Theater / Achtergrond
special: De veertiende editie

Festival CEMENT

Het zijn de jonge, nieuwe makers die de podia van Festival CEMENT bevolken. Door hen de kans te geven zich te presenteren, creëert CEMENT een brug tussen talent en (vak)publiek. Op 3 april wordt het startschot van deze 14e editie van het festival gegeven. Het festivalhart is de Verkadefabriek in Den Bosch.

Een twaalftal schrijvers, theatermakers en choreografen hebben de kans zich op CEMENT te presenteren. Daaronder zijn maarliefst vijf (Nederlandse) premières. Talentspotten is voor veel vakpubliek het doel van dit festival. Zo won Emke Idema, die zowel in 2011 als nu met een voorstelling (Stranger) op CEMENT staat de Dioraphte Stimuleringsprijs 2013. Dezelfde prijs ging in 2012 naar Lisa Verbelen. Daarmee kon zij  haar concept BOG van dat jaar uitwerken tot een volledige voorstelling op het huidige festival. Voor het publiek biedt CEMENT vooral de mogelijkheid iets nieuws, iets vernieuwends, te zien. Met een work in progress of compleet uitgewerkte producties, de volgende generatie makers staat te trappelen zich aan het publiek te presenteren.

Lees nu de recensies van:
BOG – Lisa Verbelen, Sanne Vanderbruggen, Benjamin Moen en Judige de Joode | Recht zal zijn wat ik zeg! – Thomas Janssens en Matthias Meersman | Klandizie – Karin Netten

Een wereld die teveel verandert
Klandizie – Karin Netten
Met Dimme Treurniet, Thijs Bloothoofd en Sevil Aydin
Op locatie, ’s Hertogenbosch • 6 april

Fotograaf: Dolph Catrijn

Fotograaf: Dolph Catrijn

Karin Netten staat dit jaar voor de vierde keer met een voorstelling op CEMENT. Een intieme, herkenbare voorstelling met oog voor het kleine, menselijk leed is wat zij haar publiek wil tonen. Theater is er volgens haar voor gemaakt om ’troost te vinden, je even niet alleen te voelen’.[1] Troost is iets dat Bertus goed kan gebruiken. Hij staat al dertig jaar in zijn met faillissement bedreigde electronicazaak die hij samen met zijn zoon Toon runt. Nu heeft hij een huurachterstand bij zijn allochtone buurman, aan wie hij de zaak heeft verkocht. Diens dochter probeert Bertus erbovenop te helpen, maar Bertus zal eerder breken dan buigen.

Eigenlijk heeft Klandizie geen drie, maar vier spelers. Zonder de muziek zou  namelijk een deel van de voorstelling verloren gegaan zijn. Vooral zoon Toon, met zijn mentale achterstand, lijkt zich het beste te uiten terwijl hij met Nederlandstalige volksmuziek meezingt. Op zijn geheel eigen manier, dat wel. Woorden zijn soms gemaakt en kunnen tot misverstanden leiden. Bertus en zijn zoon spreken bijvoorbeeld regelmatig een compleet andere taal. En wanneer Toon frasen als ‘dat grenst aan het onbetamelijke’ en ‘ik wil ook onstuimigheid’ in de mond neemt, blijven deze woorden leeg en betekenisloos of zelfs lachwekkend.

Bertus kan alle veranderingen in het leven niet meer bijhouden. In zijn vertrouwde wijk zijn nu een Turkse bruidswinkel, een Perzische tapijtenzaak en talloze belwinkels en de enige die de zaak van Bertus nog binnentreedt, is de deurwaarder met zijn koffertje. Wat uiteindelijk overblijft is de band tussen vader en zoon. Zo zet Netten een voorstelling neer die door zijn eenvoud en het goede spel ondanks het menselijk leed inderdaad ook troost biedt.

Het leven gedeconstrueerd
BOG – Lisa Verbelen, Sanne Vanderbruggen, Benjamin Moen en Judith de Joode
Theater Artemis, ’s Hertogenbosch • 4 april

Fotograaf: Benjamin Klein

Fotograaf: Benjamin Klein

Hoe ziet het leven van een theatermaker er uit? Is er zoiets als een blauwdruk van het leven? Volgens Lisa Verbelen en haar collectief wel. Zij hebben het hele leven, van niemand en van iedereen, compleet gedeconstrueerd en opgedeeld in periodes en schakelmomenten. Zo gaat BOG over iedereen, want het is onmogelijk niets van jezelf te herkennen. In een stortvloed van zinnen, frasen en woorden laten de vier jonge makers het leven over je heen komen. Het podium is een tiental betonnen blokken waarop de vier, dicht op elkaar gedrukt, hun verlangens, hun dromen, angsten, verdriet en woede onder woorden brengen. Het leven lijkt zo simpel, maar daardoor niet minder aangrijpend. Alle vier de makers bezitten een innemende openheid waarmee ze hun emoties schijnbaar moeiteloos op het publiek projecteren.

Op een bepaald moment worden de onzekerheid, het verlangen en de onbeholpenheid van de eerste keer seks uitgelicht. Het publiek lacht een ongemakkelijke gniffel van herkenning. De makers worden echter vooral mensen, in plaats van acteurs, wanneer de voorstelling BOG zelf voorbij komt. Hier wordt stilgestaan bij wat het voor een jonge maker betekent om voor een publiek te staan en daar erkenning voor te krijgen. Dit zou een mooi einde van de voorstelling kunnen zijn, maar het leven gaat verder. Misschien was het beter geweest als BOG zou eindigen in het hier en nu. Zo halverwege de voorstelling wordt het wat veel van hetzelfde. Het medium van de woordenvloed verandert namelijk amper door de voorstelling heen. Wat het publiek dan wel gemist zou hebben, zijn de interessante herhalingen, nu met een extra laag van betekenis, wanneer de makers zelf kinderen krijgen die dezelfde ervaringen hebben. Nu echter bekeken vanuit de andere kant. Ook de manier waarop het ordenen van je leven en het vergaren van bezit letterlijk in beeld worden gebracht is indrukwekkend. Zo weet BOG in iets meer dan een uur het hele leven overzichtelijk, simpel en innemend in kaart te brengen.

Theatrale politiek
Recht zal zijn wat ik zeg! – Thomas Janssens en Matthias Meersman
Theater Artemis, ’s Hertogenbosch • 4 april

Fotograaf: Paul de Cloedt

Fotograaf: Paul de Cloedt

Op het eerste gezicht lijkt het de huiskamer van twee opgeschoten vrijgezellen. Pingpongtafel, bioscoopstoelen, technische snufjes en een gammele eettafel met een pot pasta. Maar stukje bij beetje krijgt het decor steeds meer de look en feel van een echt theater. Een podium met rode loper, een projectiescherm voor film en theaterlampen verschijnen. Hiermee wordt een statement gemaakt: politiek is theater.

Het startpunt van Recht zal zijn wat ik zeg! is een oude Griekse tekst over de rechtzaak tussen Aischines en Demosthenes. Eerstgenoemde klaagt Demosthenes aan omdat deze een gouden krans zal ontvangen vanwege bewezen politieke diensten. Aischines meent dat dit onwettig is omdat af- of goedkeuring uitgesproken dient te worden met verkiezingsuitslagen. De twee redenaren brengen hun pleidooi in drie fases, steeds met een extra schepje theatraliteit. Eerst als een discussie tijdens het ontbijt, dan al voorbereidend en oefenend en tenslotte door het publiek direct aan te spreken als jury in de rechtzaak. Vooral tijdens de oefenfase wordt duidelijk hoe theatraal politiek eigenlijk is. De pleidooien over wat politiek zou moeten zijn, in de visie van beide heren, gaan gepaard met geluidseffecten, spottende beelden van de tegenstander en semi-oprechte speeches die via video aan de massa worden getoond. De verwijzingen naar de hedendaagse politiek zijn niet te missen.

Recht zal zijn wat ik zeg! is een nobel streven, zeer kundig en overtuigend geacteerd, om een oude tekst tot leven te brengen in een moderne en maatschappijkritische interpretatie. Wat betreft enscenering slagen Janssens en Meersman hier grotendeels in. Helaas mist de voorstelling op sommige momenten tempo terwijl andere stukken juist moeilijk te volgen zijn. Soms kijk je bijvoorbeeld minutenlang naar iemand die een boterham eet, twee huisgenoten die pingpong spelen of iemand die voor de zeventiende keer een zin herhaalt. Het punt is gemaakt, maar de voorstelling staat stil. De oude teksten, formeel en hoogdravend, zijn ondanks aanpassingen nog steeds moeilijk te volgen. Je haakt daarom af. Dit is spijtig, want deze twee jonge makers bezitten een groot talent om een boodschap voelbaar op hun publiek over te brengen.



[1] In “Festival Cement, de Interviews”, Jelena Barisic