Film / Films
recensie: Walkabout / Eureka / White of the Eye

Distributeur De Filmfreak presenteert met zijn nieuwe label ‘Mælström’ een drietal in de vergetelheid geraakte cultfilms van twee unieke filmfiguren: de Britse cameraman Nicholas Roeg en de Schotse schilder Donald Cammell. Geen enkele van de uitgaven bevat extra’s, maar gezien de acceptabele beeldkwaliteit en het bijzondere karakter van de films is de lancering een uitstekende zet.

Roeg en Cammell schreven eind jaren zestig samen geschiedenis met Performance; destijds verguisd, inmiddels erkend als een van de belangrijkste films uit de Britse filmhistorie. Cammells carrière raakte direct daarna in het slop; Roeg daarentegen ontpopte zich met het daarop volgende Walkabout (1970) onmiddellijk als unieke filmauteur.

Ontastbaar

~

Walkabout wordt niet geregeerd door de logica van de continuïteit: de beelden en scènes komen uit elkaar voort via puur visuele en soms surreële associatie. Losstaande scènes worden met elkaar versneden; flashbacks van traumatiserende beelden duiken onverwachts op. Roeg laat hierbij geen mogelijkheid onbenut voor een aparte opnamehoek of een bizarre beeldcompositie. Een tastbare werkelijkheid verdwijnt zo al gauw: tijd en ruimte lijken te versmelten. Walkabout bevat daarmee enkele unieke, onvergetelijke beelden.

Deze aanpak maakt van het eenvoudige verhaal van twee kinderen die noodgedwongen door de barre vlaktes van Australië trekken een hallucinant kunstwerk, dat zich op geen enkele eenduidige manier laat verklaren. De thematische tegenstelling van de zogenaamde beschaving en de natuurlijke oermens is aanwezig, maar Roeg moraliseert nergens expliciet: hij kiest liever voor ambiguïteit, en laat daarmee een grote ruimte voor interpretatie open.

Mystiek

~

Roegs Eureka (1984) heeft dezelfde kenmerken, maar een duidelijkere plot als basis: een voormalige goudzoeker (een intense Gene Hackman) krijgt te kampen met de mysterieuze minnaar van zijn dochter (Rutger Hauer) en de zakenlui die op zijn landgoed uit zijn. De grote hoeveelheid thema’s die Roeg hierin verwerkt (de aardse machten versus de hebzucht van de mens, de vraag wat je leven waard is als al je doelen al bereikt zijn) is pretentieus, maar de regisseur biedt opnieuw zoveel visueel magnifieke scènes en zo’n eigenaardige mystieke sfeer dat de film geen moment verveelt, ook al wordt hij tegen het einde veel zwakker.

Esthetische moorden

~

Ook Cammell was geïnteresseerd in mystieke oerkrachten, en had bovendien een nog duidelijkere fascinatie met verbanden tussen kunst en geweld. Net als Roegs films is White of the Eye (1987) gebaseerd op een boek, maar ook hier doet de plot er weinig toe. Het zwakke verhaaltje van een huisvader (een uitstekende David Keith) die misschien een bezeten moordenaar is, is voor Cammell niet meer dan een aanleiding voor zijn eigenaardige expressionisme: gestileerde moorden en verontrustende scènes in het kader van een bizarre thematiek. Gruwelijk geweld is in White of the Eye esthetisch; moorden een oeraardse impuls. De maniak haalt zijn inspiratie “lightyears beyond God“, leren we, vlak voor een overweldigend explosieve climax.

Met zijn typische jaren tachtig-score en zijn wortels in pulp is White of the Eye twintig jaar later behoorlijk gedateerd, maar de film blijft fascineren door Cammells obsessie met waanzin en de artistiek stilering van geweld.
De ironie wil dat Cammell, die gedurende zijn hele carrière tot op het moment dat hij zelfmoord pleegde verguisd werd, pas postuum op waarde geschat werd, op het moment dat Roeg, die tegenwoordig nauwelijks meer actief is, al lang een marginale figuur was geworden.