Film / Films

De kracht van kiekjes

recensie: Flags of our Fathers & Letters from Iwo Jima (Special edition)

Het is een uniek verschijnsel: een acteur die een regiecarrière van de grond krijgt. Clint Eastwood is het desalniettemin redelijk vergaan, al heeft hij meer geregisseerd dan westerns als High Plains Drifter (1972), The Outlaw Josey Wales (1976) en Unforgiven (1992) waarvan we de grimmige eik meestal herinneren. Misschien omdat hij zelf zo weinig woorden nodig heeft – zijnde één brok expressie met dat uit gewapend beton gehakte lijf – dat hij de beeldtaal van films zo verdienstelijk hanteert. Met Flags of our Fathers en Letters of Iwo Jima wijdde Eastwood zich aan een opmerkelijk tweeluik over de belegering van het eiland Iwo Jima – één deel voor elke kant van de strijd – tijdens de Tweede Wereldoorlog.

~

Iwo Jima is een kaal, onaanzienlijk vlekje in de Stille Oceaan, een hoopje lava gestold in de zee, en sedert eeuwen het trotse bezit van de Japanse natie. Dat de Amerikaanse strijdkrachten hun aandacht vestigen op dit drijvende fort is natuurlijk niet voor niets. “De eerste slag op Japanse bodem!”, brullen de officieren in Flags of our Fathers, “we’re gonna get these sons of bitches!” Het gaat iets minder gemakkelijk dan zo’n strijdkreet doet vermoeden: dertigduizend adolescenten komen om het leven tijdens de 36 dagen durende belegering, Japanners én Amerikanen.

Hypocrisie met vlag en wimpel

Iwo Jima is ook waar een van de bekendste foto’s uit de menselijke geschiedenis is gemaakt: zes mariniers boren eensgezind de Amerikaanse vlag in vijandelijke bodem. Van zo’n vaderlandslievende vertoning krijgt geen zelfrespecterend land ooit genoeg; zeker niet in oorlogstijd. Als de foto een paar dagen later in de krant komt, worden de drie nog levende vlaggenplanters – de andere drie zijn dan al dood! – acuut naar het thuisland teruggevlogen. Toegejuicht door uitzinnige mensenmassa’s mogen de drankzuchtige Indiaan (een fantastische rol van Adam Beach), de blonde, blauwogige held (Ryan Phillippe) en de donkerharige vrouwenrover (Jesse Bradford) tientallen vlaggen planten in evenzovele bergjes van papier-maché.

Want de begroting moet rond, mensen moeten weer zin krijgen in de oorlog. Dat de jongens liever aan het front zouden zitten (want Iwo Jima is nog lang niet veroverd), dat kan de autoriteiten niet schelen. Dat Hayes geacht wordt te sterven voor zijn land, maar geen drankje kan bestellen in blanke bars, daar zien de autoriteiten niets tegenstrijdigs in. En dat het alleen de hospik lukt een gezin te stichten, en dat nog alleen doordat hij vooral nooit interviews geeft en zich ’s avonds in slaap huilt, daar staat nooit iemand bij stil.

Topzwaar

De tol van ongewilde roem, de macht van symbolen, wanneer is iemand een held: dat zijn de vragen van Flags. Alle ellende waar Iwo Jima voor staat, fungeert vreemd genoeg als achtergrond voor een bij vlagen langdradige, én gefragmenteerde verhandeling. Want zoals dat hoort bij films die moeilijke gedachtes aansnijden, is Flags een non-lineaire vertelling. ‘Duidelijk’ ligt immers dicht aan tegen ‘ongenuanceerd’, en is een glasheldere drie-akter niet zelf óók een simplificatie van de werkelijkheid, net zoals foto’s nooit recht kunnen doen aan wat er écht gebeurde?

~

Letters from Iwo Jima, het Oosterse paneel in Eastwoods tweeluik, bewijst echter dat een ouderwetse rechttoe-rechtaan oorlogsfilm meer indruk maakt, en ook langer blijft hangen. De thematiek – die overigens min of meer dezelfde is als in Flags – blijft onder de tafel, waar hij thuis hoort, en de vertelling is grotendeels A-B-C. Wel lijdt dit tweede deel onder wat een beduidend kleiner budget moet zijn geweest: we rennen door het verhaal en shots uit Flags worden schaamteloos hergebruikt. De grotten waarin de Japanners zich terugtrekken, doen denken aan het papier-maché waar de helden van het eerste deel hun vlag in planten (maar wie weet is dat expres gedaan, als dramatisch-ironische vooruitwijzing).

Decadente doodsverachting

Met Eastwood volgt de kijker een aantal figuren. Zo is daar de flamboyante en wereldwijze baron Nishi (Tsuyoshi Ihara), aanvoerder van een tankdivisie en Olympisch kampioen military, die met een zijden sjaaltje om zijn hals over het eiland galoppeert. Saigo (Kazunari Ninomiya) maakt de indruk verdwaald te zijn – maar is dan ook bakker tot hij op een ochtend te horen krijgt dat hij ten strijde mag trekken tegen de Amerikaanse duivels. De meeste aandacht gaat echter uit naar generaal Kurabayashi (Ken Watanbe), die het bewind voert over de kiezelsteen. De arme drommel ondervindt minder tegenwerking van de harde aardkorst waaruit hij verdedigingswerken wil hakken, dan van zijn legerstaf. Zijn soldaten vertrouwen hem niet, het opperbevel liegt over de luchtsteun. En daar komt nog bij dat het Japanse eergevoel zoveel slachtoffers eist onder de manschappen dat er van een strijd tegen de Amerikanen nauwelijks nog sprake kan zijn.

In al zijn bedrieglijke eenvoud is Letters de betere film. Oorlog wordt nog net iets triester als je eigen officier je de hals doorsnijdt. Flags, groots en meedogenloos, struikelt soms over zijn eigen slimheid. Die laatste komt er wel beter af bij de extra’s, met authentieke bioscoopjournaals en interessante en uitgebreide documentaires – zowel over de film zelf, als over de pre-productie (het boek waarop de film gebaseerd is, het scenario, het casten, etc.). Letters moet het doen met één documentaire van een kwartier, waarin geen enkele acteur aan het woord komt. Geen wonder ook, want die spreken alleen maar Japans, en het zou een bom duiten kosten om iedereen te ondertitelen. Maar je zou toch op zijn minst verwachten dat er meer te melden valt over het werken met een volledig Japanse cast. Hoe wist Eastwood of de dictie niet over the top was? Hoe controleerde hij het spel als hij niet verstond wat ze zeiden? Wellicht las hij hun lichaamstaal. Eastwood is misschien niet zo’n prater – daarom ontbreekt de geijkte commentaartrack – maar iets uitbeelden kan hij wel.