Tag Archief van: 8WEEKLY

Boeken / Fictie

Gelaagde gangsterroman

recensie: Colson Whitehead (vertaling door Harm Damsma) - Harlem Shuffle

Na twee Pulizers voor zijn laatste romans De Ondergrondse Spoorweg en De Jongens van Nickel, waren de verwachtingen voor Colson Whiteheads nieuwe boek hooggespannen. Met Harlem Shuffle heeft Whitehead wederom een volstrekt origineel en levendig werk afgeleverd.

Whitehead is zo’n schrijver die zich bij ieder boek heruitvindt. Zijn oeuvre bevat onder andere een zombieroman, een memoir over de pokerwereld en roman over concurrerende liftinspecteurs. Hij brak bij het grote publiek door met zijn alom bejubelde De ondergrondse spoorweg, een uiterst oorspronkelijke en allegorische roman over het slavernijverleden. Whitehead kleurt graag buiten de lijntjes en zet genres volledig naar zijn hand. Zo schept hij ook in Harlem Shuffle een volledig eigen universum: een misdaadverhaal waar de nodige humor en maatschappijkritiek in verwerkt is.

Dubbelleven

Ray Carney mag dan uit een crimineel nest komen, zelf heeft hij de intentie op het rechte pad te blijven. Met zijn eigen meubelzaak op 125th Street en zijn vrouw Elizabeth die in verwachting is van hun tweede lijkt dat voornemen aardig te slagen. Soms is het buffelen om de huur op te brengen voor hun toch al niet riante appartement, maar klagen mag hij niet.

Ondanks zijn goede intenties slaagt Carney er niet in zich volledig aan zijn verleden te ontworstelen. Zijn neef Freddy – die als een broer is voor Carney – raakt voortdurend verwikkeld in louche zaken. Voordat Carney er goed en wel erg in heeft, is hij een sleutelfiguur geworden binnen een grootschalige juwelenroof in Hotel Theresa. Carneys keurige meubelwinkel vormt immers het perfecte front waar de buit tijdelijk ondergebracht kan worden.

Glijdende schaal

Harlem Shuffle is opgebouwd als drieluik. We volgen Carney en zijn omgeving opeenvolgend in 1959, 1961 en 1964. Ieder deel centreert rondom een bepaalde misdaad en kent zijn eigen opbouw. Afzonderlijk zijn de verhalen goed, maar tezamen versterken ze elkaar. We zien Carney afglijden en telkens weer nieuwe redenaties moet vinden om zijn daden voor zichzelf goed te praten. Whitehead laat zien dat het grijze gebied groot is, als lezer bepalen we zelf het omslagpunt.

Hoewel Harlem Shuffle luchtiger van toon is dan Whiteheads vorige twee romans, blijven racisme en discriminatie ook hier een belangrijk thema. Elizabeth werkt voor een reisbureau dat zich specialiseert in veilige binnenlandse reizen voor zwarten (zeker in de zuidelijke staten is een gastvrij verblijf voor de zwarte bevolking allerminst vanzelfsprekend). Nergens is Harlem Shuffle echt grimmig; Whiteheads kleurrijke personages zoeken simpelweg naar manieren om zich te redden in een wereld waarin ze op zichzelf zijn aangewezen.

Boeken / Fictie

Gelaagde gangsterroman

recensie: Colson Whitehead (vertaling door Harm Damsma) - Harlem Shuffle

Na twee Pulizers voor zijn laatste romans De Ondergrondse Spoorweg en De Jongens van Nickel, waren de verwachtingen voor Colson Whiteheads nieuwe boek hooggespannen. Met Harlem Shuffle heeft Whitehead wederom een volstrekt origineel en levendig werk afgeleverd.

Whitehead is zo’n schrijver die zich bij ieder boek heruitvindt. Zijn oeuvre bevat onder andere een zombieroman, een memoir over de pokerwereld en roman over concurrerende liftinspecteurs. Hij brak bij het grote publiek door met zijn alom bejubelde De ondergrondse spoorweg, een uiterst oorspronkelijke en allegorische roman over het slavernijverleden. Whitehead kleurt graag buiten de lijntjes en zet genres volledig naar zijn hand. Zo schept hij ook in Harlem Shuffle een volledig eigen universum: een misdaadverhaal waar de nodige humor en maatschappijkritiek in verwerkt is.

Dubbelleven

Ray Carney mag dan uit een crimineel nest komen, zelf heeft hij de intentie op het rechte pad te blijven. Met zijn eigen meubelzaak op 125th Street en zijn vrouw Elizabeth die in verwachting is van hun tweede lijkt dat voornemen aardig te slagen. Soms is het buffelen om de huur op te brengen voor hun toch al niet riante appartement, maar klagen mag hij niet.

Ondanks zijn goede intenties slaagt Carney er niet in zich volledig aan zijn verleden te ontworstelen. Zijn neef Freddy – die als een broer is voor Carney – raakt voortdurend verwikkeld in louche zaken. Voordat Carney er goed en wel erg in heeft, is hij een sleutelfiguur geworden binnen een grootschalige juwelenroof in Hotel Theresa. Carneys keurige meubelwinkel vormt immers het perfecte front waar de buit tijdelijk ondergebracht kan worden.

Glijdende schaal

Harlem Shuffle is opgebouwd als drieluik. We volgen Carney en zijn omgeving opeenvolgend in 1959, 1961 en 1964. Ieder deel centreert rondom een bepaalde misdaad en kent zijn eigen opbouw. Afzonderlijk zijn de verhalen goed, maar tezamen versterken ze elkaar. We zien Carney afglijden en telkens weer nieuwe redenaties moet vinden om zijn daden voor zichzelf goed te praten. Whitehead laat zien dat het grijze gebied groot is, als lezer bepalen we zelf het omslagpunt.

Hoewel Harlem Shuffle luchtiger van toon is dan Whiteheads vorige twee romans, blijven racisme en discriminatie ook hier een belangrijk thema. Elizabeth werkt voor een reisbureau dat zich specialiseert in veilige binnenlandse reizen voor zwarten (zeker in de zuidelijke staten is een gastvrij verblijf voor de zwarte bevolking allerminst vanzelfsprekend). Nergens is Harlem Shuffle echt grimmig; Whiteheads kleurrijke personages zoeken simpelweg naar manieren om zich te redden in een wereld waarin ze op zichzelf zijn aangewezen.

Boeken / Fictie

‘Drama’ is het toverwoord

recensie: Storm rond het landhuis – Anne Jacobs

In het eerste deel van de serie Het landhuis maakte de lezer(es) al kennis met de hoofdfiguren Jenny, Franziska en Walter, ontsprongen uit de fantasie van auteur Anne Jacobs. Hoewel het tweede deel, Storm rond het landhuis, veel meer verhaallijnen met elkaar verbindt, beklijft het niet zo erg als het eerste deel. Integendeel, het plot is bij vlagen ronduit langweilig.

Weinig sprankelende personages

De Duitse schrijfster Anne Jacobs mag zich met recht een bestsellerauteur noemen. Ze schreef eerder de veelgeprezen serie over Het weesmeisje, waaruit niet een trilogie maar zelfs een quatrologie (d.w.z. vier bijbehorende delen in één reeks) voortkwam. Het betreft één langgerekt verhaal over een jong meisje dat zichzelf omhoogwerkte binnen een familie van adel en er zelfs onderdeel van werd. Hoe vooruitstrevend het genoemde ‘weesmeisje’ (Marie geheten), hoe star het personage Jenny in Jacobs ogenschijnlijk volgende quatrologie over Het landhuis.

Qua verhaal en setting mag het waarschijnlijk minder ‘romantisch’ heten dan die van de serie over Het weesmeisje: met de reeks Het landhuis tuimelen we terug in het post-DDR tijdperk, terwijl lezeressen in Het weesmeisje naar een meer intrigerende periode werden meegenomen: de tijd voor de Eerste Wereldoorlog en het Interbellum. Ook zijn de personages in de Het landhuis-serie minder sprankelend dan in andere romans van de hand van Jacobs.

Weinig inspirerend is voornamelijk Jenny, de kleindochter van Franziska. Laatstgenoemde is de ‘Barones von Dranitz’ die in 1990 terugkeerde naar haar ouderlijk huis, dat ze in de Tweede Wereldoorlog moest ontvluchten. Ondanks de grootst mogelijke tegenzin van de inwoners van Dranitz en het omliggende Waren an der Müritz, gelegen in de schone provincie Mecklenburg-Vorpommern, trachtte Franziska von Dranitz om het landhuis weer in al zijn glorie te herstellen en open te stellen voor het grote publiek: het groteske gebouw met monumentale waarde gaat vanaf nu dienstdoen als wellnesshotel. Dit tot grote afkeer van Franziska’s dochter, met wie ze een slechte kind-ouderrelatie heeft: Cornelia. Op haar beurt heeft Cornelia een slechte verstandhouding met Jenny, haar enige kind, aan wie ze overigens nooit heeft verteld wie haar verwekker was. Het beschrijven van de onderlinge familierelaties benadrukt meteen hetgeen waarop de gehele serie op stoelt: drama, drama en nog eens drama.

Zeikerige types

Jenny is op haar beurt moeder geworden van de kleine Julia, liefkozend ‘Juultje’ genoemd. De vader van deze spruit (haar ex-baas Simon) is buiten beeld… Tenminste voor een poosje, want in dit deel komt hij als ongenode gast een kijkje nemen in Waren en omstreken en denkt hij eraan om een business op te starten om dichter bij zijn dochter in de buurt te kunnen zijn. En intussen polst hij of Jenny hem héél misschien een tweede kans wil geven?

Jenny heeft wel andere zaken aan haar hoofd: een verbouwing, om maar iets te noemen. Ze is de drijvende kracht achter de nieuwe bestemming van landgoed Dranitz en werkt met man en macht mee aan het realiseren van het hotel. Daarbij stuit ze geregeld op problemen, zoals de conflicten met Sonja. Sonja is het kind van Walter (ooit de verloofde van Franziska) en Elfriede (de jongste zus van Franziska die in het kraambed overleed).

Sonja koestert nog steeds wrok jegens haar tante Franziska, aangezien ze haar verantwoordelijk houdt voor de dood van haar moeder Elfriede. Franziska ontvluchtte namelijk ten tijde van de Tweede Wereldoorlog het landhuis en liet Elfriede, met haar zwakke gezondheid, ‘zomaar’ achter. Een nogal overdreven en zelfs bijna onrealistische wrok, zou je kunnen stellen, maar wel passend bij het karakter van deze Sonja: de fors gebouwde dierenarts van Dranitz is nogal een gevalletje ‘paranoïde’ en vreet haar eenzaamheid weg, terwijl ze vol afgunst kijkt naar degenen die het in haar ogen beter hebben. Een personage dat vermoeiend genoeg één van de focalisaties vormt in dit boek: je kijkt namelijk mee vanuit de beleving van Franziska, Walter, Jenny, Sonja en Ulli.

Een zinkend huwelijksbootje

De laatstgenoemde betreft een mogelijke love interest voor Jenny: Ulli is de ex-man van de oervervelende Angela uit het eerste deel, die een baan accepteert in Bremen, maar verknocht raakt aan de erfenis van Max Krumme (diens botenverhuur). Keert hij terug naar Dranitz om neer te strijken naast Jenny, met haar onuitstaanbaar aantrekkelijke, rode lokken? Een man die in ieder geval wél terugkeerde naar Dranitz om zijn leven te slijten met zijn grote geliefde, is Walter. Als jonge soldaat verpachtte hij ooit zijn hart aan Franziska, maar na de Tweede Wereldoorlog kon hij haar niet meer vinden. Hij verloor zichzelf in een amoureuze verhouding met Franziska’s zus Elfriede, waar de stuurse en mopperkontige Sonja uit voorkwam.

Nu is de tijd aangebroken om de verloren decennia in te halen: Walter en Franziska stappen alsnog in dat huwelijksbootje, dat al ‘eeuwen’ ligt aangemeerd. Op hun huwelijksreis worden ze getart door de grote vraag: kunnen ze genieten van elkaar in het hier en nu of knagen de herinneringen aan een pijnlijk verleden te veel aan hun prille geluk?

Weinig monumentale waarde

Het is mooi dat verscheidene generaties het woord krijgen in Storm rond het landhuis, maar eerlijk is eerlijk: het verhaal wordt wel érg gedomineerd door de oudere garde. De oude knarren geven het boek wel een erg hoog ‘Hendrik Groen’-gehalte en nodigt voor een zekere groep lezers wellicht weinig uit tot identificatie (hoewel Max Krumme de prijs krijgt voor meest humoristische van het stel). In de jongere garde wil je je niet echt inleven: hoewel de bijfiguren veel bewondering hebben voor de o zo mooie Jenny, toont ze zich maar weinig sympathiek en is ze voornamelijk onberekenbaar en opvliegend. Ook alle personen die haar omringen, kunnen je maar weinig echt raken. Ze worden dan ook erg gestereotypeerd of te oppervlakkig omschreven.

Ook het plot is niet spannend. Wat zet je er dan tóch toe aan om verder te lezen? Dat is in principe alleen maar de schrijfstijl. Jacobs kan prachtig schrijven en heeft nog steeds een vaatje waar ze voldoende humor uit kan tappen. Toch weet ze met deze roman niet dezelfde ‘hoogtes’ te bereiken als met deel 1. In deel 1 was er een mooie afwisseling tussen heden (de jaren ’90) en het verleden (WOII) en dat zorgde voor een spanningsboog en veel onverwachte wendingen. In deel 2 word je in een bouwput gedropt en kan het lot van menig personage je eigenlijk geen reet interesseren. Hoewel Jacobs mooie zijpaden inslaat, is het verhaal niet van ‘monumentale waarde’. Hopelijk keert het tij met het (zeer waarschijnlijk komende) vervolg!

Boeken / Non-fictie

Een onthutsende bekentenis

recensie: Lianne Sanders - Dan ga ik nu maar eens lekker van mezelf zitten houden

Het zal je maar gebeuren: Lianne Sanders trof haar vriend ‘op klaarlichte dag’ met een ander aan in bed. Emotioneel aangeslagen, verliest ze zichzelf in een rouwproces om deze verloren liefde, terwijl ze naarstig zoekt naar de motivatie om verder te gaan en te vertrouwen op zichzelf. In Dan ga ik nu maar eens lekker van mezelf zitten houden tracht ze die zoektocht naar zelfacceptatie en verbinding zo realistisch mogelijk weer te geven.

Eén lange tweet

Heel even was haar persoonlijke misère wereldnieuws, nou ja, laten we zeggen: nationaal nieuws. Op het sociale mediakanaal dat ze in al haar verdriet en frustratie als eerste binnen handbereik had (Twitter), deelde Lianne Sanders (32) dat haar vriend was vreemdgegaan: “Ik betrap na drie jaar lief en leed Sam net in bed met een ander meisje waar hij seks mee heeft gehad vanmiddag”, schreef Lianne op haar Twitter. “Ik weet dat dit een lage wraakactie is, maar het is alles wat ik kan bedenken.” Even snel als ze de tweet de wereld inslingerde, volgde een volgend bericht: “Ik had misschien niet m’n privéleven zo op straat moeten gooien, want inderdaad. Dat achtervolgt je altijd. Maar ik ben gebroken, ik kende dit gevoel niet en blijkbaar veroorzaakte het dit.”

Dit boek is als de lange en overdachte tweet die Sanders vermoedelijk had wíllen delen. Nu alle verdriet en pijn langzaam begint weg te sijpelen (Sanders heeft haar toenmalige, overspelige vriend inmiddels vergeven), kan Sanders met dit boek eindelijk aan een schone lei beginnen. Kwaadsprekerij over de man in kwestie – en indirect de stuwende kracht achter dit boek én de directe rede voor het ontstaan van dit boek – kun je niet verwachten. Sanders treedt op als een sympathieke verteller die laat inzien hoe gebroken iemand wordt achtergelaten na zo’n pijnigende streek. Tevens laat ze doorschemeren dat ze zelf ook niet de meest gemakkelijke persoon is geweest in de relatie met Luppes en legt ze dus ook – heel erkentelijk – een deel bij zichzelf neer.

Omgekeerd liefdesverhaal

In eerste instantie heeft dit boek de kenmerken in zich van wat je een ‘omgekeerd liefdesverhaal’ kunt noemen: de liefde tussen Sanders en haar ex-geliefde (in het boek krijgt hij de fictieve naam ‘Sam’ toegedicht) wordt in al haar eenvoud en complexiteit weergegeven. Van mierzoete herinneringen aan vreugdevolle reisjes tot aan momenten waarop Sanders zich van haar meest irreële en onzekere kant liet zien: momenten dat een zekere bindingsangst (of is het eigenlijk verlatingsangst?) zich meester van haar maakten. Sanders laat ons dus ook zeker kennismaken met haar onzekere kanten en probeert haar ex-vriend niet te demoniseren. Twijfel rijst of Sanders nu – maanden na de allesverwoestende dag – beter kan relativeren en terugblikken op het gebeurde of dat dit boek een groot excuus is richting die man wiens leven ze volledig op z’n kop zette.

De vraag die opdoemt, is inmiddels: wie is hier nu het grootste slachtoffer geworden? Aan die vraag kan een lezer zich maar niet branden, maar feit is dat Sam ook behoorlijk wordt opgehemeld. Zeker in het begin van het verhaal. Als je niet beter wist, zou je denken dat Sanders haar ex-geliefde terug in haar armen wilde. En dat geeft ze ook ruimhartig toe: ook na het verraad van ‘Sam’ bleef de liefde voor Sam bestaan. De verkering was uit, maar het ‘houden van’ was nog lang niet weg uit haar systeem. Dat maakte de periode waarin ze Sam moest loslaten, extra lastig…

De weg naar zelfacceptatie

Een gevoel dat nog groter was dan het liefhebben, was de komst van een grotere vijand: de tergende eenzaamheid en onzekerheid die Sanders overviel. Ze tuimelde in een gat zó diep, dat het onvermijdelijk was dat ze op de bank van een therapeut eindigde. Na jaren de ene liefdesrelatie aan de andere te hebben geregen, is ze ineens aangewezen op zichzelf. Single. De veiligheid is opeens verdwenen; ze wordt pardoes uit het warme ‘liefdesnest’ gedonderd. Het levert een aaneenschakeling van slapeloze nachten op en een legioen aan panische gedachten. Alleen met behulp van haar therapeut en de dame die haar zo nu en dan van een goede massage voorziet, weet ze de grote stap te zetten naar zelfacceptatie. Leert ze om alleen te kunnen zijn. Alleen te kúnnen zijn met gedachten.

Die ontwikkeling van karakter weet ze feilloos op te pennen en daarin schept ze veel herkenningspunten voor haar lezeressen, die vast en zeker ook zulke onzekere tijden (ongeacht of het te maken had met liefde of niet) hebben gekend. Tevens heeft ze voldoende humor in pacht om ook haar dagelijkse mijmeringen en leven van alledag te beschrijven. Die momenten laten je inzien dat dit vooral een millennial betreft die ook struggelt met de dagelijkse dingen, zoals een onaantrekkelijke baan en grote ambities, die helaas wat extra bagage met zich meesleurt in de vorm van een overspelige ex.

Plot klaargespeeld

Hoewel het een kort boekje is, kun je een hoop vertellen over Sanders schrijfstijl. Deze is aansprekend: Sanders schrijft vlot en prettig en dwaalt niet in ellenlange details die de lezer vermoeien. Toch heeft het verhaal iets heel ‘onafs’. Het lijkt meer op een samenraapsel van talloze tweets bij elkaar dan een daadwerkelijk boek (of minstens een volwaardige novelle). Het lijkt gewoon net té kort om echt in je hoofd te blijven hangen.

Maar eerlijk toegegeven: hoeveel meer had de lezer willen weten over de hele situatie? De plot ligt voor handen en is snel klaargespeeld. Het feit dat het een autobiografisch verhaal is, heeft wellicht een afremmend effect gehad. Vanwege de schrijfstijl zul je zeker openstaan voor meer literatuur van haar hand óf heb je tenminste zin om van Sanders vlotte schrijfstijl te genieten via haar actieve Twitteraccount. De echte roman waarmee ze hoge ogen gaat gooien, volgt hopelijk nog.

 

Muziek / Album

Overdonderend mooi

recensie: Indie-update vol. 6 Big Red Machine; Low en Susanna; David Wallumrød

Wat kan een album je overdonderen bij een eerste beluistering terwijl het aanzicht van het album geen enkele bel doet rinkelen en je als het ware in het diepe springt! Big Red Machine doet het, terwijl Low opnieuw weet te verrassen en Susanna met David Wallumrød een nieuwe samenwerking laat horen.

Drie albums uit het brede palet van de indie-muziek worden aan elkaar verbonden in deze zesde editie van de indie-update. Het toeval ligt hem vooral in het moment van verschijnen van de albums. De muziek van deze albums is verbonden door de genretitel, maar verder muzikaal volstrekt onafhankelijk van elkaar. Het indie-genre is even breed als veelzijdig.

Big Red Machine

Bij de eerste beluistering van het nieuwste album How Long Do You Think It’s Gonna Last? slaat de muziek van Big Red Machine direct in als een bom. De oren worden gespitst en een gevoel van iets super speciaals te horen bekruipt de nietsvermoedende luisteraar vrijwel meteen. Zeker als je eigenlijk niet eens goed kan lezen wat er op het hoesje staat en je niet op zoek bent gegaan naar wat er op het schijfje staat. Het is een album dat we naar alle waarschijnlijkheid in vele jaarlijstjes van het jaar gaan terugvinden.

Deze tweede samenwerking van twee krachtige muzikanten heeft een heel bijzonder album opgeleverd. Daar waar hun debuutalbum uit 2018 vooral gericht was op de sterke troeven van de twee heren zelf, wordt hier een palet van gasten opgevoerd dat laat horen dat ze hun gezamenlijke muzikale ideeën op een zeer smaakvolle wijze inkleuren. Het samenwerkingsproject tussen Aaron Dessner (The National) en Justin Vernon (Bon Iver) wordt namelijk aangevuld met tal van gasten. Het album opent met Anaïs Mitchell in de prachtige compositie ‘Latter Days’. Later op het album horen we ook Taylor Swift, The Fleet Foxes, Sharon van Etten, Lisa Hannigan, Shara Nova, Ben Howard en nog een aantal anderen die hun opwachting maken.

De kracht van de donkere stem van Dessner is net zo herkenbaar als de hoge zang van Vernon. De melodieën die ons worden voorgeschoteld vragen om vele draaibeurten zonder een moment van verveling. De diepgang van de muzikale begeleiding laat de luisteraar steeds meer details ontdekken. Het woord ‘topalbum’, dat bij eerste beluistering bovendrijft, is meer dan op zijn plaats!

Low

Een nieuw album van het duo Low is altijd een belevenis. Vooral omdat bijna geen album op het vorige werk lijkt. Ook op Hey What weet het duo weer heel anders te klinken dan het album Double Negative, dat alweer van drie jaar eerder dateert. Dat album was feitelijk het minst toegankelijke album van de band. Toch gooide dat album hoge ogen bij zowel de critici als het publiek.

Deze keer trakteert het duo ons op soms wel stevige elektronische achtergrondgeluiden, die als een bed dienen voor de vocale harmonieën van Alan Sparhawk en Mimi Parker. Het geluidsspectrum wordt gevormd door hevig vervormde gitaarklanken, die soms de pijngrens lijken te tarten. Een gewenningsspiraal is zeker nodig om het album op haar waarde te kunnen schatten. Waarschijnlijk is het zo dat je de pijn in de oren gaat waarderen door de drapering van de vocalen van Parker, die na een heftige gewaarwording de gehoorgang lieflijk weten te masseren. De ontluisterende schurende klanken zijn daardoor een welkome afwisseling met het haast engelachtige gezang. Dat maakt dat de balans naar de goede kant weet door te slaan. Zonder de contrasten zou het album al snel een andere kant zijn opgeslagen. Nu is Hey What misschien wel de groeibriljant van 2021. Dit nieuwe album is een stuk lichter verteerbaar dan zijn voorganger, al maakt Low muziek die door een niche zeer wordt gewaardeerd.

Susanna & David Wallumrød

De stem van Susanna opent het nieuwe album Live en kennen we al een paar jaar van haar solowerk. Deze samenwerking met David Wallumrød is een nieuwe belevenis in haar kleine oeuvre. Al in het door Leonard Cohen geschreven openingsnummer ‘Chelsea Hotel #2’ horen we de stem van haar compagnon klinken. Het album staat overigens vol met covers. Liedjes van Joni Mitchell, Tom Waits (tweemaal), Neil Young, John Lennon en Paul McCartney worden in een eigenzinnig fraai, maar vooral heel rustig jasje gestoken.

Wallumrød is een door de wol geverfde muzikant, die we op vele andere projecten terughoren. De muzikale samenwerking met nicht Susanna is fonkelnieuw. Deze samenwerking als nieuw duo heeft een fijne uitwerking op de muziek van Susanna en roept direct de wens op dat ze ook eigen composities gaan schrijven. Wie weet zit dat er in de toekomst in!

Mogelijk is het duo tot stand gekomen vanwege de pandemie, waardoor er toch anders aangekeken werd tegen samen musiceren. Daar is geen bewijs van te vinden, maar mocht dat het geval zijn, dan heeft de crisis ook hier wat moois opgeleverd.

David Wallumrød horen we vooral op vele soorten toetsen en heel af en toe in de backings terwijl Susanna zingt op haar vertrouwde zachtaardige, maar onderhoudende wijze. Alles bij elkaar weet Susanna met dit album te imponeren met liedjes van anderen.

Boeken / Non-fictie

Niet bang om teveel te zeggen

recensie: De bange mens - Daan Heerma van Voss

In De bange mens gaat schrijver en historicus Daan Heerma van Voss op zoek naar de geschiedenis van de angst. In deze zoektocht staat hijzelf centraal. In het non-fictiewerk is Heerma van Voss niet bang om zijn angsten bloot te geven, maar ook niet om met al zijn kennis over het onderwerp te dwepen.

Zijn leven lang kampt Daan Heerma van Voss met fobieën. Als zijn vriendin hem op een herfstochtend de opdracht geeft om die angsten te doorgronden, gaat hij aan de slag. Ze nemen afscheid en zien elkaar pas weer als Heerma van Voss zijn zoektocht heeft afgerond.

Waar Heerma van Voss als kind bang was dat hij ging schuimbekken van tandpasta, ontwikkelde zijn angststoornis zich naarmate hij volwassen werd in lange perioden van inzinkingen. Tijd werd een ambigu begrip. ‘Alleen ’s avonds voel ik me goed, omdat ik dan weer een dag heb doorstaan, en kennelijk vind ik dat ik daar een of ander lintje voor heb verdiend’, schrijft hij.

De reis

De zoektocht ontvouwt zich als een lange reis met diverse stations die elk een onderdeel van de herkomst van angst belichten. Zo duiken we in de familiegeschiedenis van Heerma van Voss om te achterhalen of angst op een biologische wijze overdraagbaar is. Daarnaast leer je als lezer meer over de ontstaansgeschiedenis van de DSM, het handboek voor psychologen en psychiaters, en hoe een angstdiagnose gesteld wordt en in de loop der jaren weer verandert.

Geen enkel aspect van Heerma van Voss’ zoektocht blijft onaangetast. Dat neemt hij zich bij aanvang van het boek ook voor: ‘De vele studies en boeken over angst schieten tekort: ze isoleren één aspect van iets wat per definitie veelkoppig en ongrijpbaar is.’ En eerlijk is eerlijk, daar lijkt de schrijver aardig in te slagen, wellicht tot vermoeiends toe.

Zoals hij hier zijn mening over eerdere werken niet onder stoelen of banken schuift, is hij ook niet bang om de werkwijze van artsen en psychiaters te bekritiseren. ‘Tegenwoordig maken psychiaters het zichzelf vaak gemakkelijk door tegen hun patiënten te zeggen dat ze last hebben van een ‘chemische disbalans’ in hun hersenen, die dan zou worden verholpen door een pilletje.’

Als de praktijk daadwerkelijk zo zwart-wit is als Heerma van Voss hier schetst, mogen psychiaters zichzelf weleens achter de oren krabben en is het een goede zaak dat de schrijver de branche hier bekritiseert. Maar hoe objectief kan de auteur in kwestie nog zijn, als hij zijn hele leven te maken heeft met psychiaters en psychologen? Met die vraag blijf je zitten na het lezen van het boek.

Elitair

Dat Heerma van Voss zich heeft ingelezen, is overduidelijk. In vrijwel elke alinea komt een van zijn bronnen voorbij, of ze nou stokoud zijn (Hippocrates) of  relatief jong (Heidegger). Ook baseert hij zich op recentere bronnen uit de laatste tien jaar. Ja, daarmee ontleedt hij de herkomst van angst, maar haalt hij tegelijkertijd op een ietwat elitaire manier de vaart uit het verhaal.

Kwetsbaar

De alinea’s waarin hij strooit met zijn kennis staan haaks op de persoonlijke passages waarin je een kwetsbaar inkijkje krijgt in Heerma van Voss’ leven. Die zinnen geven pas echt een beeld van wat vrees met je doet. ‘Er zijn periodes dat ik niet goed in staat ben tot een normaal en zinnig gesprek. Te zeer neergedrukt, te angstig, etc. En ik voel dan hoezeer dit anderen bedrukt.’ Die passages wekken medeleven op met de auteur. Het is dan ook pijnlijk te lezen dat het voltooien van de zoektocht niet voldoende is om zijn relatie te behouden.

Ben je niet thuis in de wereld van fobieën en angststoornissen, dan helpt De bange mens je zeker op weg. Wie dit boek als leek leest, is er daarnaast al snel van overtuigd dat Heerma van Voss zijn doel – alle aspecten van vrees belichten – heeft behaald.

In de etalage

In die persoonlijke passages zien we meer van de schrijver die Heerma van Voss is. Had hij het verhaal volledig op zijn eigen ervaringen gebaseerd, dan las het boek veel makkelijker weg. De auteur zet zowel al zijn kennis als al zijn kwetsbaarheid in de etalage. Dat maakt dat je het boek toch uitleest.

Boeken / Non-fictie

Gedachtespinsels

recensie: Cornelis Verhoeven - Alledaagse mijmeringen

Alledaagse mijmeringen is een verzameling niet eerder uitgegeven essays die filosoof Cornelis Verhoeven schreef tussen ’53 en ’56.

Verhoeven overleed bijna twintig jaar geleden. Hij geldt als een belangrijk Nederlands filosoof en zijn boeken en essays zijn bekroond met verschillende prijzen (o.a. de P.C. Hooft-prijs voor zijn gehele oeuvre). Een buste van de filosoof is te vinden in het oude stadscentrum van ’s-Hertogenbosch, langs de Binnendieze.

Stilstaan en overpeinzen

Verhoeven heeft sinds zijn proefschrift in 1956 onophoudelijk gepubliceerd. De essays in Alledaagse mijmeringen dateren van vóór die tijd en kunnen gezien worden als het begin van zijn schrijverscarrière. Er is nog niet één vaste stijl te ontdekken, maar een meer meanderend, mijmerend denken en onderzoeken.

Verhoeven schreef dagelijks, over alle soorten onderwerpen. Zo doet Alledaagse mijmeringen bijna aan als een greep uit zijn (filosofische) dagboek. Veel van de essays zijn kort en voelen soms onaf, alsof Verhoeven ze opschreef om er later op door te kunnen gaan, als ideeën voor een boek of uitgebreider essay. Dat maakt Alledaagse mijmeringen toegankelijk, ondanks het feit dat Verhoevens taalgebruik dat niet altijd is.

Verwondering

In zijn boek Inleiding tot de verwondering (1967) schrijft Verhoeven over de filosofie zelf. Wat is filosofie? Verwondering over het alledaagse, geraakt kunnen worden door het ‘normale’ en dit in een ander licht aanschouwen. Deze definitie sluit naadloos aan op Verhoevens eigen manier van filosoferen. In Alledaagse mijmeringen filosofeert hij over uiteenlopende onderwerpen als muziek, melancholie, de zin van het moeilijke, snoepen en burgerlijkheid. Steeds opnieuw tast hij voorzichtig het onderzochte af, draait eromheen, denkt tegen vooronderstellingen in, verbindt er concepten aan.

Hier en daar doet Verhoevens stijl denken aan Michel de Montaigne in diens Essays (1580), waar de naam ‘essay’ vandaan komt. Vanuit het Frans vertaald probeersels, oefeningen. Dat is wat deze mijmeringen zijn. Het is prettig om je te laten meevoeren in dit rustig en open denken.

Troost

Het essay Troosten springt eruit. Verhoeven verwijst naar de beroemde filosoof Blaise Pascal en Goethe en vervlecht hun citaten in zijn eigen verhaal, hij gebruikt ze en denkt erop door. Precies zoals Montaigne citaten van andere denkers gebruikte in zíjn essays.

‘Troosten is een magisch gebaar omdat troosten een onmogelijke daad is.’

Verhoeven oppert het idee dat de troost magisch is, omdat deze daad alleen gepoogd kan worden en nooit kan lukken. Verdriet kan namelijk nooit weggenomen worden, dat moet doorleefd worden. Zoals Goethe schrijft: ‘Troost is een absurd woord: Wie niet wanhopen kan, hoeft niet te leven.’ Het lijden hoort bij het leven, de troost doet niets meer dan hier de aandacht op vestigen zodat het uiteindelijk opgeheven kan worden.

Het kopieerapparaat

Verhoevens zoon Daan schreef een voorwoord bij Alledaagse mijmeringen. Het ontroerende hieraan is dat Daan – zelf geen filosoof – dezelfde verwondering over het alledaagse aan de dag legt als zijn vader, wanneer hij enkele alinea’s schrijft over het kopieerapparaat dat hij gebruikt om zijn vaders werk te kopiëren. Net als zijn vader laat hij zijn gedachten de vrije loop over zoiets ‘banaals’ als de tekst op het schermpje van een kopieerapparaat. Hier komt ook bij Daan het alledaagse binnen als iets absurds, als iets om je over te verwonderen, iets om van in de lach te schieten. Verderop schrijft hij: ‘Mijn vader was op zijn gelukkigst, geloof ik, als hij mocht schrijven, en elk blaadje dat door mijn handen ging was een blijk van zijn geluk.’

Dat geluk en die wil tot schrijven en filosoferen komt tot uiting in deze vroege essays van Verhoeven. Een mooie aanvulling op een indrukwekkend oeuvre en een mooi inkijkje in de eerste schrijfoefeningen van een échte filosoof.


Standbeeld Cornelis Verhoeven te Den Bosch

Boeken / Fictie

Zo complex kan opgroeien zijn

recensie: Strovuur - Gerwin van der Werf

Volwassen worden is een lastige klus. Vooral als je in alles anders bent dan de rest. Dat gevoel heeft Fay, het hoofdpersonage uit Strovuur van Gerwin van der Werf. Hoe ontwrichtend het verhaal van Fay ook is, toch lijkt het bij de lezer niet volledig door te dringen.

Je bent zeventien, staat aan de vooravond van je eindexamenjaar en probeert al je hele puberteit zo goed mogelijk onder de radar te blijven. Je vader pleegde zelfmoord toen je veertien was en je moeder kijkt nauwelijks naar je om. Dat is de situatie van Fay als zij besluit halsoverkop met haar neef Elvin naar Parijs te vertrekken in een oude Mitsubishi Sapporo om, zo het lijkt, deze situatie te ontvluchten. Op school wordt ze immers ‘toch niet gemist’.

Brave tattoo

Fay zet zich in alles af tegen haar leeftijdsgenoten en maatschappelijke normen en cijfert ondertussen zichzelf compleet weg. Ze vertoont tekens van depressiviteit. Omdat ze zich te braaf vindt, neemt ze een tattoo, maar dan wel weer een van een lotusbloem. ‘Zelfs mijn tattoo is braaf.’ Daardoor heeft ze echter wel iets ‘kleins en onbelangrijks’ waar ze later spijt van kan krijgen en dat is precies de bedoeling. Ze heeft een hekel aan optimisten, is enorm cynisch en speelt altviool, waar leeftijdsgenoten op hockey zitten en druk zijn met social media.

Licht ontvlambaar

Dat ze uitgerekend Elvin kiest om mee op roadtrip te gaan, lijkt vanaf moment één een slecht plan. Elvins karakter omschrijft zich het best als licht ontvlambaar. De twintigjarige neef van Fay is net ontslagen als fietskoerier omdat hij een klant had uitgescholden voor nazi, waarna hij de pizza uit de doos had gepakt en tegen de voordeur had geplakt. ‘Elvin noemt zijn auto ‘De Sapporno’, dan heb je meteen een idee van zijn humor. Ik noem het een verroeste pauperbak.’

Kruishoutem

Met elke pagina neemt de onzekerheid toe over of het stel Parijs überhaupt gaat bereiken. Dat komt onder meer door de diverse personen die hun pad kruisen. Denk aan een boze pompeigenaar in het Belgische Kruishoutem die Elvin met benzine overgiet. Fays neef heeft natuurlijk geen extra setje kleding meegenomen. Op dag twee stuiten Elvin en Fay op een klooster. ‘Ik ben hier eerder geweest’, zegt Fay direct. Vanaf dat moment wordt het voor de lezer duidelijk dat de roadtrip meer is dan slechts een vakantie.

In het klooster steelt Fay een middeleeuws koorboek. Het boek leidt Fay naar Metz, de stad waar haar vader naartoe ging toen hij zei ‘er even een paar dagen tussenuit’ te willen. Hij kwam alleen nooit meer terug. Het is daar dat Fay eindelijk de lezer een inkijkje geeft in wat haar vaders zelfmoord met haar deed.

Gedeelten van het verhaal lijken zich af te spelen in het hoofd van Fay. ‘Ik kan allerlei gebeurtenissen uit dit verhaal halen en dan nog blijft het mijn verhaal. Zelfs als het hele verhaal een verzameling leugens zou zijn.’ Zo maken we onder meer kennis met Grijze Gijs, een fantasiefiguur waar Fays vader haar verhalen over vertelde.

Karakter

Strovuur komt op verschillende plekken door het verhaal terug. Na de dood van haar vader, koos Fay er bewust voor om niet in een slachtofferrol te kruipen. Die keuze past perfect in de rest van haar karakter. ‘Niet zielig wilde ik zijn, natuurlijk niet, dat is een tactiek die heel kort werkt, die snel opbrandt, als stro.’

Aan het einde van het boek belt Fay (eindelijk) met haar moeder, heeft ze het ook over strovuur, een op het eerste gezicht willekeurig gekozen woord, maar niets is minder waar. ‘Soms probeer je een woord uit in de hoop dat het iets teweegbrengt, dat het iets verandert. Dat je er een vaste vorm door krijgt, iets definitiefs, iets onontkoombaars, al is het maar voor even.’  Eigenlijk is het een van de weinige momenten dat Fay probeert de focus op zichzelf te leggen in de hoop dat iemand haar opmerkt. Zodat ze kan breken met haar vroegere zelfbeeld.

Onheil

Strovuur vertelt het verhaal van een tiener op zoek naar zichzelf. Dat doet Gerwin van der Werf met vlagen heel knap en ontluisterend: steeds leer je als lezer Fay beter kennen. Puzzelstukjes vallen op zijn plek, evenals de absurde avonturen die Fay en Elvin samen meemaken. Tegelijkertijd voel je het onheil dat het stel over zich af lijkt te roepen, waardoor je als lezer wel verder móet lezen.

Sommige passages zijn onnodig lang van stof, bijvoorbeeld wanneer we de auteur van het koorboek leren kennen. Sommige gedachtes van Fay zijn moeilijk te volgen en dat haalt de vaart uit het verhaal. Dat terwijl Van der Werf juist het ontwrichtende verhaal van een meisje op zoek naar volwassenheid probeert bloot te leggen. Dat maakt Strovuur al met al een rake roman met een duidelijk YA-tintje, maar ook een verhaal dat snel in rook opgaat zodra je het boek uit hebt.

 

Boeken / Boeken / Boeken
recensie: Tekens van het onzichtbare (Antoon Van den Braembussche) en Intimiteit en onthechting (Michel Dijkstra)

De zingbare rest

Bijna gelijktijdig verschenen twee boeken die elkaar deels overlappen en soms ook aanvullen: Intimiteit en onthechting van Michel Dijkstra en Tekens van het onzichtbare van Antoon Van den Braembussche.

Michel Dijkstra (1982) is docent en publicist op het gebied van oosterse filosofie en westerse mystiek. Hij promoveerde op het eenheidsdenken bij Meister Eckhart en de Japanse zenmeester Dōgen. Antoon Van den Braembussche (1946) is een Vlaams cultuurfilosoof en dichter die zich specialiseerde in kunstfilosofie en, later, in de vergelijking tussen westers en oosters denken.

Dijkstra definieert mystiek als ‘een proces van innerlijke onthechting of versterving, (…) een tijdelijk opheffen van tegenstellingen [en] (…) de mogelijkheidsvoorwaarde voor een ontmoeting met de onvatbare ander’. Van den Braembussche ziet mystiek ‘als een verdieping van het onzegbare’. De noties van mystiek benoemt hij als ‘het spirituele, de leegte, het onzegbare en het sublieme’.  Hij zoekt net als Dijkstra ‘de affiniteiten en overeenkomsten tussen de verschillende mystieke tradities’ in oost en west. Beiden is het te doen om het onderzoek naar hoe dit in verschillende kunstvormen tot uiting komt, waarbij Dijkstra nog een tweede thema aanroert (levenskunst). Dat laatste richt zich volgens hem ‘op verbinding met de ander zonder jezelf te vergeten’.

Intimiteit en onthechting

Dijkstra verklaart de titel van zijn boek, Intimiteit en onthechting,  aan de hand van de verhouding tussen een man en een dauwdruppel door de dertiende-eeuwse Japanse zenmeester Dōgen. De man wordt weerspiegeld in de druppel en deelt zich als de ander mee. Ze zijn op die manier intiem. Tegelijkertijd is de afstand tussen ‘beide polen’ gigantisch.

Dijkstra beschouwt de dichter Paul Celan, componist Claude Vivier, schrijver Clarice Lispector en beeldend kunstenaar Alberto Giacometti als brandpunten. Al deze kunstenaars onderzoeken in hun werk volgens hem ‘afstand en nabijheid ten opzichte van de ander of het andere’. Waarbij het dan gaat om de polen God-ziel, mens-wereld en ik-de ander.

Tekens van het onzichtbare

Is bij Dijkstra Dōgen het uitgangspunt, bij Van den Braembussche is dat diens Perzische bijna-tijdgenoot en soefimysticus Rumi. In diens poëzie culmineren ‘liefde, stilte en het onzegbare [die] elkaar wederzijds doordringen en vooronderstellen’. In dit verband gebruikt Van den Braembussche hetzelfde woord als Dijkstra in de titel van zijn boek: intiem. In de betekenis van de vervlechting van leven en dood, de doordringing van het zichtbare en onzichtbare. Rumi legt ‘grote nadruk op de extase en de vervoering als onderdeel van de mystiek’ wat in schril contrast staat met ‘mystieke teksten die onbewogenheid, ascese en onthechting hoog in het vaandel dragen’, teksten die met name Van den Braembussche aan de orde stelt. Van den Braembussche beschouwt de stilte bij Rumi en Paul Klee, de leegte bij beeldend kunstenaar Anish Kapoor en de nachttijd van de poëzie bij Celan als tekens van het onzichtbare. Zij zijn zijn brandpunten.

De dichter Paul Celan

Paul Celan is een voorbeeld van een dichter aan wiens werk beide auteurs aandacht besteden. Dijkstra begint zijn boek met hem, Van den Braembussche eindigt ermee.

Dijkstra stelt dat Celan in zijn laatste levensjaren zowel ‘meer dan ooit gepreoccupeerd is door mystieke teksten’, met name die van Meister Eckhart, als terug wil keren tot de oorsprong van de joodse mystiek. De auteur bespreekt enkele van Celans gedichten, zoals Keulen, Am Hof en Jij, wees jezelf, jij, altijd en Het woord van de diepte-in-gaan. Hij drukt zich daarbij soms cryptisch uit; ‘Sommige gedichten (…) lezen als een fenomenologie van deze diepte in het intermenselijke,’ is bijvoorbeeld zo’n zin. En hoewel levenskunst soms wordt aangestipt, is dit hoofdstuk vooral een uitleg van Celan tussen oost en west.

Van den Braembussche legt in zijn hoofdstuk over Celan een ander accent dan Dijkstra. Hij gaat uit van het gegeven dat ‘in de joodse mystiek (…) allereerst de taal centraal staat’ en werkt dit op een heldere, duidelijke manier uit aan de hand van het beroemde gedicht Todesfuge. Hierin gaat het niet om polen zoals Dijkstra ze beschrijft, maar ook een mythische tegenstelling tussen Margarete met het gouden haar en de donkerogige Shulamith. Later komt Van den Braembussche hierop terug, wanneer hij een schilderij van Anselm Kiefer naar aanleiding van dit gedicht bespreekt. Mooi is dat de auteur afsluit met een eigen gedicht, een ‘Coda’ waarin alles als in een soort poëtische samenvatting nog eens langs komt.

Zit er muziek in?

Dijkstra vervolgt zijn boek met een hoofdstuk over de Canadese componist Claude Vivier (1948-1983). De lijntjes naar zowel het thema als de andere hoofdstukken zijn helaas wat dun, zodat het thema muziek niet echt een aanvulling is op Van den Braembussche, die hier geen apart hoofdstuk aan wijdt. Wel eindigt hij zijn hoofdstuk over Rumi met een ontroerende opmerking over muziek, waarvoor je als lezer het essay van Dijkstra zo cadeau zou willen doen. Van den Braembussche citeert Rumi wanneer hij zegt: ‘Laat de muziek dit gedicht voltooien.’ Wanneer taal tekort schiet om het onuitsprekelijke te verwoorden, komt muziek te hulp, ‘doordrongen van heimwee naar de goddelijke oorsprong’. Waarbij tussen twee haakjes kan worden aangetekend, dat Celan het ook over iets vergelijkbaars had: ‘De zingbare rest.’

Muziek komt verder in het boek van Van den Braembussche niet voor, beeldende kunst des te meer, met Paul Klee en Anish Kapoor. Inclusief afbeeldingen. Zoals Dijkstra ingaat op Giacometti, zonder afbeeldingen weliswaar, maar iedereen kan zich er wat bij voorstellen.

Opvallend is dat Van den Braembussche in zijn hoofdstuk over Paul Klee raakt aan het begrip levenskunst dat Dijkstra wilde onderzoeken. Klee richt zich op het eind van zijn leven, ziek en aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, naar zijn diepste ik. De auteur bespreekt hoe hij dit deed aan de hand van de engelenafbeeldingen van Klee. Stapsgewijs en indrukwekkend ontvouwt hij het mystieke karakter van deze eenvoudige potloodtekeningen.

De keus is aan de lezer

Misschien is dit het wat het boek van Van den Braembussche zo bijzonder maakt: hij neemt je in een bloemrijke taal mee in zijn zoektocht naar wat hij de ‘verdieping van het onzegbare’ noemt. Verdieping ook in de zin van stap voor stap te volgen en daarbij soms ontroering oproepend, zoals in zijn eigen gedicht Ein-sof en de korte passage over muziek.

Dijkstra volgt een andere, voor de lezer soms wat minder duidelijk pad in een wat drogere taal. Misschien zit het thema levenskunst hem daarbij iets in de weg en had het boek aan duidelijkheid gewonnen als hij zich, net als Van den Braembussche, tot kunst en mystiek uit oost en west had beperkt en een gelukkiger hand in het kiezen van zijn voorbeelden had gehad. Met uitzondering van Paul Celan, wat bij Dijkstra ook meteen het meest geslaagde hoofdstuk opleverde. In Celan zit ook de overlap tussen beide boeken. Dat kan niet missen. De keus is aan de potentiële lezer.

Intimiteit en onthechting
Schrijver: Michel Dijkstra
Uitgever: Boom Uitgevers
Prijs: € 20,00
Bladzijden: 176
ISBN: 978 90 2443 395 7
Sterren: 3,5
https://www.boomfilosofie.nl/product/100-10130_Intimiteit-onthechting

Tekens van het onzichtbare
Schrijver: Antoon Van den Braembussche
Uitgever: Damon
Prijs: € 19,90
Bladzijden: 160 pagina’s
ISBN: 978 94 6340 295 8
Sterren: 5
https://www.damon.nl/book/tekens-van-het-onzichtbare

Boeken / Fictie

Slachtoffer van haar eigen geluk

recensie: Schijnvrucht – Ingrid de Vries

Shocking! Van onbekende, mannelijke docenten die verliefd worden op een jonge scholiere en voor eeuwig uit de schoolbanken verbannen worden tot oud-presidenten als Silvio Berlusconi die aanpapt met een 17-jarige buikdanseres. Het zijn inmiddels ‘smeuïge’ verhalen die al snel hun weg vinden naar de media. Maar wat als de jonge vrouw in kwestie het gevoel heeft dat ze de liefde van haar leven gestrikt heeft? In Schijnvrucht werpt Ingrid de Vries een heel ander licht op dit soort heikele kwesties.

Een moedergeschiedenis

Auteur Ingrid de Vries, tevens werkzaam als journalist, redacteur, researcher en tekstschrijver heeft voor haar nieuwe boek haar eigen moeder als onderzoeksobject genomen. En niet zonder reden. Haar moeder, in dit boek ‘Anna’ geheten, valt als dertienjarige aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog als een blok voor de twintig jaar oudere vriend van haar vader: ‘oom’ Idzard. De ring om zijn vinger houdt hem niet tegen om met haar het pad der liefde te bewandelen.

Eerst zijn hun ontmoetingen van onschuldige aard: Idzard is professioneel schilder en op Anna’s verzoek geeft hij haar tekenlessen in zijn atelier. Dit zal later uitgroeien tot hun liefdesnest: de enige schuilplaats na schooltijd om zich te onttrekken aan alle vragende blikken. Daarna tracht Idzard ook Anna’s aandacht te stelen onder schooltijd en het hoge verzuim begint Anna’s vader en moeder op te vallen.

Al snel hebben Anna’s ouders het idee dat het contact niet zo pluis is als het lijkt. Anna’s vader, Roger, maakt zich meester van haar meest intieme en geheimen gevoelens door al haar brieven en dagboeken toe te eigenen, waarin Anna zowel geniet als haast ‘panikeert’ van alle verliefde gevoelens die haar overvallen. Zo schrijft ze “Ik ben bang voor zijn hartstochtelijkheid” als ze denkt aan Idzards tastende en strelende handen over haar onderbuik en billen. Vlak na haar veertiende verjaardag ‘kaapt’ Idzard Anna van school en ontmaagdt hij haar in zijn atelier.

Gedoemd?

Vanaf dat moment kan niets of niemand Anna en haar hartstocht in de weg staan: hoewel haar vader haar schoenen iedere avond verstopt en de deur op slot doet, weet Anna het ‘regime’ van haar vader te ontvluchten en blijft ze Idzard ontmoeten. Ondanks de roerige tijden – het rantsoen is karig en de winters zijn koud ten gevolge van Hitlers onvermoeibare wens om de wereld te veroveren – lijkt het alsof Anna haar portie geluk toebedeeld heeft gekregen. Maar dan ontvangt ze een briefje van Idzard (gekregen van zusje Lou, die optreedt als postduif) dat Idzards joodse vrouw Hannah zwanger is. Wat betekent dit voor hun prille liefde?

Dubbele visie

Naïef of smoorverliefd tot over haar oren? De jonge Anna is één van de twee ik-vertellers in dit boek. Zij is als het ware de ‘belevende ik-verteller’, omdat de lezer meekijkt vanuit haar onschuldige blik als tienermeisje. De liefde die ze voelt voor de volwassen Idzard lijkt reëel, maar in hoeverre kun je dat inschatten als je nog maar zo weinig ervaring hebt op liefdesgebied? Idzard lijkt voor haar een obsessie te zijn. Ook als haar ouders haar wegsturen naar Frankrijk en andere plekken, is Idzard in haar hart én hoofd aanwezig.

Er is maar één die kan analyseren hoe die liefde in elkaar steekt en dat is de ‘oudere versie’ van Anna, de tweede ik-verteller in dit verhaal. Dit betreft de 88-jarige Anna, die als een ‘vertellende ik’ terugblikt op haar leven met Idzard. Echt positief kijkt ze niet terug op de jaren die haar gegund werden met Idzard: uiteindelijk wist ze met man en macht haar familie te overtuigen om haar in het huwelijksbootje te laten treden met haar grote liefde. Al die tijd heeft een vraag haar dwars gezeten: “Was ik genoeg voor Idzard?”. Menigmaal werd ze geteisterd door gedachtes over Idzard met andere jonge meisjes en vroeg ze zich tevens af waar hij nou werkelijk van hield: van jonge meisjes of van háár. De mysterieuze Idzard blijft in nevelen gehuld en zelfs op hoge leeftijd kan Anna haar Idzard maar lastig doorgronden.

Ongelukkige huisvrouw

Gedurende het boek zien we eigenlijk maar één Anna: een weifelende en ongelukkige Anna die zichzelf in de weg staat. Het boek heeft een zeer aanwezig droevig karakter. Met iedere tijdsprong weet je dat er nog meer ellende wacht. Anna en Idzard krijgen een dochter, van wie Anna maar weinig liefde terugkrijgt en Anna lijkt zich maar lastig te kunnen wortelen in haar huwelijk. Zeker in haar ondergeschikte positie als huisvrouw en 24/7 poetsvrouw des huizes. Ze bokst iedere dag op tegen de hoge verwachtingen die ze heeft en die haar stuk voor stuk niets bijbrengen. De omwenteling in de gevoelens van Anna zijn magistraal weergegeven in vaak fragmentarische vorm: in kleine stukjes tekst leren we Anna’s gevoelswereld steeds beter kennen. De grote vraag die bij de lezer opspeelt, zou zeker de volgende kunnen zijn: Hoeveel is het je waard om bij je grote geliefde te kunnen zijn?

Staat het mistroostige karakter van het verhaal de lezer in de weg? Zeker niet, want De Vries is een fantastische schrijfster. Ze stopt al haar zinnen vol met dubbele betekenissen, stilistische hoogstandjes en emotie. Het feit dat haar zinnen zo gedetailleerd uitpakken, leidt er wel toe dat het leestempo vertraagt en soms zelfs verstart. Het leest niet vlot weg, maar het is een gelaagd en realistisch aandoend verhaal, dat je twee keer laat denken over iets waar je in het begin nog erg van gruwelde: de liefde tussen een minder- en meerderjarig persoon.

Dit boek zet aan tot het loslaten van vooroordelen en opent de dialoog over de onverwachte doch hartstochtelijke liefdes in het leven. Daar waar je je in het begin slechts ongemakkelijk kunt voelen bij de seksueel getinte passages, zul je later meer openstaan voor Anna’s visie op het gebeurde. Was zij de uiteindelijke overwinnaar tegenover alle vooringenomen types of slachtoffer van haar eigen geluk?

Boeken / Non-fictie

Eerbetoon aan het boek

recensie: Papyrus - Irene Vellejo (uit het Spaans vertaald door Adri Boon)

In Papyrus vertelt classica Irene Vellejo in geuren en kleuren over haar favoriete voorwerp: het boek. Het resultaat is een persoonlijke hommage over boeken door de jaren heen die verder gaat dan een reguliere geschiedschrijving.

Voordat het woord ‘papyrus’ roem verwierf als cheesy Word-lettertype – Saturday Night Live maakte er een geniaal filmpje over – kenden we het eeuwenlang als medium voor het geschreven woord. Het is één van de dragers die voorbijkomt, naast onder meer steen, kleitabletten en perkament. Zelfs de menselijke huid is gebruikt om belangrijke boodschappen over te brengen. Zo schrijft de Griekse historicus Herodotos over een Atheense generaal die zijn schoonzoon wilde aansporen een opstand tegen het Perzische Rijk uit te lokken. Een brief schrijven zou beide levens op het spel zetten. In plaats daarvan werd de boodschap getatoeëerd op het achterhoofd van een bediende. Nadat diens haar voldoende was aangegroeid, kon de bediende veilig de tocht naar de geadresseerde maken, om daar wederom zijn hoofd te scheren en het geheime bericht prijs te geven.

Vrije associaties

Vellejo gidst de lezer langs vervlogen tijden en verloren gegane bibliotheken, waarvan de voornaamste natuurlijk de bibliotheek van Alexandrië is. Oprichter Ptolemaeus I had geen bescheiden streven met zijn project: de bibliotheek moest (kopieën van) álle bestaande boeken bijeenbrengen. Geleerden uit elk volk werden gerekruteerd om alle niet-Griekse teksten te vertalen. In tegenstelling tot de buitenwereld, leefden in de bibliotheek de woorden van Grieken, Joden, Egyptenaren, Iraniërs en Indiërs vreedzaam naast elkaar.

Laat er geen misverstand over bestaan: Papyrus is géén complete of puur objectieve geschiedenis van het boek. In meer dan 500 pagina’s passeren talloze anekdotes de revue. Het boek is veeleer een essaybundel met verhandelingen over de geschiedenis van het schrift en onze omgang daarmee, waarbij de Klassieke Oudheid het zwaartepunt vormt. De essays zijn enigszins naar onderwerp gerangschikt, maar zijn niet chronologisch geordend.

Empathie

Vellejo heeft de zeldzame gave om de geschiedenis tot leven te brengen door zich in te leven in haar subjecten. Een rol perkament is voor Vellejo niet louter een historisch artefact, maar ook het verhaal van een (geletterde!) tot slaaf gemaakte die belast was met de taal om teksten te kopiëren . In Papyrus duiken hier en daar ook persoonlijke herinneringen op: Vellejo vertelt over pestende klasgenootjes op het schoolplein in Zaragoza die maakten dat zij haar toevlucht in boeken zoekt.

Hoewel deze passage aangrijpend is, had hij ook weggelaten kunnen worden. Het doet enigszins aan als een afrekening, waarvoor dit boek wellicht niet de juiste plek is. Toch is het slechts een kleine smet op een fenomenale prestatie. Papyrus is verplichte kost voor iedere boekenwurm!