Het jongetje dat langs de rand staat en kijkt
Een kopje koffie, het ochtendnieuws, een onverwacht bezoek van een oude vriend; veel is er niet nodig om een onverhoedse mijmering te veroorzaken. We hebben vaak de neiging om op zoek te gaan naar spectaculaire wendingen en wereldschokkende voorvallen, maar sommige dichters gaan liever op zoek naar eenvoud, in dansende versvoeten verpakt. Zo’n dichter is Rien Vroegindeweij. Zijn verhalen zijn klein, maar groot genoeg voor een gedicht.
Opvallend aan zijn Gemengde berichten is de aandacht die Vroegindeweij schenkt aan schijnbaar sentimentele gevoelens en in andermans ogen te verwaarlozen anekdotiek. Zo gaat het in zijn verzen over verloren vrienden, foto’s in de gang, in de haast afgebroken telefoongesprekken en busreizen naar het onbekende. Hij heeft het over vroeger, over hoe zijn gedichten mededelingen zijn over hoe het met hem gaat. Zijn gedichten zijn snapshots van zijn directe omgeving, sfeerbeelden van een persoonlijk leven. Zijn decor schrijft hij uit met een voelbaar plezier en met af en toe de nodige zin voor ironie.
Gevaarlijk wordt het pas wanneer Vroegindeweij ook grote waarheden wil verkondigen. De gedichten gaan wringen wanneer hij er God, Gorter of Willem De Kooning bij haalt, wanneer hij verwijzingen gebruikt die wel humoristisch zijn, maar tegelijkertijd ook de kracht van zijn minuscule universum breken.
Toen de dijken doorbraken
Het mooiste, en volgens mij ook het voor Vroegindeweij meest tekenende gedeelte van de bundel, is de cyclus toen de dijkenbraken. Hier vertelt hij in vijf gedichten het verhaal van een dijkbreuk. Het hoofdpersonage in zijn relaas is een klein jongetje, dat de hele ramp meemaakt, zonder een idee te hebben wat er in feite gebeurt. Het is een tamelijk autistisch standpunt.
De jongen wachtte op de dingen die komen zouden.
Zijn vader zette de kachel op tafel, zijn moeder
bracht huisraad naar boven. Toen begon het wachten.Het wachten op het water. Het kwam als een groot grijs
monster dat zich breed uitrolde over het bouwterrein
over het braakland naar het huis waar hij woonde.Hij hoorde de kelder vollopen, de deuren kraakten
het monster steeg hoger en hoger, kwam de trap op.
Hij was bang. Zijn vader mat hoe hoog het kwam.
In deze verzen laat Vroegindeweij zien wat tegelijkertijd zijn sterkte en zijn zwakte is. Hij doet futiele mededelingen in oude dichtvormen als kwatrijnen en sonnetten en als het water breekt laat hij dat over die vormelijke logica heenrollen als een niet in toom te houden beest. Hij doet een klein relaas van grote dingen, gebruikt kleine, ongevaarlijke woorden voor iets dat eigenlijk te groot voor woorden is. Aan de literaire wereld doet hij in dezelfde beweging een mededeling die wellicht onthaald zal worden als een Gemengd bericht: dat hij de dichter ziet als het jongetje dat aan de rand gaat staan en kijkt.