Theater / Voorstelling

Vergeetachtige Marx

recensie: Het Zuidelijk Toneel & Stefaan Van Brabandt – MARX

Na de succesvolle voorstelling Socrates, waagden Het Zuidelijk Toneel en de Vlaamse theatermaker en filosoof Stefaan Van Brabandt zich aan een nieuwe filosofische theatermonoloog. Ditmaal met Frank Lammers als Karl Marx in de hoofdrol. Frank Lammers – ook wel bekend als jolige vader in de Jumbo-reclames en Michiel de Ruyter in de gelijknamige film – kroop in de huid van de Duitse filosoof die in zijn tijd vooral werd gehekeld. Hij zet een sterke monoloog neer, op enkele vergeetachtige momenten na.

‘Ik ben het spook dat al eeuwen door Europa waart’, zegt Lammers, opkomend in een chique zwart/rood pak. Vanavond is híj voor even Marx, de filosoof die opkwam voor de arbeiders en streefde naar een klassenstrijd. In een introductie legt Marx uit dat het nooit zijn bedoeling is geweest om zoveel ellende op aarde teweeg te brengen. Dat zijn leer is uitgemond in het socialisme en communisme. Het communisme dat de Russen en Chinezen kennen, heeft niets te maken met zijn theorieën. Evenmin heeft het ‘marxisme’ te maken met hemzelf, Marx.

Naast deze kwestie, komt ook het levensverhaal van Marx aan bod: zijn huwelijk met Jenny, hun kinderen en het tragische lot dat hen ten deel viel. Met de nodige humor vertelt Marx over het trammelant dat hij veroorzaakte in Duitsland, Frankrijk én Engeland. Haast in ieder land wist Marx de regering tegen hem te keren, door de politieke toestand in deze landen te bekritiseren. Marx moést schrijven, het was een natuurlijke aandrang van hem. De keerzijde hiervan was dat hij zijn eigen gezin, zijn hooggeboren vrouw Jenny von Westphalen en zeven kinderen, in armoedige leefomstandigheden bracht. Met gebroken stem vertelt Marx hoe de gehele familie Marx in London het huis uit werd gezet en hoe zijn bezittingen werden afgenomen. De familie was uitgeleverd aan honger en armoede. Dit eiste zijn tol: vier van de zeven kinderen van Karl en Jenny kwamen te overlijden. Hun huwelijk kwam op losse schroeven te staan, al helemaal door de komst van het buitenechtelijke kind Frederick. De intimiteit met zijn dienstmeid Helene Demuth, was Marx duur komen te staan.

Pauzemomenten

Het jammere aan de voorstelling is dat er zoveel ruimte is opengelaten voor de biografische details ten opzichte van ruimte voor het gedachtegoed van Marx. Richting het einde, is er steeds meer aandacht voor de statements die Marx maakte in o.a. Het communistich manifest en Das Kapital. Het spel wordt dan ook veel krachtiger en zinniger. Lammers begint namelijk erg vertwijfeld aan de monoloog en ijsbeert in gedachten verzonken over het toneel. De biografische details brengt hij met de nodige dramatiek aan het publiek en het wordt soms net iets té dramatisch. De bezoekers moeten lang wachten voordat Lammers de echte filosofische kwesties aansnijdt.

Opvallend is dat Lammers middenin de monoloog tot twee keer toe het podium verlaat met zinnen als ‘Denk daar maar even over na’ en ‘Ik moet even weg’. Of Lammers zijn tekst is vergeten of dat dit bij de ‘warrigheid’ van Marx past, wordt in het midden gelaten. Toch kunnen die twee onderbrekingen worden gereduceerd tot ‘begrijpelijke pauzes’. Lammers weet zich na die twee ‘pauzemomenten’ heel goed te herpakken en verwoordt ijzersterk Marx’ gedachtegoed. Dit gedachtegoed kan overigens ook toegeschreven aan een andere filosoof: Marx’ goede vriend Friedrich Engels en medeauteur van Het communistisch manifest. Engels was keer op keer een helpende hand in barre omstandigheden, door de familie Marx geld te lenen en huisvesting voor hen te zoeken. Bovendien was Engels één van de zeven bezoekers op de begrafenis van Marx, die zijn vrouw Jenny overleefde.

Bezinning

Wie de zaal verlaat, heeft zijn hoofd vol met wijze spreuken. Daarvoor is filosoof Stefaan Van Brabandt verantwoordelijk. Hij wist Marx’ gedachtegoed te reduceren tot enkele prachtige, diepzinnige filosofische uitspraken. Niet alleen krijgen we een aaneenschakeling van filosofische overpeinzingen te horen; ze worden ook gekoppeld aan vraagstukken uit de actualiteit. Lammers neemt onze consumptieverslaving door het slijk en wijst met beschuldigende vinger naar het publiek dat nooit haar verlangens in vervulling ziet opgaan. Deze theatermonoloog heeft daarmee een hoge actuele waarde.

De waarde van Marx’ werken, werden dan eerder ook uitgedrukt in het boek Het Kapitaal van de Franse econoom Thomas Piketty. Deze theatermonoloog maakt de toehoorder nieuwsgierig naar de Vlaamse variant: in België staat niet Lammers, maar Johan Weldenbergh op het podium als Marx. In welke taal of in welk accent dan ook: dit toneelstuk zet toe tot nadenken over de huidige maatschappij.

Theater / Voorstelling

Platonov als Millennial is uiterst herkenbaar

recensie: Theater Utrecht - Platonov

Platonov gaat net als alle andere stukken van Tsjechov over gedesillusioneerde mensen die geen raad weten met zichzelf, hun leven en hun verlangens en die aan het eind van het stuk soms wijzer, maar meestal nog ongelukkiger zijn dan aan het begin. Of dood. De Platonov die Thibaud Delpeut bij Theater Utrecht regisseert is qua inhoud niet anders, maar de vormgeving is inventief, hedendaags, herkenbaar en levert een zeer interessante voorstelling op.

In Tsjechovs oorspronkelijke tekst is Platonov een schoolmeester die met vrouw en kind in de provincie woont en de maatschappij waarin hij leeft haat, al beseft hij daar onderdeel van uit te maken. Bij Theater Utrecht bestaat die maatschappij uit een huis waarin een aantal Millennials samenwoont. Studenten en ex-studenten zonder echte richting en met teveel keuzemogelijkheden in hun leven. Ze staan laat op, eten avocado’s, rijstwafels en door bezorgdiensten gebrachte maaltijden, kijken op hun telefoon, gamen en worden constant omringd door beelden op grote televisieschermen waar ze niet naar kijken.

Zoekend

Misja Platonov komt met vrouw en baby terug van een reis naar India waar hij tevergeefs naar de betekenis van het leven heeft gezocht. Iedereen is in eerste instantie blij en opgewonden, maar onmiddellijk is er heibel. Misja is overtuigd van het eigen gelijk, neemt geen blad voor de mond en jaagt daarmee iedereen tegen zich in het harnas. Hij is echter de enige met duidelijke standpunten en maakt daardoor een krachtige indruk, geen wonder dat alle vrouwen voor hem vallen. Ook als publiek zie je hem graag want, op homo Mark na, zijn de andere personages nogal vaag. Waar ik als recensent denk: Zou dat nog tijd behoeven? Zouden de andere spelers misschien meer in hun rol moeten groeien? Zegt mijn gezelschap, zelf een Millennial: ‘Nee, dit klopt. Dit vage is weliswaar een cliché maar het hoort bij ons leven.’ Dat moge zo zijn, spannend is anders.

Toch is er gelukkig voldoende te herkennen voor non-Millennials want ook wij zitten vaak online, zijn gewend aan beeldcultuur en het belangrijkste:  uiteindelijk kennen ook wij de universele pijn die bij leven hoort.

Vincent van der Valk is een mooie Misja, aanvankelijk ad rem en zelfverzekerd met een gigantisch grote bek, later bang en alleen, al blijft hij op geestige wijze iedereen uitschelden die hem in de steek laat. In de oorspronkelijk versie wordt hij doodgeschoten, hier sterft hij een ander soort dood.

Soundscape

Vormgeving en soundscape zijn fantastisch en spelen een belangrijke rol. Niet lang na Misja’s thuiskomst zien we op één van de schermen de tekst van het op dat moment gespeelde ‘Go tell the Women’ van Grinderman. Het is bijna een waterscheiding. Misja begint te drinken, verliest controle en kracht en krijgt diepongelukkig makend zelfinzicht. Als hij uiteindelijk in wanhoop hulp zoekt bij de eerder door hem verlaten vrouwen zien we op het ene scherm beelden van een zoekend lief grootogig cartoon figuurtje en op het andere van een enge spin met gigantische poten.

Uiteindelijk, als Misja zijn strijd heeft opgegeven, zingen de Rolling Stones, de grootvaders van deze Millennials, ‘You can’t always get what you want’. Tragisch en briljant.

Theater / Voorstelling

Middeleeuwse volkslegende verwordt tot lusteloze, vage vertelling

recensie: Toneelgroep Oostpool - Robin Hood

Robin Hood is de eerste voorstelling in de nieuwe theaterreeks ‘What’s in a fairytale?!’ van schrijver Joachim Robbrecht en regisseur Sarah Moeremans. De voorstelling maakt inzichtelijk hoe held Hood er acht eeuwen later voorstaat: nog steeds ‘people’tjes’ toesprekend over de onrechtvaardigheid en over de strijd tegen armoede. Of Toneelgroep Oostpool het geschil tussen arm en rijk heeft beslecht en het publiek zover heeft gekregen om de beurs open te trekken, blijft in het midden. Wat hen wél is gelukt, is om totale chaos te scheppen op het podium en zich te verstrikken in hun eigen artisticiteit.

‘Robin Hoo-hoooood’, ‘Robin Hooooo-aah-hoood’ schelt uit de theaterzaal. Wat het publiek waarneemt als ze binnenhuppelen, zijn geen enthousiaste fans van de eeuwenoude volkslegende, maar twee spelers die de naam van hun leider scanderen door de ruimte. Personage Tuck (Louis van der Waal), een kleine broeder gehuld in een broekpak waarin hij zich nauwelijks kan voortbewegen, en Justice (Gillis Biesheuvel), kletsen het publiek de oren van het hoofd. Indrukwekkender dan deze poging tot publieksparticipatie is het imposante decor. Op het podium van Stadstheater Arnhem ligt een levensgrote ‘man’. Zijn romp, hoofd en één arm rusten op de vloer. De vraag die deze gestalte doet oproepen is: waar is de speelruimte van de spelers gebleven? De acteurs beginnen hun spel tussen de toeschouwers. Zigzaggend door de rijen stoelen in de zaal, willen ze eerst een aantal dingen ‘rechttrekken’. Ze hebben geen hekel aan de rijken, maar aan armoede en onrechtvaardigheid. Ze – de zogeheten ‘Robinisten’ – houden nog steeds stand in Sherriwood Forest. Hun fort wordt bedreigd door een voorstel van koning Jan (komisch vertolkt door Steef de Bot met geblondeerd glitterhaar), die het bos graag wil teruggeven aan ‘wandelaars en uw spelende kinderen’. Daar steken Robin Hood en zijn gevolg – lady Marian, Justice, Tuck en Little John – uiteraard een stokje voor.

Alle masculiniteit weggepoetst

In deze voorstelling is Robin Hood niet de standvastige held die zijn woord tot het volk richt, maar heeft hij een spreekbuis: Justice. Deze in rokachtige creatie gehulde, lange man (zijn geslacht is discutabel) met pareloorbel, brengt gedurende de voorstelling een onophoudelijke ergernis naar boven. De prachtige teksten die Joachim Robbrecht heeft geschreven en die op zichzelf kunstwerkjes van woorden zijn, worden door Justice’ bombastische stemgeluid verkracht tot gewetenloze, boze uitspraken. Voornamelijk Justice zorgt ervoor dat je het gevoel krijgt dat de voorstelling te lang, maar dan ook véél te lang duurt (wat ook werkelijkheid wordt). Daarnaast wordt het spel van Tuck gekenmerkt door hysterie: de kleine broeder is een speelbal onder de andere Robinisten (waaronder de macho, Rambo-achtige Little John, gespeeld door Dalorim Wartes) en het irriteert dat hij niet op een rustige wijze zijn verhaal kan doen. Daarin is lady Marian, gespeeld door Camilla Siegertsz, niet zijn gelijke. Siegertsz zet een krachtige lady Marian neer, die in vertwijfeling is over haar rol tussen de mannen in het bos.

Als één personage enige redelijkheid in dit toneelstuk brengt, is lady Marianne het wel, tezamen met Chiem Vreeken die de rol van Boer Bastian op zich neemt. Terwijl Hood en Justice zich achter hun idealen verschuilen, sluit Boer Bastian een compromis met koning Jan. Hij voelt zich gebaat bij een deal met de koning, omdat hij het hoog tijd vindt dat er weer rust in Engeland komt. De ietwat sullige boer komt des te krachtiger over, omdat hij op overtuigende, zelfverzekerde en bedachtzame manier het woord tot het publiek richt. Daarmee doet hij recht aan de tekst van Robbrecht: de theaterdialogen kunnen in alle rust beter floreren en krijgen zo de erkenning die meer dan terecht is.

Artistiek in negatieve zin

Bewondering en verafschuwing voor de personages wisselen elkaar in rap tempo af. Hoofdpersonage Robin Hood komt pas laat ten tonele, maar doet dat in stijl: gehuld in een zwarte, zeer strakke legging en met een knalroze blouse zit hij nonchalant op de ‘grote reus’. Overduidelijk is de Robin Hood uit de verfilming Men in tights een inspiratiebron geweest voor kostuumontwerpster Femke van Neerven. Overigens heeft deze Hood weinig gemeen met de Middeleeuwse uitbuiter uit Sherriwood. Hood heeft al zijn masculiniteit na achthonderd jaar verloren, is snel op zijn teentjes getrapt en huppelt als een Scapino-danser over het podium. Zowaar dit een anti-sprookje is, heeft het ook een typische anti-held: deze held is het vechten moe en wil liever ‘vrijen’ met lady Marian dan dat hij zich op het strijdveld bevindt. Richting het einde toe, wordt deze Hood steeds komischer. Ook het moment waarop Justice aan Tuck uitlegt hoe de Middeleeuwse economie eruit zag – uitgedrukt in het bezit van kippen – werkt enigszins op de lachspieren. Het feit dat de komende grappen bijna alleen maar bestaan uit woordspelingen op dit minilesje (bijvoorbeeld ‘dat is het hele eieren eten’), is dan weer iets voor de hand liggend.

Naast toneel, komen ook andere disciplines terug in dit toneelstuk zoals een greintje moderne dans en zang. De voorstelling oogt zeer artistiek door het bijzonder vormgegeven decor, de special effects en de frivole kostuums, maar niet altijd in positieve zin. De veelheid aan disciplines werkt vooral de vaagheid van deze voorstelling in de hand. Na anderhalf uur is mijn concentratie compleet weggevaagd en blijft het onduidelijk wat nu het doel of nut is van deze voorstelling. Gedeeltelijk valt dit terug te vinden in het programmaboekje (het pr-materiaal is overigens wél fantastisch en leuk bedacht), maar een positiever gevoel over dit anti-sprookje brengt het niet teweeg. Vooral een medelijdend gevoel voor schrijver Robbrecht blijft hangen: zijn werken hebben zo te horen veel meer potentie, maar de uitvoering is écht ondermaats. Ik zou graag de woorden van de artistieke leiding willen terugdraaien: “What Oostpool stole frome us, we’re gonna steal it back for Disney.”

Boeken / Non-fictie

Met eruditie voorbij het klimaatscepticisme

recensie: Bruno Latour - Oog in oog met Gaia

In Oog in oog met Gaia ontvouwt de Franse filosoof Bruno Latour zijn bevindingen over de staat van onze planeet. Zijn vertrekpunt is dat het reeds vijf over twaalf is en we hebben te leren omgaan met een muterend klimaat. De vraag is hoe?

Bruno Latour is vooral bekend als kritisch wetenschapsfilosoof. Op antropologische- en sociologische wijze heeft hij onderzoek gedaan naar de ‘stam’ der wetenschappers. Hoe ontstaan feiten, hoe wordt wetenschap nu eigenlijk ‘gemaakt’? In zijn zeer heldere Wetenschap in Actie uit 1987 plaveit hij de weg van zijn denken, waar hij in zijn latere werk op voortborduurt. Een ander bekend boek van hem is zijn provocerende We zijn nooit modern geweest (1993), een boek dat met de fakenews-lawines van Trump en consorten opnieuw zeer actueel is.

Het idee dat hij in We zijn nooit modern geweest uiteenzet, werkt hij in Oog in oog met Gaia uit. Dat idee is dat het onderscheid tussen de modernen en de pre-modernen is, dat de moderne mens niet langer de link legt tussen een regendans en het feit dat het daarna gaat regenen. De moderne mens erkent dat zijn huidige handelen een impact heeft op de planeet. In Oog in oog met Gaia beschouwt Latour op kritische wijze de vele discoursen die er op dit moment plaatshebben rondom de discussie van de klimaatverandering. Hij ontrafelt de vooronderstellingen, de misvattingen of oppervlakkigheden die er in de dialogen over het klimaat zoal de ronde doen.

De positie van Gaia

Nog voor het boek goed en wel begonnen is heeft Latour alvast een aantal kaders uitgezet. Het is vijf over twaalf, er is geen sprake van een crisis en de toekomstige generaties moeten zien te dealen met een muterend klimaat. Dit kan nogal rebels overkomen, want we horen meestal dat er nog tijd is de klimaatverandering binnen de perken te houden. Vervolgens borduurt Latour verder op de enigszins omstreden Gaia-hypothese van James Lovelock. Deze stelt dat de biosfeer op onze planeet op een zodanige wijze werkt dat de aarde als een levend organisme kan worden gezien. Hij ontmantelt het denken in een globe en globale sferen. Daarvoor in de plaats stelt hij feedbackloops. Die beginnen ook langzaamaan in het rijke westen hun gevolgen te tonen, zoals de extreme hitte in Zuid Europa. Hij stelt dat de ‘vijand’ van hoop actie is. We moeten dus niet langer hopen op dat het allemaal wel goed komt, maar actie ondernemen. Ongeacht de scepsis.

Pittige kost

Wat opvalt in het lezen in Oog in oog is de enerzijds verbredende visie, met heldere vergezichten en invalshoeken die doorgaans aan onze zintuigen voorbijgaan. Anderzijds de lastige taal waarin Latour zijn betogen uit de doeken doet. Niet alleen is het aan te raden enigszins bekend te zijn met zijn eerdere werken, ook vooronderstelt Latour een zekere filosofische, academische scholing bij zijn lezers. Wanneer hij alledaagse begrippen zoals religie op z’n kop zet, door ze te hervertalen als contrareligie, getroost hij zich weinig inkt om helder voor het voetlicht te brengen wat dit behelst.

‘De oude betekenis van religie is niet meer duidelijk; integendeel zelfs, veronachtzamen waar de anderen gehecht aan zijn wordt het nieuwe gebod! Daarom suggereert Assmann voor deze nieuwe samenhang van religie en waarheid de ogenschijnlijk tegenintuïtieve term contrareligie.’

Latour legt dan in een voetnoot uit: ‘Contrareligies, of secundaire religies, onderscheiden zich dus van primaire religies.’ Een paar pagina’s eerder legt Latour kort uit wat onder de onachtzamen verstaan kan worden. Dat zijn de moderne christenen die niet meer in verbinding staan met de aarde en de atheïsten. Wat hij vervolgens bedoelt met de primaire en secundaire religies krijgt een ingewikkelde, nauwelijks verhelderende uitleg.

Zo schommelt het boek voortdurend tussen die prikkelende omkeringen van hoe we gewend zijn te kijken of spreken over zaken als religie, onze planeet (als globe), het antropoceen of over de mens. Daarnaast maakt Latour ook een onderscheid tussen mensen en aardbewoners. Twee verhoudingen van de mens jegens de aarde. Om daar een lezing verder nog de niet-mensen (de dieren, planten, oceanen) aan toe te voegen.

Het is een wrange ironie. We lezen een geëngageerde Latour die het geleuter over wel of geen klimaatverandering achter zich wil laten. Die serieus denkt over hoe we met een snel muterend klimaat – en daarmee veranderende planeet – om moeten gaan. Die daar tot slot actie aan verbindt en ons oproept onze omgang met onze leefomgeving opnieuw te definiëren. Helaas zo eigenzinnig geschreven dat het merendeel van zijn lezers ergens in het boek verdwaald raken.

Het is te hopen dat een knappe kop dit boek kan terugbrengen tot een begrijpelijk en leesbare handleiding, want actie is geboden.

Wende - Deze Gin
Muziek / Interview
special: Een interview met Wende
Wende - Deze Gin

Mens zijn tussen de mensen

Mens is het eerste Nederlandstalige album van Wende. Wat begon als theaterconcert, is uitgegroeid tot een volwaardige cd. “De onrust blijft er inzitten, maar Mens heeft me wel geworteld.”

Het is niet voor het eerst dat de zangeres zich waagt aan Nederlandstalig repertoire. Op de kleinkunstacademie zong ze al Nederlandse liedjes en op haar tweede album staan er ook vier, waaronder een duet met Huub van der Lubbe. Regelmatig zingt ze de evergreen ‘Mens durf te leven’. En vrij onlangs coverde Wende bij DWDD ‘Als de liefde niet bestond’ van Toon Hermans. Maar een heel album met Nederlandstalige liedjes maakte ze niet eerder.

Wat deed je besluiten om dat nu wel te doen?

“Ik kreeg opeens de behoefte om in het Nederlands te schrijven en te zingen. Dat gevoel ontstond toen ik na aan het denken was over de vraag: ‘Waar hoor ik eigenlijk thuis?’. Ik heb in mijn leven op veel plekken gewoond waar ik verschillende talen heb geleerd. Zo zat ik op een Amerikaanse school in Indonesië en op een Franse school in Afrika. Maar ik ben Nederlandse en ik woon hier, dus wilde ik me ook eens in het Nederlands uitdrukken.”

In hoeverre is die rusteloze jeugd van invloed geweest op Mens, een album dat weer heel anders is dan je eerdere werk?

“Door het werk van mijn vader ben ik inderdaad veel verhuisd toen ik jong was. Als je op je negende al drie continenten achter je kiezen hebt, leer je al vroeg dat het onbekende niet gevaarlijk is. Wat ook meehelpt: ik ben altijd erg nieuwsgierig geweest. Die onrust blijft er inzitten hoor, maar Mens heeft me wel geworteld.”

Bron: YouTube

Dus het zingen in je eigen taal bevalt wel?

“Nu wel ja, maar eerlijk gezegd had ik altijd een beetje een haat-liefde verhouding met het Nederlands. Het is een moeilijke taal om in te zingen, en ook een banale taal. Een taal die je dingen laat vragen als: ‘Mag ik het zout?’ en ‘Hoe was je dag?’ Om in het Nederlands te kunnen zingen moest ik een dramatische, poëtische stap maken. En dat gaat me makkelijker af in het Frans of het Engels.”

En dus ging je te rade bij erkende schrijvers als Arnon Grunberg, Dimitri Verhulst en liedjesschrijver Typhoon …

“Ik ben naar die mensen toegestapt om te vragen: ‘Hoe doe je dat, schrijven in het Nederlands?’. Dimitri Verhulst heb ik ook verzocht om een paar nummers voor mij te schrijven. En met Typhoon ben ik tien dagen naar Suriname geweest. Hij had me gevraagd om dramaturg te zijn voor zijn theatershow. Ik bewonder hem zeer om de wijze waarop hij met taal omgaat. Hij maakt taal binnen taal.”

Dimitri Verhulst schreef drie teksten voor dit album. Hoe zijn die tot stand gekomen?

“Met Dimitri Verhulst heb ik hele persoonlijke gesprekken gevoerd. Hij was erg open naar mij toe. Het lied ‘Vrij me’ is echt een ontboezeming van hem, met een hele tedere tekst. Hij staat toch bekend als schrijver van de zelfkant en de nachtelijke romantiek, die je eerder associeert met destructie, rauwheid en cynisme. Dat hij met zo’n tekst kwam, betekent dat hij me in vertrouwen nam.”

Bijzonder dat de tekst van ‘Voor alles’ is geschreven door Joost Zwagerman …

“Toen ik las dat Joost Zwagerman dood was, bedacht ik me opeens dat hij me ooit een e-mail had gestuurd met de vraag: zou je een lied willen schrijven bij deze tekst van mij? Dat was ik helemaal vergeten. Je weet hoe dat gaat met e-mails, deze was er ook doorheen geglipt. Meteen dezelfde dag heb ik muziek bij zijn tekst gemaakt.”

Zing je liever je eigen teksten of teksten geschreven door anderen?

“Ik vind het makkelijker om teksten van anderen te zingen, want ik ben best kritisch op mijn eigen teksten. Soms schaam ik me er zelfs voor omdat ze zo persoonlijk zijn. Ik heb ook eerder respect voor andermans teksten. Daar moet ik in groeien nog, maar het gaat al beter. Bij je eigen teksten is het erg belangrijk om de juiste toon te pakken, anders wordt het al snel pathetisch of pretentieus. Met de teksten van anderen kan ik oneerbiediger zijn.”

Voor Mens werkte je samen met kunstenaars uit verschillende disciplines. Waarom heb je daarvoor gekozen?

“Vanaf het begin stond samenwerking centraal op dit album, en ben ik Mensmensen erbij gaan betrekken. Meestal doe ik bij aanvang van een project alles alleen, maar nu vond ik het belangrijk om mensen die niet direct in mijn comfortabele zone zitten meteen mee te laten luisteren. Het zijn wel allemaal mensen die ik vertrouw in hun vak. De meerwaarde van deze manier van werken? De som der delen maakt een kunstwerk rijker.”

Kun je een paar namen noemen?

“Torre Florim (De Staat) heeft me geholpen met de structuur van de nummers. Ook heeft hij tips gegeven over het combineren van electronica met mijn muziek. En Yan en Ludowic, die afkomstig zijn uit de elektronische wereld, hebben me bijgestaan bij het creëren van de sound. Met fotografe Robin de Puy heb ik net een videoclip opgenomen bij ‘Deze Gin’. En leuk om te vermelden is nog dat Bas Heijne een column heeft geschreven voor het albumboekje. Over hoe het is om mens te zijn te midden van mensen, in deze tijd van populisme, terrorisme, uitsluiting en angst.”

Is dat ook het thema van Mens?

“Ja dat klopt. Ik heb een tijdje allerlei dingen uit de kranten geknipt om een beeld te krijgen van hoe ik me verhoud tot de wereld om me heen. Dat varieerde van artikels over Facebook-verslaving tot reportages over verkrachtingen in Congo. Tijdens die zoektocht begon ik me af te vragen wat mijn verantwoordelijkheid is in deze wereld. Een wereld waarin we muren optrekken als er iets vreemds binnenkomt. Ga ik dat ook doen? Maar als we alles en iedereen buitensluiten, wordt het wel erg eenzaam. Dat hele denkproces heeft geresulteerd in de vraag: Hoe moet ik mens zijn?”

En, ben je er al uit?

“Ik heb op Mens geen antwoord gevonden. Wel hoop ik dat ik, door me kwetsbaar en open op te stellen, de verbinding aan kan gaan met anderen die mijn gevoel herkennen, of die getroost willen worden. En misschien gebeurt dat wel directer door de Nederlandse taal.”

Muziek / Concert

Alle kanten van het genre zijn te horen

recensie: Folk Metal Night Amsterdam: Trollfest, Arkona, Heidevolk, Korpiklaani

Trollfest, Arkona, Heidevolk en Korpiklaani laten op de Folk Metal Night zien hoe divers het genre is. Elke band heeft een zeer eigen stijl en toch passen ze allemaal in het hokje Folk Metal.

Trollfest heeft de moeilijke taak om de zaal op te warmen en de avond te openen. Maar de vrolijke Noorse band weet de zaal met een paar ballonnen meteen los te krijgen. Ze spelen vrolijke muziek waarbij menig metalhead niet stil kan blijven staan. Opvallend is de metalcover van ‘Toxic’, van Britney Spears, die stiekem toch best goed klinkt. Trollfest maakt er een feestje van op het podium en in de zaal, en dat maar liefst drie kwartier lang.

Arkona laat haar twee kanten zien

Vervolgens neemt het Russische Arkona het over, een band die totaal het tegenovergestelde is van Trollfest. De zaal wordt gevuld door een donkere mysterieuze sfeer als frontvrouw Maria Akrhipova, die een mysterieuze heks lijkt, het podium betreedt. Het eerste half uur speelt de band in een soort trance duistere muziek en wordt het podium gevuld door de grunts van zangeres Maria. Er is nauwelijks contact met het publiek, dat ook in een soort extase naar de band aan het kijken is.
Op het juiste moment, net voor het eentonig dreigt te worden, is er één minuut pauze en lijkt er een totaal andere band op te komen. Maria maakt contact met het publiek en er word meer folk-achtige muziek gespeeld. Het publiek gaat los en danst mee op de muziek, waar de doedelzak en fluit nu duidelijk hoorbaar zijn.

Heidevolk speelt een thuiswedstrijd

Voor Heidevolk was de avond een thuiswedstrijd, het enige moment in de tour dat de Gelderse band in Nederland speelt. Een deel van het publiek lijkt hiervoor ook speciaal gekomen te zijn. Heidevolk speelt diverse nummers van het nieuwe album en laat zien dat ze die live net zo goed kunnen spelen. ‘Wolf In Mijn Hart’ beginnen ze in het Nederlands en halverwege veranderen ze naar de Engelse versie. Ook spelen ze ‘Tiwaz’ en ‘Brittania’, die het goed doen bij het publiek. Een nieuw nummer dat echt indruk maakt is ‘Yngwaz’ Zonen’. Alleen begeleid door een drum zingen de twee zangers, ondersteund door de andere mannen als achtergrondkoor.

Natuurlijk speelt de band ook nummers die het publiek al langer kent, zoals ‘De Hallen Van Mijn Vader’, ‘Saksenland’, ‘Drankgelag’ en tot slot natuurlijk de cover van ‘Vulgaris Magistralis’. Het publiek galmt mee. Heidevolk geeft een spetterende show weg van ruim meer dan een uur.
Tot slot speelt de Finse headliner Koorpiklaani. Menig metalhead zal de band kennen van hun drankliederen, bijvoorbeeld ‘Vodka’, maar deze band heeft veel meer te bieden. De band mengt traditionele Finse folkmuziek met metal en dat resulteert in muziek waarbij je niet stil kan staan. Het publiek gaat dan ook helemaal uit zijn dank, zo crowdsurfen er tientallen mensen gedurende het optreden.

Waar de liederen over gaan blijft grotendeels een raadsel, want Fins blijkt een taal waar weinig van te maken valt. Alleen diehard fans weten de teksten mee te zingen. De frontman praat nauwelijks, wat er voor zorgt dat er bijna anderhalf uur lang nummer achter nummer wordt gespeeld en gedanst. Wel laat de band nog weten bezig te zijn met een nieuw album, dat dit jaar uit moet komen.

Deze avond laat zien hoe divers één (sub)genre kan zijn met: de vrolijke en gekke liederen van Trollfest, de duistere nummers van Arkona, de strijdliederen van Heidevolk en de nummers waarop je moet bewegen van Korpiklaani. Het was een geslaagde avond en een aanrader voor iedereen die van (folk)metal houdt.

Symphonic Metal Night
Muziek / Concert

Een avond vol hoge noten en keiharde drums

recensie: Symphonic Metal Night: Evenmore, Sleeping Romance, Visions of Atlantis, Serenity
Symphonic Metal Night

De Symphonic Metal Night is een avond vol symfonische metal van kleine en grotere bands uit het genre. De nog niet zo bekende Evenmore en Sleeping Romance zijn het voorprogramma voor de grotere bands Visions of Atlantis en headliner Serenity.

Nederland is goed vertegenwoordigd in het genre symfonische metal met bands als Within Temptation, Epica en Delain, maar dat er meer is binnen dit genre wordt deze avond duidelijk. Zo laten Visions of Atlantis en Serenity zien dat een symfonische metalband ook buiten de klassieke samenstelling (metalband met klassiek geschoolde zangeres) de sterren van de hemel kan spelen.

Evenmore en Sleeping Romance stomen het publiek klaar

De Zwitserse band Evenmore opent de avond en heeft het publiek meteen geboeid door de frontvrouw die als enige deze avond zowel grunt als hoge noten zingt. De band staat vol enthousiasme op het podium en weet het publiek, dat nog niet zo bekend is met deze band, mee te krijgen. Evenmore speelt diverse nummers van hun album Last Ride, zoals ‘Last Breath’. De band sluit na een half uur af met ‘Breaking the silence’, waarin zowel fluit als doedelzak te horen zijn.

De Italiaanse band Sleeping Romance neemt het stokje over van Evenmore en speelt ook een half uur. De zangeres van de band was de dag ervoor geveld door de griep, maar doet haar uiterste best om toch op te treden. Mede hierdoor was de zang vrij slecht te verstaan en overheerste het instrumentale gedeelte. De stukken die wel goed verstaanbaar waren, klonken veelbelovend.

Visions of Atlantis en Serenity maken de avond compleet

De bekendere Oostenrijkse metalband Visions of Atlantis geeft vervolgens een show weg van drie kwartier. De energie spat van het podium af, mede doordat deze band zowel een zanger als zangeres heeft en beide ongeveer even veel zingen. Zangeres Clémentine DeLauney gaf ook aan herstellende te zijn van de griep, waardoor ze weinig aan het woord was, maar aan haar zang was niets te merken. De band heeft de dag hiervoor haar nieuwe album The Deep & The Dark uitgebracht en speelt hier verschillende nummers van, zoals ‘Book Of Nature’ en ‘The Silent Mutiny’. Deze nieuwe nummers klinken erg goed en maken nieuwsgierig naar het album.

Tot slot treedt headliner Serenity op, de Oostenrijkse metalband waarvoor het grootste deel van het publiek speciaal gekomen lijkt te zijn. Afgelopen oktober brachten zij hun nieuwe album Lionheart uit, waarvan zij deze avond veel nummers spelen. Frontman Georg Neuhauser rent en springt over het hele podium, de meeste nummers zingt hij alleen en op het podium lijkt ook geen plek voor een ander. Op de albums van Serenity staan met enige regelmaat duetten of nummers met vrouwelijke achtergrondzangeressen. Deze avond neemt Melissa Bonny, de zangeres van de eerste band van de avond Evenmore, deze rol op zich. Zij laat met haar zang een andere kant van zichzelf zien dan eerder die avond, maar een echte chemie met Neuhauser is er niet. Hij lijkt liever alle ruimte voor zichzelf te hebben.

Serenity maakt er een energierijke show van en speelt ruim anderhalf uur vol. In het midden van de show is er ruimte voor een akoestisch gedeelte, waarbij Bonny en Georg gaan zitten en er zelfs een jonge fan bij mag komen. Ze zingen onder andere ‘Fairytale’. Aan het slot van de show spelen ze ‘Lionheart’, waarbij ze losgaan en met grote vlaggen zwaaien wat de tekst extra nadruk geeft.

Kortom, het was een geslaagde avond en zeker een aanrader voor (symfonische) metalliefhebbers die kennis willen maken met een aantal kleinere bands uit het genre. Symfonische metal heeft namelijk meer te bieden dan grote bands als Within Temptation en Nightwish en dat laat deze avond duidelijk zien.

De Nationale Opera
Muziek / Reportage
special: seizoen 2018 – 2019 van De Nationale Opera
De Nationale Opera

Traditie opent deur naar de toekomst

Het centrale thema van De Nationale Opera (DNO) in het seizoen 2018 -2019 is ‘identiteit en confrontatie’. Pierre Audi, die per 1 september dit jaar directeur zal worden van het Festival d’Aix-en-Provence, spreekt over het klassieke repertoire in vernieuwende ensceneringen, maar ook over een bewuste keuze voor meer werken uit de twintigste eeuw. In totaal twaalf nieuwe producties staan ons te wachten, waaronder vier in het Opera Forward Festival.

Focus op jong

Het volgende seizoen begint met Die Zauberflöte van W. A. Mozart met avant-première voor jongeren tot en met 35 jaar in het kader van het project ‘My Muse & Me’: voor slechts €20 per jaar kan iedereen tussen 16 en 35 jaar niet alleen met een flinke korting (tot 75%!) naar de opera- en balletvoorstellingen komen maar ook nog deelnemen aan activiteiten rondom voorstellingen, kennismaken met kunstvormen en de solisten ontmoeten. Els van der Plas, algemeen directeur, vertelt tijdens de persconferentie op 19 februari in het gebouw van DNO dat er op dit moment al 600 jongeren gebruik van maken.

Maar de focus op jong publiek gaat nog veel verder. DNO is trots dat meer dan 400 scholieren jaarlijks de kans krijgen om kennis te maken met de opera. Buiten dit zijn er speciale familiematinees te bezoeken, workshops ‘Opera of Dans’ voor kinderen van 6 t/m 12 jaar en de theatrale rondleidingen ‘Kijkje Achter De Schermen’, die zelfs al voor peuters van vier jaar de opera tot een spannende ontdekkingsreis maken. En niet te vergeten het Opera Forwards Festival dat al drie seizoenen lang de jonge generatie kunstenaars omarmt. Het thema wordt net zoals dit jaar ‘Noodlot en Besef’ dat in het komend seizoen in veel festivalonderdelen terugkeert als rode draad.

Een geheel nieuwe onderneming is De Nationale Opera Studio, een idee van Pierre Audi, die 1 september 2018 de deuren openzet voor studenten van Nederlandse conservatoria. Zes jonge getalenteerde zangers en één repetitor worden gedurende twee jaar intens gecoacht op het vlak van interpretatie, taal, auditietechnieken en acteren naast de muzikale stijl. Ook kunnen de zorgvuldig geselecteerde talenten meteen podiumervaring opdoen in de Opera Studio, die in samenwerking met de grote zangers de al geprogrammeerde operaproducties zal begeleiden.

Visie

Maar dat het met De Nationale Opera goed gaat ligt vooral aan de visie achter de programmering. Pierre Audi ziet in deze kunstvorm “een boodschap van tijdloze hoop, van geloof in de kracht van de menselijke geest, van behoefte aan compassie, diversiteit en tolerantie.” In zijn ogen is opera een zoektocht naar de zin van het leven. In die geest draagt hij aan het eind van dit seizoen het stokje over aan zijn opvolgster Sophie de Lint, die nu al bij de programmering betrokken is. Om een glimp van haar carrière te geven: mede onder haar leiding werd Operahaus Zürich, waar ze in 2012 benoemd werd als artistiek directeur, uitgeroepen tot Opera Company of the year 2014 (International Opera Awards). Audi en De Lint delen dezelfde visie op wat opera vandaag is. Bijna alle werken in het seizoen 2018-2019 vernieuwen de kijk op schoonheid en tragedie en verfrissen de blik op klassiekers.

De opera, als kunst van de toekomst, schuift dichterbij het leven maar blijft wel een droom: de werkelijkheid vermengt zich met het universum van een individu van nu en confronteert ons met maatschappelijke thema’s. Zo krijgt Lotte de Beer, regisseur, opnieuw de kans haar eigen wereld in Rossini’s Il Barbiere di Seviglia neer te zetten en waagt Floris Visser zich aan een hedendaagse enscenering van Vivaldi’s Juditha Triumphans.

Highlights

In de tweede helft van het seizoen 2018-2019 zijn er meer nieuwe producties waar traditie slechts een deur naar de toekomst opent. Zo is het beroemde gelijknamige toneelstuk van Samuel Beckett een uitgangspunt voor György Kurtág, die in de hedendaagse opera Fin de Partie de muzikale kant centraal zet. De combinatie met de regie van Pierre Audi wekt nieuwsgierigheid. Naast John Adams Girls of the Golden West, die in het DNO haar Europese première zal beleven, is er ook een wereldpremière van Micha Hamel: Caruso a Cuba.

Ook hij liet zich inspireren door een boek, van de Cubaanse schrijfster Mayra Montero. Hamel vermengt het feitelijke optreden van Caruso in Havana met een dromerige fantasie, die belandt tussen leven en dood. En last but not least mogen we ons verheugen op Porgy en Bess van George Gershwin, dat eindelijk op het Amsterdamse podium uitgevoerd wordt. Met de Arfo-Amerikaanse cast, de Russisch-Joodse muziek plus de politieke lading die het werk nog steeds actueel maakt is dit zeker een van de topproducties van het nieuwe seizoen. Maar er zijn zeer zeker meer highlights, neem er even de tijd voor en bekijk het volledige overzicht van De Nationale Opera of kijk voor meer informatie en verleiding op www.dno.nl

Kunst / Achtergrond
special: Nieuwe collectiepresentaties in Rotterdam en Amsterdam

Collecties opnieuw in de etalage gezet

Zowel Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam als het Stedelijk Museum Amsterdam hebben onlangs de hoogtepunten uit hun collectie opnieuw in de etalage gezet. Waar je in Rotterdam wordt uitgenodigd ‘vertraagd te kijken’, zoals gastconservator Carel Blotkamp het in een persbericht uitdrukt, word je in Amsterdam haast gretig van alles wat er valt te zien. Je zou de presentatie in Rotterdam ‘shop in shops’ kunnen noemen, en die van Amsterdam een warenhuis waar alles over elkaar buitelt.

Laten we maar meteen met de deur in huis vallen: bij een groot warenhuis begin je als je gaat winkelen per definitie niet langs de wanden, maar ergens middenin. En dat kun je in het Stedelijk Museum ook beter doen: de grote verrassingen en mooiste opstellingen staan in het midden van wat BASE (ook nog eens letterlijk deels in de kelder van de nieuwbouw) wordt genoemd: de door AMO/Rem Koolhaas met Federico Martelli ontworpen opstelling en keuze van curator Margriet Schavemaker in aanleg naar een idee van oud-directeur Beatrix Ruf. Langs Koolhaas’ apart ontworpen, grijze en witte, meest losstaande wanden, loop je langs een chronologische opgezet geheel; van Van Gogh, de minder bekende Vlaamse kunstenares Anna Boch, een affiche van Toorop en een klok van Berlage ga je steeds verder de tijd(lijn) in. Onderweg kom je de Vispoort van Harderwijk door Suze Robertson tegen, van wie in Rotterdam tijdelijk tekeningen zijn te zien – die volgens Blotkamp beter zijn dan haar schilderijen – en langs mooie combinaties zoals Schrale dis van Diego Rivera en Fles, glas en krant van Henri Laurens.

Mark Rothko, Grey, Orange on Maroon, No. 8, 1960. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. Fotograaf: Studio Tromp, Rotterdam.

BASE

Maar niet alles hangt even mooi. De schaduw van een schitterend, hoog opgehangen werk van Gabo valt bijna over een Malevich daaronder. Dat is jammer, want zo drukken ze elkaar min of meer weg. Een Rothko (Umber, Blue, Umber, Brown) hangt naast een De Kooning (North Atlantic Light), waardoor ook hier beide doeken niet echt tot hun recht komen. Dan hangt de Rothko in Rotterdam (Grey, Orange on Maroon No. 8) mooier, en bovendien prinsheerlijk alleen op een wand. ‘Religie is voor hem drama’, staat er op een bordje bij. In Amsterdam is het vooral kleur en verfgebruik waarop, gezien de context van presenteren, de nadruk valt.

In het midden vind je onder meer vitrines met schitterend design en glas en enkele bruiklenen (!), zoals Tir (Shooting Altar) van Niki de Saint Phalle. De opstellingen zijn hier speelser en benemen je minder de adem. Hoe een en ander in elkaar steekt, kun je goed zien als je een trap opgaat en van bovenaf een mooi uitzicht over de presentatie hebt.

Zaaloverzicht De Collectie als Tijdmachine. Museum Boijmans van Beuningen. Foto: Lotte Stekelenburg.

De collectie als tijdmachine

Waar de curator in Amsterdam de bezoeker vooral in kunsthistorisch zin wat schijnt te willen leren gezien de chronologische opzet van met name de tijdlijn aan de wanden, lijkt Blotkamp in Museum Boijmans Van Beuningen de bezoeker van zijn tijdmachine vooral goed te willen laten kijken, heen-en-terug door de geschiedenis pendelend. Dat levert minder een feest der herkenning of verrassingen op (in beide gevallen bestaan die overigens voornamelijk uit werk van vrouwelijke kunstenaars), maar vooral kleine schokken wanneer je opeens voor een onverwachte wending in het geheel staat. Niet door een hoekje om te gaan, zoals in Amsterdam, maar door een andere zaal of kabinet te betreden en in een andere tijd (shop in shops, zeg maar) te stappen. Zo loop je vanuit de periode 1300-1600 opeens een zaal met een andere kleur in en kom je in een andere periode terecht: 1945-1960. Ontwerper Peter Struycken gaf in Rotterdam oude kunst donkere wanden, en lichte tinten voor de wanden met moderne kunst.

Zaalopname STEDELIJK BASE, Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, c/o Pictoright Amsterdam. Foto: Gert Jan van Rooij.

Verschillen

Er zijn natuurlijk meer verschillen. De presentatie in Rotterdam omvat 500 topstukken in bijna veertig zalen en kabinetten, met kunst vanaf 1300 tot nu toe, en enkele zaaltjes met tijdelijke exposities, zoals van Suze Robertson en de Rotterdamse kunstenaar Kees Timmer. De Amsterdamse expositie bevat 700 iconen, van 1880 tot nu. Daar waar Rotterdam ophoudt, met een overzicht van kunst uit de periode 1975-1995, gaat het Stedelijk op de eerste verdieping min of meer verder: met kunst van na 1980, met onder meer – net als in Rotterdam – werk van Kiefer en Kippenberger. Hier, op de eerste verdieping, is de presentatie traditioneler én ruimtelijker dan beneden. Een Kiefer hangt bijvoorbeeld magistraal op één wand en een prachtige schaal van Betty Woodman heeft meer dan genoeg ruimte om zich heen om te kunnen ademen.

Opvallend is dat daar waar de expositie in Rotterdam in het trappenhuis begint, met veel werken boven, onder en naast elkaar om aan te geven hoe groot de keus wel niet was, de expositie in de kelder van de nieuwbouw van het Stedelijk in Amsterdam veelal kunst laat zien die eveneens boven, onder en naast elkaar is opgehangen. Alsof er uiteindelijk geen echte keuzes gemaakt konden worden. Nu maar hopen dat ook in Amsterdam vaak en veel gewisseld zal gaan worden. En er wat meer bankjes komen – voor de broodnodige reflectieve momenten die in Rotterdam wel voldoende worden geboden. Want voor je ’t weet heb je veel gezien, maar weinig goed kunnen bekijken en in je op kunnen nemen.

Afbeelding bovenaan: Salvador Dalí, Couple aux têtes pleines de nuages (Een paar met het hoofd vol
wolken), 1936. Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam. Fotograaf: Studio Tromp, Rotterdam.
© Salvador Dalí, Fundación Gala – Salvador Dalí, c/o Pictoright Amsterdam 2017.
Afbeelding onderaan: Zaalopname STEDELIJK BASE, Collectie Stedelijk Museum Amsterdam, c/o Pictoright Amsterdam. Foto: Gert Jan van Rooij
Film / Films

Een sociaalrealistische thriller met een hart

recensie: Wind River (dvd)

Schrijver Taylor Sheridan kan niet tegen onrecht. Zijn pamfletten verpakt hij in intelligente thrillers met een sociaalkritische boodschap. In Sicario beschreef hij de gevolgen van de Amerikaans-Mexicaanse drugsoorlog. In Hell or High Water liet hij de benauwde positie van Amerikaanse boeren en de dubieuze rol van de banken zien. Die scenario’s werden verfilmd door regisseurs van naam (Denis Villeneuve en David Mackenzie), in Wind River, het derde deel in de zogenaamde Frontier Trilogy, kruipt Sheridan nu zelf achter de camera.

In de openingsscène zien we een meisje met blote voeten door een besneeuwd landschap rennen. Voor wie of wat ze op de vlucht is, zal pas later in de film worden onthuld. Haar bevroren lichaam wordt niet veel later door boswachter Cory Lambert (Jeremy Renner) ontdekt. Hij mag de doodstijding gaan brengen aan de radeloze ouders.

Machteloos

Wind River speelt zich af in een indianenreservaat van de Shoshone-stam in de noordelijke staat Wyoming, een door God, politiek en justitie vergeten gebied. Een regio waar je als jonge vrouw je leven niet zeker bent. Op een populatie van zesduizend inwoners zijn er twaalf onopgeloste moorden op jonge vrouwen. De politie van het reservaat staat machteloos. Hen is het recht ontnomen om niet-Indiaanse criminelen te arresteren, ook als de misdaad binnen hun gebied is gepleegd. Eerst moet er van buiten een rechercheur van een federale dienst worden ingevlogen om tot aanhouding over te kunnen gaan. De boeven in kwestie zijn dan al lang verdwenen.

Om de zaak op het bevroren achttienjarige meisje op te lossen, stuurt de FBI de onervaren agent Jane Banner (Elisabeth Olsen) naar het reservaat. Daar wordt ze op sleeptouw genomen door de getroubleerde boswachter Corey, die zijn eigen motieven heeft om deze zaak op te lossen. Ooit verdween zijn eigen dochter, de nasleep van dit verlies kostte hem zijn huwelijk. Het gevonden meisje was een vriendin van zijn dochter.

Daverende shootout

Wind River is een speurdersdrama dat zich op een aangenaam laag tempo ontwikkelt om op de juiste momenten gas te geven. Sheridan heeft veel oog voor de sociale omstandigheden in het reservaat. De inheemse bevolking is er grotendeels werkeloos, vrijwel alle jongeren zijn verslaafd. Het decor – een ontoegankelijk en ijskoud winters landschap – werpt allerlei hindernissen op bij het speurwerk. De uit de stad afkomstige FBI-agente worstelt continu met de ijselijke omstandigheden, thermokleding en snowscooters.

Met Jeremy Renner en Elisabeth Olsen heeft Wind River een sterk koppel in de hoofdrol. De chemie tussen de depressieve boswachter en de gedreven jonge rechercheur overstijgt die van de gemiddelde buddy film omdat Sheridan veel tijd steekt in het uitwerken van de karakters van zijn hoofdpersonages.

Verleden en heden komen samen in een finale met een daverende shootout die een soort winterse variant is op de klassieke schietpartijen uit Heat. De oorverdovende wapens en de bijtende kou doen voelbaar pijn. Knap hoe Sheridan vervolgens contemplatief durft te eindigen. Dat tilt de film ver uit boven het criminele formulewerk. Wind River is een sociaalrealistische thriller met een hart.