De literaire werkelijkheid volgens Van Casteren
Een been van een Duitser die in hoerenkamertjes coke snuift wordt uitgebraakt door de IJssel. Een willekeurige schrijver maakt er een slappe thriller van, maar literaire non-fictieauteur Joris van Casteren geeft de feiten een gezicht door psychologische diepgang aan te brengen. Het verhaal achter het been moest echter nog worden gevonden, en dus joeg de schrijver alle mogelijke antwoorden en scenario’s na. Een gesprek over Het been in de IJssel.
Het been blijkt van de Duitse Stephan Hensel te zijn. Overal waar de ooit tweebenige man liep, ging ook Van Casteren. De zoektocht leidt de auteur langs talloze instanties, tientallen mensen, een rechercheur met het hart op de goede plaats en ten slotte Hensels sociale omgeving. Hij bezoekt ex-vriendinnen, collega’s, wandelt over de Reeperbahn – de Hamburgse variant van de Wallen – en treft een introverte familie; een zus die liever niet praat en een onwelwillende vader die de auteur uitmaakt voor geleckter affe.
Aparte nieuwsberichten genoeg, maar hoe vaak kom je zo’n ogenschijnlijk verwaarloosbaar onderwerp tegen waar een immens verhaal achter zit?
Het gaat meestal niet zoals het nu ging. Ik dacht niet dat ik goud in handen had, maar ik wilde het wel meteen uitzoeken. Dat ging echter nog niet zo makkelijk. De mogelijkheden met DNA waren toen, in 2005, beperkter dan nu. Het bleek onmogelijk te achterhalen van wie het been was, en het zou altijd onduidelijk blijven aan wie dat in Den Nul begraven been toebehoorde. Ik vond dat zó’n absurd gegeven; hoe krijg je het in vredesnaam voor elkaar dat je zó eindigt? Zo anoniem ook. Ik wist toen dat, als ik de kans zou krijgen om er de vinger achter de krijgen, ik het zeker niet zou laten. Een tijd later, in 2008, was er alsnog succes met het DNA. Toen bleek er een match te zijn, een identiteit, Stephan Hensel.
Hensel is een sociaal geliefd persoon met een intrigerend levensverhaal. Dat kon je echter niet weten. Voor hetzelfde geld was hij een nietszeggende kluizenaar die in een dronken bui van de brug aflazerde. En dan wat?
Stel dat hij inderdaad een verlopen, aan lager wal geraakt figuur was geweest. Zelfs dan zou het een interessant verhaal opleveren, want iedereen begint zijn leven blanco. De kunst is om zo diep mogelijk te gaan, en om uit te vogelen hoe het zover heeft kunnen komen. Vroeg of laat komen er interessante details aan het licht. Ik kwam er bijvoorbeeld achter dat Hensel in reddingsvesten handelde, graag ging duiken, letterlijk onderdook in het nachtleven en geobsedeerd was door een Reeperbahn-pooier met een vrijwel identieke naam. Alles wat ik op zo’n zoektocht te weten kom is van belang en krijgt betekenis.
Dacht je nooit, zoals Bernlef met De pianoman deed, ik ga zelf het verhaal achter het been verzinnen?
Voor mij zou het niet werken, want ik wil altijd weten wat er daadwerkelijk gebeurd is. Stel dat ik dit had verzonnen: het been van een man die reddingsvesten verkoopt dat eindigt in een rivier; dat zou toch totaal ongeloofwaardig zijn? Ik wil met mijn boeken laten zien dat je verbeelding niet nodig hebt. Juist niet. Omdat de waarheid langzaam zichtbaar wordt, dicteert de werkelijkheid het verhaal. Als je maar goed genoeg zoekt vind je een compleet verhaal, een complete werkelijkheid die ook literair is.
Tim Krabbé tekende vanachter zijn computer het naar eigen zeggen definitieve verhaal achter de Columbine-moorden op. Jij trad echter in Hensels voetsporen, ging naar Duitsland. Waarom?
Iedereen kan zoiets vanuit zijn eigen computerkamertje opzoeken, maar ik zou daar moeite mee hebben, en zie daar de meerwaarde niet van in. Het levert altijd meer op als je zelf gaat kijken, dat is veel spannender en interessanter. Dat gebeurt in Het been in de IJssel ook. Het is een constante ontdekkingstocht waarbij het een steeds het ander in werking zet. Dat is de meerwaarde van zo’n speurtocht. Alleen al mijn fysieke aanwezigheid en het stellen van vragen brengen steeds weer nieuwe zaken in gang. Ik had bijvoorbeeld de voetbalclub waar Stephan speelde niet ontdekt als ik niet daadwerkelijk naar Duitsland was afgereisd. De vergelijking met Krabbé loopt bovendien een beetje mank, want in tegenstelling tot hem had ik als aanknopingspunten slechts een opsporingsbericht en een handvol quotes uit een abendblad. Het constante oproepen van vragen is juist wat de reis boeiend maakt.
Schrijf je fictie of non-fictie, en is dat wel of niet literair en journalistiek? Het zijn vragen die je ongetwijfeld vaak beantwoordt. Wat is hier je visie op?
Vooral in Amerika is de verhalende journalistiek dieper geworteld dan hier. Dat zie je al in de Nederlandse boekhandels, waar fictie en non-fictie gescheiden worden. Ik merk dat ze geen raad weten met mijn boeken. In het begin is er niets aan de hand, dan ligt het boek op de tafel voor recente uitgaven, maar als het de kast in moet weten ze het niet. Ik vind dat het hele onderscheid überhaupt niet gemaakt moet worden, want uiteindelijk moet je het op papier waarmaken. Mijn oogmerk is in eerste instantie een goed verhaal neerzetten, en het gaat erom hóe ik dat opschrijf. De eerste en uiteindelijke inzet is de lezer een goed boek meegeven.
Mijn doel is een goed geschreven verhaal met een kop en een staart, een lekker tempo en een boeiend onderwerp waardoor mensen het willen uitlezen. Ik doe kortom hetzelfde als een schrijver van fictie, maar dan met feiten. Het doel is echter eerder literair dan feitelijk, want de inzet is niet het produceren van een voetnotenapparaat. Ik wil geen harde kritiek leveren of iets aan de kaak stellen. Dat is echter wel wat mensen vaak verwachten omdat het inherent is aan journalistiek, maar het draait mij om het verhaal erachter, en hoewel niet iedereen in Nederland dat besef heeft, heeft de journalistiek die functie ook.
Wat vind je van onze traditionele nieuwsjournalistiek?
Ik vind dat er in de Nederlandse media meer ruimte moet zijn voor het verhalende element. De media die traditionele nieuwsjournalistiek behandelen plaatsen berichten die feitelijk worden neergezet, maar ook zulke artikelen voldoen aan bepaalde codes. Alleen al het feit dat iets wordt geplaatst geeft het al een bepaalde lading mee. Die keuze wordt doorgaans bepaald door een maatschappelijke of politieke stand van zaken, en dat zijn evengoed kunstmatige criteria. Daarom vind ik dat de journalistiek zich niet mag beperken tot dat soort verhalen, maar het ook als goed geschreven fictie moet opschrijven, ook al is het waargebeurd, herstel: omdat het daadwerkelijk zo gegaan is.
Literaire non-fictie is objectief en verhalend, maar suggestieve informatie lijkt onvermijdelijk. Je schrijft bijvoorbeeld dat een kroeg absint schenkt. Je had ook koffie kunnen noemen. Hoe werkt zoiets?
Dat van die absint zegt wellicht weinig, maar het is wel objectief te noemen. Dat ik kies voor een bepaald onderwerp en daarna beslis welke kant ik opga is niet objectief. In het geval van Het been in de IJssel is het bijna anti-journalistiek, want ik koos een onderwerp dat eigenlijk geen nieuws was. Ogenschijnlijk ging het nergens over, en was het been gewoon een geval zoals er misschien wel veel meer zijn. Maar wat betreft die absint: zo zijn er meerdere gevallen, daar kun je niet omheen als je iets beschrijft, want je moet altijd een keuze maken. Zo zijn er veel dingen uit te halen en benoem ik wellicht enkele stellingen, maar ik oordeel niet, dat laat ik aan de lezer.
Je wroet postuum in iemands leven, spreekt vrienden, collega’s, familie. Stuit je op veel antipathie?
Soms voelde ik me erg ongemakkelijk, want het heeft iets ongepasts. Maar voor mij is het een soort rijdende trein waar ik inspring en niet weet waar ik uitkom, dus in zekere zin is het compleet willekeurig dat ik bij bepaalde mensen terechtkomt. Voor hen is het echter iets wat ze nooit zullen vergeten, want het is ontzettend ingrijpend als iemand op zo’n bizarre manier verdwijnt. Ze stappen vrij makkelijk over mijn komst en vragen heen, want ook zij zitten met vraagtekens, en op een gegeven moment had ik alle kanten van Hensels leven belicht en wist ik meer van hem dan zijn beste vrienden.
Natuurlijk komt het voor dat een gesprek wordt geweigerd, door bijvoorbeeld Hensels familie, maar de algemene ervaring leert dat men het als een soort therapie ervaart. Mensen zijn doorgaans maar weinig in elkaar geïnteresseerd en leven langs elkaar heen. Als er dan iemand speciaal voor hen langskomt willen ze zich graag blootgeven. Vaak kwamen er binnen een mum van tijd heel bijzondere dingen op tafel, vertellen ze de meest particuliere details. En wie ben ik? Een vreemdeling waarbij binnen een kwartier een hart wordt uitgestort. Maar zoals ik al zei, soms voelde ik me er erg ongemakkelijk onder, en daarom was het erg prettig om te horen dat enkele vrienden van Stephan dachten dat hij het geweldig zou vinden dat iemand zich zo in hem interesseerde. Als ik in zijn schoenen stond had ik het ook wel gewaardeerd. Dit verhaal is toch een soort van eerherstel. In plaats van een of andere cokesnuivende, hoerenlopende, verlopen figuur neer te zetten heb ik hem in zijn hele existentie neergezet.