Muziek / Concert

‘The Cold War Kids are cool, too!’

recensie: Patrick Watson / Cold War Kids

Het gebeurt bijna nooit meer dat een cd van het kaliber Close to Paradise er een jaar over doet om de Grote Vijver over te steken. Vooruit, compleet onbekend was Patrick Watson niet toen hij zondag 19 augustus aan het begin van de middag het India-podium betrad, maar voor mij kwam dat optreden op Lowlands net te vroeg. Letterlijk en figuurlijk, want ik stond toen geloof ik net onder de douche op de camping. Dat dit een historische vergissing was bleek al de maandag daarop toen mijn vriendin, die het festival via de televisie had gevolgd, me enthousiast vroeg of ik Patrick Watson wel had gezien? Het optreden werd namelijk vrijwel unaniem uitverkoren tot een van de betere van Lowlands dit jaar, en sindsdien is Patrick Watson hot in Nederland.

~

Dat die plotselinge bekendheid zijn management ook enigszins overviel, werd duidelijk door de programmering van het concert van dinsdag 30 oktober. Niet Patrick Watson, maar Cold War Kids was de headliner, de status van onze nieuwste indie-prins gereduceerd tot voorprogramma van een ‘onbekende’ band. Zo moeten velen het gevoeld hebben, getuige de wisseling van het publiek tussen de twee optredens, want ik heb zelden zoveel mensen weg zien gaan tijdens het hoofdprogramma, of een support act zo op eigen kracht bezig gezien en zelfs een toegift (!) spelen. Toch was die scheve verhouding een anomalie in de rangorde tussen de twee bands die gezamenlijk Europa doortrekken. De Cold War Kids doen het beter in de Verenigde Staten, en hebben al opgetreden met de White Stripes, Editors en Clap Your Hands Say Yeah! Een goed beeld van de juiste hiërarchie is het aantal bezoekers op MySpace: de Kids genereren ruim tien keer zoveel plays (bijna vier miljoen bezoekers in totaal) als Patrick Watson. In Amsterdam waren de rollen echter omgedraaid, zozeer dat Patrick Watson zich verplicht voelde om ons na afloop van zijn concert te verzekeren dat “The Cold War Kids are cool too“.

Anticiperend op de Hollandse voorliefde voor de Canadezen leek het voorprogramma uitgebreid tot een miniconcert, waarbij de cd Close to Paradise centraal stond. De heren zetten direct in met een bekend element van hun muziek: een dikke geluidsdeken die het intro vormt van het openingsnummer Close to Paradise. Ter plekke realiseerde ik me dat ik had verwacht dat de band veel groter was, maar alle warmte en drukte van de plaat wordt door slechts vier heren gevormd. Daarbij is Patrick zelf, maar vooral gitarist Simon Angell verantwoordelijk voor de sferische elementen. De laatste oogde nog het minste als een muzikant met zijn geschoren gezicht en korte haar, maar naar mate het concert vorderde bleek hij een wolf in schaapskleren te zijn, die met behulp van een arsenaal aan effecten de muziek door de verscheidene genres loodste die de band de avond doorkruiste.

Muziek staat centraal

~


Patrick Watson zelf is de schuchtere voorman tegen wil en dank: verscholen onder een petje en met de ogen veelal dicht kruipt hij het liefst achter de piano. Als hij dan toch even alleen de microfoon tussen hem en het publiek heeft, houdt hij een simpel delay-pedaaltje vast, waarmee hij de karakteristieke blikkerige galm maakt die ook op de cd is te horen. Het is typerend voor de band: niet zij zelf maar hun muziek staat centraal, iets dat bij het optreden van de Cold War Kids soms minder duidelijk was. Het publiek beloonde die bescheidenheid met groot enthousiasme en de sfeer was uitermate ontspannen en vrolijk. Watson bedankte ons ook vaak en gemeend, vooral voor het feit dat Nederland het eerste Europese land is waar ze doorgebroken zijn. Lof die er natuurlijk als gesneden koek in ging bij een ‘gidsland’ (sic) als het onze.

De climax van de intieme verhouding tussen band en publiek kwam toen de heren afdaalden naar het midden van de zaal om geheel akoestisch het nummer Man Under the Sea te spelen. Vooruit, dat deden ze in Paradiso een maand eerder ook, in de Ekko in Utrecht deze zomer ook, en in Leuven de dag erna ook; maar op dat moment voelde iedereen zich speciaal. Slechts één nieuw nummer lieten de heren overigens horen, en dat was meteen het hoogtepunt van een prima optreden. De muzikale overvloed die Close to Paradise naar mijn smaak soms iets te wijdlopig maakte werd in dit nummer beter gecontroleerd, waardoor een prachtig afgeslankt popliedje ontstond. Wat de band hier inleverde aan sfeer kreeg het dubbel terug aan dynamiek, en daardoor lijken ze de beperkingen van hun laatste album ontstegen te zijn. Hopelijk is het een belofte van wat gaat komen.

Ego’s en onrust

~


Ook de Cold War Kids leken iets te voelen van het bijzondere concert dat aan hun optreden vooraf was gegaan. De eerste paar nummers maaiden ze flink op hun instrumenten en joegen ze onrustig heen en weer over het podium alsof het op Patrick Watson veroverd moest worden, maar van samenspel was weinig sprake. Het contrast tussen de bands is ook wel erg groot, en je kan je afvragen of het een geslaagde combinatie is om die twee samen te laten toeren. De zaal had ondanks de ruime pauze meer tijd nodig om aan dit muzikale geweld te wennen en liet aanvankelijk alle Sturm und Drang die de Kids tentoon spreidden onaangedaan over zich heen storten. Vooral de bassist – wiens taak in de band ook niet bijster ingewikkeld is – liep een beetje vol van zichzelf heen en weer zonder veel energie of overgave te tonen. Langzamerhand werd die richtingsloze explosiviteit onder aanvoering van zanger Nathan Willett gelukkig gestroomlijnd, en kwam er een band tevoorschijn.

De Cold War Kids zijn groot geworden door de muziekblogs, de internetgemeenschap die wel vaker een jonge band heeft opgeworpen als the next big thing. Het is misschien wat te simpel geredeneerd, maar het lijkt alsof ook de Cold War Kids naar de hoogste regionen van de muziekwereld gekatapulteerd zijn vóór ze goed en wel weten wat ze daar komen doen. De ingrediënten voor succes zijn reeds aanwezig: jeugdige bravoure, post-modern eclecticisme en intellectuele teksten, geen wonder dat ze een gevoelige snaar raken bij de progressieve rockintelligentsia. Maar de band leek te geobsedeerd met ‘er zijn’, optreden, om te kunnen overtuigen. Het gigantische spandoek achter hen bevatte zowel verwijzingen naar de Koude Oorlog (duh) als naar een boek van Gabriel Garcia Marquez. Leuk, maar wel erg cryptisch en een beetje overambitieus. Ik vermoed dat deze heren zich verder voeden met Nietzsche en Joy Division, een goed dieet voor jonge honden maar wel wat eenzijdig.

~

De beste nummers (waaronder Hang me up to Dry en We Used to Vacation) zijn het toonbeeld van efficiënte songwriting: een eenvoudige baslijn draagt een couplet van twee of drie akkoorden, dat wordt ingevuld door galmende gitaren en piano. Het geheel wordt werkelijk tot leven gebracht door de indringende zang van Willett, wiens stemgeluid wel wat wegheeft van een schorre Jack White. Scherper nog dan op plaat werden de nummers hard en intens gespeeld. Techniek en nuance vormden – in tegenstelling tot eerder op de avond – geen hoofdmoot, het was typerend dat drummer Matt Aveiro in een kleine gastrol bij Patrick Watson had laten zien dat hij er wat van kan, maar tijdens zijn eigen optreden niet meer dan een kil geraamte leverde. Die bewuste terughoudendheid werkte doeltreffend, maar toch voelde het een beetje alsof de heren in een keurslijf zitten. Er leek wel meer te gebeuren in de muziek dan in eerste instantie te horen is (de heren doen in ieder geval goed alsof), maar ik krijg mijn vinger er niet achter.

Contrast was het grote thema van de avond. Zowel qua muziekstijl als act leken de bands van een andere planeet te komen, en het feit dat de aandacht van het publiek voor beide vrijwel even groot was droeg daar alleen maar aan bij. Waar de ene band uitblonk in introverte filmische muziek, had de ander spartaanse viriliteit en extravertheid als belangrijkste pijlers. Het was leuk én verwarrend om zulke verschillen op één avond te zien.