Theater
special: Julidans festival in Amsterdam

Engagement in de dans

~

Het Holland Festival had maar net het toneel van de Amsterdamse theaters verlaten of het Julidans festival stond alweer in de coulissen. Het dansfestival presenteerde van 27 juni tot en met 8 juli nieuw werk van toonaangevende Nederlandse en internationale choreografen zoals Emio Greco, Krisztina de Châtel, Constanza Macras, Wen Hui en Yasmeen Godder. Centraal in deze editie stond het maatschappelijke engagement in de hedendaagse dans. Deze politieke stroom binnen de danswereld werd vertegenwoordigd door makers uit Europa, Azië en Afrika. 8WEEKLY deed verslag van vrijwel alle Julidans voorstellingen.

Vrijdag 7 juli 2006

Tongue’s Memory of Home – Zuhe Niao

De voorstelling Tongue’s Memory of Home is geregisseerd door Zhang Xian, een vooraanstaande en enorm productieve scenario-, script-, en toneelschrijver in de kunstwereld van Shanghai. De enige lijn die hij trekt in zijn werk, dus meteen ook de rode draad, is het verkennen van grenzen en het experimenteren met verschillen in thema en vorm. In 2005 richtte hij samen met vier jonge dansers en verscheidene video- en muziekartiesten Zuhe Niao op, ook wel bekend als het Niao Collective. In de dansvoorstelling Tongue’s Memory of Home wordt dan ook vruchtbaar gebruik gemaakt van de verschillende kunstvormen die zij te bieden hebben. Dans, video- en fotoprojectie, lichtspel, gedichten, muziek, stemmen op een bandje en die uit de mond van de dansers, dit alles wordt ingezet en vloeit harmonieus in elkaar over, wat al een kunst op zich is.

~

De vier gedichten die voorbij komen tijdens de voorstelling zijn nooit gepubliceerd, ondanks dat ze een kwart eeuw geleden erg bekend waren in China. De publicatie ervan werd niet toegestaan, omdat de gedichten over de drang naar individuele vrijheid gaan. De titel van de voorstelling refereert in die zin aan deze gedichten, die helaas inmiddels weer in de vergetelheid zijn geraakt. Tongue’s Memory of Home slaat op de verschillende soorten informatie die aan de tong zitten vastgeplakt en op de herinneringen die in de tong ‘huizen’; het verhaal van enerzijds het collectief, anderzijds het individu. Zoals bekend wordt de vrijheid van de individuele stem als een gevaar gezien daar waar het communisme – en dus het collectieve belang – wordt gepropageerd. Maar aangezien de tong naast het spreken van een taal ook kan voelen, tasten en proeven, is het volgens de makers juist de tong die de individuele vrijheid kan herstellen. Wanneer de taal die gesproken móet worden (de opgelegde taal van de ideologie) wordt genegeerd, en er geconcentreerd wordt op de informatie van de andere zintuigen, kan dit geest en lichaam inspireren weer andere werelden op te roepen. Op deze manier verwerft het individu weer nieuwe herinneringen aan een eigen thuis.

Die politieke en maatschappelijke lading achter het verhaal wordt, paradoxaal genoeg, vrij licht overgebracht. Hierdoor wordt de voorstelling niet zozeer een aanklacht, maar dat maakt het stuk juist speciaal. Door het klein te houden en in te zoomen op het individu, wordt het een poëtisch mooie en filmische voorstelling. Je verwacht een constante onderdrukking te voelen, maar de individuen die het publiek ziet marcheren, zijn met name degenen die afwijken. In deze voorstelling wordt juist de mantel van de onderdrukking afgeworpen en komt het individu in beeld dat dromerig is en grappig, dat ontroert en fascineert. De groep Zuhe Niao brengt het vrije individu op poëtische wijze in beeld, wat een ode op maat is aan de unieke, vrije stem. (Julia van Steennis)

Tando – Dansgroep Krisztina de Châtel & Compagnie Salia nï Seydou

Foto: Femke Reijerman
Foto: Femke Reijerman

De wereldpremière van de choreografie Tando vond plaats in de grote zaal van de Stadsschouwburg in Amsterdam. Een ontmoeting tussen een Europese en een Afrikaanse dansgroep die beide al jaren succesvol internationale podia betreden. De Hongaarse choreografe Krisztina de Châtel initieerde deze samenwerking na het zien van een van de werken van dansgezelschap Salia nï Seydou. Deze groep uit Burkina Faso (West-Afrika) staat onder leiding van de choreografen Salia Sanou en Seydou Boro. De Châtel ontwaarde bij hen eenzelfde sobere, strakke uitvoering en compacte, ritmische dans die zijzelf eveneens nastreeft in haar choreografieën. Waar Dansgroep Krisztina de Châtel vorige seizoenen al furore maakte met de voorstelling Föld –wat in het Hongaars ‘aarde’ betekent– deed zij dit afgelopen vrijdag weer met een nieuwe choreografie die zij deze keer samen met twee beroepsgenoten creëerde. Een werk met hetzelfde thema, nu vertaald in de moedertaal van haar collega’s uit West-Afrika.

Het eerste wat meteen opvalt wanneer de dansvoorstelling opent, is het indrukwekkende stilistische gebruik van het decor. Inderdaad strak en sober, maar waar een enorme kracht vanuit spreekt. Het grootste deel van het toneel wordt ingenomen door een enorm rond podium dat aan de achterkant ongeveer een meter opgelicht is, waardoor het de impressie wekt van een iets gekantelde dwarsdoorsnede van de aardbol. De muur van het decor waar het publiek tegenaan kijkt kleurt tijdens de voorstelling in verschillende kleuren die de hemel kan aannemen; zoals het diep rood-oranje van een zonsondergang. Op deze wijze wordt het contrast duidelijk tussen mens en natuur. Of beter gezegd, in de dansers die op het toneel verschijnen zie je de eigenlijk nietige wezens die terecht zijn gekomen op de aarde, de kolossale natuurlijke kracht waar wij ons als mieren op voortbewegen. De Europese en Afrikaanse mens met hun verschillende lichaamsbouw en eigen manier van bewegen, gaan beide op andere wijze met hun aarde om. Met die achtergrond komen zij elkaar tegen als zij zich vanaf de ‘begane grond’ op de gekantelde aardbol hebben geworpen, wat leidt tot verschillende confrontaties met elkaar. Zij dansen samen, onderzoeken elkaar door de bewegingen van de ander te volgen, weren elkaar af of beschermen elkaar juist. De beelden brengen een intrigerende sfeer waar ook de muziek prachtig op aansluit. Ergens achter de coulissen wordt er live Afrikaanse muziek gespeeld, wat ontaardt in ritmisch trommelspel maar ook een meeslepende gitaarsolo.

Foto: Femke Reijerman
Foto: Femke Reijerman

Wanneer de dansers letterlijk tegen elkaar op botsen, komt dit niet zo sterk over als de heftigheid waarmee wij in het ‘echte leven’ confrontaties tussen mensen en groeperingen kunnen ervaren. Hoewel niet diezelfde lading overkomt, doet het niets af aan het krachtige beeld van de choreografie. Het relativeert namelijk het belang van de overeenkomsten en verschillen die boven komen drijven tijdens de ontmoetingen tussen de dansers. In het licht van de immense kracht van de natuur is de mens klein, waardoor de emoties die hem drijven dat ook worden. Het totaalbeeld is zo sterk dat het blijft imponeren, wat mede te danken is aan de prachtige dansers. Tando is een voorstelling met allure die nog vele staande ovaties zal doen oproepen. (Julia van Steennis)

Report on 37°8 – Wen Hui & Living Dance Studio

Zelden een dansvoorstelling gezien waarin de dans zo’n ondergeschikte rol speelde. De nieuwste voorstelling van de Chinese choreografe Wen Hui en haar gezelschap de Living Dance Studio, Report on 37°8, is het derde deel in haar zogenaamde ‘Report-serie’. Na Report on Giving Birth (1999) over de basis van ons bestaan – namelijk de geboorte – aan de hand van getuigenissen van Chinese vrouwen en Report on Body (2002) over vrouwen in het hedendaagse China dat nog steeds door mannen gedomineerd wordt, gaat Report on 37°8 over de wereldwijde angst voor het SARS-virus, het virus dat China in het voorjaar van 2003 trof en vele slachtoffers maakte. Volgens Wen Hui leidde dat tot een wereld waarin iedereen bang voor elkaar was en niemand meer vertrouwde. Een kille, bijna onmenselijke omgeving: “Mensen begroetten elkaar niet meer met ‘hallo’ of ‘hoe gaat het’, maar de eerste vraag was ‘heb je je handen wel gewassen’ en ‘hoe vaak heb je ze gewassen'”. De wereldvermaarde Wen Hui staat bekend om maatschappelijk geëngageerde voorstellingen waarin ze de Chinese actualiteit centraal stelt en de hedendaagse ontwikkelingen van dit snel veranderende land onder de loep neemt.

Foto: Ricky Wong
Foto: Ricky Wong

Report on 37°8 begint met een vrouw die zeer intensief een hoop handen in een teiltje zit te wassen. Alleen het geluid van het spetterende water is hoorbaar. Het kleine tafereel wordt uitvergroot door een groot projectiescherm achter op het podium. Hier bekruipt je reeds het gevoel dat er iets goed mis is. Toch slaagt Wen Hui er niet in dit unheimische gevoel om te zetten in een fascinerende dansvoorstelling. Angst overheerst, dat is duidelijk, maar in plaats dat de dansers daar een meeslepende rol in spelen is het veel meer het projectiescherm op de achtergrond dat een hoofdrol opeist. Op het doek zie je de uitvergrotingen van het wassen van de handen, maar ook beelden van Chinezen in een drukke stad. Zo nu en dan vallen er letterlijk gaten in het doek waaruit de hoofden of hele lichamen van de dansers steken of waarachter een schimmenspel wordt opgevoerd. Maar wat het allemaal te betekenen heeft blijft onduidelijk. Wat doet die vrouw op de derde rij van het publiek eigenlijk? Ze haalt een Chinees-ogende pruik van haar hoofd en loopt van links naar rechts door het publiek. Even raak ik gefascineerd door een scène waarin de dansers, staand op krukjes, elkaar kaarten doorgeven door met de mond lucht diep in te zuigen en weer los te laten, maar het leidt vervolgens tot niets. Ook de entree van een vrouw in een witte jurk doet je even recht op zitten. De dansers blazen op de lange slangen die aan haar jurk slepen waardoor ballonnen handjes ontstaan. Vervolgens een explosie van geluid en licht. Even wordt er intensief bewogen, dansen kun je het nauwelijks noemen. De dansers vallen op de grond en worden gefilmd. Met open mond, dood wellicht. In de laatste scène eist het projectiescherm weer een hoofdrol op. Het valt langzaam uit elkaar, met daarachter de dansers en het toneel. Het einde is dan toch nog onverwachts. Maar geslaagd kan ik het niet noemen. Te fragmentarisch, te veel verstilde momenten die nergens toe leiden. Jammer. Met de status van Wen Hui verwacht je meer… (Karen Al)

Woensdag 5 juli

Progressive Encounters – Y Space i.s.m. Dance Universe en Zuhe Niao

De organisatie van Julidans besteedt dit jaar speciale aandacht aan geëngageerde dans, maar het festival heeft ook nog een andere focus en wel ten gunste van Chinese choreografen. Hedendaagse Chinese dans heeft een speciale plek gekregen in deze editie, wat resulteert in drie voorstellingen die allemaal in de tweede – tevens laatste – week van Julidans plaatsvinden. De aftrap was voor de Chinees-Maleise Teck Voon Ng, die voor de voorstelling Progressive Encounters de basale elementen van zijn culturele achtergrond als uitgangspunt nam. Op basis daarvan kwam hij tot de vier korte choreografieën Growing, Talking, Running en Rolling, waarvoor verschillende locaties in het Amsterdamse Chinatown als decor dienden. Een belangrijke rol was dan ook weggelegd voor gidsen. Zij waren ingehuurd om het publiek in groepjes te begeleiden van de een naar de andere plek en ondertussen ook achtergrondinformatie te geven over Chinatown en over hoe de Chinese cultuur zich daar de afgelopen decennia ontwikkeld heeft.

Foto: Michael
Foto: Michael

Progressive Encounters leidde tot een aardige en interessante excursie. Maar wel een waarbij de dans vaak het onderspit moest delven. De wandeling werd door de gids op een professionele en leuke manier begeleid, en ook de dansers waren goed, maar de choreografieën kwamen toch duidelijk minder goed tot hun recht dan de verhalen over de geschiedenis. De ideeën van de choreograaf waren misschien – ondanks de basale opzet – toch wat ambitieus. Het wandelen en de verhalen van de gids namen samen namelijk zo’n uur à anderhalf uur in beslag en de vier choreografieën bij elkaar op z’n hoogst misschien drie kwartier. Die verhouding werkte niet goed. De gids had veel te vertellen over de ontwikkeling van de Chinese cultuur in Amsterdam, wat voor velen nieuwe informatie opleverde, maar vertelde nagenoeg niets over de achtergrond van de choreografieën. Daardoor bleef de link tussen de geschiedenis van de Chinese cultuur en de bedoeling achter de choreografieën een beetje vaag en onduidelijk.

Wellicht als het aantal choreografieën gereduceerd was van vier naar bijvoorbeeld twee, had Teck Voon Ng meer gelaagdheid aan kunnen brengen in de choreografieën. De dansers gaven mooi uitdrukking aan een bepaalde gemoedstoestand, maar je kreeg het idee dat er wel tien verschillende thema’s aangeplakt konden worden. Teck Voon Ng heeft via zijn gidsen veel informatie gegeven over de Chinese cultuur in Chinatown, maar weinig zeggingskracht overgelaten aan de dansers. Hopelijk slagen de andere choreografen die geprogrammeerd staan in Julidans er wél in deze uitdrukkelijker aan de oppervlakte te laten komen. (Julia van Steennis)

Danse l’Afrique Danse!

Julidans besteedt aandacht aan de Afrikaanse dans tijdens Danse l’Afrique Danse. Maar wat is dat eigenlijk, Afrikaanse dans? En moet je dat op één hoop gooien tijdens een speciale ‘Afrikaanse dansavond’? Nee, is de conclusie na een avond waarin drie Afrikaanse dansgezelschappen hun ‘kunstjes’ hebben vertoond. Het werkt niet.

Foto: Antoine Tempc
Foto: Antoine Tempc

De poging van Julidans is lovenswaardig. Tijdens het festival worden drie voorstellingen getoond die op de African and Indian Ocean Choreographic Encounters, een jaarlijks concours in Parijs waar tien uitverkoren dansgezelschappen uit Afrika hun werk presenteren, in de prijzen vielen en het meest opvallend waren. Op Danse l’Afrique Danse waren achtereenvolgens te zien: Mona-Mambu van Orchy Nzaba (Compagnie Li-Sangha, Congo Brazzaville), Impro-Visé_2 van Andréya Ouamba (Compagnie Premier Temps, Senegal) en Dentro de mim outra ilha (Een ander eiland in mijzelf) van Panaibra Gabriel (Compagnie Culturarte, Mozambique). Een overeenkomst tussen de voorstellingen was er niet, behalve dan de Afrikaanse oorsprong. En dat wreekt zich na verloop van tijd. Zou er een inhoudelijke rode draad geweest zijn, of een overeenkomstige thematiek, dan had de avond meer geslaagd kunnen zijn, dan nu het geval was.

Compagnie Li-Sangha uit Congo beet de spits af met Mona-Mambu. Een voorstelling die nauwelijks uitsteeg boven het clichébeeld dat je hebt van Afrikaanse dans. Op Afrikaanse muziek, waar geen enkele lijn in te ontdekken viel, voerden de vijf dansers rituele dansen uit. Al stampvoetend en maaiend met de armen, alsof ze iets aan het bezweren waren. Soms werden zij vergezeld door een danser in een lange witte jurk – een priester wellicht – die even wild om zich heen zwaaide. Het was krachtig, dat wel, maar de voorstelling vertoonde verder weinig ontwikkeling en een echt hoogtepunt was er niet. Of het moet het bevrijdende einde zijn waarbij de dansers zich, moe gedanst, op de grond vleiden en zichzelf een drankje gunden en proostten met het publiek.

Foto: Antoine Tempc
Foto: Antoine Tempc

De tweede voorstelling Impro-Visé_2 is van geheel andere aard. Vanuit twee dozen, omgeven door proppen papier, ontstijgen twee dansers die in samenspel met elkaar en met een heftig licht-schaduw spel een prachtige dans opvoeren. Een klein juweeltje waarin choreograaf en danser Andréya Ouamba een intiem duet danst met zijn vrouwelijke danspartner Fatou Cissé, een Afrikaanse Pippi Langkous met haar rechtopstaande vlechten. De dans is speels, ingetogen en heftig tegelijk. Na een prachtige solo van Cissé eindigt de kleine voorstelling met een solo van Ouamba die, onder luid gebrabbel van Cissé, ineens verdwijnt.

De derde en laatste voorstelling van de avond, Dentro de mim outra ilha begint met klaterend watergeluid. Hilariteit alom, want je krijgt de indruk dat de dansers in een urinoir staan. Maar nee, ze wassen slechts onschuldig hun voeten. Vervolgens begint een dans rondom fel gekleurde teenslippers. De vijf dansers dansen voornamelijk in hun eentje. Soms bekruipt je het gevoel dat je naar bewoners van een gesloten inrichting zit te kijken. Ze smeren zich in met zand, maken wonderlijke geluiden en krioelen door elkaar heen. De voorstelling eindigt met een gigantische regenbui.

Wat is de conclusie na deze lange avond? Dat het niet werkt om drie totaal verschillende voorstellingen achter elkaar te programmeren. Bovendien maken de changementen tussen de voorstellingen de avond nóg langer dan nodig. Dat wreekt zich bij de laatste voorstelling. Een groot deel van het publiek is dan al naar huis. En dat kan toch niet de bedoeling zijn? (Karen Al)

Maandag 3 juli

Hell – Emio Greco | PC

Een fysiek overweldigende dansvoorstelling die van begin tot eind imponeert. Dat is Hell van de Italiaanse choreograaf en danser Emio Greco en de Nederlandse regisseur Pieter C. Scholten. Het begint al bij het betreden van de zaal. De lichten zijn nog aan, niet iedereen is al binnen, maar op het podium gebeurt al van alles. Zes dansers in sobere zwarte jurken heten het publiek als het ware welkom met jaren ’80 en ’90 hits die vol overgave geplaybackt worden. Het gemiddelde showballet valt volkomen in het niet bij de bewegingen die door deze dansers gemaakt worden. Van Pink Cadillac tot Hey Mambo, van Beds are burning tot Tell it to my heart, tot het lieflijke Sing Sing Sing dat wreed overgaat in Marilyn Manson’s The Beautiful People.

Foto: Basil Childers
Foto: Basil Childers

De toon is gezet, de adrenaline spat van het podium. Maar plots is het over. Het toneel is leeg. Slechts een kale boom links op het podium en rechts een toegangspoort van licht blijven over. Van het muzikale popgeweld is ook niets meer over, dat heeft plaatsgemaakt voor serene muziek. Vijf dansers staan in een halve cirkel achter dirigentendeskjes. Soms dansen ze synchroon, soms volgen ze elkaars bewegingen met enige vertraging.

De scène-overgangen zijn abrupt, net als de muziek. Je verkeert voortdurend in een andere sfeer. Soms danst de groep, soms krijgt een individuele danser de gelegenheid een solo te dansen. En soms danst ‘de schaduw’ mee, een danser – Emio Greco zelf – die, volkomen in het zwart, de danser volgt, maar zich met momenten ook losweekt en z’n eigen gang gaat.

De voorstelling eindigt met de dansers die – slechts gekleed in hun onderbroek – dansen op de Vijfde van Beethoven. Totdat ook de onderbroek uitgaat en ze geheel naakt en kwetsbaar op het podium staan. Het naakte lichaam in volle glorie. En dat is wat Greco en Scholten met Hell willen: het accent leggen op de taal van het lichaam.

De voorstelling is zeker indrukwekkend, maar naar een verhaal moet je niet (willen) zoeken. Het zijn de dansers die het stuk dragen, hun fysieke kracht, hun uithoudingsvermogen, hun elasticiteit. Vooral ook hun uitstraling is fascinerend. Het is bijzonder om naar dit uiteenlopende gezelschap te kijken en wie bekommert zich dan nog om een verhaal? Ondergaan moet je deze voorstelling, van begin tot eind. (Karen Al)

Hell is nog t/m 4 juli in de Stadsschouwburg te zien.

Zaterdag 1 juli

I like to watch!

I like to watch!, een avond met acht verschillende performances die alle het menselijke lichaam op andere wijze centraal zetten. Daarnaast was de meest opvallende gemene deler de manier waarop dit gebracht werd; het draaide allemaal om het plezier en genot van dansen, van het hebben van een menselijk lichaam in het algemeen. Al kan het uiterlijk soms bedriegen, brengt het lichaam verschillende wensen met zich mee die al dan niet ingewilligd worden, de avond wilde je aan het feit herinneren dat het erom gaat dát je geprikkeld wordt. De podia werden na het bezoeken van de voorstellingen dan ook vrijgemaakt om het publiek vervolgens zelf de kans te geven de vloer op te gaan.

Reproduction, Eszter Salamon. Foto: Bruno Pocheron
Reproduction, Eszter Salamon. Foto: Bruno Pocheron

Een voor de hand liggende handeling die het genot illustreert dat het lichaam met zich mee brengt, is uiteraard seks. Zo speelde in twee voorstellingen bijvoorbeeld het scala aan posities uit de Kamasutra een belangrijke rol. In Reproduction van de choreografe Eszter Salamon blijken de mannen die elkaar opzoeken, uiteindelijk vrouwen te zijn. Hiermee zet Salamon het vraagstuk rond de sekse centraal. Zij laat in Reproduction zien dat de voorgeschreven perceptie van het mannelijke en het vrouwelijke niet vaststaat, maar verschuift en verandert. Mette Ingvartsen laat op haar beurt haar dansers in het eerste deel van de voorstelling To Come met elkaar vrijen om de aandacht te vestigen op de verhoudingen binnen een groep. Ze eindigden met een pose die veel weg heeft van een levende, in werking gestelde machine die langzaam maar zeker tot een orgasme komt. In het tweede deel wordt er ook naar een hoogtepunt toegewerkt. De groep bootst nu alleen de geluiden na van een vrijpartij, wat aardig op de lachspieren van het publiek werkte. De voorstelling eindigt met rock-‘n-rollende individuen, koppels en trio’s, waarbij de energie van de dansers van het toneel afspatte. Verder was er de film Miss T’s Teaserama van Sietske Tjallingii, waarin zeven scènes voorbijkomen waarin het personage van Miss T (Tjallingii zelf) regelmatig geslachtsdelen op ludieke wijze in de schijnwerpers zet. Zo wordt ze bijvoorbeeld achtervolgd door een reuzenpenis tegen wie ze het uiteindelijk in de boksring moet opnemen.

Burn, Dylan Newcomb. Foto: Susanne Middelberg / beeldbewerking: Piia Maria
Burn, Dylan Newcomb. Foto: Susanne Middelberg / beeldbewerking: Piia Maria

In de kelder van Paradiso was er de interactieve installatie BodyLounge van Ina Stockem. Niet iedereen durfde het aan alleen en geblinddoekt een ruimte binnen geleid te worden, waarbij het de bedoeling was met behulp van al je zintuigen (behalve dus het zicht) je eigen voorstelling te creëren. Wie eveneens het contact met het publiek opzocht, was Dylan Newcomb in zijn solodans Burn. Zijn bewegingsruimte was een cirkel waar vlak omheen het publiek plaatsnam. Newcombs solo bestond uit drie fases waarin hij zich als danser laat leiden door het grensverleggende element vuur. Met bijzondere bedrevenheid en begiftiging (en veel, heel veel zweet) zet hij de mens in het spotlicht die eigenlijk maar een beperkte bewegingsruimte tot zijn beschikking heeft, daardoor rondjes loopt en worstelt met de kracht die hij in zich voelt. Dit leidt onder andere tot de wil te vliegen en te reiken naar de hemel. Aangezien het de mens niet gegund is dat deze wens werkelijkheid kan worden, blijft er één ding over; de drive zelf.

Met name Dylan Newcomb met zijn danssolo Burn en de voorstelling To Come van Mette Ingvartsen weten op aanstekelijke wijze de intensiteit van dansen, respectievelijk het plezier en genot over te brengen op het publiek. De programmering van I like to watch! in het geheel heeft de belofte ingelost een sensuele avond te brengen die de zintuigen zou prikkelen. (Julia van Steennis)

Strawberry Cream and Gunpowder – Yasmeen Godder and the Bloody Bench Players

Dat de nieuwste voorstelling Strawberry Cream and Gunpowder van de Israelische choreografe Yasmeen Godder politiek getint is, is meteen duidelijk. Bij binnenkomst van het theater word je omgeven door kleerkasten van bewakers met oortjes in hun oren. Dat geeft een ongemakkelijk gevoel kan ik je zeggen. Bij een dansvoorstelling notabene! Maar wie enigszins bekend is met het werk van Godder weet dat ze controverse en politieke statements niet schuwt.

Foto: Tamar Lamm
Foto: Tamar Lamm

Zeven dansers en één muzikant betreden gedecideerd het podium. De voorstelling begint geluidloos met een stille confrontatie tussen twee dansers. Ze bewegen in poses die verkrampen, als foto’s die bevriezen. En dat gaat zo door. Heftige bewegingen die leiden tot stilstaande ‘plaatjes’. ‘Plaatjes’ die we allemaal kennen uit het nieuws. Van daders en slachtoffers, van wenende moeders bij het graf van hun man of kind, van soldaten die verkrachten, van soldaten die euforisch feest vieren. Al die bekende nieuwsbeelden zie je terugkomen in de voorstelling. Behoorlijk expliciet en weinig verhullend.

Volgens Godder wil ze die verontrustende beelden, die inmiddels deel van ons dagelijks leven zijn gaan uitmaken en die ons door hun voortdurende herhaling hebben afgestompt, nieuw leven inblazen. En lukt dat? Nauwelijks. De voorstelling is ronduit vervelend, langdradig en misschien juist wel té expliciet. Daardoor wordt het totaalplaatje gekunsteld, wat ook nog eens versterkt wordt door de uitgesproken mimiek van de dansers en de wanhopige kreten die ze zo nu en dan slaken. De meest voorkomende beweging bij alle scènes is de zogenaamde ‘schietbeweging’. Die komt zo vaak terug dat het bijna lachwekkend wordt. De meeste indruk maakt eigenlijk de slagboom, die als een stille getuige op het podium staat en af en toe omhoog gaat en dan weer naar beneden.

Op de een of andere manier deed de voorstelling me nagenoeg niets, ondanks de zware thematiek en de uitgebeelde wanhoop. Maar misschien behoor ik wel tot de ‘afgestompten’ die Godder probeert wakker te schudden. (Karen Al)

Vrijdag 30 juni

Back to the present – Constanza Macras/ Dorky Park

Foto: Aurel Thurn
Foto: Aurel Thurn

Een mix van dans, spel, film en muziek – dat is een omschrijving die je je bij voorbaat al doet verheugen op een aangename, enerverende theateravond. De Argentijnse choreografe Constanza Macras maakt in haar voorstelling Back to the present gebruik van de veelzijdigheid van zo’n dertien jonge multitalenten van verschillende komaf. Dit heeft tot gevolg dat zij hen, naast voornamelijk in het Engels, laat praten en zingen in hun eigen taal en als iemand bijvoorbeeld een beetje dwarsfluit speelt, wordt ook deze kunst vertoond. Er worden grappige monologen afgestoken, er wordt hip (breakdance, hiphop) en verleidelijk gedanst en voordat je het weet wordt er weer een nieuw lied ingezet, kortom; je raakt bijna geïrriteerd omdat je niet weet hoe vlug en naar wie je kijken moet.

Een chaos aan taferelen waarbij in elke scène wel een grap is verwerkt. Goed, vermakelijk dus, maar wat is de achterliggende gedachte? ‘Terug naar het heden’ doelt in deze voorstelling op de wanhoop die ontstaat bij het verlies van de goede dingen uit het verleden, en op de kunst om uit de brokstukken die je eraan overhoudt, iets nieuws te creëren. Of dat door Macras is gelukt, spant erom. Het vraagstuk blijft namelijk steken op het particuliere/ relationele niveau, en weet dit niet overtuigend door te trekken naar het maatschappelijk vlak. Alle dansers teren op oude dromen, overtuigingen, verworven capaciteiten en verloren liefdes. Niet voor niets klinkt regelmatig een Latijns-Amerikaanse cover van de bekende Beatles-song Yesterday (Suddenly, I’m not happy like I used to be, in plaats van Suddenly, I’m not half the man I used to be). De voorstelling is spetterend en grappig, ze stelt het verlangen naar het heden centraal en brengt deze met slapstickachtige humor. Wat maatschappelijk engagement betreft is deze voorstelling geen must see, als het gaat om bruisende energie en potentieel talent echter wel. Het is goed mogelijk dat Constanza Macras zichzelf met haar volgend werk ineens zal overtreffen. (Julia van Steennis)

Donderdag 29 juni

La Pudeur des Icebergs – Daniel Léveillé

Het lege toneel: daarop moet de choreograaf iets laten gebeuren. Bij de voorstelling La Pudeur des Icebergs van choreograaf Daniel Léveillé verschijnen er drie naakte dansers, waar zich later nog twee mannen en een vrouw bij voegen. Met neutrale blik voeren zij voornamelijk herhalende bewegingen uit, zoals een sprong waarna de ene danser de andere opvangt en een paar meter verder draagt of juist wegduwt. Op de achtergrond klinkt een pianoconcert van Chopin. De muziek vervult in deze voorstelling geen belangwekkende rol. Het voegt geen betoverende impuls toe, het is er gewoon. Dat is maar goed ook, want zonder de muziek zou het wel erg statisch worden allemaal. De dans duurt een uur waarin het goed mogelijk is dat de gemiddelde dansliefhebber zichzelf betrapt op ten minste één zucht van verveling. Er is geen verhaal, geen provocatie en al helemaal geen intentioneel vermaak. Het gaat hier om ‘het pure zijn’ van het bewegende naakte lichaam. Het kost weinig moeite de schoonheid in te zien van een goedgespierd lichaam. Maar door de aandacht geheel daar op te vestigen en deze uit te vergroten en te rekken tot in het eindeloze… daar moet je wel van houden.

Foto: Jacques Grenier
Foto: Jacques Grenier

Als er iets met recht geconcludeerd kan worden na het zien van deze voorstelling, is dat deze zeker iets voorstelt. Léveillés werkwijze (vanuit ‘het niets’, ‘iets’ creëren) wordt door de dansers professioneel uitgevoerd en de choreograaf verdient daarom waardering voor het opwekken van een bepaalde mate van fascinatie. De beelden doen soms denken aan beeldhouwwerken: verstilde uitdrukking van naakte lichamen met aangespannen spieren, en één heel opvallend moment; alle dansers die als een hoop op elkaar liggen. Na een aantal seconden geïntrigeerd te zijn, zal bij velen al snel de associatie met oorlogstaferelen komen. Dit beeld en de voorstelling als geheel kan dus wel een en ander oproepen. De aard van de voorstelling dwingt echter bij uitstek één bepaalde reactie af: dat wat je ziet stil op je in laten werken; het laten ‘zijn’ en het verder zijn werk laten doen, precies zoals het gepresenteerd is. Het is eigenlijk een belediging voor de maker als het publiek na de voorstelling niet weet hoe snel ze de voorstelling moet ‘aankleden’ met zenuwachtige typeringen als ‘Oh, die kwetsbaarheid!’, zoals het na afloop gonst van dit soort jubeltonen. Is er iets wat meer ergernis opwekt dan het te pas en te onpas strooien met termen als ‘artistiek verantwoord’ op het moment dat de toeschouwer ook maar één blote borst, bil of sex scène ziet? Nee, Léveillé vraagt in La Pudeur des Icebergs om stille bewondering. Zoals voor een ijsberg: je registreert deze grote en krachtige verschijningsvorm en Daniel Léveillé vestigt de aandacht op het besef dat deze gewoonweg bestaat. (Julia van Steennis)

Woensdag 28 juni

FreshDance

Verrassend en avontuurlijk. Zo worden de jonge Europese choreografen gepresenteerd die geprogrammeerd staan voor FreshDance, ‘het eigenzinnige en brutale’ onderdeel van het Julidans festival. Elke avond zijn er twee solo’s van verschillende choreografen achter elkaar te zien. Frisse en veelbelovende talenten, elk met eigen visie en expressie.

Catasprophe Communication Combinatoria – Palle Dyrvall

~

Foto: Christos Avraamides

In het begin is er alleen beweging, die niet direct te plaatsen is. Daarna begint de Zweedse choreograaf en danser Palle Dyrvall een verhaal af te steken, dat hij ondersteunt met expressieve gebaren. Het is een nogal gefragmenteerd verhaal over de mens; het individu versus het collectief, energie die zich samenbalt, technologie en digitale communicatie, en het catastrofale effect daarvan. Maar ook wanneer hij spreekt, is Dyrvall soms onduidelijk. Toch blijkt dit uiteindelijk zijn intenties juist te onderstrepen. De toeschouwer krijgt namelijk de teloorgang van ‘de laatste mens’ te zien. In deze solo komt dat op het volgende neer: een ver ontwikkeld mens die door (te) ver ontwikkelde technologie verstoord is in zijn natuurlijke, oorspronkelijke manier van communiceren. Aan het einde danst en spreekt Dyrvall dan ook niet meer. Hij neemt alleen nog maar poses aan, terwijl technomuziek tot oorverdovende hoogte aanzwelt. Vooral in deze slotfase weet Palle Dyrvall te raken. De beelden zijn verontrustend; de technologie – gerepresenteerd door de muziek – heeft de mens letterlijk met zijn rug tegen de muur gezet, en de mens schreeuwt het (onhoorbaar) uit. Met name met dit laatste laat Dyrvall zien dat hij knap vorm weet te geven aan geëngageerde dans.

Inside Out – Anna Réti

De scène waarmee de Hongaarse Anna Réti haar solo opent is eigenlijk het beste te vergelijken met de beweging van een vlinder die zich losmaakt uit haar cocon. Het publiek ziet haar in het spotlicht op uiterst geconcentreerde wijze bewegen, waardoor zij vrijwel direct intrigeert. Zij geeft uiting aan een personage wiens verschillende gevoelens met elkaar in strijd zijn. Dat levert de ene keer een mooi en de andere keer een geestig beeld op. Réti loopt als een spin op hoge poten over het toneel en springt als een kind dat enkel uiting geeft aan haar vrolijke aard. Dit wisselt zij af met momenten waarin zij zichzelf afkapt, door zichzelf bijvoorbeeld ineens bij de keel te grijpen. Licht en muziek volgen haar in deze emoties, hetgeen de nuance in haar dans uitvergroot. Naarmate de solo vordert, komt haar gezicht letterlijk en figuurlijk uitgebreider in beeld. Deze is bijzonder expressievol. Anna Réti maakt indruk met de enorme beheersing van haar lichaamsbewegingen, waarmee ze gestalte geeft aan de ‘speelbal’ die zij in haar solo van haar emoties is. Zij blijkt een danseres en choreografe die passie weet te vangen in grote en kleine gebaren. (Julia van Steennis)

FreshDance is nog t/m vrijdag 30 juni te zien.

Dinsdag 27 juni

Umwelt – Compagnie Maguy Marin

De nietigheid van de mens. Zijn eindeloze dans om de leegte die leven heet. Hoe verbeeld je dat op het krappe toneel van Stadsschouwburg Amsterdam? De Franse choreografe Maguy Marin weet hoe dat moet: met een minimalistisch toneelbeeld en dansers die in herhaling vervallen. Doeltreffend, mooi en uiteindelijk vervelend. Julidans programmeert Serieuze Dans, dat moge duidelijk zijn met deze choreografie van Marin als openingsgeste. Voor de voorstelling begint, is Johan Simons aan het woord. Omdat hij ooit heeft gepoogd danser te worden, doet hij de aftrapspeech voor deze editie. Hij benadrukt het belang van geëngageerde dans en vertelt ook dat het democratische Nederland een beetje achterloopt op het polemische Duitsland. Daar heeft kunst een politieke rol, zoals het hoort.

Foto: Didier Grappe
Foto: Didier Grappe

In Umwelt wordt geen uitspraak gedaan over zaken als de eenwording van Europa, of het moet zijn dat die net zo betekenisloos is als alle andere handelingen wij verrichten. In deze voorstelling zien we fragmenten uit de levens van willekeurige mensen aan ons voorbijtrekken. Een donker, elektronisch gedrein is het geluidsdecor. Vanaf de eerste tel een onplezierig geluid. Achter op het toneel staan rijen schermen. De voorste donker en smal, de achterste lichter, breder en spiegelend. Verder is het toneel leeg. We zien mannen en vrouwen tussen de schermen verschijnen en er weer achter verdwijnen, tussendoor vangen we een glimp op van wat ze aan het doen zijn: een hapje van een appel nemen, een kartonnen kroon opzetten, een broek aantrekken, iemand een klap geven, vrijen, een fazant in hun mond de vloer over trekken. Met de regelmaat van de klok verschijnen ze, met twee, soms meer tegelijk. Op precies dezelfde manier voeren ze hun handeling uit, maar van ontmoeting tussen de mensen is geen sprake. Dan komt er een moment, dat een man stilstaat en naar voren staart. De grote leegte voor hem wordt belicht. De zaal leeft op: er gaat iets gebeuren. Een tijd lang blikt hij in het niets, dan verdwijnt hij weer. En door gaat het met appels eten en kronen opzetten, totdat weer iemand even stilhoudt.

Het is alsof je als toeschouwer vanaf een grote hoogte op het menselijk gewriemel neerkijkt. Je ziet hoe levens parallel lopen, maar elkaar nooit raken. Grote en kleine handelingen, ze leiden nergens toe. Het zijn dansjes om een onverbiddelijke leegte. Stilstaan leidt tot het grote niets, dus wat rest deze mensen anders dan verdergaan? Achteloos gooien ze een appel weg, een zak aarde en stenen, een pruik. De lege ruimte, de zin des levens, vult zich met levenloze voorwerpen. Natuurlijk is het niet de bedoeling dan we ons comfortabel voelen bij een filosofische overpeinzing als deze, maar het is uiteindelijk de verveling die beklijft. Marins metafoor voor de leegheid van het leven gaat niet schrijnen. Daarvoor blijft haar enscenering teveel op een afstand, letterlijk en figuurlijk. De betekenisvolle veranderingen die ze aanbrengt in haar choreografie, zoals mannen die een kroon opzetten en daarna buigen om voedsel van de vloer te eten, zijn mooi, maar schaars. Umwelt is niet kwellend genoeg. (Ruth Naber)