Boeken / Fictie

Ziende blind – Vraagtekens bij de democratie

recensie: Stad der zienden

.

De titel van het boek verwijst naar het grootste internationale succes van deze Portugese Nobelprijswinnaar: De stad der blinden. Op het eerste gezicht lijkt De stad der zienden geen vervolg op dit eerdere boek. Dat ging over de hoofdstad van een land waarvan de bewoners plotsklaps getroffen worden door een melkachtige, besmettelijke witte blindheid. Beide verhalen lijken ver uiteen te liggen: het ene gaat over democratie en macht, het andere laat apocalyptische taferelen zien in een land waar niemand meer ziet. Er bestaat echter een belangrijke overeenkomst tussen beide boeken: Saramago neemt een bizarre gebeurtenis als uitgangspunt en beredeneert vandaaruit wat er zou kunnen gebeuren. In het geval van De stad der zienden levert dat een even bizarre als ‘actuele’ situatie op, waarin de regering op de vlucht slaat voor de eigen verantwoordelijkheid. De overeenkomst met de paranoïde post-9/11 houding in het westen is treffend en indrukwekkend.

Spelletjes

~

Langzaam maar zeker wordt er nog een parallel zichtbaar tussen beide boeken. Na meer dan 160 pagina’s blijkt het inderdaad om dezelfde stad te gaan. Echter, nu wordt ook duidelijk dat Saramago spelletjes speelt met de lezer. De overeenkomst in kleur tussen de magische blindheid, en de al even wonderlijke blanco stemmen lijkt op een groter verband te duiden. Maar net als de lezer hiervan overtuigd is, wordt het weer belachelijk gemaakt. De belangrijkste personages uit De stad der blinden duiken weer op, maar natuurlijk hebben beide zaken niets met elkaar te maken.
Saramago’s typische stijl, met z’n lange zinnen waarin hij hele dialogen opneemt, is ook in De stad der zienden weer aanwezig:

[…]Heel goed, u weet ongetwijfeld wat men onder zulke omstandigheden zegt, het vaderland waakt over u, Ja, meneer de president, we zijn ons bewust van het belang van onze missie, Ik neem aan dat u instructies hebt gekregen voor het geval me massaal probeert weg te komen[…]

Een andere terugkerende Saramago-eigenschap is het vermijden van eigennamen: Saramago noemt zijn personages altijd door middel van omschrijvingen of functies: ‘de vrouw van de oogarts’ en ‘de premier’. Ook met deze creatieve benamingen van de karakters zet Saramago de lezer op het verkeerde been: in De stad der blinden komt een jonge vrouw voor die ‘het meisje met de Zonnebril’ genoemd wordt. Schijnbaar toevallig wordt zij ook in De stad der zienden weer zo omschreven. Een aantal pagina’s verderop blijkt dat ’toevallige’ toch weer zijn wortels in het eerdere boek te hebben: de naamgever zag een foto van haar uit die tijd, waarop ze een zonnebril vasthield. Dit soort blijken van geraffineerdheid spreidt Saramago door het hele boek tentoon. De twee boeken hebben dus raakvlakken, maar staan feitelijk los van elkaar.

Maar hoe loopt het af?

Het boek eindigt ontluisterend: er is een klopjacht ontstaan op de enige vrouw die vier jaar eerder niet blind werd. Deze klopjacht dient echter geen ander doel dan de regering het gevoel te geven dat ze grip op de zaak heeft. Voor het raadsel van de blanco stemmen wordt daarmee geen oplossing gevonden. Dat is ook een deel van de boodschap van deze nieuwe roman: er is geen oplossing voor dit probleem zolang de machthebbers de hand niet in eigen boezem durven te steken. En zolang dat niet het geval is, heeft de kiezer niets in te brengen.
De regering van het land verliest het doel uit het oog: door de blanco stemmen aan de bevolking te wijten en niet aan het eigen handelen toe te schrijven, wordt het doel van de verkiezingen uit het oog verloren. Bij het bestrijden van de blancostemmers wordt er een massahysterie aangericht om de aandacht van het werkelijke probleem af te leiden, omdat het niet op te lossen is. En zoals de afleidingsmanoeuvres van de regering gedoemd zijn te mislukken, blijft ook het einde van De stad der zienden wat in het luchtledige hangen. Het boek als geheel beklijft echter. Het fantasierijke beeld dat Saramago schetst blijkt namelijk verontrustend herkenbaar.