Ruwe, liefdevolle essays
Hoe verliefd is de lezer? Het antwoord uit de onlangs verschenen bundeling essays van Doeschka Meijsing met die titel moet zijn: zéér verliefd. Al komt dat niet altijd even goed over.
Ze heeft weleens tegen Doeschka Meijsing gezegd zich te richten op het publiceren van meer dan romans en verhalenbundels alleen, vertelde Xandra Schutte onlangs bij Nooit meer slapen, het nachtelijke boekenprogramma van VPRO. Alle grote schrijvers doen dat; van hen verschijnen brievenbundelingen, memoires, autobiografische essays. Meijsing bleef koppig: pas in 2016, vier jaar na haar vroegtijdige dood, verscheen En liefde in mindere mate, een selectie uit haar vroege dagboeken.
Humor
Schutte, alweer negen jaar hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer en ex-geliefde van Meijsing, zat bij Nooit meer slapen om te praten over Hoe verliefd is de lezer? In dit door haar samengestelde boek zijn Meijsings beste literatuurbeschouwende essays, redes en lezingen opgenomen. Veel stukken gaan over auteurs wier werk haar geïnspireerd heeft, zoals Vestdijk, Yourcenar en Nabokov. Andere essays gaan over Sophia Loren (die al lezend de cover van het boek siert) of het schrijfproces.
De gemene deler van alle hier opgenomen stukken is Meijsings humor, haar gave om met spot en een kwinkslag haar gehoor of lezerspubliek te vermaken. Neem ‘Hoe een schrijver een haas eet’, oorspronkelijk de in 2001 uitgesproken Louis Paul Boon-lezing, over Bourdieu, literatuursociologie en de marketingtrucs van auteurs. De eerste schrijver ‘trekt een jas van kraanvogeldons’ aan, de tweede pocht met dure vulpennen, de derde laat zich opbellen in het Américain (dat was Mulisch) en dan komt de grap:
En de Vierde Man beweert bij hoog en laag dat hij boeken schrijft voor de mensen in de tuinsteden, ondanks het feit dat zijn werk zelf dat nadrukkelijk tegenspreekt en eindigt in het gezelschap van een matroos derde klas die uit pure armoede zijn spullen in de uitverkoop doet.
Scherp
Dat is, natuurlijk, Reve. Op zulke momenten, waarvan er gelukkig genoeg zijn in Hoe verliefd is de lezer?, is Meijsing zowel scherp als grappig. Doeschka Meijsing kon knorrig zijn, dat gaf Schutte in het radio-interview ook meteen toe, maar gelukkig was ze een brompot met zelfkennis en relativeringsvermogen. Haar liefde voor auteurs als Nabokov en Borges belijdt ze openlijk en erudiet, dan zie je sporen van het jonge meisje uit En liefde in mindere mate dat overliep van liefde en de noodzaak om lief te hebben.
Niet alle essays zijn zo, of de essays zijn niet altijd zo. Niet altijd weet Meijsing haar leesplezier of auteursliefde volledig over te brengen. Vooral de stukken over bewonderde schrijvers en boeken lijden weleens aan een te slappe spanningsboog. Misschien is dat tegelijkertijd ook een teken van het verschuiven der tijden: wat is belang van Rudy Kuisbroek of Dick Hillenius tegenwoordig? Wat betekenen zij nog?
Frisse blik
Schutte schrijft in haar voorwoord dat ze af en toe verschillende versies van stukken in elkaar geschoven heeft, of meerdere versies tegenkwam. Uit die ruwheid van het in Hoe verliefd is de lezer? verzamelde materiaal spreekt meteen waarom dit zo’n belangrijke bundeling is: de essays werpen een frisse blik op kanten van Doeschka Meijsing die we misschien wel, misschien nog niet kenden.