Theater / Voorstelling

Avondje op de drempel van doorbreken

recensie: Productiehuis Brabant - Nieuwe Lichting

Wat doe je als je productiehuis bent en je tien jaar bestaat? Een feestje bouwen, natuurlijk. Het zegt alles over Productiehuis Brabant dat het tijdens dat feestje een week lang de makers centraal zette en de kijkers zo een kijkje gunde in de maakprocessen van hun voorstellingen. Conclusie van een avondje Nieuwe Lichting in de Verkadefabriek: Brabant bruist, en zit boordevol talent op de drempel van doorbreken.

De Verkadefabriek in Den Bosch is het thuis van het Productiehuis. Normaal gesproken staan alleen de kleine en de grote zaal open voor voorstellingen die zijn makers maken, maar deze week mogen bezoekers vrij letterlijk achter de schermen. In een vergaderruimte boven (de ‘bovenkamer’) leest schrijfster Anna van der Kruis een prille tekst voor, terwijl in de grote zaal Lenneke Maas’ eerder beproefde voorstelling Hunted een reprise beleeft. Eerder op de avond speelden twee net afgestuurde actrices het door Marcel Lenssen geschreven Naar nog eens voor publiek in de kleine zaal. Als staartje leest Lotte Veenstra het theaterdebuut van auteur Rob Kappen, Macropsie, speciaal voor deze week geënsceneerd door Kim Zonneveld in de eigen repetitieruimte van het Productiehuis. In de gangen, hallen en zalen tonen schermen verder projecten van onder meer Lala, Project Sally en Leonard en Jeroen. En prachtige foto’s van de Brabantse topfotograaf Joep Lennarts. Wie even genoeg heeft van alle cultuur, kan op de binnenplaats een ‘commercieel’ patatje appelmoes gaan eten in Liesje Diemonts minimall, Keten ’t Hartje.

Slimme zet: om alle onderdelen van een avond te zien, is onmogelijk. Je wordt dus van harte uitgenodigd nog eens terug te komen. Zinvol, want op de andere avonden stonden er ook nog andere makers die door Productiehuis Brabant worden gestimuleerd, gesteund en geproduceerd in de spotlights.

Naar

: reünie voor twee

~


Het simpele woordje ‘naar’ betekent vervelend, maar ook een richting in plaats of tijd. Marcel Lenssens intelligente tekst met die titel gaat al die kanten op. Het stuk is geschreven in sappige spreektaal. Behalve misschien als het woord ‘werkelijk’ gebruikt wordt, in plaats van ‘echt waar’, maar de werking daarvan is fantastisch. De woorden zijn op de lijven van de twee vriendinnen Ilse Schaminee en Lonne Gosling geschreven, zelfs al kunnen ze in het echte leven uitstekend met elkaar overweg en weten ze zich op de vloer geen raad (meer) met elkaar.

Naar is een reünie in het klein, beslist herkenbaar voor velen. Twee oude schoolvriendinnen hebben met elkaar afgesproken in een restaurantje. Ze hebben elkaar jaren niet gezien, omdat Lonne in Kenia werkt als fundraiser. Ze willen niks liever dan het weer met elkaar vinden zoals toen, blijkt uit de krampachtige omhelzing waarin ze verstrengeld zijn als het publiek binnenkomt. Maar het mag niet zo zijn. Aan een tafeltje en aan de wijn – meer decor is er niet – komen ze simpelweg niet nader tot elkaar, hoe hard ze het ook proberen.

Langzaam maar zeker krijgen we inzicht in de vrouwen en vooral in de onderlinge relatie. Lonne is geworden wat eerder van Ilse verwacht werd. Ze kijkt nerveus om zich heen voor erkenning van alles wat ze zegt. Ze wordt door Ilse dom gevonden, vindt nergens echt iets van, heeft nooit een gefundeerde mening. Ilse zelf is blijven steken in iets waar ze in eerste instantie zelfverzekerd overheen lult door Lonne het hemd van het lijf te vragen, om later alsnog te breken in een rake faalbiecht. En jeetje, wat zit er veel oud zeer, dingen van toen die niet zijn uitgesproken. Triest en pijnlijk om te zien, dat onvermogen, zeker. Maar Lenssen brengt het meer dan draaglijk onder woorden, niet in de laatste plaats door zijn grapjes op de grens en het gebruik van het ‘vermoeden van Poincaré’ en zijn mythische oplosser Grigori Perelman als bindend verhaal over vorm of inhoud.

De twee net afgestudeerde actrices suggereren met kleine gebaartjes en (afgewende) blikken veel meer dan ze uitspreken. Ze spelen het bovendien zo dat niet een van de twee je expliciete sympathie krijgt; het wisselt een beetje wie je oprecht en aardig vindt en dat komt beslist niet alleen door de tekst. De kans is klein dat met deze jonge vrouwen gebeurt wat ze op de vloer laten zien. Hun talent zal ze ver brengen.

Lenneke Maas heeft in de eindregie wat waardevolle puntjes op de i gezet, waardoor vooral de wisselende dominantie aan de tafel aan kracht wint. Grappig ook hoe de twee vrouwen samen een safari-outfit dragen: de een de zandkleurige broek, de ander de jas. Alsof ze toch een soort van samen in Afrika waren al was de een er alleen…

Anna van der Kruis: ontdekkingstocht

~


In de ‘Bovenkamer’ leest de jonge schrijfster Anna van der Kruis een korte tekst die ze vorige week heeft afgerond, Pee. Het is een bewerking van een stukje tekst dat ze eerder al op papier zette en de basis voor een avondvullende voorstelling die ze gaat schrijven. Spannend, vindt ze, want dat doet ze voor het eerst. De maakster die afstudeerde aan de Utrechtse Hogeschool voor de Kunsten schreef eerder vooral proza en korte toneelteksten. Ze is dit theaterseizoen ‘schrijver in residence’ bij Productiehuis Brabant.

Bij de tekst Zo, die in maart als tekstlezing op Festival Cement te zien was, kwam ze erachter dat de uit te spreken tekst die ze schrijft niet voldoende is als input voor een enscenering. Vooral omdat ze graag weinig woorden gebruikt en liever veel suggereert. Wat ze ermee wil, zit in haar hoofd, maar als anderen ermee aan de slag moeten, zal het toch echt explicieter moeten. “Ik moet niet aanwezig hoeven zijn om het uit te leggen.”

Gelukkig zit ze midden in een leerproces. Ze heeft het op Cement ervaren gegeven meteen aangegrepen om Pee wat meer dicht te timmeren. Nog steeds niet in de gesproken tekst, maar wel in de regieaanwijzingen tussendoor. Dat doet ze heel beeldend, tot in het kleinste detail zelfs: “Vlak onder het raam een aansluiting voor elektriciteit waaruit tal van draden komen, blauw, beige en zwart. Iemand zet een toiletpot neer en een oranje emmer, in de aarde.” Wat ze belangrijk vindt, is te kijken of ze de tekst-met-aanwijzingen zo kan schrijven dat een regisseur of acteur er mee kan werken. Dat het dan iets anders wordt dan ze opschreef, is niet erg, als ze maar duidelijk maakt wat ze bedoelt.

In het gesprek met de luisteraars na de lezing geeft Van der Kruis ook aan dat ze echt midden in een zoektocht zit. Ze heeft een opleiding theaterschrijven gedaan en wil niets liever dan een tekst schrijven die geweldig staat op de vloer. “Ik denk dan aan wat Virginia Woolf zei toen ze Proust had gelezen: dit is zo briljant, daar kom ik nooit overheen, dus ik kan net zo goed dood. Je schrijft toch omdat je het anders wilt doen dan een ander, omdat je denkt dat je iets toe te voegen hebt. Dat heb ik. En ik wil ontroeren. Ik weet alleen nog niet hoe het moet.”

Of theaterschrijven nou echt haar ding is, moet ze nog ontdekken. “Het kan zijn dat het me straks, als het af is, niks doet. Maar nu geloof ik er nog in.”

Misschien wordt het uiteindelijk wel proza, of film, suggereren anderen aan tafel. Maar hopelijk toch niet voordat wij hebben kunnen kijken naar de wederwaardigheden van Piet, die tegen het decor van zijn caravan zijn eigen verjaardagsfeestje opgedrongen krijgt door zijn familie. En voordat we weten waar die oranje emmer goed voor is.

Macropsie: lang leve de hiphoplilliputter

Een meisje van zeventien. Ze groeit op in een mini-commune met vier zweverige ouders die ze geen papa en mama mag noemen – Henk, Peter, Hanna en Suzanne, punt. Ze haat haar broertje, de dwerg-mc. Ze is bijzonder gefascineerd door de evolutie, ruimte en tijd. En ook door reïncarnatie, maar vooral vanuit cynisch perspectief: “Wat we geweest zijn, zie ik niet. Maar wat we gaan worden wel. Henk wordt… weer Henk, die kan niks anders. En Jason reïncarneert als kiezelsteentje. O nee, dan heet het zielsverhuizing, van mens naar ding.” Het is duidelijk: voor haar is evolutie is vetter dan karma.

De vergelijking met Houellebecqs oeuvre, met name Elementaire deeltjes, dringt zich redelijk eenvoudig op. Recht voor z’n raap. Hippies tegenover harde wetenschap. De vrije keus als ultieme maatstaf, al leidt die tot ontsporingen, ontevredenheid en ongeluk. Geeft niks, dat is een thema waar we nog lang niet over zijn uitgepraat en schrijver Rob Kappen praat er bijzonder interessant over. Bovendien heeft hij iets voor op de Franse kont-tegen-de-kribber: hij is niet vertaald, hij schrijft in het Nederlands. En staat daarbij garant voor een berg nieuwe samengestelde (scheld)woorden goed voor glimlach tot grijns: scharrelpigmee, mannetjesbonobo, lollystokkenconcept en hiphoplilliputter moeten minstens in het Onze Taal-overzicht van december. Mooie zin voor de annalen: “De regering zou iets moeten doen aan ICT-jongens met moeders op zwemles.”

Alle woorden van Macropsie komen vanavond uit de mond van Lotte Veenstra, die de tekst leestspeelt in een eenvoudige enscenering van Kim Zonneveld: tafeltje, stoeltje, bijenkorf, gitaarkist, klein keyboard. De tekst zit er al bijna helemaal in, slechts heel af en toe heeft ze de blaadjes nog nodig. Ze ziet eruit als de late tiener die ze moet zijn: haar ranke lijf in een spijkerbroek met slippers eronder en fladderig zomerjurkje erover.

Wat ze zegt, is misschien wel iets te wijs voor een giebelige 17-jarige. Maar goed, anno 2007 bulkt het van de briljantjes, dus het is niet geheel onmogelijk dat iemand van die leeftijd zich al mateloos stoort aan de mooi=getalenteerd-redenering. Babette, zo heet ze, dolt wat over puberzaken, maar komt steeds weer in bloedserieuze overwegingen terecht. Een kwetsbaar meisje vol stoere praat met inhoud. Zeer zeldzaam.

Babette heeft een afwijking: ze weet vaak niet waar ze is. Vast een metafoor voor haar onduidelijke plek in een maatschappij die haar van jongsaf te vrij vond en raar. En misschien zelfs wel voor de hele wereld, waarin de letterlijke plek van iets dan wel keihard vastligt, maar de positie van landen, regeringen, mensen, rollen ten opzichte van elkaar steeds verandert, afhankelijk van hun ‘keuzes’.

Keten ’t Hartje: de liefste CEO

~


Ze begon bescheiden, kunstenares Liesje Diemont, met een frietkot dat ze Cafetaria ’t Hartje noemde. Klein houten hutje, lichtend hartje op het dak, frituur erin en aan de slag. Goeie frietjes met appelmoes op een krantje. Lekker na een avondje theater of tussendoor.

Maar de uitbreidingsdrang sloeg toe en toen kreeg Cafetaria ’t Hartje er een café bij met livemuziek. En inmiddels, pas een jaartje later, is het bedrijf al trekkend door Nederland uitgegroeid tot Keten ’t Hartje. Het conglomeraat van de nog jonge Diemont bestaat nu uit en hairstylingcafetariapodiumdancingbargokkencomplex en staat deze week opgesteld op de binnenplaats van de Verkadefabriek. Niet dat die zo groot is. Liesjes mall is fijntjes, net als de CEO zelf, die vriendelijk kletsend over de werkvloer wandelt en met alle werknemers en klanten praatjes maakt. Overigens: binnen gebeurt naast bar-disco iets wat meer lijkt op een naaiatelier dan op hairstyling. Zou kunnen dat het hairstylingsbedrijf er pas intrekt als het naaiatelier klaar is met het aanleggen van een voorraad ’t Hartje-T-shirts.

De ambities van Liesje Diemont vertelde ze kortgeleden tegen het Brabants Dagblad: “Een dikke vette auto met chauffeur, die de hele dag met ronkende motor op mij staat te wachten. In het ’t Hartje hangt al een schilderijtje van die droom.” Dat is waar haar installatie om draait: het waarmaken – of eigenlijk juist niet – van dromen. Wie haar een beetje kent, weet dat die uitspraak in de krant onzin is. Ze is kunstenaar, geen manager. Het gaat om het punt, niet om de omzet. Voorlopig is ze al blij met de productieleider die ze van het Productiehuis kreeg voor deze week, zodat ze zelf niet hoeft te zorgen voor de lampen en de techniek…

Voor meer informatie over Productiehuis Brabant, kijk hier
.