan kijken, en vond het uiteenvallen van beide extremen (Dram en Preek) een verrijking voor het Nederlandstalig cabaret en kleinkunstwereldje. De mythische kant van Freek in bijvoorbeeld ‘De Tragiek’ en ‘De Komiek’ en de recht-uit-het-hart, soms bijna romantische liedjes van Bram solo.”

Het cabaret van beide Vlamingen is voorlopig zeker net zo interessant als het werk van hun voorbeelden. Ze sloegen zich overtuigend door de eerste ronde van Cameretten en zullen naar verwachting hoog eindigen in de finale. Ikzelf heb hard moeten lachen tijdens hun optreden en hoop dat deze sublieme combinatie van teksten en muziek zijn weg definitief weet te vinden op de Nederlandse podia.

Theater / Voorstelling

Monsieur Flaubert, een vat vol tegenstrijdigheden

recensie: Ik (Orkater)

“Wat doen we met Beppe?” vragen ze zich bij Orkater zo eens in de zoveel tijd af. Componist/musicus Beppe Costa is verantwoordelijk voor veel van de ‘Ork’ in Orkater, de muziek dus, maar doet ook meestal wel mee met ‘ater’, middels een bijzondere plek op het podium. Deze keer kreeg hij de hoofdrol: hij speelt de Franse schrijver Gustave Flaubert in Ik. Het levert een mooi en passend beeld op: een haast zwijgende man achter zijn laptop waaruit hij geen teksten tevoorschijn tovert, maar fabelachtige muziek. Om hem heen bewegen de spelers op zijn machtige klanken, ze zingen, spreken, spelen er mee, en geven zo de stemmen in het hoofd van de schrijver, zijn romanfiguren en de personen in zijn leven gestalte.

~

Gustave Flaubert schreef anderhalve eeuw geleden maar liefst vijf jaar lang bijna onafgebroken aan zijn beroemde roman Madame Bovary, het verhaal van de mooie doktersvrouw Emma die tragisch ten onder gaat aan haar verlangens. Hij werkte zo nauwgezet en bezeten, dat hij het arsenicum dat hij haar in laat nemen al schrijvend op zijn eigen tong kon proeven. Hij moest er van overgeven. “Madame Bovary, c’est moi,” heeft hij dan ook gezegd. Daarbij was hij realist en romanticus tegelijk en ook een perfectionistisch stijlfanaat. Een eigenzinnige levensgenieter en een kluizenaar uit de provincie, die toch regelmatig in geletterde Parijse kringen verkeerde. Een ongelikte beer, een hoerenloper, maar ook een erudiet en trouw brievenschrijver. “Ik loop over een dunne haar, gesponnen boven de dubbele afgrond van de lyriek en het platvloerse,” schreef hij aan zijn geliefde Louise.

Portret met veel gezichten

~

Deze tegenstrijdigheden komen bij Orkater wonderbaarlijk tot leven. De vijf spelers die de personages om de schrijver heen uitbeelden, wisselen vaak van rol en van uiterlijk, maar spelen zo goed – zowel wat acteren als musiceren betreft – dat het blijft overtuigen. De scènewisselingen zijn abrupt zoals gedachtesprongen kunnen zijn. Maar ze worden begeleid door muziek en zijn nooit storend. Uiteenlopende instrumenten, van banjo tot klarinet, kunnen opeens gaan samenspelen met de elektronische melodie, en voeren je mee van egoïsme naar onvermogen, van passie naar relativering, van lust naar liefde, van eruditie naar hysterie naar verveling en weer terug.

Vogelkooi of stralenkrans?

Het decor en de kostuums hebben een nonchalante elegantie die er gedateerd en tegelijk eigentijds uitziet. Ze wisselen net als de spelers eenvoudig van karakter. Zo trekt Emma bijvoorbeeld op een goed moment haar crinoline over haar hoofd, en het onvermijdelijke kledingstuk lijkt ineens haar eigen kooi, of is het de stralenkrans van een heilige? De alsmaar aanwezige tweeslachtigheid is stijlvol zichtbaar in broeken onder rokken, vrouwen met mannenhoeden, en mannen op vrouwenschoenen. Mooi detail die schoenen: Flaubert was een voetfetisjist. Een wervelende wereld vol contrasten wordt zo geschapen, eentje die vragen op blijft roepen maar ook een boeiend en helder verhaal vertelt. Een kleurig portret met veel gezichten, dat je toch als een herkenbaar menselijk ‘ik’ blijft aankijken.

>Mooie Emma
Tamar van den Dop speelt Emma Bovary, wier geschiedenis bekend is: aan het begin van de voorstelling staat het flesje gif onder haar stoel al te wachten. Maar te zien hoe de schrijver haar ziel tot leven wekt is fascinerend. Emma draait natuurlijk uiteindelijk het onvermijdelijke flesje open, en doodgaan op het podium vind ik meestal een penibele kwestie. Vooral als het zo lang duurt als hier: de combinatie van arsenicum en Flaubert zorgt voor een langzame, heel precies beschreven, pijnlijke en ontluisterende dood. Koorddansen tussen romantiek en realisme – ze valt nog net niet van het podium. Maar de wereld staat heel even stil. En als het voorbij is en mijn adem weer op gang komt en ik weer weet wie ik was, heb ik niet overgegeven – ik niet. Maar ik ben wel degelijk geraakt, in mijn buik.

Ik is nog te zien tot 28 januari 2005.

Theater / Voorstelling

Raymann is niet thuis

recensie: In Holland staat mijn huis (Jörgen Raymann)

Wie naar een show van Jörgen Raymann gaat weet dat het lachen wordt, maar dat het ook kan tegenvallen, daar rekent niemand op. In Holland staat zijn huis, maar in het theater is hij niet meer thuis.

~

Speciaal voor de theatershow In Holland staat mijn huis is de Antilliaanse Edsel, een alter-ego van Raymann, benoemd tot gastheer. Terwijl het publiek zijn plaatsen zoekt, loopt hij in de zaal rond om te kijken of iedereen wel op de juiste plaats zit. Voor het groepje van vijf dat klaagt over hun plaatsen achterin de zaal, regelt hij dat ze op de eerste rij kunnen zitten. Maar als de show begint, zijn zij ook de eerste die worden aangepakt.

Dubbelzinnig en snerend

Al zijn bekende alter-ego’s uit zijn programma Raymann is laat hebben een rol in deze theatershow. Slager Achmed in een witte slagersjas met glitterrand heeft zelf zijn eigen belspel: ‘Bellen met Achmed’. Uit de zaal wordt een deelnemer gekozen die op het podium strijdt met beller Mustafa, de broer van Achmed. De laatste is natuurlijk de winnaar van de hoofdprijs: een schaap. De verliezer uit de zaal krijgt een t-shirt als aandenken. De overige interactie met zijn publiek bestaat vooral uit dubbelzinnige opmerkingen, soms zelfs met een snerende ondertoon. Het is vooral presentator Prem Radhakishun (van Premtime), toevallig ook in de zaal, die Jörgen steeds weer weet te vinden met zijn opmerkingen.

Kinderversjes

Raymann sluit zijn show af met een top tien van redenen waarom hij van Holland houdt. Edsel noemt achter de schermen de redenen en telt af en Jörgen geeft de verklaringen erbij. Als afsluiter zingt hij enkele bekende kinderversjes als In Den Haag daar woont een graaf en Berend Botje. Natuurlijk wel een beetje aangepast aan de hedendaagse situatie.

Grof taalgebruik

De verschillende typetjes van Raymann doen je in je stoel schudden van het lachen. Maar op de momenten dat ze in de kleedkamer zitten en hij als zichzelf op het podium staat, valt er weinig te lachen om goede of originele grappen. Om dit gemis op te vangen, vervalt hij in grof taalgebruik. De snelheid en de originaliteit die hij tijdens zijn tv-shows heeft, mist hij in het theater.

Geklaag

Jörgen Raymann is leuk in Raymann is laat, maar voor een avondvullend programma is hij soms wat langdradig en te grof. Zijn nieuwe theaterprogramma zou een ode zijn aan het Rood, Wit en Blauw, maar het is vooral een aaneenschakeling van geklaag over Holland. Misschien wordt het tijd dat Jörgen Raymann en zijn tekstschrijver Jeffrey Spalburg terugkeren naar hun vroegere inspiratie, want Even Slikken was duidelijk grappiger dan In Holland staat mijn huis.

In Holland staat mijn huis is nog tot eind mei 2005 door het hele land te zien.

Film / Achtergrond
special: Enge films

Slapen met het lampje aan

Ik snap het niet. Ik heb het nooit gesnapt en ik zal het waarschijnlijk ook nooit snappen. Maar waarom, en ik herhaal: waarom?, zou iemand ooit vrijwillig uit een vliegtuig springen, met als enige kans op overleving een op de rug gebonden lap stof en een helm die moet zorgen voor een vals gevoel van veiligheid? Zoals Jerry Seinfeld ooit terecht opmerkte: mocht er iets mis gaan, dan draagt die helm eerder jou als bescherming dan andersom.

~

Parachutespringen – en andere activiteiten waarbij het leven doelbewust op het spel wordt gezet – wijst daarentegen wel op de vreemde obsessie die de mens al eeuwenlang bij zich draagt: de zoektocht naar spanning en sensatie, maar vooral naar angst. En omdat ik voor al die levensgevaarlijke bezigheden veel te schijterig ben, hou ik het iets dichter bij huis: de enge film.

Van jongs af aan kan ik geen genoeg krijgen van enge films. Hoe banger ik ervan werd, hoe beter. Op mijn tiende keek ik It (1990) en controleerde ik vervolgens dagenlang angstvallig alle op mijn pad gelegen putten om te kijken of er geen verdachte clown naar buiten zat te loeren. Niet veel later zag ik Child’s Play (1988), waarna ik opeens heel anders keek naar mijn trouwe pop, toevallig Kukkie genaamd… Maar in plaats van deze angsten te vermijden, ging ik er juist steeds meer naar op zoek: je weet dat het nep is, dat het allemaal maar een film is, maar toch gaat er niets boven een film die je nachtenlang wakker laat liggen. Wanneer ik nu echter terugkijk naar films als It en Child’s Play, maar ook naar klassiekers als Halloween (1977) en The Exorcist (1973), doet het me helemaal niets. Enkele zijn misschien spannend te noemen, echt eng zijn ze totaal niet meer.

Een spannende film is totaal iets anders dan een enge film. Een spannende film kan je laten meeleven, op het puntje van je stoel laten zitten en je tot de waanzin drijven daadwerkelijk tegen je televisie te gaan praten (“Nee! Kijk nou uit! Achter je! ACHTER JE!”), maar wanneer zo’n film is afgelopen, is hij ook afgelopen. Geen slapeloze nachten, achtervolgingswaanzin of angstaanjagende dromen. Bij een enge film is dit totaal anders: wanneer de credits over het beeld rollen, slaat je hard nog steeds drie keer zo snel en ’s nachts schrik je vijf keer paniekerig wakker om uiteindelijk toch maar je nachtlampje aan te laten.

~

Wat een film eng maakt, hangt af van de combinatie van een aantal punten: beeld, geluid en muziek en de sfeer die daardoor wordt opgeroepen. Om te beginnen zijn het vaak de simpelste beelden die het effectiefst zijn. Denk bijvoorbeeld aan de stoelenpiramide in Poltergeist (1982) of een vergelijkbare keukenscène in The Sixth Sense. Maar ook het moment waarop de ‘creeper’ uit Jeepers Creepers (2001) de auto van de hoofdrolspelers nakijkt nadat hij een bebloed pakket in een buis heeft gedumpt, is op zijn minst eng te noemen. En dat terwijl je eigenlijk niets wezenlijks te zien krijgt. Bij echt enge films gaat het dus vooral om dat wat je niet ziet.

Deze ‘simpele’ beelden komen het best tot hun recht in combinatie met een goede, onheilspellende soundtrack en enge geluidseffecten. Hierbij bestaat uiteraard het gevaar dat de kijker eerder schrikt van de plotselinge en onnodig harde knal/toon/klap/kattengeblaas/hondengeblaf/kraaiengekras dan van de gebeurtenis zelf. Er zijn immers maar weinig ‘schrikfilms’ die naderhand nog steeds eng zijn. Toch kan een soundtrack allesbepalend zijn. Een goed voorbeeld is de soundtrack van Signs (2002) van James Newton Howard. De muziek is zo opzwepend en gewoonweg eng dat ik vanaf de eerste tonen al geheel paranoïde word. De muziek weet de kijker verschrikkelijk op te fokken en staat tegelijkertijd in perfecte harmonie met de beelden van regisseur Shyamalan. Bij alle enge films is het de muziek in combinatie met de beelden die uiteindelijk zorgt voor het meest belangrijke ingrediënt van de enge film: de sfeer.

De sfeer die in enge films wordt opgeroepen door een combinatie van beelden en geluid is wat ons uiteindelijk slapeloze nachten bezorgd. Het is de sfeer die ons na de film maar niet loslaat, die bepaalde beelden in onze hoofden blijft afspelen en die ons doet verwachten dat we elk moment een vorm kunnen ontdekken in een donkere hoek, waarbij spontaan de filmmuziek dreigend begint te spelen. Films die alles laten zien, zijn dan ook zelden eng. De engste films zijn degene die een groot deel aan de verbeelding overlaten. Mijn favoriete enge films voldoen dan ook stuk voor stuk aan deze eisen.

5. The Blair Witch Project (1999)

~

Het perfecte voorbeeld van een film waar je – op een paar stapeltjes stenen na – niets, maar dan ook helemaal niets te zien krijgt. Toch weet The Blair Witch Project met haar documentairestijl een heel aparte sfeer neer te zetten en naarmate het verhaal vordert leef je je als kijker steeds meer in. Niet geschikt voor mensen die alles voorgekauwd willen hebben of erop staan de heks in kwestie ook daadwerkelijk te zien.

4. What Lies Beneath (2000)

~

What Lies Beneath van Robert Zemeckis is een typisch voorbeeld van een film vol schrikmomenten, maar waar toch een zeer enge sfeer wordt gecreëerd. De film gaat over een vrouw die er langzaam van overtuigd raakt dat er een geest in haar huis woont. De talloze schrikmomenten in de film zijn, in tegenstelling tot veel andere films uit dit genre, wel degelijk effectief en werken keer op keer.

3. The Others (2001)

Een betere setting voor een horrorthriller bestaat bijna niet: een oud, griezelig landhuis aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, waar een vrouw woont in het duister omdat haar twee kinderen allergisch zijn voor licht… Nicole Kidman zet een zeer sterke rol neer als enigszins kille moeder en regisseur Alejandro Amenabar zorgt voor de rest. Het verhaal is simpel, de special effects minimaal en de sfeer beklemmend en mysterieus.

2. 28 Days Later (2002)

~

Zombiefilm van Danny Boyle opgenomen met digitale camera’s, waardoor het geheel een schokkerig en realistisch effect krijgt. In 28 Days Later wordt op verschillende momenten gebruik gemaakt van stilte in plaats van muziek of geluid, bijvoorbeeld wanneer een zombie met hoge snelheid komt aanstormen. Zeer angstaanjagend en effectief.

1. Signs (2002)

De enige film die me echt elke keer weer de stuipen op het lijf weet te jagen. Zoals gezegd word ik van de muziek alleen al spontaan paranoïde en dat, gecombineerd met meerdere ‘simpele’ enge beelden (alien op dak, alien die voorbij loopt tijdens verjaardagsfeestje, alien opgesloten in kast), zorgt er standaard voor dat ik onrustig slaap. De sfeer van het geheel laat me gewoon maar niet los. Toch is Signs typisch een film die veel mensen helemaal niet eng vinden. En dat snap ik niet. Want ik slaap vannacht gewoon weer lekker met het nachtlampje aan.

Boeken / Strip

De twintigste eeuw op de koffietafel

recensie: Pieter Geenen - De vooruitgang

Stripmaker Pieter Geenen heeft geprobeerd de geschiedenis van de twintigste eeuw samen te vatten in 46 paginalange ‘strips’. Op een humoristische wijze laat hij verschillende thema’s uit de eeuw van de vooruitgang aan bod komen. Een soort Richard Scarry voor volwassenen.

Aanleiding om de twintigste eeuw in stripvorm in beeld te brengen was een wandtapijt dat Geenen in een kasteel in Normandië ontdekte, samen met een reeks historische strips die de auteur in een Franse supermarkt tegenkwam. Op de middeleeuwse tapijten zijn de oorlogen van de Noormannen het onderwerp, maar op de prenten die Geenen voor het dagblad Trouw maakte komen zeer diverse onderwerpen aan bod die in de twintigste eeuw een belangrijke stempel op de samenleving hebben gedrukt: kanker, plastic, de ontdekking van het kind en de bustehouder. Een reeks plaatjes brengt in deze platen de historische ontwikkeling van het onderwerp in kaart. Naast deze thematische platen zijn er ook plaatjesquizzen, waarbij de lezer zelf antwoord moet geven op wie er is afgebeeld, welke gebeurtenis of de locatie waar een historische gebeurtenis zich heeft afgespeeld. Het antwoord staat onderaan de pagina, ondersteboven geschreven, maar meestal zijn de plaatjes duidelijk genoeg. Deze quizzen zijn dan weliswaar wat makkelijk, de plaatjes daardoor vaak niet minder amusant.

Richard Scarry

~

Het leukste van De vooruitgang zijn de themaplaten. Soms belicht Geenen opmerkelijk thema’s, zoals de eerder genoemde geschiedenis van de bustehouder, maar ook de eeuw in beroemde benen en op klank. Veel van de thematische platen hebben een serieus thema, zoals oorlog of sterven, maar Geenen weet door zijn losse en komische tekenstijl ook deze zware onderwerpen licht te brengen. Deze tekenstijl, die hij ook gebruikt voor zijn strip Anton Dingeman in Trouw, is niet echt aan een bepaalde school te koppelen. Geenens tekeningen zijn expressionistisch, lijken een beetje stuntelig en zijn op een prettige manier rommelig. Het is soms een beetje onduidelijk wat de leesvolgorde is, maar dat maakt eigenlijk niets uit. De verduidelijkende tekstjes met pijltjes naar het onderwerp op het plaatje doen heel prettig aan de plaatjesboeken van Richard Scarry denken, die door mensen die in de jaren zeventig zijn geboren als kind vaak zijn verslonden. De vergelijking met de uitlegboeken van deze Amerikaanse tekenaar is bepaald niet ongegrond. Pagina’s met chronologisch geordende ontdekkingen en een alfabet van de twintigste eeuw doen erg aan de platen in deze vrolijke kinderboeken denken, maar zijn toch echt voor volwassenen bedoeld.

Het aanzien van de eeuw in strip

De vooruitgang is geen supergoed geschiedenisboek, omdat het slechts een beperkt aantal onderwerpen belicht en soms ook (licht) arbitraire keuzes maakt in de onderwerpen die behandeld worden. Het is ook niet echt een stripboek, dat als een avontuur lekker wegleest, of met korte maar sterke grappen. Toch is het een heel aantrekkelijk werk door de fijne tekenstijl van Geenen, het lekker grote formaat (folio) en het mooie papier. Het grootste kritiekpunt dat op het werk te geven is, is het moment van uitgave. De prenten hebben al in 1999 in Trouw gestaan en worden nu, vijf jaar later, pas gepubliceerd. Waarom dat niet eerder is gebeurd, is een volkomen raadsel. Het zal de verkoop niet echt goed doen, want de rage in eeuwboeken ligt nu toch al weer een jaar of vier achter ons. Desalniettemin is De vooruitgang een stuk leuker om op tafel te hebben liggen dan de afgezaagde Het aanzien van de zoveelste eeuw-boeken die je in menig boekenkast ziet staan.

Muziek / Achtergrond
special: Iceland Airwaves 2004

Het beste festival ter wereld

120 artiesten in een lang weekeinde op zes kleine podia op loopafstand van elkaar op het afgelegen IJsland. Je moet van hot naar her rennen om alles bij te houden, maar het kan allemaal wel. Iceland Airwaves is ongetwijfeld (als je eenmaal in IJsland aangekomen bent) het meest toegankelijke en bijzondere muziekfestival van Europa, en wellicht een van de beste ter wereld.

~

Na vijf jaar is dat goed doorgedrongen tot de westerse muziekwereld, want het festival was dit jaar uitverkocht en het wemelde er van de buitenlandse journalisten, muziektoeristen en platenbonzen. Een aantal inheemse bands is zelfs begonnen het publiek in het Engels aan te spreken. Er heerst een heuse hype: IJslandse muziek is cool, uniek en vooral in grote getale aanwezig. Welnu, de hype is waar: het Europese succes van bands Mínus, Sigur Rós en Múm toont slechts het topje van de ijsberg die het eiland aan muzikaal talent herbergt. En naast een klein aantal buitenlandse acts is het de muziek van eigen bodem wat de klok slaat op Airwaves. Waarom al deze artiesten buiten hun thuisland onbekend blijven of niet eens uitgebracht worden kun je je afvragen, maar het bezoekende publiek mag in zijn handen knijpen voor zo’n bonte verzameling bands van wereldklasse.

~

Na het plichtmatige openingsfeest op woensdagavond mag de dag erop de pret beginnen. Slowblow, het tot voor kort obscure bandje van Dagur Kári, de regisseur van de filmhuishit Nói Albínói, speelt een verrassend concert in de binnenplaats van een kunstmuseum in Reykjavik. De curieuze liedjes van Slowblow, die op hun laatste CD nog zo lo-fi klonken, worden uitbundig en met veel liefde op het podium vertolkt. Met behulp van Kristín van Múm en een band met uitgebreid instrumentarium, waaronder zelfs een zingende zaag, brengt de bescheiden Dagur zijn intieme muziek groots aan de man, en doet hij nog het meest aan de latere Sparklehorse denken. Een innemend concert. In de sfeerloze dansclub Nasa ondertussen speelt Úlpa (foto), de bijzondere band die voorgaande jaren een verpletterende indruk achterliet, snoeihard hun nieuwere nummers, waarvoor elke beschrijving of vergelijking tekort schiet. Betoverende, intelligente gitaarmuziek: een band die het nog heel ver gaat schoppen. Ook Ensími maakt nog steeds puike, strakke en heftige, Placebo-achtige gitaarpop, en ook hun nieuwe materiaal mag er wezen. De Zweedse Sahara Hotnights, een vijftal piepjonge meisjes, spelen tenslotte hun op klassieke leest geschoeide punkrock alsof hun leven ervan af hangt, maar gaan gebukt onder gebrek aan afwisseling.

Glamrock met oogschaduw

~

Vrijdagavond: geen grote namen, maar genoeg om van te genieten. De zweverige electropop van begeleide eenmansgroep Bang Gang blijkt op het podium van het museum uitstekend tot zijn recht te komen, en de gelegenheidsband krijgt het publiek op handen door hun set met een wervelende cover van Locomotion af te sluiten. In de rockkroeg Gaukur á Stöng speelt Sign, een volstrekt anachronistische glamrockband onder leiding van een tiener met oogschaduw en een geblondeerde haardos. De band is ditmaal directer en vooral harder en heftiger en revancheert zich met een nieuwe bezetting na hun beroerde optreden het jaar ervoor. Een welkome afwisseling van het gitaargeweld biedt even verderop Sk/um, een duo dat met allerhande apparatuur, waaronder zelfs een telefoon, inventieve electronica maakt in de druk bezochte club Kapital. Terug in Gaukur is inmiddels de Britse formatie yourcodenameis:milo aangetreden, een soms maniakaal klinkende band die in hun muziek aan zowel emo als Deftones en Notwist doen denken. De groep speelt op een piepklein podium in een propvollge, zweterige zaal een wervelende set, waarin de opzwepende energie van hun muziek nog beter tot hun recht komt dan op hun debuutalbum.

Oververmoeidheid

Het Noorse Magnet begint terug in het museum als solo-act en klinkt wat aangezet maar wel overtuigend mooi. Wanneer de rest van het gezelschap ingezet wordt, zakt de sfeer wat in, maar de band blijft over het algemeen goed spelen. Een uitstekende band die zich in de ouwe lullenkroeg Grand Rokk juist niet van zijn beste kant laat zien is Dikta, een jong viertal dat gedreven gitaarmuziek speelt, maar wiens nieuwe materiaal geen indruk maakt. Net zo min als Lights On The Highway, een nieuw bandje dat hier en daar een schitterend nummer heeft maar verder als een vermoeiende versie van de oude Stone Temple Pilots klinkt. Om de hoek in de kelder van het Nationale Theater maakt ook Hudson Wayne al zo’n gezapige indruk, met neuzelende muziek die ver na middernacht de aandacht niet meer vast kan houden. De verwachtingen voor het Canadees-IJslandse vijftal Kimono zijn hoog gespannen, maar de oververmoeidheid slaat toe en door technische problemen en een ronduit rommelige set kan hun vaak onwaarschijnlijk knappe en complexe gitaarmuziek in de snikhete nachtclub de avond niet meer redden.

Beukrap

~

Terug naar Nasa, waar de volgende avond een bescheiden begin van de grote en laatste dag van het festival gemaakt wordt door Ampop (foto), een electro-duo dat plotseling akoestisch en met toegevoegde drummer een ietwat onwennige indruk maakt, maar wel breekbare en mooie nieuwe nummers ten gehore brengt. Ske, de oubollig ogende maar op CD zo vrolijk en aanstekelijk klinkende popgroep weet geen geslaagd concert af te leveren. En opnieuw zijn het verderop in Gaukur de IJslandse jongeren die imponeren: de schreeuwerige punkrockband Hölt Hóra (kreupele hoer) levert in al zijn eenvoudigheid een ijzersterk concert af. Aan de overkant van de straat speelt Maus een degelijke set, waarbij hun nieuwe materiaal helaas geen blijvende indruk achterlaat. Keane vervolgens trekt niet zoveel publiek als verwacht, maar dat zal aan inzet niet liggen, want de gelikte orgelpop wordt met veel enthousiasme aan de man gebracht. Na de opgefokte beukrap van Quarashi, de prachtig staccato blik-op-oneindig-rock van Singapore Sling en nietszeggende optredens van de Britse Stills en Smiths-adepten The Bravery zorgen als laatste de IJslandse paljassen van Trabant voor een stevige portie kolder en dansbaar vermaak. Geen uitschieters dit jaar, wel weer een ongeëvenaarde collectie prachtbands.

Muziek / Album

Verassende zondagsliedjes

recensie: Maxon Blewitt - Maxon Blewitt

Volgens de geruchten hoeven we niet meer zo lang te wachten op de nieuwe plaat van Zita Swoon, maar voor het zover is is er weer een bandlid dat een soloproject is begonnen. Gitarist Bjorn Eriksson verzamelde een groepje mensen om zich heen en maakte een plaat zoals hij die graag hoort: bluesy, country-, bluegrass-achtige liedjes.

~

Het is niet echt verassend dat er wéér een Belg een eigen onderneming begint. Ze houden daar wel van een beetje afwisseling. Er schieten soloprojecten uit de grond alsof het paddenstoelen zijn en om de haverklap is er weer een collaboratie. Bjorn Eriksson leende zijn diensten al aan Calexico, The Seatsniffers, Pieter Jan de Smet en Magnus. Op deze plaat met vrienden van Tumbleweed en heeft zelfs zijn zusje Eva gevraagd om mee te spelen en te zingen.

Singer/songwriter

Naar eigen zeggen zijn de liedjes op het titelloze debuut van Maxon Blewitt “liefdesliedjes met harde gitaren”. Die omschrijving laat zich maar moeilijk staven; de teksten zijn te onduidelijk om te kunnen spreken van liefdesliedjes en harde gitaren zijn er weinig te horen. Veeleer zijn het rustige zondagmiddagliedjes, duidelijk geschreven rond de gitaar van Bjorn Eriksson. Het tempo is rustig, alleen op Stupid Cupid is er een duidelijke versnelling en horen we ook een wat hardere gitaar. Het wordt bij het luistenen van Maxon Blewitt duidelijk dat Eriksson nu eens zelf een album wilde maken met uitsluitend eigen liedjes. De band is duidelijk gegroepeerd rondom de gitaar en zang van de liedjesschrijver. We kunnen dit album dan ook goeddeels opvatten als een soloproject van Bjorn Eriksson.

Gemoedelijk

Erikssons stem is verassend diep en warm, hij weet erg dicht bij zijn Amerikaanse invloeden te komen die overduidelijk doorschemeren op deze plaat. Maxon Blewitt is een beetje een kruising tussen vrolijke pop, cowboymuziek en lichte blues. Dat blijkt al op het eerste “catchy” nummer We’ve Got All Our Lives To Celebrate, wat een lekker laid-back, groovy gevoel over zich heen heeft. De vrij zware stem van Eriksson wordt prettig begeleid door zuslief Eva. Verderop de plaat blijft Eriksson, hoewel niet erg experimenteel, steeds verassen. Het tweede nummer Fingerwaltz lijkt zo van Moondog Jr. te kunnen zijn. Dat Eriksson ervaring heeft met elektronische apparatuur komt ook op dit album naar voren: regelmatig worden liedjes opgeluisterd met rare bliepjes en geluidjes. Dit alles maakt dat de, in eerste instantie, traditionele liedjes een twist krijgen. Hoewel het allemaal nogal gemoedelijk klinkt en het af en toe even moeilijk is om de aandacht erbij te houden zijn er toch genoeg interessante wendingen om de plaat uit te zitten. Bijvoorbeeld op een zondagmiddag, met een glas wijn bij de open haard.