Theater / Reportage
special: De Nazit

SPRING Festival

Het Utrechtse SPRING Festival is alweer enkele weken achter de rug en heeft dus ruim de tijd gehad om te kunnen bezinken. Theaterredacteurs Steffen en Daniël gingen rond de tafel zitten en bespraken de derde editie van het jaarlijkse festival, een fusie tussen Festival aan de Werf en Spring Dance.

Daniël: SPRING is gericht op vernieuwing en innovatie. Komt dat wat jou betreft terug in de programmering? Wat vind je sowieso van die insteek voor een festival?

Steffen: Nou, een festival beleef je ook buiten de voorstellingen om. SPRING had vorig jaar een groot eindfeest op de toneelvloer van de stadsschouwburg en er was een festivalhart waar verschillende bandjes speelden, werd gepresenteerd en waar een deel van de voorstellingen op straat werden gespeeld. Dan speelt een festival echt in de stad. Dit jaar waren er een aantal installaties, waaronder Wanna Play? Van Dries Verhoeven op de Neude, maar verder ging je Theater Kikker in en uit en dat was het dan. Er was voor mijn gevoel niet echt een ‘beleving’ van het festival in vergelijking met voorgaande jaren.

Daniël: Toch werd er wel gebruik gemaakt van meerdere bijzondere locaties, onder andere het bedrijventerrein Lage Weide en de vorig jaar gesloten gevangenis Wolvenplein. Helaas hebben wij slechts de helft van het programma gezien, waardoor deze laatste aan ons voorbij is gegaan.

Steffen: SPRING heeft als opzet om ruimte te geven aan vernieuwend theater. Ik weet niet of ik zozeer vind dat ze het hebben waargemaakt in wat ik heb gezien. Een tweede functie van het SPRING-festival is ook dat ze de producent zijn van enkele voorstellingen en dat ze makers voor de langere duren ondersteunen. Bepaalde artiesten komen daardoor geregeld terug. Enerzijds is het goed dat het festival nieuw talent ondersteunt, maar hierbij moet wel naar de kwaliteit gekeken worden.
Er staat al op de website van SPRING dat zowel Jan Martens als Nicole Beutler volgend jaar weer met een voorstelling terug zullen komen op het festival. Tevens waren ze ook bij eerdere edities betrokken.

Daniël: Dries Verhoeven heeft ook al meerdere edities meegemaakt en Theater Utrecht (het voormalige De Utrechtse Spelen) heeft ook voor de tweede maal een première op het festival. Dat maakt de kritiek wel terecht dat de vernieuwing qua programmering niet helemaal waar wordt gemaakt. We hebben nu al vier namen gezien die al terug zijn gekomen, waarvan er twee met zekerheid volgend jaar weer geprogrammeerd worden.

Provocatie?

Steffen: Voor we op specifieke dingen in gaan: vond je het een leuk en geslaagd festival? Heb je een goede week gehad?

Daniël: Ik heb wel een goede week gehad, maar ik vond zeker niet alle voorstellingen geslaagd. Vaak lijken voorstellingen vanuit een bepaald concept te vertrekken, maar zijn ze niet consistent genoeg en is te weinig nagedacht over het concept zelf. De voorstellingen gaan daarom soms een beetje prat op het experiment om het experiment, maar vormen vaak geen sluitend geheel. Dat is niet altijd het geval, maar Ode to the attempt en 5: Echo waren hier goede voorbeelden van.

Steffen: Als je het dan hebt over een inconsequent thema, of niet doorgevoerd concept, kan je dan bijvoorbeeld bij de voorstelling van Jan Martens een voorbeeld geven van iets wat niet consequent werd doorgevoerd?

Daniël: Het was geen ode aan de poging, het waren veertien solo’s, performances of korte dansen, een gedeeltelijke afdaling in de dansgeschiedenis: klassieke dans, minimalistische dans enzovoort. Daar kan je al vragen waarom is dat gelinkt aan het pogen. Het zijn juist allemaal stijlen die door en door ontwikkeld zijn.. Het idee van poging vond ik dus weinig terugkomen. De luchtige terzijdes werkten evenmin, maar dat is persoonlijke smaak.

Steffen: Scherper gezegd, hij leek niet te snappen wat het begrip ‘attempt’ betekent. Tijdens het nagesprek in Theater Kikker bleek dat hij  vlak voor de voorstelling spontaan bepaalt welke performances hij uitvoert. Een concreet voorbeeld is dat hij uit een liedje een paar scheldwoorden knipt en herhaalt. Dat is dan zijn poging tot wraak op een ex. Daarin probeerde hij grappig te zijn en naar mijn smaakt lukte hem dat niet: ik vond de grappen niet alleen niet goed, maar vooral niet origineel.  Er zit een stukje in dat hij voor de grap zijn piemel laat zien onder het kopje van provoceren, maar wat is daar nog provocerend aan?

Daniël: Als Nicole Beutler in 5: Echo een ellenlange monoloog (want there’s no such thing as waste time) in evakostuum voordraagt, kun je weinig anders dan zuchten. Ik heb zelfs maar één voorstelling gezien waar de mensen al hun kleren aanhielden, namelijk Beside the scenes van Hofmann&Lindholm. Naaktheid wordt in het festival nog steeds vaak als provocatiemiddel ingezet, in plaats van als esthetisch of artistiek middel. Daar zijn gelukkig wel uitzonderingen op, zoals de ontroerende regenscène in  Stad der blinden van Theater Utrecht.
Bij You’re not alone van Kim Noble had het naakt ook een directe inhoudelijke functie, die verder ging dan de provocatie. Het wegcijferen van zijn identiteit gebeurde deels door de modificatie van zijn lichaam. Dit deed hij met digitale nabewerking, maar ook door zijn geslachtsdeel naar achter te plakken zodat je niks meer tussen zijn benen zag. Zijn personage dacht dat je om een ander mens te behagen moet voldoen aan diens wensbeeld, in plaats van jezelf te zijn. Door zijn lichaam aan te passen kwam hij tegemoet aan de begeertes van personen aan wie hij voorwendde dat hij een vrouw was.

Steffen: You’re not alone was dan ook ons beider favoriet op het festival. Ik zou zijn voorstelling willen scharen onder outsider art. Hij stapt heel erg esthetisch correct over naar de wereld van de perversie, zij het dat deze in zijn visie niet pervers maar volstrekt logisch is. Op een integere manier bewandelt hij de grens van de goede smaak. Daarin ken ik zijn gelijke niet.

Daniël: Op de tweede plek komt voor mij van Stad der Blinden van Theater Utrecht. Regisseur Thibaud Delpeut heeft ten eerste mijn interesse omdat hij een aansprekende onderhuidse regiestijl heeft, maar ook omdat hij heel vaak werk neemt van auteurs die mij na aan het hart liggen: Albert Camus, Sarah Kane, en dit keer dus José Saramago. Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik De stad der blinden ook ken naar aanleiding van een interview met Delpeut. Dit was de eerste voorstelling die ik van hem heb gezien die niet gebaseerd was op een theatertekst maar op een boek, een roman, en daar ligt meteen een moeilijkheid voor de adaptatie: de unieke literaire stijl van Saramago is moeilijk over te brengen op het toneel. In de voorstelling spreekt de alwetende verteller soms bij monde van de personages, maar daardoor gaat een zeker literair aspect verloren. Ook zijn enkele van de mooiste scènes uit het boek weggelaten. Wel maakt de voorstelling prachtig gebruik van de ruimte (een diepe loods) en wordt menselijk contact tot op het bot ontleed: van de terreur van het recht van de sterkste tot niet-discriminerende tederheid.

Kijkhouding

Steffen: Wat vond je van Beside the scenes, dat van tevoren werd aangekondigd als een geheel nieuwe kunstvorm?

Daniël: Beside the scenes was een zeer consequent doorgevoerd concept en de beelden waren in hun geometrische esthetiek best mooi, maar er werd eigenlijk te weinig mee gedaan om het inhoudelijk interessant te maken. De selectie van ‘de stiltes voor het beslissende moment’, uitgevoerd in verstilde zwartwitprojecties, was grotendeels gericht op Duitsland en de eerste helft van de twintigste eeuw. Door stilering en mystificatie voelde het soms aan als een quiz: raad de belangrijke gebeurtenis. Toch was het een prettig serene ervaring na de voorstelling van Jan Martens.

Steffen: Ik zag er een soort museumexpositie in. Dat is in potentie interessant in het theater, omdat je dan je kijkhouding moet veranderen. Wat er eigenlijk hoofdzakelijk veranderde is dat je niet kon doorlopen als je het wel gezien had, zoals je bij een expositie wel kan. Daarbij is het Nederlandse theaterpubliek niet eerlijk genoeg om op te staan als de aandacht er niet meer is.
Die vergelijking tussen theater en beeldende kunst maakt Dries Verhoeven ook in een interview op de website van SPRING. Hij vindt als theatermaker juist de presentatievorm van de beeldende kunst interessant, omdat de kijker een actieve beslissing moet maken: blijf ik kijken of loop ik door?
Zijn doorlopende performance Wanna Play was een installatie waarbij je inderdaad met die houding kon kijken naar zijn glazen kooi. Je kan zelf het concept tot je nemen, het idee begrijpen en als het binnen is gekomen doorlopen of juist kiezen om langer te blijven kijken.  De voorstelling Beside the Scenes had ook die vorm kunnen hebben.
Er is overigens nog steeds een voorstelling die we wel hebben gezien, maar steeds niet aan bod is gekomen.

Daniël: Je doelt op We don’t speak to be understood van Pieter Ampe en Benjamin Verdonck: Badinerend gezegd bestond de voorstelling uit twee Belgen die gekke dingen met elkaar doen met een humoristische intentie. Voor mij werkte het niet: de visuele grappen waren niet creatief genoeg.

Steffen: Ik moest soms lachen om de timing, vanwege de opbouw. Ze waren vaardige performers met een sterk mimespel, maar het had te weinig inhoud. De voorstelling heeft de minste indruk gemaakt van het festival.

Daniël: Wat ik hier ook ergelijk vond was het nagesprek. Het concept is dat het publiek na afloop de kans krijgt om een vraag op te schrijven. Vervolgens is er een presentator die tien minuten lang de publieksvragen voorlegt aan de artiest. Ampe en Verdonck weigerden puberaal daadwerkelijk op de vragen in te gaan, los van of het een goede vraag is of niet. Ga dan ook niet akkoord met het concept van het nagesprek.
Bij Jan Martens werkte het nagesprek beter: hij was in ieder geval opener. Toch bleef het  nagesprek te veel een gelegenheid om lof te uiten en een vrolijke noot toe te voegen: de mogelijkheid om kritische vragen te stellen werd niet benut.

Steffen: Dit zal helaas ook niet zo snel gebeuren. De mensen met de meeste kritiek stellen geen vragen, maar zitten boos met de armen over elkaar.

Daniël: Laten we dan afsluiten met een hand in eigen boezem: ook op ons als vermeend kritisch publiek valt het een en ander aan te merken.