Theater / Achtergrond
special: Een impressie

Kunstenfestivaldesarts 2008

Horizonverbredende internationale kunst. Van 9 tot en met 31 mei stond Brussel tijdens het groots opgezette Kunstenfestivaldesarts in het teken van podiumkunsten en beeldend werk van de meest uiteenlopende makers. Zoals het festival het zelf formuleert: “Het Kunstenfestivaldesarts is een creatiefestival voor kunstenaars met een persoonlijke kijk op de wereld, en toeschouwers die hun eigen perspectief in vraag willen stellen.” 8WEEKLY-redacteur Sara van der Kooi pikte het staartje mee van dit blikverruimende evenement.

Lees nu de recensies van: Collectie – Benjamin Verdonck | All Over – Dan Perjovschi | Regarding – Isabelle Dumont, Annik Leroy en Virginie Thirion | Freetime – Toshiki Okada | Finales – Beatriz Catani | 12 / … im linken Rückspiegel auf dem Parkplatz von Woolworth – VA Wölfl


Kunstenfestivaldesarts (KFDA) richt zich voornamelijk op podiumkunst en performance en zoekt daarin naar het niet gangbare, het onalledaagse. Het programmeert grensverleggende kunstaars met een eigen, karakteristiek handschrift, die bij voorkeur zowel in hun eigen land als internationaal worden beschouwd als vernieuwend of avant-gardistisch. Geen eenvoudige doelstelling, wel een zeer prijzenswaardige. Want uiteraard wordt er buiten het Nederlandse taalgebied vreselijk veel interessante podiumkunst gemaakt, maar wanneer krijg je nou de kans dat te zien? Het andere grote internationale festival, het (peperdure) Holland Festival, richt zich vooral op internationale zwaargewichten. Enigszins vergelijkbaar met KFDA is De Internationale Keuze (een initiatief van de Rotterdamse Schouwburg) en het Groningse Noorderzon, maar vergeleken met het Brusselse festival staan deze qua omvang nog in de kinderschoenen. Bovendien, zoals Raoul Heertje (dit jaar de voorzitter van de TheaterFestival-jury) onlangs opmerkte: het Nederlandstalige theater is als een dorp. Heertje bedoelde een dorp waar weinig mensen (lees: publiek) komen, maar ook een dorp waar invloeden van buitenaf maar mondjesmaat worden toegelaten; bijna Staphorsterig in zichzelf gekeerd en zelfgenoegzaam terend op zijn eigen overtuigingen.

Natuurlijk is dit ietwat gechargeerd en geldt deze houding lang niet voor alle makers en voor al het publiek. Voor de wel nieuwsgierigen voorziet het Kunstenfestivaldesarts dan ook in een behoefte. Want hoewel misschien niet alle geprogrammeerde werken even geslaagd zijn, bieden ze stuk voor stuk wel nieuwe handvatten voor beleving van en reflectie op de hedendaagse kunstpraktijk. Met onder meer Japanse choreografieën, Samoaans getuigenistheater, Griekse processies, Chinese lecture-performance, Brusselse dans en Duitse audiovisuele installaties biedt KFDA een eclectische mix van belangwekkende actuele kunst. Toegegeven: een bezoek van drie dagen is niet voldoende voor een weloverwogen verslag van dit veelzijdige festival. Daarom leest u hier slechts een impressie, een indruk gebaseerd op een zestal performances en exposities.

Voor het gehele programma van Kunstenfestivaldesarts, klik hier.

Zaterdag 31 mei

Geen betere stad voor een internationaal georiënteerd kunstenfestival dan Brussel. Deze metropool waarin talen, bevolkingsgroepen, religies en politieke stromingen mengen en botsen, lijkt een ideale plek voor open vensters, voor dialoog. Maar een ideale stad is het niet. De bewoners van afzonderlijke wijken (in het Vlaams: gemeenten) zijn sterk van elkaar gescheiden in sociale klassen en etnische afkomst. Doordat KFDA op uiteenlopende locaties door de stad zijn programma neerzet, biedt dit ook een aardig beeld van de Brusselse samenleving. Zo staat in de Gemeente Vorst (een Belgische ‘Vogelaarwijk’) het bijzondere centrum voor beeldende kunst Wiels. Gevestigd in een modernistische voormalige bierbrouwerij, biedt het nu expositieruimte voor cutting-edge beeldende kunst. In de zolder en in de kelder zijn twee kleine ruimtes gereserveerd voor het KFDA.

Helemaal bovenin staat Collectie van Benjamin Verdonck. Verdonck is vooral bekend als een grensverleggend theatermaker die, verbonden aan het Antwerpse Toneelhuis, performances in de publieke ruimte en performance-achtige voorstellingen in het theater maakt. Onlangs herhaalde hij in Rotterdam zijn performance Dooi Vogeltje, waarvoor hij een week in een nest aan de Weenatoren doorbracht (www.nest-rotterdam.nl). Uit zijn Collectie blijkt dat Verdonck naast theatermaker een verwoed verzamelaar is. Een verzamelaar van overbodige voorwerpen, welteverstaan. Twee stellingkasten vol enkele (verloren?) handschoenen, prachtig op kleur gesorteerd. Fascinerend is ook een vitrinekast gevuld met duo’s van de meest buitenissige objecten, getiteld 2×50= my favourite things. Hierin verbindt hij objecten uit verschillende periodes uit zijn leven met elkaar. Naast zijn eerste melktand uit 1978 ligt een pin die in 1994 uit zijn been werd verwijderd. Haarlokken van geliefden, een leeg cassettebandje, toegangskaartjes van voorstellingen, een vogel- en een kikkerlijkje, ringetjes, steentjes, onduidelijke klontjes, het is een persoonlijk rariteitenkabinetje. Met wat eenvoudige uitleg erbij biedt het een intiem inkijkje in de belangrijke gebeurtenissen, ontmoetingen, voorstellingen en de geliefden in Verdonck’s leven.

Een groot deel van de tentoonstelling wordt gevormd door Verdonck’s onuitgevoerde plannen. Maquettes van waanzinnige paleizen met schreeuwende kleuren en slogans die mensen en varkens oproepen binnen te komen, om te consumeren of geconsumeerd te worden. Het is hard, rauw en over de top. Hoogtepunt vormt het onvoltooide werk De Ark, een volledig uitgewerkt plan om een enorme boot te bouwen, midden in de stad op het dak van een gebouw. Ook hiervan maakte Verdonck een prachtige maquette. Voor de ark staat, met de nok van het dak verbonden, een enorme katapult. Klaar om de boot, eenmaal gevuld met de dieren uit de absurde verzameling van deze zeer oorspronkelijke kunstenaar, het luchtruim in te schieten. Helaas wegens technische bezwaren nooit uitgevoerd maar des te meer ontroerend. Benjamin Verdonck bewijst zich met deze Collectie weer eens als een bijzonder eigenzinnig maker. Of misschien is schepper een beter woord?

Fotografie: Rudi Rimaux
Fotografie: Rudi Rimaux

Een kleine kelderruimte van Wiels is gereserveerd voor graffiti-kunstenaar Dan Perjovschi. Onder de noemer All Over presenteert hij hier zijn door de actualiteit geïnspireerde muurtekeningen. Perjovschi’s werk is van een verbluffende eenvoud. Met heldere viltstiftstreken en een paar woorden roept hij op de witte muren van de ruimte een wereld van kritiek op politiek, kunst en maatschappij op. De tekeningen beslaan de muren, gedeeltes van het plafond, een pilaar, een paar tafels en zelfs de ramen van de relatief kleine ruimte. Bij de ingang staat, nog net leesbaar: “I like to draw. If I draw I understand.” Een betere introductie van Perjovschi’s werk is nauwelijks denkbaar. Met zijn cartooneske, humoristische tekeningen probeert hij grip op een onbegrijpelijke, absurde wereld te krijgen. Zijn observaties zijn onthutsend raak en eenvoudig. Ze leggen bloot hoe media de mensen regeren. Sterk is de tekening waarin een computer tegen het mannetje dat erachter zit zegt: “Your memory is ridiculous.” Maar ook maatschappelijke onderwerpen snijdt Perjovschi aan, hij heeft het over centrum versus marge, macht en corruptie, politieke spelletjes. Door intelligente omdraaiingen legt hij actuele pijnpunten bloot. Zo zien we een mannetje met op zijn hand een pop. Hier is echter niet de man de poppenspeler, de handpop heeft letterlijk de touwtjes in handen en bespeelt de man als een marionet. Een simpele, grappige tekening die indringende vragen oproept over macht en machtsverdeling. Ook andere actuele thema’s zoals de frictie tussen Vlaanderen en Wallonië, de (schijn)eenheid in Europa, het debat over etnische minderheden en klimaatverandering komen voorbij. Vaak zijn de tekeningen erg raak in hun boodschap. Maar het lijkt of de kunstenaar gaandeweg het tekenen wat aan inspiratie heeft verloren. Het is duidelijk welke route Perjovschi door de ruimte heeft afgelegd, de muren worden allengs leger. Daar waar de structuur van de muur grover wordt, is een aantal tekeningen mislukt en vol ergernis doorgekrast. Maar ook inhoudelijk zijn ze daar minder interessant, het venijn van de eerste tekeningen vind je daar niet meer terug, de urgentie lijkt wat opgedroogd. Dat neemt niet weg dat Perjovschi een ontdekking is. Hij moet echter op zijn hoede zijn voor de overkill. De simpelste tekeningen zijn het scherpst. Onder de woorden ‘Gobal warming’ staan twee eenvoudig getekende mannetjes. De linkse is neutraal, de rechtse is bijna even neutraal maar heeft zweetplekjes onder zijn oksels. Oorzaak en gevolg, eenvoudig maar op het scherpst van de snede. Dit is graffitikunst die je op elke straathoek zou willen zien; ontregelende eye-openers middenin de hectiek van alledag.

Fotografie: Indra van Gisbergen
Fotografie: Indra van Gisbergen

De ogen openen, dat is ook wat Isabelle Dumont, Annik Leroy en Virginie Thirion willen bereiken met hun creatie Regarding. Met gebruik van video, tekst en performance geven zij in een Gesamtkunstwerk commentaar op de manier waarop de media met rampen omgaan, en meer specifiek op de impact en de hypocrisie van oorlogsfotografie. De kunstenaressen zijn hierbij geïnspireerd door Susan Sontags boek Regarding the pain of others, waarin zij de ongebreidelde sensatiedrift van media en de impact die verslaggeving van rampen op het collectieve bewustzijn heeft, analyseert. In een verduisterde ruimte van de gerestaureerde suikerfabriek La Raffinerie, huis van het Waalse dansgezelschap Charleroi/Danses, presenteren zij dit werk. Rondom een schaars verlichte speelvoer staat een aantal schermen waarop afwisselend documentaireachtige video’s, oorlogsfoto’s en tekstanimaties worden getoond. Een stem klinkt als een voice-over, de spreekster zit een stukje verderop aan een tafeltje met een microfoon. Op de speelvoer een vrouw in korte zwarte rok en witte bloes. Naast haar staat grime, of beter gezegd de schmink die gebruikt wordt om wonden mee te simuleren. Nepbloed, klei, talkpoeder en een beetje pudding dat, vermengd met bloed, schmink en aarde, het vlees uit gapende wonden moet verbeelden. Rustig en zorgvuldig brengt de vrouw het spul aan en transformeert zichzelf tot lijk. Ondertussen zien we op de schermen oorlogsfoto’s en horen we de voice-over een gedetailleerde beschrijving geven van andere beelden van mensen die gefusilleerd worden. De beschrijving die ze met heldere stem geeft is nauwkeurig en indringend en hetzelfde geldt voor de foto’s van oorlogsslachtoffers, dood of (amper) levend. Maar het is rood, op rood, op rood. Vanuit alle hoeken wordt de kijker gebombardeerd met heftige beelden. Dat stompt af, het is voorspelbaar en wordt op den duur zelfs saai. Waarschijnlijk is dit juist wat de drie kunstenaressen aan de kaak wilden stellen: hoe de mensen door een overdaad aan beelden ongevoelig worden voor het echte leed. Maar zelf weten ze deze valkuil niet te omzeilen. Al na vijf minuten is het publiek zijn interesse kwijt, ze weten al precies waar Regarding naar toe zal gaan: een zogenaamd schokkend eindbeeld van een ‘lijk’, omringd door nog meer schokkende beelden. Dat dit alles geen indruk maakt is misschien op zichzelf een onthutsend feit, Regarding wordt er als kunstwerk echter niet sterker door.

Van de grimmige achterstandswijk Charleroi naar de oude, toeristische binnenstad waar de Beursschouwburg (tevens festivalcentrum) zich bevindt, is een wereld van verschil. En terwijl buiten de uitbundige volkse straatcarnavalsstoet Zinneke met fanfares, steltlopers en reusachtige poppen voorbij trekt, komt binnen in het theater een uiterst ingetogen en introverte cultuur tot leven, namelijk de Japanse. Over contrasten gesproken.

Fotografie: Geert van den Eede
Fotografie: Geert van den Eede

Freetime heet de voorstelling van regisseur Toshiki Okada, die hij maakte met zijn gezelschap chelfitsch. Centraal thema in het werk van Okada is vrijheid; in deze voorstelling toegespitst op keuzevrijheid. In hoeverre is het leiden van een gestructureerd en voorspelbaar leven een keuze en hoeveel ruimte is er nog in een dergelijk leven voor individuele keuzes? Het verhalende kader is eenvoudig. Alles draait om een jonge vrouw die iedere dag vroeg opstaat, zodat ze vóór haar werkdag begint een half uur tijd voor zichzelf heeft. Ze brengt die tijd door in een typisch Japans familierestaurant, waar ze voor 160 yen iets te drinken bestelt. Dan schrijft ze in haar dagboek, of eigenlijk tekent ze er wat in. Als het halve uur om is, gaat ze naar haar werk. Freetime draait om dit gegeven. Vanuit verschillende invalshoeken wordt het gedrag van de vrouw besproken, de serveerster en de andere klanten van het restaurant maar ook zijzelf geven commentaar op haar gedrag. De voorstelling is fragmentarisch en heeft een hele losse structuur. De spelers spreken (Nederlands ondertiteld) op een nonchalante toon, bijna onverschillig en met veel ‘ehs’ en ‘zeg maars’ er tussendoor. Hun bewegingen hebben niets te maken met wat ze zeggen. Met hun voet duwen ze tegen een stoelleuning aan, ze maken eens een kniebuiging, ze gaan er bij liggen. Aan de ene kant zijn ze typisch Japans bescheiden maar soms lijken ze ook bijna apathisch, zo ongeïnteresseerd stellen ze zich op.

Freetime bestaat uit twee delen. Voor de pauze is het voornamelijk exposé, een schets van de situatie vanuit verschillende oogpunten. Na de pauze wordt het wat interessanter, dan fantaseren de spelers over wat er zou gebeuren als de vrouw ineens een half uur te laat kwam. Hoe zouden haar collega’s daar op reageren? Of, nog spannender: wat zou ze allemaal niet kunnen doen als ze elke dag een uur tijd voor zichzelf zou nemen? Mogelijkheden zat, maar aan het einde concludeert de vrouw toch dat het precies goed is zo, een half uur iedere ochtend. Zo heeft ze toch een bewuste keuze gemaakt.

Okada onderzoekt het thema vrijheid binnen een leven vol beperkingen en dat doet hij overtuigend. Hij werkt gestaag en consequent naar een conclusie toe en biedt tegelijkertijd een aardig kijkje in het leven van de doorsnee Japanner. Alleen: het is zo zouteloos, zo introvert, zo weinig verrassend. Misschien is een beter begrip van de Japanse cultuur wel nodig om deze voorstelling te kunnen waarderen. Freetime is net zo weinig expressief als een Japanse Zentuin vol kiezelstenen.

Vrijdag 30 mei

In een andere achterafbuurt van Brussel bevindt zich, verscholen in een steegje, het Théâtre L’L. Hier wordt een van de langst spelende voorstellingen van het festival opgevoerd. Zuid-Amerikaans theater wordt in Europa maar weinig vertoond, Spanje uitgezonderd.

Fotografie: Almudena Crespo
Fotografie: Almudena Crespo

De voorstelling Finales van Beatriz Catani, een Argentijnse regisseuse en toneelschrijfster, maakt alleen al om die reden nieuwsgierig. Maar de toelichting in het programmaboekje doet het hem pas echt. De voorstelling gaat over een doorwaakte nacht van hoofdpersonage Amelia, die een (levende!) kakkerlak plattrapt terwijl ze op haar walkman luistert naar het marslied van legendarisch president Juan Perón, volksheld en echtgenoot van de even legendarische Evita. Gedurende de uren durende doodsstrijd van het kevertje, blijft zij wakker, haar verleden, heden en toekomst overdenkend. Een intrigerend gegeven: wat maakt het overlijden van een simpele kakkerlak zo overweldigend dat je er niet meer van kunt slapen?

De mise-en-scène van Finales is eenvoudig. Een driezitsbank, twee metalen kasten tegen de linkermuur en rechts een schouw en een houten boekenkastje. Dit is de kamer waarin Amelia en haar drie alter-ego’s de nacht doorbrengen. Alter-ego’s inderdaad, want het personage lijkt zich op te splitsen in vieren. Naast de reflectieve oudere vrouw Amelia zijn daar de dochter, die het vooral over haar relatie met haar moeder heeft; de hoopvolle, die alleen in toekomstige tijd spreekt; en de zwakke, een jongen die constant snottert en heel melodramatisch “ay, ay!” roept. Samen praten, lachen, vechten en gillen ze; hebben ze elkaar en vooral het leven lief. De scènes volgen elkaar associatief op, zwalkend door de nacht. Vaak valt er amper een touw aan vast te knopen. Maar zo verward en ontredderd als deze personages zijn, zo hekenbaar zijn ze ook. Scherend langs de grens van Latijns-Amerikaans melodrama gillen de personages wat af, spugend en masturberend. Toch houden ze het vooral klein en dichtbij, en dat dwingt bewondering af. Tekenend is de scène waarin ze vertellen over het vijfjarige meisje dat midden in de herenkapsalon van haar vader op een tafel gaat staan, wulps dansend en zingend. Ze wordt door haar moeder van de tafel gegooid en uitgelachen. Want dat is onnatuurlijk, meisjes van die leeftijd die zich uidagend gedragen. Een van de actrices herhaalt, zich inlevend in het kind: “Ik wilde alleen maar zingen, ik wilde alleen maar dansen.”

Finales gaat over vrouwen die ondanks de verdrukking door hun moeders, mannen en henzelf, zoeken naar hun eigen kracht en de vrijheid om het leven te leiden zoals zij dat willen. Het levert een gloedvol stuk op, een dwingende voorstelling met een hartenklop.

Donderdag 29 mei

Fotografie: Constance Neuenschwander
Fotografie: Constance Neuenschwander

De wat traditionelere theaterhuizen van Brussel bevinden zich in het centrum van de stad. In het Kaaitheater staat de performance met de verwarrende titel 12 / … im linken Rückspiegel auf dem Parkplatz von Woolworth. Dit bizarre werk is van de hand van de controversiële kunstenaar VA Wölfl en zijn Düsseldorfse gezelschap NEUER TANZ. Bizar is een treffend woord voor deze voorstelling, die tegelijk oerlelijk, weerzinwekkend grappig en ontzettend sterk is. VA Wölfl onderzoekt hoe ver anti-esthetiek kan gaan en, zo blijkt in deze productie, dat kan behoorlijk ver zijn.

In anderhalf uur wordt door acht dansers/zangers/performers een radio-uitzending van een Britse leger radiozender in muziek en beeld uitgewerkt. Gebaseerd op een schijnbaar echt bestaand radioprogramma, bieden deze performers vermaak voor ‘onze jongens’ in de oorlogsgebieden. In Uruzgan, Irak, al die mensen die zo ver weg zitten en in de vorm van een lekker plaatje wel een hart onder de riem kunnen gebruiken. Een vrouw in een latex catsuit zingt stoïcijns zoetige meezingers in een microfoon. Een achtergrondkoortje met al even lege blik produceert met simpel handgeklap een strakke beat. Een andere vrouw smijt een viool kapot en loopt even later rond met twee violen onder haar voeten vastgebonden. Alles is even scherp getimed en in een onberispelijk strakke choreografie gezet. Hierdoor is zo goed als geen ruimte voor een verlossende lach om al die lelijkheid en al die idiotie. En, heel belangrijk, hierdoor blijft de voorstelling op net genoeg afstand van barokke kitsch. Ondertussen schuift er steeds maar tergend langzaam een gordijn van (gedeeltelijke) skeletten voor de speelvloer langs.

VA Wölfl bestendigt zijn reputatie als controversieel kunstenaar met dit ballet-concert dat alle grenzen van de goede smaak ver overschrijdt, maar dat de toeschouwer desondanks diep weet te raken. Zozeer zelfs dat de helft van het publiek de voorstelling voortijdig verlaat. Ze hebben helaas een belangrijk punt in dit werk gemist. In zijn weerzinwekkende overload aan lelijkheid maakt VA Wölfl namelijk scherp invoelbaar dat alle afschuwwekkende dingen die op de wereld te vinden zijn nog niet opwegen tegen de lelijkheid van oorlog en het geweld dat mensen elkaar aandoen. De performance eindigt in een ellenlange herhaling van een platvloers popnummer. Alsof de naald van de pick-up in de groef blijft hangen, zingt de groep: “Who wants freedom, just give us money.” Deze ijzingwekkende slotscène is ijzersterk want hij doet je beseffen: er is geen slechtere smaak dan de smaak van oorlog.