Film / Achtergrond
special: In memoriam

Shohei Imamura: 1926-2006

Afgelopen dinsdag stierf de Japanse filmregisseur Shohei Imamura op 79-jarige leeftijd, na een carrière die even rijk als lang was. Imamura, naast Nagisa Oshima de bekendste van de Japanse ‘New Wave’-regisseurs, die begin jaren zestig furore maakten, stond bekend om zijn vuige onderwerpsstof, onaangepaste karakters en zwarte humor.

~

Imamura begon zijn filmcarrière begin jaren vijftig als regie-assistent van Ozu, maar zijn latere eigen films konden haast niet verder verwijderd zijn van de ingetogen, statische familieportretten van de oudere meester. Imamura richtte zijn blik elders: zijn protagonisten waren achterlijke boeren, incestplegers, moordenaars, pornografen, pooiers en hoeren. Maar Imamura’s uitgangspunt was nooit sociaal-realistisch, en hij weigerde bovendien resoluut de stoornissen van zijn karakters te verklaren of te excuseren. Met zoveel objectiviteit zijn zijn karakters nooit vals, en in zijn voorliefde voor het uitschot van de samenleving vertrouwt hij op de empathie van de kijker. Bij het geheel ontbreken van elke vorm van moralisering werkt dit wonderwel: de seriemoordenaar in Vengeance is Mine, het brute volk in The Ballad of Narayama, de kapper-met-de-paling uit Unagi, stuk voor stuk zijn ze schitterende, levensechte creaties – of ze nu aan de zelfkant van een grote stad of in een afgelegen bergdorp wonen. Bovendien tref je in zijn meeste films een sterke, levenslustige vrouw aan, die vaak krachtiger optreedt dan de mannen.

Waanzin

Scène uit The Profound Desire of the Gods
Scène uit The Profound Desire of the Gods

Na zijn eerste films in opdracht en een handvol persoonlijke projecten richtte Imamura medio jaren zestig zijn eigen productiemaatschappij op om met meer onafhankelijkheid de films te kunnen maken die hij wilde. Die onafhankelijkheid leverde een reeks provocerende, bijzonder eigenzinnige films op. Imamura’s films waren niet zozeer subversief omdat hij (op on-Japanse wijze) vraagtekens stelde bij allerlei sociale normen en waarden, maar omdat ze vaak veel verdergaande implicaties hadden. In Pigs and Battleships (1961) stelt hij soldatentroepen gelijk aan een horde varkens; in The Ballad of Narayama (1983) lijken de vaak afschuwelijk wrede mores van een dorpsvolk dichter bij de natuur te staan dan onze eigen samenleving. In The Profound Desire of the Gods (1968) zet hij ook een afgezonderd volk af tegen de ‘beschaafde’ cultuur. Naast het verband tussen bestialiteit en primitieve volken en de sociale onderklassen is een terugkerend thema in veel van zijn films de Tweede Wereldoorlog en de waanzin ervan. Het verpletterende Black Rain (1989) bijvoorbeeld gaat over overlevenden van de atoomaanval van Hiroshima; Dr. Akagi (1998) toont een door hepatitis geobsedeerde arts die in een atoomwolk een lever ziet.

Horten en stoten

Scène uit Unagi
Scène uit Unagi

Imamura’s carrière zette zich soms met horten en stoten voort: in de jaren zeventig was hij genoodzaakt zich tot documentaires te beperken, en na Black Rain (1989) zou het zeven jaar duren voordat hij weer een film maakte. Unagi (1997) leverde hem echter direct een Gouden Palm op in Cannes. Zijn eerste films zijn zelden vertoond, maar de meeste van de latere zijn inmiddels op waarde geschat en op dvd beschikbaar. Imamura scoorde in de Nederlandse filmhuizen enig succes met The Profound Desire of the Gods en recentelijk nog met zijn bekendste films, Unagi en Dr. Akagi. In 1998 vertoonde het Filmmuseum een bijna compleet retrospectief. Imamura’s laatste speelfilm was Warm Water Under a Red Bridge (2001), een ongrijpbare fabel met een speciale plaats voor de overvloedige lichaamssappen van een geheimzinnige vrouw.

Shohei Imamura stierf aan leverkanker, waar hij al sinds vorig jaar aan leed. Hij wordt op 6 juni in Tokyo begraven.