Tag Archief van: Kunst

Kunst / Expo binnenland

Meesterlijke vrouwen

recensie: Vrouwenpalet 1900-1950, Kunsthal Rotterdam

Sinds kort is de tentoonstelling Vrouwenpalet 1900 – 1950 in haar geheel te zien in de Kunsthal in Rotterdam. Je kon het werk van deze onderschatte groep Nederlandse kunstenaars al eerder bewonderen in Museum De Wieger en Museum Dr8888. Maar nu komen ze eindelijk samen op een wel heel bijzondere plek. Het iconische gebouw van Rem Koolhaas, met zijn verschillende aanzichten, doet helemaal recht aan hun caleidoscoop van stijlen.

De tentoonstelling zelf is ook niet mis en telt een collectie van wel honderd werken. Bezoekers maken kennis met verschillende kunststijlen zoals luminisme, kubisme, expressionisme, cobra en abstract expressionisme. Aan bod komen bekende en minder bekende kunstenaars, onder wie Charley Toorop, Jacoba van Heemskerck, Else Berg, Lou Loeber, Alida Pott, Anna Sluijter en Lemmy van Hoboken. Welke keuzes hebben zij gemaakt en welke wegen hebben zij vrijgemaakt voor de generaties na hen? Je ontdekt het allemaal in deze prachtige reis door de tijd.

Spraakmakende kunst

Bij binnenkomst valt direct de uitgebreide verzameling modernistische kunstwerken op. Allemaal hebben ze hun eigen unieke karakter en vertellen ze iets over de tijd waarin ze zijn gemaakt. Zo bestaan de schilderijen van Jacoba van Heemskerk en Pau Wijnman uit kleurrijke, abstracte vormen, waarin de zichtbare werkelijkheid bijna is verdwenen. En ook de krachtige gebeeldhouwde koppen van Charlotte van Pallandt en de sculpturen van Lotti van der Graag laten zien dat deze kunstenaars van de norm durfden af te wijken. Aandacht voor sociale misstanden is bij veel van deze vrouwen dan ook een terugkerend thema. Charley Toorop en Anneke van der Feer leggen in hun werk het harde arbeidersbestaan vast en Nola Hatterman stelt in haar werk het zelfbewustzijn en de emancipatie van de Zwarte mens centraal.

Het is tof om te zien hoe deze vrouwen met de heersende normen willen breken en zich afzetten tegen het idee dat vrouwen enkel als hobby ‘lieflijke’ onderwerpen kunnen schilderen, zoals landschappen en stillevens. Vrouwen krijgen pas vanaf 1871 toegang tot kunstacademies en het zal daarna nog vijfentwintig jaar duren voordat zij naar naaktmodel mogen schilderen. Maar ondanks deze beperkingen weten veel vrouwen hun plek te veroveren tussen de mannelijke kunstenaars.

Reizen

Charlotte van Pallandt, Vrouwentors (1930), brons, Collectie Museum De Wieger

Veel van de kunstenaars uit de tentoonstelling reizen naar het buitenland – waaronder Parijs – waar ze meer vrijheid ervaren dan in Nederland. Ze doen hier nieuwe contacten op en er is meer ruimte voor het experimenteren met nieuwe stijlen. Dit zie je onder andere terug in het werk van Karin Kluth die tijdens een studiereis in 1927 verliefd wordt op de veertien jaar oudere Rotterdamse kunstenaar Ernst Leyden. De twee vertrekken een paar jaar later wegens oorlogsdreigingen naar New York waar ze zich ontpoppen tot schilders van de high society. Vanaf dan schildert Karin niet alleen, ze ontwerpt ook mozaïeken, tafels en lampen en illustreert voor tijdschriften als Vogue en Harper’s Bazaar. Een van haar werken die direct in het oog springt is het portret van de Amerikaanse beroemdheid Gloria Vanderbilt (1941). Karin schildert haar in een glamoureuze pose omringd door vlinders en een jongetje dat waarschijnlijk de god van de liefde symboliseert. Echter lijkt hij, gewapend met alleen zijn pijl en boog, naar beneden te vallen. Wat mogelijk op liefdesproblemen duidt.

Al met al is Vrouwenpalet een veelzijdige en interessante verzameling van voornamelijk schilderwerk en beeldhouwkunst. Wie geïnteresseerd is in het leven en gedachtegoed van vrouwelijke avant-garde kunstenaars uit de periode 1900 – 1950 wacht een mooie reeks aan verborgen kunstschatten. De kunstwereld was en is een mannenbolwerk, maar deze vrouwen bewijzen dat er zonder vrouwen geen vooruitgang mogelijk was geweest.

Kunst / Expo binnenland

Meesterlijke vrouwen

recensie: Vrouwenpalet 1900-1950, Kunsthal Rotterdam

Sinds kort is de tentoonstelling Vrouwenpalet 1900 – 1950 in haar geheel te zien in de Kunsthal in Rotterdam. Je kon het werk van deze onderschatte groep Nederlandse kunstenaars al eerder bewonderen in Museum De Wieger en Museum Dr8888. Maar nu komen ze eindelijk samen op een wel heel bijzondere plek. Het iconische gebouw van Rem Koolhaas, met zijn verschillende aanzichten, doet helemaal recht aan hun caleidoscoop van stijlen.

De tentoonstelling zelf is ook niet mis en telt een collectie van wel honderd werken. Bezoekers maken kennis met verschillende kunststijlen zoals luminisme, kubisme, expressionisme, cobra en abstract expressionisme. Aan bod komen bekende en minder bekende kunstenaars, onder wie Charley Toorop, Jacoba van Heemskerck, Else Berg, Lou Loeber, Alida Pott, Anna Sluijter en Lemmy van Hoboken. Welke keuzes hebben zij gemaakt en welke wegen hebben zij vrijgemaakt voor de generaties na hen? Je ontdekt het allemaal in deze prachtige reis door de tijd.

Spraakmakende kunst

Bij binnenkomst valt direct de uitgebreide verzameling modernistische kunstwerken op. Allemaal hebben ze hun eigen unieke karakter en vertellen ze iets over de tijd waarin ze zijn gemaakt. Zo bestaan de schilderijen van Jacoba van Heemskerk en Pau Wijnman uit kleurrijke, abstracte vormen, waarin de zichtbare werkelijkheid bijna is verdwenen. En ook de krachtige gebeeldhouwde koppen van Charlotte van Pallandt en de sculpturen van Lotti van der Graag laten zien dat deze kunstenaars van de norm durfden af te wijken. Aandacht voor sociale misstanden is bij veel van deze vrouwen dan ook een terugkerend thema. Charley Toorop en Anneke van der Feer leggen in hun werk het harde arbeidersbestaan vast en Nola Hatterman stelt in haar werk het zelfbewustzijn en de emancipatie van de Zwarte mens centraal.

Het is tof om te zien hoe deze vrouwen met de heersende normen willen breken en zich afzetten tegen het idee dat vrouwen enkel als hobby ‘lieflijke’ onderwerpen kunnen schilderen, zoals landschappen en stillevens. Vrouwen krijgen pas vanaf 1871 toegang tot kunstacademies en het zal daarna nog vijfentwintig jaar duren voordat zij naar naaktmodel mogen schilderen. Maar ondanks deze beperkingen weten veel vrouwen hun plek te veroveren tussen de mannelijke kunstenaars.

Reizen

Charlotte van Pallandt, Vrouwentors (1930), brons, Collectie Museum De Wieger

Veel van de kunstenaars uit de tentoonstelling reizen naar het buitenland – waaronder Parijs – waar ze meer vrijheid ervaren dan in Nederland. Ze doen hier nieuwe contacten op en er is meer ruimte voor het experimenteren met nieuwe stijlen. Dit zie je onder andere terug in het werk van Karin Kluth die tijdens een studiereis in 1927 verliefd wordt op de veertien jaar oudere Rotterdamse kunstenaar Ernst Leyden. De twee vertrekken een paar jaar later wegens oorlogsdreigingen naar New York waar ze zich ontpoppen tot schilders van de high society. Vanaf dan schildert Karin niet alleen, ze ontwerpt ook mozaïeken, tafels en lampen en illustreert voor tijdschriften als Vogue en Harper’s Bazaar. Een van haar werken die direct in het oog springt is het portret van de Amerikaanse beroemdheid Gloria Vanderbilt (1941). Karin schildert haar in een glamoureuze pose omringd door vlinders en een jongetje dat waarschijnlijk de god van de liefde symboliseert. Echter lijkt hij, gewapend met alleen zijn pijl en boog, naar beneden te vallen. Wat mogelijk op liefdesproblemen duidt.

Al met al is Vrouwenpalet een veelzijdige en interessante verzameling van voornamelijk schilderwerk en beeldhouwkunst. Wie geïnteresseerd is in het leven en gedachtegoed van vrouwelijke avant-garde kunstenaars uit de periode 1900 – 1950 wacht een mooie reeks aan verborgen kunstschatten. De kunstwereld was en is een mannenbolwerk, maar deze vrouwen bewijzen dat er zonder vrouwen geen vooruitgang mogelijk was geweest.

BM_Night Gradually Neutralizing the Machine that Philosophizes Selfishness, 2022
Kunst / Expo binnenland

Poëtische sciencefictionwereld

recensie: Basim Magdy: Een alligator in de wolken – KM21
BM_Night Gradually Neutralizing the Machine that Philosophizes Selfishness, 2022

Mysterieuze machines, planten, constructiewerken en schedels. Het komt allemaal terug in de fantasiewereld van Basim Magdy (1977, Egypte). In schilderijen, foto’s en film creëert hij een poëtisch mengsel van verleden, heden en toekomst. KM21 presenteert nu Magdy’s eerste tentoonstelling in Nederland.

KM21 – gelieerd aan Kunstmuseum Den Haag – brengt hedendaagse kunstenaars voor het voetlicht. Met zijn droomachtige universum verdient Basim Magdy deze spotlight zeker. Magdy is geboren en getogen in Egypte, maar woont en werkt tegenwoordig grotendeels in Bazel. Hij laat zich onder andere beïnvloeden door sciencefiction, strips, natuurdocumentaires en de apocalyptische toon van Bijbelverhalen. Daarbij beperkt hij zich niet tot één medium, maar experimenteert hij met schilderijen, foto’s, installaties en films. De resultaten zijn humoristisch, surreëel en zó kleurrijk dat het pas na een tijdje opvalt dat de tentoonstellingsmuren felgroen en -paars zijn.

De dood en andere transities

BM_Young Lumumba and His Pet Coucal Staring His 35th Birthday in the Eye, 2022

Young Lumumba and His Pet Coucal Staring His 35th Birthday in the Eye, 2022, olieverf en spuitbus op doek, 80 x 100 cm. Courtesy of the artist.

In de eerste ruimte van de tentoonstelling hangt het schilderij Young Lumumba and His Pet Coucal Staring His 35th Birthday in the Eye. Een mannenhoofd groeit uit een plant – aloë vera? – en een bloem ontspruit uit zijn hoofd. Het is Patrice Lumumba, de eerste democratisch verkozen premier van de Republiek Congo. Hij heeft de prille Congolese onafhankelijkheid van België niet lang kunnen meemaken, want hij werd begin 1961 afgezet en vermoord. Driemaal raden hoe oud hij was. Deze kleurrijke en fantasievolle omgang met thema’s als de dood en andere vormen van transitie loopt als een rode draad door de tentoonstelling.

BM_FEARDEATHLOVEDEATH_04_0

Basim Magdy, FEARDEATHLOVEDEATH (film still), 2022, Super 16mm film overgezet naar Full HD. 17 min 15 sec.

Centraal is Magdy’s nieuwste film FEARDEATHLOVEDEATH, over de absurditeit van de dood en de onmogelijkheid deze te begrijpen. In een hallucinerende reis door slaapkamers, pretparken en verlaten grottensteden komen heden, verleden en toekomst samen. Beelden overlappen elkaar en worden soms begeleid door poëtische monologen. Er is een overgang van moderne constructie, flats en autogeluiden naar oude grottekeningen – een bewijs van een beschaving die in essentie niet heel anders was. We gaan van bomen in het bos naar het beeldrijm van zuilvormige grafstenen.

Alternatieve geschiedenissen

‘Always remember there was life before the internet,’ flitst er voorbij in dikke blokletters. ‘It was called ARPANET.’ Deze voorloper van het internet is door de meesten van ons vergeten. Geschiedenis wordt volgens Magdy meestal geschreven door mensen met macht of door mensen die kunnen schrijven. Wat had er kunnen gebeuren als er andere paden waren gebaand? Als de geschiedenis werd gevormd door andere winnaars? Deze hypothetische geschiedenis onderzoekt Magdy gedeeltelijk in zijn fantasiewereld. Dit is expliciet in zijn doorlopende serie Someone Tried to Lock Up Time, waarin hij fotografische beelden combineert met tekst. Hier komt Magdy’s poëtische kracht het sterkst tot uiting.

BM_Someone Tried to Lock up Time_Clouds are Dreams copy

Basim Magdy, Someone Tried to Lock Up Time (Clouds are Dreams), 2018-heden, 5 C-prints van chemisch bewerkte dia’s op Fujiflex metallic materiaal.

Mogelijkheden van het medium

Met al die focus op de onderwerpen zou je bijna vergeten dat Magdy op technisch vlak ook sterk is. Die verscheidenheid aan media maakt het extra knap. Sommige details van zijn olieverfschilderijen doen niet onder voor een Marlene Dumas in hun gelaagdheid. Zijn films en foto’s maakt Magdy op analoge wijze. Fotoafdrukken bewerkt hij met huishoudelijke middelen als bakpoeder, Coca-Cola en azijn. Dit zorgt voor kleurige wazen en erosie, een extra laag in Magdy’s fictieve werkelijkheid. Een wereld waar het aangenaam ronddwalen is.

Kunst / Expo binnenland

Leven, werk en vrienden van Mari Andriessen

recensie: Dicht bij Mari Andriessen - Verwey Museum Haarlem

Iedereen kent wel een beeldhouwwerk van de Haarlemse kunstenaar Mari Andriessen (1897-1979) in de openbare ruimte. Of het nu De Dokwerker in Amsterdam is, of het beeld van Cornelis Lely op de Afsluitdijk. Monumentale beelden zijn het, net als zijn verzetsmonumenten in Heemstede, Putten, Enschede en Scheveningen. Andriessen heeft echter veel meer gemaakt: kleine beelden, penningen, tekeningen, schetsen/voorontwerpen, eerst met potlood en houtskool, later ook met balpen. Die tekeningen zijn nu voor het eerst te zien op de tentoonstelling Dicht bij Mari Andriessen in Verwey Museum Haarlem.

Voor alles beeldhouwer

Het zijn mooie tekeningen, daar niet van, maar Mari Andriessen is toch voor alles beeldhouwer geweest. Niet voor niets staat het gipsmodel van De Dokwerker in het hart van de eerste zaal, op een ’bok’ uit zijn eigen atelier, waaruit meer objecten zijn te zien. De teksten in deze zaal gaan in op de manier waarop de beelden technisch tot stand kwamen. Eerst was er een model in de dubbele betekenis van het woord. In het geval van De Dokwerker (1951-‘52) was dat de forse Haarlemse timmerman Willem Termetz die zijn mannetje stond. Dan maakte een technisch specialist een vergroting in gips en tenslotte ging in dit geval bronsgieterij Binder uit Haarlem aan het werk.

Indrukwekkend om te zien is hoe de vorm de inhoud vaak bevestigt. Dat was bij De Dokwerker het geval, maar bijvoorbeeld ook bij het bekende beeldje van Anne Frank (1975) op de Amsterdamse Westermarkt. Op een tekstbordje wordt gewezen op het onrijpe, haast onvoltooid overkomende van de frêle én fiere beeltenis van de vermoorde Anne Frank. De voorstudies die te zien zijn, worden zonder verdere aanduiding getoond, omdat ze eigenlijk voor zich spreken: handen, meisjeskopjes, een cellospeler, moeder en kind.

Brede context

Atelier Mari Andriessen, foto Cor van Weelen

Instructief is de context die wordt gegeven: een stamboom van de kunstzinnige familie Andriessen, de leraar van Mari, Jan Bronner, zijn vrienden, waaronder Godfried Bomans en de beeldhouwer en verzetsheld Frits van Hall en Andriessens enige leerling: Theo Mulder (1928-2017). Hier wordt fijntjes opgemerkt dat prinses Beatrix, die immers ook beeldhouwt, in 1970 bij een bezoek aan Andriessens atelier aanwijzingen van de meester afsloeg. Een meester die overigens lang niet altijd zeker was van zichzelf, en op het eind van zijn leven werd geholpen door zijn leerling Mulder.

Tot de context behoren ook portretten van Mari Andriessen door andere kunstenaars, zoals Willem Hofker (1924) en Otto B. de Kat, die hem vanaf de Tweede Wereldoorlog tot ca. 1978 afbeeldde, een jaar voor Andriessens overlijden. Interessant tenslotte is een foto van de leden van de Haarlemse sociëteit Teisterband, die in de kelder van Café Brinkmann op de Grote Markt bijeenkwam.

Mari Andriessen en Kees Verwey

Interessant is ook Andriessens vriendschap met de kunstschilder Kees Verwey (1900-1995), die net als Andriessen uit een kunstzinnige familie kwam. Naar Verwey is het stadsmuseum in het voormalige St. Elisabeth Gasthuis genoemd. Een museum dat nogal eens van naam veranderde: Historisch Museum (2005), Museum Haarlem (2015) en nu dus als eerbetoon aan de kunstenaar Verwey Museum Haarlem (september 2022). Op de bovenste verdieping is tot 13 februari 2023 de tentoonstelling De stille liefde van Kees Verwey te zien. We kennen zijn schilderijen van exposities in het Frans Hals Museum (locatie Hal), maar het is leuk om de gelegenheid te baat te nemen en nu eens op zoek te gaan naar overeenkomsten tussen het werk van Andriessen en Verwey, afgezien van het materiaal waarmee ze werkten.

Deze overeenkomsten geven zich niet zomaar prijs, maar ze zijn er wel: in de lossere en vrijere toets van de late Verwey en in het vergelijkbare, vrijere, ruimtelijke en zich weinig in details verliezende werk van Andriessen na ca. 1930. Vanaf die tijd was hij niet meer opgesloten in de iconografie van de rooms-katholieke beeldende traditie. Een traditie die onder meer valt te zien in zijn beelden en altaren in wat na de restauratie nu de KoepelKathedraal Haarlem heet (voorheen St. Bavo).

Van Verwey valt een voorjaarsboeket uit 1954 te zien, nog helemaal in klassieke stijl. Dan is er een schilderij uit 1975 waarop hij zijn atelier schilderde, met een sfinxkop. En uiteindelijk ook een vroeg zelfportret dat hij in 1995, het jaar van zijn overlijden weer oppakte. Met portretteren had hij verder niet zoveel, met kijken des te meer. Net zoals Andriessen: goed kijken en het model trachten te doorgronden. Niet altijd tot genoegen van dat model. Maar wel van de kijker op de twee kleine, mooi samengestelde en vormgegeven tentoonstellingen.

 

Film / Kunst / Muziek / Theater / Film / Kunst / Muziek
special:

8WEEKLY podcast – Seizoen 2 aflevering 1

De gevarieerde redactie van online cultuurmagazine 8WEEKLY.nl bespreekt het recente cultuurnieuws, nieuwe releases, evenementen en festivals. Wij bespreken scherpe culturele stellingen en geven cultuurtips over boeken, films, muziek, podiumkunsten, beeldende kunst en meer!

De 8weekly podcast is terug met een nieuw! Seizoen 2, veel van hetzelfde maar in een nieuw jasje. Jorien, Vick en Sanne nemen het laatste nieuws op gebied van cultuur met je door. Voor dit nieuwe seizoen doen zij dat ook aan de hand van een aantal nieuwe rubriekjes. Zo vindt er een heuse battle plaats tijdens de ‘One Minute of Fame’, vertelt Vick zijn ‘Rant’ haarfijn wat hij van soepgooiende klimaatactivisten vindt. De ‘Spotlight’ staat dit keer op de Top2000. Bespreekt Jorien de ‘Remake’ The Prom en vindt Sanne dat de film Amsterdam een ‘Opsteker’ verdient.

Wat vind jij, de luisteraar van onze podcast? Heb je tips? Laat het ons weten via de 8WEEKLY socials –> Instagram, Twitter en Facebook.

Luister nu hier naar de podcast!

Kunst / Expo binnenland

Gesamtkunstwerk Fiona Tan

recensie: Fiona Tan. Mountains and Molehills
Gray Glass (2020), still courtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen/the artist and Frith Street Gallery, Londoncourtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen/the artist and Frith Street Gallery, London

Je kunt de prachtige tentoonstelling met het uiteenlopende werk van Fiona Tan in Eye Filmmuseum in Amsterdam uitbreiden zoveel als je maar wilt. Met voorpret (films, talks) en met napret (waaronder de catalogus). Of omgekeerd. Om maar zo lang mogelijk de sfeer ervan vast te kunnen houden. Een duik in tijd en ruimte, verleden en landschappen die ons wat te vertellen hebben. Al met al een mooi overzicht van Tans werk.

Fiona Tan (1966, Pekan Baru, Indonesië) groeide op in Australië en studeerde aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam en de Rijksacademie van beeldende kunsten in Den Haag. Haar installaties (video, film en foto) worden terecht wereldwijd geroemd. Haar werk was onder meer te zien op de documenta 11 in Kassel (2002), de Biënnale in Venetië (2009) en is opgenomen in tal van gerenommeerde collecties. Nu is er dan de grote solotentoonstelling met een rijk randprogramma in Eye Filmmuseum.

Film als voorpret

Om te beginnen de film Ascent die je voorafgaande aan je bezoek kunt streamen. Het is een verstild werk over een berg, de Mount Fuji. Een berg die we kennen van beroemde Japanse prenten. Een film over iets dat zo vast staat als het maar kan en op die manier een contrast vormt met de eilanden die op de tentoonstelling voorbij komen, zoals Brendan’s Isle. Ascent is een verhaal over leven en dood, natuur en cultuur op de grens van film en fotografie, zoals veel van Tans werk. Je moet het, net als haar andere films, helemaal uitzien om het ritme dat erin zit optimaal te kunnen ervaren. Maar dat is geen straf; de film duurt ruim een uur, korter dan een speelfilm.

Tentoonstelling als totaalconcept

Tans werk beweegt zich niet alleen tussen film en foto, maar ook in stiltes tussen de beelden, zoals in Inventory dat uit zes schermen bestaat waarvan er af en toe één of meerdere oplichten. Tussen rust en onrust (een handheld camera in Island die je zeeziek maakt), droom en werkelijkheid, klein en groot werk. Met echo’s en schaduwen, zoals die op straat in Downside up. Met voorafkondigingen van wat later terugkomt, zoals de overstroming in de nieuwe installatie Footsteps, die Tan in opdracht van Eye maakte en die apart, in een Zaans huisje wordt getoond.

Footsteps (2022), stillcourtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen/the artist and Frith Street Gallery, London

Footsteps (2022), still, courtesy de kunstenaar en Frith Street Gallery, Londen

Door de combinaties van beeld, voice under (een term van Tan) of voice over, geluid en muziek ontstaat een Gesamtkunstwerk waarin alles op elkaar is betrokken en samenvalt. De tentoonstelling als totaalconcept. Waarbij opgemerkt, dat Fiona Tan deze expositie niet alleen zelf inrichtte, maar ook nog eens zelf minimal music schreef bij enkele films, zoals Inventory met beelden uit het huis van Sir John Soane in Londen, een verzamelaar van oudheden.

In vitrines langs de wanden liggen onder meer schetsboekjes en affiches, die inzicht bieden in de ontstaansgeschiedenis van de werken. Interessant is bijvoorbeeld dat Gray Glass in opzet werd uitgedacht als bestaand uit vier grote schildersezels of spiegels van gelijke grootte met als titels Flashes, – ,  Landscape, Clouds. Uiteindelijk werden het er drie van verschillende omvang, die in gesprek lijken te gaan met de fotoserie Närsholmen met haar bomen en wolken. ‘De wereld bekijken alsof het een schilderij is’, noemt Tan het in een essay in de catalogus.

Catalogus als napret

Want bij de tentoonstelling en het randprogramma is door Eye Filmmuseum en nai010 uitgevers een prachtig uitgevoerde catalogus verschenen. Verkrijgbaar als Nederlandstalige of Engelstalige uitgave. Het ontwerp is van Joseph Plateau en – ook hier weer – Tan zelf. Al kijkend en lezend komt een beeld naar boven van de plaatsen waar Tan is geweest of die ze in haar verbeelding voor zich ziet: Brandaans eiland, Gotland.

Die plaatsen bieden volgens een essay van Hanneke Grootenboer ‘een moment van stilte in een hectische wereld, een moment van rust dat ons gelegenheid geeft tot nadenken’. Ja, zeker – maar dat niet alleen, want wat bij Armando ‘een schuldig landschap’ heet, is bij Tan een landschap dat niet alleen maar stil en rustig is, maar ook een dat ten prooi dreigt te vallen aan het water of aan de klimaatcrisis. Dan kun je niet alleen maar nadenken, maar moet je ook in actie komen om het te behouden. Tan roept er mede toe op, minder uitgesproken dan de lading die haar installatie Options & Futures in de Rabo Kunstzone in Utrecht (2014) had, maar onmiskenbaar.

Verder nadenken

Als je de tentoonstelling uitloopt, ligt er een lang gedicht van Marion Bloem (Thuis) dat je ter overdenking mee kunt nemen. En in de winkel van Eye ligt een stapeltje boeken met op een display per titel een toelichting. Boeken die, zo blijkt, Tan hebben geïnspireerd en boeken die, net als het gedicht van Bloem, verwant zijn aan haar manier van denken. Zoals De onzichtbare steden van Italo Calvino in een vertaling van Henny Vlot (L.J. Veen Klassiek). Volgens een citaat van Jeannette Winterson op het omslag ‘Het enige boek dat ik nodig zou hebben op een onbewoond eiland’. De cirkel is rond, om zo weer opnieuw te beginnen. Met voorpret, met napret. En met het meermaals bezoeken van de tentoonstelling, want die vraagt erom. Alleen al vanwege het anderhalf uur durende Footsteps.

 

Kunst / Expo binnenland

Gustav Klimt: On the shoulders of giants

recensie: Golden Boy Gustav Klimt – Van Gogh Museum
Gustav Klimt, Waterslangen II, 1904, Bewerkt 1906-1907, Olieverf op doek, 80 x 145 cm, Privécollectie, courtesy of HomeArt, Privécollectie, courtesy of HomeArt

De tentoonstelling Golden Boy Gustav Klimt. Inspired by Van Gogh, Rodin, Matisse… in het Van Gogh Museum plaatst iconische werken van de Oostenrijkse avant-gardist tussen zijn internationale inspiratiebronnen. En dat zijn er heel wat; die drie puntjes aan het eind van de titel zeggen genoeg. Het resultaat is een solide kunsthistorische tentoonstelling met een veelvoud aan visuele connecties.

Niet alles wat schittert is goud. In het geval van Gustav Klimt – je weet wel, de man van De Kus (1907-1908) – kun je dat positief opvatten, want hij is veel meer dan zijn bladgoud en decoratieve patroontjes. De uitgebreide tentoonstelling, een samenwerking tussen het Van Gogh Museum en het Belvedere Museum in Wenen, toont de kunstenaar in al zijn facetten. Door Klimts oeuvre naast dat van zijn Westerse tijdgenoten te tonen, laat het museum goed zien hoe hij inspiratie haalde uit bijvoorbeeld Lawrence Alma-Tadema, Jan Toorop en Edvard Munch. Maar ook hoe hij deze inspiratie verwerkte tot zijn eigen originele stijl.

Gustav Klimt, Portret van Hermine Gallia, 1903-104, Olieverf op doek, 170,5 x 96,5 cm, The National Gallery (in 1976 aangekocht).

Gustav Klimt, Portret van Hermine Gallia, 1903-104, Olieverf op doek, 170,5 x 96,5 cm, The National Gallery

Een schat aan vergelijkingen

Gustav Klimt (1862-1918) was academisch opgeleid. Geleidelijk bewoog hij weg van zijn vroege traditionele werk. Klimt was een van de oprichters van de baanbrekende kunstenaarsvereniging Secession (1897). De vereniging haalde voor haar tentoonstellingen veel internationale, moderne kunst naar Wenen. Zo stond ook Klimt zonder veel te reizen oog in oog met de Europese artistieke pioniers. Daar stak hij heel wat van op. De tentoonstelling toont dit semi-chronologisch aan de hand van de verschillende thema’s in Klimts werk. Van het klassieke begin gaan we naar de subtiele kleurschakeringen en dromerige sfeer van zijn ‘stemmingskunst’. Het Portret van Hermine Gallia (1903-1904) hangt naast Harmonie in wit en blauw (c. 1872-1874) van James Abbott McNeill Whistler. In beide schilderijen smelten de modellen samen met hun achtergrond in de decoratieve eentonige kleurcomposities.

Het Van Gogh Museum besteedt altijd veel aandacht aan de opzet van hun tentoonstellingen en dit is geen uitzondering. In een zaal-in-een-zaal installatie hangt een reproductie van Klimts Beethovenfries (1901-1902). Dit monumentale werk markeerde een ommekeer naar scherpere, wervelende lijnen, decoratieve oppervlakken en bladgoud. Klimt creëerde een droomwereld vol fantasiefiguren en symboliek. Onder het fries zijn gestileerde, fragiele en verwrongen figuren te zien van onder meer illustrator Aubrey Beardsley en beeldhouwers George Minne en Auguste Rodin. De zichtlijnen tussen werken leggen duidelijke connecties. De zaalteksten vullen dit mooi aan. Bij Klimts impressionistische werk Meisje in het groen (c. 1898) staat beschreven hoe haar gezicht is geschilderd met pasteltinten geel, rood en blauw. Klimt zou dit over elkaar aanbrengen van kleurtoetsen voor de huidskleur in de volgende jaren perfectioneren. En inderdaad, tot Klimts laatste werk blijven de penseelstreken van zijn handen en hoofden een pracht op zich.

Niet de makkelijkste weg genomen

Op de volgende verdieping komen Klimts landschappen en kleurrijke, expressieve vrouwenportretten aan bod. De kleurenpracht en gestileerde lijnen in zijn latere landschappen tonen de invloed van Claude Monet, Vincent van Gogh en Théo van Rysselberghe. Ook haalde Klimt inspiratie uit Van Gogh en bijvoorbeeld Henri Matisse voor de decoratieve achtergronden en uitgesproken kleuren van zijn latere portretten. Vooral hier had het museum het zich een stuk makkelijker kunnen maken door voor een collectievergelijking te kiezen, maar het werk in de tentoonstelling komt uit een breed scala aan internationale publieke en privécollecties. De makers zijn op basis van het uitgebreid nieuw vooronderzoek achter de zo accuraat mogelijke werken aangegaan. De vermeldingen van waar Klimt een specifiek kunstwerk gezien kan hebben geven blijk van dit monnikenwerk. Met Klimt als uitgangspunt, valt ook op hoe verbonden de Europese kunstwereld eigenlijk was rond 1900. Het resultaat is een solide kunsthistorische tentoonstelling. En als de specifieke vraagstellingen van brongebruik je niet interesseren, is er genoeg moois om gewoon heerlijk naar te kijken.

Klimt vocabulaire

In de trappengang en in de laatste hoek van de tentoonstelling worden de wanden overgenomen door hedendaags design, wat zelf weer door Klimt is geïnspireerd. De Nederlandse ontwerper-kunstenaar Bas van Beek ontwierp voor de tentoonstelling een ‘Klimt vocabulaire’, een vormentaal op basis van de decoraties in Klimts schilderijen. Ook liet hij zich inspireren door Klimts tijdgenoten. De herhaalde patronen zorgen voor duizelingwekkend behang. Deze hedendaagse toevoeging vormt een enigszins abrupt einde van een verder sterke tentoonstelling. Gouden, driedimensionale onderdelen waren eerder al te zien in 2021, in het Van Abbemuseum, tijdens Oog in Oog met Gustav Klimt – met Bas van Beek. Je kan nog virtueel door deze totaalervaring lopen.

Kunst / Expo binnenland

Liefde heeft talloze gezichten

recensie: Love Stories - Hermitage Amsterdam

Wie denkt dat over de liefde nu wel alles geschreven of geportretteerd is, zou een bezoek aan Hermitage Amsterdam moeten brengen. Daar zijn ruim honderd historische portretten van beroemde liefdeskoppels bijeengebracht. Elke generatie schrijft haar eigen liefdesgeschiedenis. De expositie draagt duidelijk een Brits stempel, maar de goedgekozen Nederlandse bijdrage mag er ook zijn.

Met Love Stories – Kunst, passie en tragedie heeft Hermitage Amsterdam de Europese première van een reizende tentoonstelling die de hele wereld over gaat. Uit de schatkamer van de Londense National Portrait Gallery zijn vermaarde portretten over de liefde in al haar verschijningsvormen verzameld. In overleg met het Engelse museum en de Dutch National Portrait Gallery is er in Amsterdam een selectie Nederlandse portretten aan toegevoegd. Op vrijwel alle afbeeldingen zien we grote kunstenaars en beroemdheden, en natuurlijk mogen in een Britse tentoonstelling ook royals niet ontbreken. Wat vertellen zij ons samen over al die wondere wegen van de liefde?

Veranderende beeldtaal

De expositie omvat geschilderde en gefotografeerde portretten vanaf de late zestiende eeuw. Hierbij is voor een thematische indeling gekozen, met rubrieken als De muze, Partner in portret en Liefde onder vuur. De historische ontwikkeling in de kijk op liefde blijft wat onderbelicht, maar tussen de regels door vang je er wel een glimp van op. Zo staat op de ‘huwelijksadvertentie’ van bankier Thomas Jenkins en zijn nicht Anna Maria eind achttiende eeuw nog een hondje, symbool van trouw. Een aantal decennia later wordt dichter John Keats op een schilderij gevangen in een melancholisch moment, verzonken in een boek dat verwijst naar het droevige gedicht dat hij diezelfde dag schreef (Ode to a Nightingale). Je ziet in zulke portretten mooi hoe de vroegmoderne hoofse visie op liefde evolueert tot de romantische van de negentiende eeuw; hoe de focus verschuift van eer en trouw naar hunkering en passie.

De schilderijen en foto’s uit de twintigste eeuw vormen vaak een feest van herkenning, een beetje afhankelijk van welke culturele belangstelling je hebt en tot welke generatie je behoort. Zo zijn er prachtige portretten te zien van getrouwde acteurs die theater- en bioscoopbezoekers samen in vervoering brengen. Laurence Olivier en Vivian Leigh bijvoorbeeld, en het roemruchte duo Elizabeth Taylor en Richard Burton. Of neem de groten van de Engelse popmuziek, de vier Beatles met hun partners en Mick Jagger met een paar van zijn liefdes. Stuk voor stuk erg mediageniek en met een verhaal dat sterk tot de publieke verbeelding spreekt. Ook hier zie je trouwens een verandering in de beeldtaal. De wat oudere portretfoto’s van de jaren 30 en 40 hebben duidelijk een ingetogener en formeler karakter dan de meer uitbundige en losse beelden van latere jaren.

Verboden liefde en tragedies

Oscar Wilde; Lord Alfred Bruce Douglas by Gillman & Co (May 1893), © National Portrait Gallery, London

De portretten in de categorie Liefde onder vuur gaan weliswaar lang niet allemaal over homoseksuele relaties, maar die – veelal verboden – liefdes krijgen wel volop aandacht. Virginia Woolf en Vita Sackville-West, Benjamin Britten en Peter Pears, Oscar Wilde en zijn ‘Bosie’ … ; vanaf het einde van de negentiende eeuw doen ze hun intrede in de Britse portretkunst. Bij de beroemde foto van Wilde en Douglas moet je natuurlijk ook al snel denken aan het trieste lot dat Wilde uiteindelijk te wachten staat. Ten tijde van dat portret lacht de toekomst hem nog vriendelijk en vol beloften toe, de verschrikkingen van zijn proces en veroordeling, zijn eenzame dood in Parijs kan niemand dan voorzien. Vanwege zijn seksueel gedrag (‘grove onzedelijke handelingen’) wordt de schrijver in 1895 veroordeeld tot twee jaar dwangarbeid in de gevangenis van het Engelse Reading. Na vrijlating wijkt hij berooid en uitgekotst uit naar Frankrijk, waar hij vrij spoedig overlijdt aan een hersenvliesontsteking.

Met onze kennis achteraf blijken wel meer beloftevolle portretten de opmaat voor gebroken harten en tragedies te zijn. Wat te denken van de vrolijke foto van Sylvia Plath en Ted Hughes? Hoe kijken we naar Elizabeth Taylor die liefdevol het haar van Richard Burton knipt? Twee keer met elkaar getrouwd, twee keer weer gescheiden. In gedachten hoor je hun knetterende scheldpartijen uit de oh zo relevante filmversie van Who’s Afraid of Virginia Woolf? Maar wanneer Taylor in 2011 sterft, neemt ze in haar kist alsnog de laatste brief van Burton – al overleden in 1984 – mee. Love Stories heet de expositie, niet Love Portraits.

Going Dutch

In Amsterdam is zoals gezegd ook een selectie Nederlandse portretten toegevoegd. De eerste (stiekeme) foto van Beatrix en Claus; Johan en Danny Cruijff in een kakelbonte slaapkamer; Mathilde Willink door de ogen van Carel… het zijn belangrijke historische beelden. Ook vergeet de stad  haar reputatie op het gebied van vrije liefde niet. Op 1 april 2001 voltrekt burgemeester Job Cohen er het allereerste homohuwelijk ter wereld. In de Hermitage hangt een foto met de vier gelukkige paren.

Hoe ongelofelijk veel gezichten heeft de liefde. En wat een mooie kans is het om even stil te kunnen staan bij al deze gezichten. Liefde in donkere dagen, dat kunnen we wel gebruiken.

Kunst / Expo buitenland

Mirror Mirror: de liefde voor de buitenkant

recensie: MoMu

Tot 26 februari 2023 kan u de dubbeltentoonstelling Mirror Mirror bezoeken, een samenwerking tussen het Antwerpse MoMu en Museum Dr. Guislain te Gent. De expositie onderzoekt de ‘connectie tussen mode, psychologie, zelfbeeld en identiteit’, aldus de inleidende tekst op de website van het Modemuseum. De connectie tussen genoemde thema’s en de tentoonstelling is niet altijd even helder, maar waar ze dat wel is, krijgt u waar voor uw geld. 

Een dubbeltentoonstelling tussen Vlaanderens bekendste (en enige) psychiatrie-museum, gevestigd in een 19e eeuws ‘krankzinnigengesticht’, en het cleane, moderne MoMu is op het eerste gezicht een verrassende samenwerking. De missies van de musea (respectievelijk psychisch welzijn en mode centraal plaatsen in iedere expo) zijn echter zeer met elkaar verbonden. De laatste jaren kan men geen Instagram-feed, tienerdagboek of modemagazine meer bekijken zonder getuigenissen tegen te komen over de toxische uitwerking die de mode-industrie heeft op het psychisch welzijn, het zelfbeeld zo u wil, van (voornamelijk) vrouwen. 

Het winstmodel van de tegencultuur

Op dit aspect van zelfbeeld wordt in MoMu de nadruk gelegd. Avant-garde creaties uit de collectie delen de ruimtes met beeldend werk van onder meer Genieve Figgis, die de overdadigheid van make-up op speelse wijze in twijfel trekt in haar kleurrijke schilderijen, Genesis Belanger en Antony Gormley. Dat beeldend werk is de sterkte component in deze tentoonstelling: Genieve Figgis en Yasuyuki Ueno zijn (althans voor ondergetekende) ware ontdekkingen, Gormley een waar geluk om tegen het geabstraheerde lijf te lopen. Verderop is ook één van Sarah Lucas’ Bunny-sculpturen te zien, fantastisch geplaatst in een unheimliche, cirkelvormige ruimte.  

Comme des Garçons, herfs-winter 2017-2018, Foto : Josh Olins

Met betrekking tot mode toont het museum ontwerpen en campagnes die het heersende lichaamsideaal durven uit te dagen: Rei Kawakubo’s collectie voor Comme des Garçons waarin uitpuilende buiken en bultruggen in de kleding verwerkt zitten en de ‘Save Yourself’-campagne van Diesel waarin op ironische wijze het ideaal van de eeuwig jonge huid centraal staat, om er maar twee te noemen. Toch blijft werkelijke kritiek moeilijk; de kleding blijft gemaakt op maatje 0 en de campagne, hoe rellerig ook, dient nog steeds de portemonnee van een miljardenindustrie waartegen het moeilijk protesteren is. Het feit dat deze spanning niet gethematiseerd wordt, geeft een wrang gevoel.

Barbie en de machine zonder geest

Verderop in de expo komen twee andere thema’s aan bod: poppen en virtual reality. Hoewel de Barbie- en paspoppen uiteraard een duidelijke connectie hebben met de mode-industrie en het bijhorende onhaalbare lichaamsideaal, verliest de bezoeker op een bepaald moment de draad. Het luik dat poppen centraal stelt, is omvangrijker dan het eerste luik van de tentoonstelling. De bezoeker dreigt bijgevolg te vergeten in welke expo hij zich eigenlijk bevindt. De vraag dringt zich op of een aparte poppententoonstelling niet een beter en minstens even boeiend parcours was geweest dan het integreren van dit omvangrijke thema in een toch al ambitieus project.

De virtual reality-component in het MoMu toont hoe de mode-industrie al lang voor de ‘geboorte’ van Lil Miqueala experimenteerde met het gebruik van avatars in campagnes. COVID-19 bracht die ontwikkeling tot een stroomversnelling. We zien dus onder meer ‘Afterworld: The Age of Tommorow’, een video die eruitziet als een immersieve game, waarmee Balenciaga in 2021 de herfstcollectie lanceerde. De video verliest echter aanzienlijk aan impact en waarde omdat hij louter om naar te kijken is. Virtuele kunst en VR maken veel vormen van interactie mogelijk. Dat die kansen niet geheel benut worden is jammer, want hoe goed het ook is om virtuele kunst als volwaardig onderdeel van een tentoonstelling te zien, er wordt te weinig gespeeld met de echte mogelijkheden van de virtuele technologie en de voorbeelden zijn als kijkobject niet esthetisch interessant of vernieuwend genoeg om lang te boeien.
 

‘Mirror Mirror’ in MoMu slaagt er niet geheel in om de complexe thematieken van de tentoonstelling te dissecteren. Een kritischere blik in bijvoorbeeld de begeleidende teksten had hierin verandering kunnen brengen. Wel is de tentoonstelling een buitenkans om enkele kunstwerken van zeer hoge kwaliteit te gaan bezichtigen. Of hoe mode voor een keer niet het interessantste aspect van een tentoonstelling in het Antwerpse Modemuseum is. 

De recensie over het andere deel van de tentoonstelling ‘Mirror Mirror’ vindt u hier. 

Kunst / Expo binnenland

David Hockney werpt het perspectief omver

recensie: Hockney's Eye - Teylers Museum

Teylers Museum heeft met David Hockney een grote vis binnengehengeld. De tentoonstelling Hockney’s Eye werpt een ander licht op de oude meesters uit de kunstgeschiedenis en welke optische hulpmiddelen zij gebruikten. Dit doet de Britse supersterkunstenaar op een wetenschappelijke en deconstruerende wijze. Soms voelt het of je de les wordt gelezen, maar dit stoort niet. Verre van zelfs: leraar Hockney is een docent met een zinnig en boeiend verhaal.

Of het kleinschalige kunst- en wetenschapskabinet van Teylers geschikt is voor een kunstenaar met de statuur van Hockney, is maar de vraag. De expositie lijkt soms op een volwassene in kinderkleding, het is schouder aan schouder schuifelen om een glimp van de werken te kunnen opvangen. De tentoonstelling is deels ingericht als een rariteitenkabinet waarbij historisch gereedschap naast werk van grootmeesters als Rembrandt, Dürer en Lorrain gepresenteerd is. Er wordt uitleg gegeven van de gebruikte technieken en hoe die in de werken zijn toegepast – illustraties bij een wetenschappelijk artikel doen hetzelfde. Het past perfect bij de insteek van het museum en je krijgt daarmee een boeiend kijkje door de ogen van Hockney.

Gebruik van optica in de kunstgeschiedenis

Rond de eeuwwisseling bracht David Hockney een boek en een documentaire uit over de rol van optische instrumenten in de kunstgeschiedenis. Beide zijn getiteld Secret Knowledge en fragmenten van de documentaire worden vertoond in de tentoonstelling. Hij suggereert hierin dat de oude meesters al sinds de Renaissance gebruik maakten van instrumenten die hen hielpen om beter te schilderen. Denk hierbij aan de camera obscura, de camera lucida en andere lens- of spiegeltechnieken. Hij komt met overtuigend bewijs hoe grootmeesters als Caravaggio, Vermeer, Brunelleschi en Van Eyk optische hulpmiddelen gebruikten om realistisch of perspectivisch correct te schilderen. In zijn ogen konden zij niet tot zulke details komen zonder deze hulpmiddelen. Critici zouden zeggen: maar waar is het bewijs dan, meneer Hockney? Dit is er volgens hem niet omdat het indertijd een klap voor de broodwinning kon betekenen: als een concurrerende schilder dezelfde kwaliteit kon bereiken via zo’n techniek dan kon je klanten verliezen. Geheimhouding was de enige oplossing. Een geloofwaardige visie en zijn theorie is zeker van belang om te overwegen in de kunsthistorische wetenschap.

Perspectief en gebruikte technieken

In zijn eigen werk experimenteert Hockney ook met optica en perspectief. Een goed voorbeeld zijn de polaroid collages die hij in de jaren 1980 heeft gemaakt. Met een polaroid camera maakte hij een groot aantal foto’s van een onderwerp om er vervolgens een collage van te maken. Hierdoor creëert hij een werkelijkheid met veel perspectiefpunten. Bij andere schilderijen verwijst hij naar grote werken zoals die van Meindert Hobbema of Fra Angelico. Van beiden kopieert hij schilderijen in zijn eigen stijl maar draait het perspectief ervan om, hierdoor wordt het even speels als deconstruerend. Ook de camera lucida zet hij in; bij een serie tekeningen van zaalsuppoosten uit de National Gallery in Londen laat hij het perspectief echter onaangepast waardoor de handen allemaal buitenproportioneel groot zijn. Hiermee bewijst hij dat zelfs als kunstenaars optica inzetten het toch een kunststukje is wat zij voor elkaar krijgen.

Docentenrol

Hockney neemt in deze tentoonstelling de rol van docent aan. In een gepresenteerde video staat hij letterlijk voor het schoolbord om zijn theorie over het gebruikte perspectief uit te leggen. Aan het einde van de expositie lijkt er zelfs een overhoring te zijn: of je bij werken van Huygens, Lorrain, Knip en Goltzius kunt spotten of er wel of geen optische hulpmiddelen zijn gebruikt. Een retorische vraag natuurlijk, want anders hingen ze er niet. Ondanks het soms schoolse karakter is dit niet storend. In geen geval zelfs: lees ons de les maar, leraar Hockney, wij luisteren met gretige oren!

Houd er wel rekening mee dat hij een docent is met een les die onveranderd is in al die jaren, aangezien zijn theorie al uit 2001 stamt. Is het wellicht omdat hij zich niet gehoord voelt, of is hij nog steeds content met zijn vondst? Kunsthistorici zetten vraagtekens bij zijn theorie, zij denken dat optische hulpmiddelen pas veel later werden ingezet dan de kunstenaar claimt. Voor wie het allemaal nieuw is maakt dat niet uit. Hockney toont aan dat hij ons kan enthousiasmeren om beter te kijken naar de kunstgeschiedenis en naar perspectief. En enthousiast zal je absoluut worden.

Hockney’s Eye is nog te zien tot eind januari 2023 in het Teylers Museum Haarlem. Reserveren vooraf is verplicht en tickets zijn alleen online verkrijgbaar.

Pieter Claesz, Ontbijtstilleven, 1625, Olieverf op paneel in microklimaatdoos, 48 x 66,5 cm, Frans Hals Museum, Haarlem, in bruikleen van particuliere collectie
Kunst / Expo binnenland

Hink-stap-sprong tentoonstelling

recensie: Nieuwkomers - Vlaamse kunstenaars in Haarlem
Pieter Claesz, Ontbijtstilleven, 1625, Olieverf op paneel in microklimaatdoos, 48 x 66,5 cm, Frans Hals Museum, Haarlem, in bruikleen van particuliere collectie

De tentoonstelling Nieuwkomers in het Frans Hals Museum (HOF) in Haarlem zou je een ‘conversation piece’ kunnen noemen; je moet door de zalen heen hink-stap-sprongen maken om in gesprek te gaan met het thema ‘Vlaamse kunstenaars in Haarlem’. Er staan zes kunstenaars centraal: Frans Hals, Lieven De Key, Karel van Mander, Esaias van de Velde, Adriaen Brouwer en Pieter Claesz. Het voornaamste thema is de bloei van de stad Haarlem tussen 1580-1630, de tijd van wederopbouw na het Spaanse beleg en een grote stadsbrand. Een wederopbouw waaraan de kunstenaars bijdroegen die in Vlaanderen werden geboren of Vlaamse wortels hadden.

Zes Vlaamse kunstenaars?

Hier wringt meteen de schoen. Kun je tweede generatie kunstenaars die in Haarlem zelf werden geboren, zoals Adriaen van Ostade en Willem Heda, nog Vlaams noemen? Anno 2022 zouden we zeggen dat daar de uitsluiting begint. Overigens voelde de een zich ook meer Vlaming dan de ander. Frans Hals, die als vierjarige met zijn ouders uit Antwerpen naar Haarlem kwam, was bijvoorbeeld lid van de Haarlemse Rederijkerskamer en niet van de Vlaamse.

Door de nadruk te leggen op die zes kunstenaars wordt de invloed van de Vlaamse kunst op de Hollandse vooral een invuloefening voor de bezoeker, en dat is misschien wat teveel gevraagd. Mede omdat er geen catalogus bij de tentoonstelling beschikbaar is. Er is alleen het augustusnummer van het periodiek De lage landen met een bijdrage van de conservator oude kunst van het Frans Hals Museum, Norbert Middelkoop.

Nu moet je als bezoeker zelf letten op zaken als een lage of hoge horizon, Hollandse luchten of juist niet, de invloed van zuidelijke kunstenaars als Bruegel enzovoort. Slechts een enkele keer wordt er in een bijschrift op gewezen, zoals bij het Keukentafereel met een vrolijk gezelschap (1596) van Cornelis Cornelisz. van Haarlem, die het Vlaamse genre in Haarlem introduceerde. Een genre waaruit ‘zich de genres van het maaltijdstilleven en de vrolijke gezelschappen’ ontwikkelden. Wanneer je de invloed van de Vlaamse kunst(enaars) op de Hollandse wat meer en duidelijker naar voren had willen laten komen, zou dat natuurlijk een heel anders opgezette tentoonstelling hebben opgeleverd. Daar is door Middelkoop en het team van het Haarlemse museum nu eenmaal niet voor gekozen.

Pieter Claesz, Ontbijtstilleven, 1625, Olieverf op paneel in microklimaatdoos, 48 x 66,5 cm, Frans Hals Museum, Haarlem, in bruikleen van particuliere collectie

Pieter Claesz, Ontbijtstilleven, 1625, Olieverf op paneel in microklimaatdoos, 48 x 66,5 cm, Frans Hals Museum, Haarlem, particuliere collectie

Veel topstukken

De andere kant van de medaille is dat in korte tijd veel topstukken en een enkel zwak werk bij elkaar werden gebracht. Daaronder bevinden zich enkele unieke bruiklenen, zoals zeven schilderijen van Frans Hals – de centrale kunstenaar, die een aparte zaal kreeg toebedeeld. Twee hiervan zijn voor het laatst in 1937 in Nederland te zien geweest en een is nog nooit in Nederland getoond: Jongeman (ca. 1617) uit een privécollectie (Otterloo Collectie). Waarschijnlijk is dit een proeve van bekwaamheid waarin Hals wilde laten zien dat hij ook op klein formaat wat te vertellen had.

Naast grote en zeer grote doeken zijn er nog meer kleinoden te zien, zoals De aanbidding van de herders (1598) van Karel van Mander. Een werk uit de eigen collectie. Verder zijn er onder meer enkele sierschotels, borden en kommen te zien en ook twee onlangs gerestaureerde linnendamast doeken die wellicht als relatiegeschenk dienden. En ook een excuus Truus mocht blijkbaar niet ontbreken: een portret door Judith Leyster, vermoedelijk een leerlinge van Hals en tweede generatie migrant.

Een schilderij van de Haarlemse Grote Markt van de Noord-Nederlander (!) Gerrit Berkheyde en een model van de toren van de Nieuwe Kerk nodigen uit tot een wandeling door de stad. Ook wel de meest Vlaamse stad van Nederland wordt genoemd. Bij het VVV lag geen wandeling langs Vlaamse geïnspireerde gebouwen, maar wat niet is kan nog komen. Want een ding is zeker: het Frans Hals Museum is sterk in samenwerken en netwerken. Anders hadden ze nooit die bruiklenen uit zowel musea als privécollecties kunnen verkrijgen. Die zijn de moeite waard, maar het verhaal eromheen moet je veelal zelf invullen.

Gerrit Berckheyde De Grote Markt te Haarlem met de Grote of St. Bavokerk, 1696 Olieverf op doek, 91 x 112,1 cm Frans Hals Museum, Haarlem, langdurig bruikleen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Foto: Tom Haartsen

Gerrit Berckheyde, De Grote Markt te Haarlem met de Grote of St. Bavokerk, 1696
Olieverf op doek, 91 x 112,1 cm
Frans Hals Museum, Haarlem, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto Tom Haartsen.