Film / Reportage
special: Filmfest Hamburg 2016

Miskleunen en verrassingen

De hoogte- en dieptepunten van de laatste editie van het Hamburgse filmfestival: zowel de jury als het publiek bekroonden miskleunen, maar er draaide voldoende werk om deze missers goed te maken.

Het festival bewees dat de meest gehoorde kritiek op de afgelopen editie van Cannes terecht was: de absurde keuze van de jury om niet Toni Erdmann, maar het fiasco Juste la fin du monde te bekronen. Toni Erdmann is in Duitsland al maanden een hit is en zal ongetwijfeld binnenkort in Nederland ook hoge ogen gaan gooien. Juste la fin du monde, een theaterverfilming van Xavier Dolan, over een jongeman die anderhalf uur lang twijfelt of hij zijn familie moet vertellen dat hij stervende is, is een indrukwekkende opeenstapeling van misrekeningen. De gekunstelde stijl en het zinloze gedweep met popliedjes mogen van Dolan geen verrassing meer zijn, maar een hysterische Vincent Cassel en een timide Marion Cotillard als echtpaar is de miscasting van het jaar. De verwachting dat het gekissebis en de onzekerheid van alle personages de kijker raken, is hopeloos naïef. De grootste giller van deze editie van het Filmfest was dat ook de jury in Hamburg het presteerde om voor Dolans film te kiezen.

Waargebeurd

Het publiek daarentegen gaf de voorkeur aan een armoedig Deens drama in de categorie ‘waargebeurd verhaal’: The Day Will Come, over misstanden in een weeshuis in de jaren zestig. Dit is een film waarin sociale problemen letterlijk in dialogen worden aangekondigd, en vervolgens twee uur lang op de meest voor de hand liggende manier worden gepresenteerd. Alle mogelijke clichés passeren de revue, er is een overdreven gebruik van een sentimentele ruimtevaartmetafoor; een verspilling van de talenten van Lars Mikkelsen als de halfpsychopathische rector, en Sofie Gråbøl (The Killing) als de enige die geen sadist, pederast of meeloper is; en een algeheel gebrek aan respect voor de kijker.

Gelukkig was er ook verfrissend werk te zien, voornamelijk in een aantal debuutfilms. Michael O’Shea’s The Transfiguration is een horrorfilm in sociaal-realistische stijl: de bloedzuiger is een laconieke zwarte tienerjongen die met zijn broer in een armoedige flat in Queens, New York woont. Helemaal geloofwaardig zijn de plot en het geschetste milieu helaas niet, maar dit is waarschijnlijk de meest originele en zeker de meest charmante vampierfilm sinds Let the Right One In.

Klassieke kwaliteiten

Het beste debuut was echter Arthur Harari’s Diamant Noir, een misdaadverhaal dat zich grotendeels in het diamanthandelmilieu in Antwerpen afspeelt. Harari heeft een aantal uitstekende kortere films op zijn naam staan, die met hun ambiguïteiten, gebrek aan expositie en naturalistische acteerwerk netjes binnen de tradities van de arthousefilm vielen. Die films gingen over verstoorde familiebanden, onuitgesproken frustraties en onderhuidse agressies. Zijn eerste speelfilm is tegen de verwachting in een genrefilm, die extra verrast omdat hij dezelfde thema’s behandelt. Sinds Tarantino zijn we geconditioneerd om van een misdaadfilm van een nieuwe regisseur wreedheid, cynisme en oppervlakkige stijlmiddelen te verwachten, maar Harari levert in plaats daarvan geloofwaardige psychologie en intelligente opbouw van spanning. Bovendien wordt er opvallend genuanceerd geacteerd, vooral door hoofdrolspeler Niels Schneider. Diamant Noir overtreft, in zijn gebrek aan pretenties, het werk van iemand als Jacques Audiard, en in zijn klassieke kwaliteiten menig film noir uit de hoogtijdagen van het genre. Zo worden ze niet vaak gemaakt; het gebrek aan modieuze aandachttrekkerij is ongetwijfeld de reden dat hij de bioscopen in Nederland niet heeft gehaald. (Voor wie een dvd of VOD-release zoekt: de film is ondertussen tweemaal omgedoopt, van Dark Inclusion tot Dark Diamond.)

Het Filmfest had ook een veelzijdig Aziatisch programma, waarvan de meest geslaagde film Tseden Pema’s Tharlo was. De gelijknamige hoofdpersoon is een niet al te snuggere, alcoholische herder die in een Tibetaans berggebied zijn dagen omringd door schapen slijt. Tharlo wordt door de plaatselijke autoriteiten opgedragen om voor het eerst in zijn leven een id-kaart aan te schaffen. Hij trekt naar de stad om een pasfoto te laten nemen en verliest vanaf dat moment door een aantal misstappen gaandeweg zijn identiteit als authentieke persoonlijkheid. Pema’s bezoek aan het festival werd helaas afgezegd, dus hij kreeg niet de gelegenheid om uit te leggen in hoeverre hij zijn antiheld als symbool voor zijn thuisland Tibet ziet. De doodeenvoudige ironie van het lot van Tharlo wordt ergens tussen droge komedie en schrijnende tragedie uitgebeeld, dit maakt de film, ook los van een politieke subtekst, onvergetelijk.