Theater / Achtergrond
special: 21ste editie van Festival aan de Werf

Interdisciplinair theater prikkelt alle zintuigen

.

Zaterdag 27 mei

Solitude

Foto: Pieter Kers
Foto: Pieter Kers

Onder de noemer Sense en Sensivity presenteert Festival aan de Werf het project Solitude van componist Robert van Heumen en filmmaker Arnoud Noordegraaf. Bij binnenkomst krijgt iedere bezoeker een draadloze hoofdtelefoon aangereikt waar zachte stadsgeluiden uit klinken. Wandelend door een donkere ruimte met verschillende witte videoschermen zoekt iedereen een stoel uit vanaf waar men, door ruimte en geluid geïsoleerd van de rest van het publiek, wordt uitgenodigd een individuele reis te maken. Het creëert een futuristische sfeer: vijftig mensen die getooid met grote zilverkleurige koptelefoons waaruit groene lichtjes schijnen door een audiovisuele installatie lopen op zoek naar een plek. Vanaf het begin wordt duidelijk dat in de komende vijftig minuten alle audiovisuele antennes van de bezoekers worden geactiveerd.

Van Heumen en Noordergraaf lieten zich inspireren door Paul Austers roman The Invention of Solitude. Door de hoofdtelefoon hoor je de stem van Han Buhrs (zanger van Palinckx) die tekstfragmenten uit het boek voordraagt. Austers filosofische teksten over herinneringen, eenzaamheid en de leegte van het bestaan krijgen op deze manier een extra indringende en intieme lading. Het is alsof ze alleen voor jouw oren bestemd zijn. Dat effect wordt versterkt doordat de stem klinkt alsof hij is ingesproken op een dicteerapparaat. Austers teksten worden bovendien van een diepere betekenis voorzien door neerslachtige repetitieve elektronische soundscapes en traag bewegende shots van man in een kamer die uitkijkt over een grote stad.

Tussen de scènes door zijn collages van korte geluids- en beeldfragmenten te horen en zien: Amerikaanse zwart-wit filmbeelden uit de jaren vijftig, een camera die door een grote stad rondwaart, surfmuziek en elektronische bliepjes. Soms dwarrelen beelden door de hele ruimte en over de schermen om de bezoekers heen, wat een ruimtelijk en ritmisch effect creëert. Ook wordt er gespeeld met de ruimtelijkheid van geluid, door verschillende volumes en geluidsrichtingen af te wisselen en door geluiden uit de hoofdtelefoon te combineren met diepe basgeluiden uit de zaal.

Solitude eindigt met een projectie van een man die vanaf de rug gezien naar zijn eigen schaduw staart. Een prachtig beeld in combinatie met de leegte en eenzaamheid die uit Austers teksten spreekt. Als bezoeker voel je je soms ook een beetje verloren in een stortvloed aan audiovisuele impulsen. Het ontbreken van een duidelijke dramatische lijn en het fragmentarische karakter van zowel beeld als geluid geven het geheel soms iets willekeurigs. Maar gelukkig is er dan weer de stem van Buhrs, die je voorzichtig meeneemt naar een intieme en melancholische wereld. (Maaike van Geijn)

Donderdag 25 mei

Ceci n’est pas un bus

Foto: Het Pakt!
Foto: Het Pakt!

Dit is geen bus. In sierlijke letters staat het geschreven op een wat ouderwetse bus die op de Neude geparkeerd staat. In het Frans, vrij naar de beroemde pijp van René Magritte. De vraag die zich meteen opdringt: als dit geen bus is, wat is het dan wel? Want hoewel het bij Magritte niet zo moeilijk is (het is geen pijp maar de afbeelding van een pijp), is het in dit geval een stuk lastiger. Wat kan een bus nou anders zijn dan een bus?

In eerste instantie niet veel. Vanaf het moment dat hij wegrijdt, is de bus een bus. Het Belgische kunstenaarscollectief Het Pakt! belooft in het festivalkrantje een verrassende reis waarin alles anders is dan verwacht. Maar de eerste tien minuten van de reis is er nog geen voorstelling en doet de bus gewoon dienst als vervoermiddel. De spanning die je voor het vertrek voelde, klaar om alle onverwachte gebeurtenissen het hoofd te bieden, ebt weg wanneer je merkt dat het allemaal pas begint als je ‘er’ bent.

‘Er’ is een grote hal waar de bus uiteindelijk naar binnen rijdt. Als de poort wordt gesloten en het donker is, worden projectieschermen tegen de ramen gehangen. En vanaf dat moment is de bus geen bus meer. We bevinden ons in de woonkamer van een man, een vrouw en hun baby. De ruimte is om ons heen geprojecteerd, en het voelt ietwat voyeuristisch. We worden deelgenoot gemaakt van het alledaagse leven van de drie mensen. Regelmatig wordt hierop in de vorm van animaties geassocieerd. Fantasierijke beelden verdiepen de werkelijkheid en brengen spanning. Bloemblaadjes en zeepbellen lijken, begeleid door lieflijke geluiden, tegen de ramen aan te botsen. Af en toe worden de beelden en geluiden wat indringender en heftiger. Als er tegen de ramen aan wordt gekotst, zucht een meisje opgelucht:”ik ben blij dat ik veilig binnen zit.” De illusie is compleet, de reis door de fantasie van de makers heeft haar meegesleept. Ceci n’est pas un bus is niet wereldschokkend. Daarvoor zijn de beelden te vanzelfsprekend en af en toe zelfs voorspelbaar. Wel is het een mooi portret van de eenvoudige, maar verrassende schoonheid van het leven van alledag. (Sara van der Kooi)

Woensdag 24 mei

Drive

Foto: Anouk Kruithof
Foto: Anouk Kruithof

Een man in leren jas en met een hoed op, loopt op een lopende band. Hij stapt stevig door, maar komt niet vooruit. Hij gaat volledig op in zijn eigen wereld. Om hem heen zijn wel andere mensen, maar hij ziet ze niet. Die andere mensen hebben dan ook maar een raar leven. Ze werken in hun eigen, vreemde huisjes aan hun eigen, vreemde werk. Eentje is snelwegstrepen-afwasser, de volgende beheert een vreemdsoortige wasserette en de derde is in de weer met papieren, stempels en versnipperaars. Zo nu en dan pakken ze hun wagentjes en rijden er driftig mee in het rond.

In een koude loods op een Utrechts industrieterrein vindt de première van Drive plaats, de nieuwe locatievoorstelling van theatergroep Odd Enjinears. Deze groep maakt, zoals ze het zelf noemt, voorstellingen met houtje-touwtje-techniek. Het toneelbeeld bestaat uit grote en kleinere huisjes en vreemdsoortige apparaten met onduidelijke functies. Vrijwel alles kan bewegen, soms aangedreven door motoren, meestal met de hand. En vrijwel alles maakt geluid. Van zacht gerinkel tot zware orgeltonen. Samen vormt het een verrassend decor waartegen zich een eenvoudig verhaal afspeelt.

De man met de hoed zoekt – als een cowboy gewapend met een sneeuwbol die hij dreigend schudt – op zijn eigen manier toch contact met de bewoners van de huisjes. Maar zij willen hier niets van weten en jagen hem weg. Aan beide kanten heerst grote verwondering over het vreemde gedrag van de ander. Echter, na het nodige geharrewar maken ze uiteindelijk toch contact. De man krijgt zelfs een eigen huisje in de stad. Als dank geeft hij de andere bewoners weer wat poëzie in hun leven door het in het dorp te laten sneeuwen.

Drive is door het hoge knutselgehalte aandoenlijk en verrassend. Er is duidelijk met grote liefde, plezier en toewijding gewerkt aan het ingenieuze decor en dat is plezierig om naar te kijken. Maar waarschijnlijk zou dit decor beter tot zijn recht komen met een minder expliciete verhaallijn. De ontwikkeling is net iets te helder en laat daarmee weinig te raden over. Dit maakt de voorstelling eenduidiger dan je eigenlijk zou willen – en gezien de absurdistische vormgeving ook zou verwachten. Drive heeft minder moraal en vooral veel meer abstractie nodig om niet alleen visueel maar ook emotioneel te verrassen. (Sara van der Kooi)

Mijn hoofd is deeg

Beeld: Wild Vreemd
Beeld: Wild Vreemd

De kleine zaal van Theater Kikker is ingericht als rommelige huiskamer. Een vrouw zit in een stoel met een enorme teil water op haar schoot, ze stoomt onder een handdoek. Naast haar zit een meisje verveeld op de bank. Een Spaans uitziende jongen lijkt te staan wachten op wat komen gaat. Het decor staat ver naar voren waardoor niet alles even goed zichtbaar is voor het hele publiek. In eerste instantie is het niet echt duidelijk wat voor relatie deze drie mensen met elkaar hebben. Later blijkt dat de vrouw Riet heet en de moeder is van het meisje op de bank. Het publiek blijft echter gissen naar wie de jongen toch is.

Mijn hoofd is deeg is een afstudeervoorstelling van de opleiding Writing for Performance van de HKU en is geschreven en geregisseerd door Jorieke Abbing. Het vreemde is dat er erg weinig gesproken wordt tijdens de veertig minuten durende voorstelling. De drie personages spreken flarden teksten uit, maar interactie is er nauwelijks. Daardoor is het erg moeilijk te begrijpen waar de voorstelling nou eigenlijk over gaat. Uit de korte zinnen van moeder en dochter valt af te leiden dat de relatie tussen deze twee niet goed is, maar over de oorzaak wordt verder niets duidelijk.

Het is ironisch dat er tijdens de spannendste scène van de voorstelling helemaal niet gesproken wordt. Op dat moment zitten de drie personages in een treintje op de rugleuning van de bank. Moeder maakt motorgeluiden en achter haar tasten haar dochter en de jongen elkaar af. Het meisje heeft duidelijk moeite met intimiteit en geeft zich langzaam over, terwijl haar moeder niets in de gaten heeft. Het is een mooi beeld, maar het kan toch zeker niet de bedoeling zijn dat een theaterstuk van een student van een schrijversopleiding het vooral moet hebben van sterke beelden. (Sophie Janssen)

Arme Kleine Code

Alexander Peterhans schreef de tekst voor deze mooie voorstelling. Het is een samenwerkingsproject tussen derdejaars HKU studenten van de toneelschool en de opleiding Writing for Performance. Dat werpt z’n vruchten af, want er wordt beter geacteerd dan in Mijn hoofd is deeg. Frank Derijcke en Victoria Osborn spelen een man en een vrouw die constant aan het worstelen zijn met wie ze zijn en wat ze van elkaar zijn. Het is een neurotisch stel.

De timing van de acteurs is perfect waardoor er veel komische momenten ontstaan. Maar het is ook de verdienste van de tekst. Peterhans schreef een stuk vol licht absurdistische dialogen. Af en toe springt de tekst een beetje van de hak op de tak, maar het geheel blijft goed te volgen. De voorstelling geeft een goed, weliswaar uitvergroot beeld van een verhouding tussen een man en een vrouw. Een verhouding die gepaard gaat met miscommunicatie en irritaties, maar dankzij de liefde toch overeind blijft. Arme kleine code is een ontroerende en optimistische voorstelling: hou deze jonge schrijver in de gaten! (Sophie Janssen)

Maandag 22 mei

Titus, Geen Shakespeare

Foto: Jaap Vrenegoor
Foto: Jaap Vrenegoor

In 1984 werd de Amerikaanse radiojournalist Alan Berg voor zijn huis door neonazi’s doodgeschoten vanwege de provocerende wijze waarop hij zich in het maatschappelijke debat mengde. Tegen deze achtergrond plaatste schrijver Gerardjan Rijnders in 1988 het met wraak doordrenkte stuk van Shakespeare: Titus Andronicus. Regisseur Kees Roorda vroeg Rijnders om voor de tweede maal een bewerking te maken, maar dan toegespitst op actuele maatschappelijke issues zoals de bedreigingen aan het adres van Hirshi Ali als gevolg van haar politieke overtuigingen. Hiermee wordt de link met Alan Berg duidelijk, hij werd om zijn mening vermoord. Roorda maakt met zijn gezelschap The Glasshouse van deze nieuwe tekst een radiohoorspel. In het midden van de zaal zien we Titus Muizelaar als radiopresentator van Radio Glasshouse. Rondom hem zitten zes acteurs voor een microfoon, die hem om beurten bellen met vragen en mededelingen over uiteenlopende maatschappelijke problemen. Deze telefoonscènes worden afgewisseld met door Rijnders bewerkte fragmenten van Shakespeare. De lichten gaan uit en het publiek is getuige van een spannend hoorspel. Leuk om te zien, maar misschien nog spannender om te horen op de radio.

De première van Titus, Geen Shakespeare wordt namelijk ook live uitgezonden in het radioprogramma De Avonden van de VPRO. In eerste instantie merkt het publiek daar weinig van. Een korte onderbreking voor het NOS journaal van 21.00 uur brengt daar verandering in en doet je beseffen dat dit geen ‘gewone’ voorstelling is, maar dat hier de buitenwereld tot binnen de muren van het theater doordringt. Titus, Geen Shakespeare valt in het Festival aan de Werf onder het programmaonderdeel Sense & Sensitivity, waarin het publiek een nieuwe rol krijgt toebedeeld; de toeschouwers worden aangemoedigd deel te nemen aan een gemeenschappelijke belevenis. In dit geval krijgt het publiek de gelegenheid om Titus te bellen met de publiekstelefoon: “Bel Titus op nummer 11” tonen de diaschermen. Afgezien van zijn broer, die wil weten of de voorstelling eigenlijk al begonnen is en Adelheid Roosen die zich afvraagt of de voorstelling wel te volgen is voor Engels sprekenden, waagt niemand zich aan deze publiekparticipatie. Tijdens de voorstelling wordt Titus wel een aantal keer gebeld door ‘iemand van buitenaf’. Bijvoorbeeld een vrouw die de radio-uitzending beluistert en zich afvraagt waarom het publiek toch zo stil is. Deze spontane onderbrekingen zijn erg spannend omdat hiermee de grens tussen fictie en werkelijkheid wordt opgezocht. Titus, Geen Shakespeare heeft terecht een tweede leven gekregen. (Sophie Janssen)

Zondag 21 mei

La mastication des morts

Foto: Valery Deloince
Foto: Valery Deloince

Een avontuurlijke instelling wordt tijdens Festival aan de Werf aangemoedigd en beloond. Speciaal voor het festival is het omvangrijke project La mastication des morts (De nagalm van de doden) van het Franse gezelschap Théâtre de la Soliloque neergestreken in de omgeving van Utrecht en zijn de teksten in het Nederlands vertaald en ingesproken. De bezoeker wordt getrakteerd op een unieke ervaring waarin vorm en inhoud op een mooie manier samenkomen.

Vanaf de Neude vertrekt een bus die het publiek naar een onbekende locatie in een bosrijke omgeving brengt. Daar aangekomen word je vervolgens naar een andere, veel oudere bus geleid, waar uit de speaker de stem van een man klinkt. Hij vertelt over zijn jeugd in het Franse dorpje Moret-sur-Raguse. Een waterval van herinneringen aan het dorp en zijn bewoners wordt geïllustreerd met evenzoveel videobeelden van huizen, beekjes en pleinen op het Franse platteland. De stem vervaagt en een kleine man verzoekt iedereen uit te stappen. In de zacht tikkende regen staat het publiek een beetje aarzelend te wachten, starend naar de duisternis. Langzaam doemen vage contouren op van lichtjes, een pad, bomen en de schim van een oude vrouw. Eenmaal op het pad blijkt de schim geen mens, maar een schitterende levensechte pop te zijn. Aan weerszijden van het pad lichten vervolgens enkele tableaux vivants op die typische Franse huiskamers en hun bewoners (ook poppen) voorstellen. Via deze ’tableaux’ maakt het publiek kennis met de nog levende inwoners van Moret-sur-Raguse.

Maar zoals eerder de stem in de bus aangaf, het zijn juist de doden die alle geheimen van het dorp kennen. Iets verderop wordt geleidelijk een begraafplaats zichtbaar: honderden kaarsen schijnen over graven die rondom een majestueuze boom liggen. Terwijl het publiek rustig over het kerkhof loopt, klinken er ineens stemmen vanuit de graven. Een voor een vertellen de doden vanuit hun graf wie ze zijn, wie ze ooit waren en hoe ze op dit kerkhof terecht kwamen. Met verhalen over macht, wellust, moord en incest onthullen zij een verborgen en donkere geschiedenis van Moret-sur-Raguse. Terwijl de stemmen van de doden blijven nagalmen, worden de bezoekers uitgenodigd om in het ‘plaatselijke’ café van Moret-sur-Raguse onder het genot van een glas wijn nog even bij te komen en weer terug te keren naar het heden.

Théâtre de la Soliloque weet veel momenten van spanning en verrassing te creëren. Wel had een en ander iets scherper en compacter gemogen. De stem in de bus zou bijvoorbeeld heel goed gewerkt hebben in combinatie met de tableaux vivants. Deze kunstwerkjes krijgen niet de aandacht en concentratie die ze eigenlijk verdienen, terwijl ze vergezeld door de herinneringen van de jongeman waarschijnlijk veel meer gaan leven. De doden komen wel overtuigend tot leven, maar helaas allemáál, en ook nog eens één voor één. Hierdoor duurt de scène op het kerkhof veel te lang, wat leidt tot een gevoel van verzadiging en voorspelbaarheid. Gelukkig staan er genoeg bijzondere momenten tegenover. De kennismaking met Moret-sur-Raguse is er in geval één die ook het publiek zich zal blijven herinneren. (Maaike van Geijn)

Immens

Foto: Roos van Geffen
Foto: Roos van Geffen

Het Festival aan de Werf houdt van tradities en presenteert ook dit jaar weer behoorlijk wat theatrale projecten op locatie. De voorstelling Immens van Roos van Geffen is hier een voorbeeld van. In een voormalig kantoorgebouw, tegenwoordig avant-gardistisch kunstpaleis Toren van Babel, krijgen bezoekers een uiterst zintuiglijke en individuele theaterervaring. Roos van Geffen wil met Immens de toeschouwer (opnieuw) de ogen openen voor alle grote en kleine wonderen die constant om ons heen gebeuren. Alledaagse en eenmaal-in-je-leven-wonderen van een onbevattelijke schoonheid. Dit is een bewonderenswaardig en hoopgevend streven.

Bij aankomst krijgt elke bezoeker een bosje bloemen. Vervolgens wordt iedereen persoonlijk door een performer uitgenodigd in een van de vele kleine, witte kamertjes die in de grote ruimte staan. Daarin vindt, zonder te spreken, een soort huiselijke Japans-Hollandse theeceremonie plaats. Een voice-over, de stem van van Geffen zelf, vertelt over de wonderen van het leven. Over het wonder van een citroenpit die uit kan groeien tot een grote citroenboom. Over de consistentie en smaak van honing. En over het wonder van de zonsop- en zonsondergang.

Als toeschouwer krijg je het gevoel dat je op bezoek bent in Geffen’s gedachtewereld. Via de voice-over lijkt ze soms een gesprek met je te voeren om vervolgens haar gedachtespinsels weer de vrije loop te laten. De performer is haar alter ego en handelt in lijn met de tekst. Aan de geluiden om je heen kun je horen dat alle performers de handelingen synchroon uitvoeren, wat een mooi gevoel van verbondenheid geeft. Het is al met al een overrompelende en ontroerende belevenis. De voorstelling zit vol kleine ‘cadeautjes’ en de momenten van echte intimiteit met de performer zijn goud waard. Het is prettig om stil te zijn en het gewoon over je heen te laten komen. Maar zoals wel vaker gebeurt met dit soort ervaringstheater, kan het plechtstatige karakter van het ritueel ook enigszins beperkend werken. De performer komt soms eerder onderdanig dan uitnodigend over en de angst om de regels te overtreden ontneemt je af en toe de vrijheid om voluit te ervaren en te genieten. Gelukkig overheersen deze ervaringen niet de hele performance. Veel wel geslaagde momenten maken van Immens in al zijn wonderlijkheid een ontroerende theaterervaring. (Sara van der Kooi)

De Vicky Vinex Roadshow

Foto: Maarten Evenhuis
Foto: Maarten Evenhuis

Een nieuwe voorstelling door Daphne de Bruin van de Utrechtse groep Growing up in Public behoort inmiddels ook tot een van de vaste onderdelen van Festival aan de Werf. Ieder jaar verplaatst zij zich in een ander buitenissig vrouwelijk personage. Eerder waren kwamen vrouwen van machtige mannen aan het woord, nu staat de vrouw als stijlicoon centraal. Vicky Vinex is het prototype geslaagde carrièrevrouw met luxe design-penthouse, een akelig schoothondje en een ziekelijke erotische relatie met haar zwarte Lamborghini.

Als Vicky onverwacht in de hemel terechtkomt probeert ze te reconstrueren hoe het zo ver heeft kunnen komen. In een flashbackconstructie wordt duidelijk dat het leven van deze glamourlady niet zo fantastisch is als het op het eerste gezicht lijkt. Haar leven hangt van uiterlijk vertoon en consumptiedrang aan elkaar. Eigenlijk is ze een neurotisch wrak en wil ze alleen maar een beetje liefde. Wanneer ze tot haar eigen verbazing een lifter oppikt, verandert alles. Als in een razende roadmovie valt ze van de ene extreme situatie in de andere: de aantrekkelijke lifter blijkt een gevaarlijke psychopaat met pistool, ze rijdt haar Lamborghini in de prak, een kleffe politieagent probeert haar te verleiden en een bezoek aan de Burger King loopt uit op een bloederige kippenslachting. Maar ze vindt haar lifter weer terug en samen vluchten ze als Bonnie en Clyde de nacht in. Dan, juist op het moment dat de liefde echt opbloeit, komen de twee jammerlijk aan hun einde. Maar in de hemel vinden ze elkaar weer terug. Eind goed…

Joop van Brakel is een begenadigd muzikant en soundscaper en een geweldige sidekick. In wisselende rollen ondersteunt hij Daphne de Bruin met geluid, zang, dans en tegenspel. De Bruin houdt met haar energieke, bruisende en strakke spel de aandacht op zich gericht. En dat heeft ze nodig in deze voorstelling die verder niet wil boeien. Vicky Vinex is namelijk een behoorlijk neurotisch en onduidelijk personage waar je geen sympathie voor kunt opbrengen. De ironie ligt er bovendien steeds zo dik bovenop dat ook de schaarse komische momenten meteen doodslaan. Als Vicky aan het einde van de voorstelling inziet dat ze door haar materialisme het contact met de echte wereld is verloren, komt dit veel te plotseling om nog geloofwaardig te kunnen zijn. De voorstelling gaat uiteindelijk aan een overvloed van ironie en clichés ten onder. (Sara van der Kooi)

Paard

Het toneelbeeld van de kleine zaal in Theater Kikker is eenvoudig maar doeltreffend. Op het achterplan van de toneelvloer staat achter een voile gordijn een rond tafeltje met daarop een vaas bloemen. Een meisje gekleed in een beige rok met wit topje loopt op en neer en maakt paardengeluiden. Het is duidelijk: dit meisje doet een paard na. In 2005 was Mirthe Klieverik al te zien op het festival in de voorstelling Club Soleil van Renske van der Sluis. Deze editie kreeg dit aanstormende talent de kans om haar eigen solovoorstelling te maken. In 2003 won Klieverik de Kunstanjer van het Prins Bernhard Cultuurfonds. Met het prijzengeld financierde ze de enscenering van een monoloog die haar “op het lijf geschreven is”, aldus Klieverik. Namelijk de theatertekst Monoloog van een paard van Esther Gerritsen uit 2002. De voorstelling van Klieverik heet kortweg Paard en is door Festival aan de Werf geprogrammeerd onder de noemer Premier Etage waarin jonge en getalenteerde kunstenaars van de HKU hun werk laten zien.

Afgezien van de titel is Klieverik trouw aan de tekst gebleven. Dat is begrijpelijk want deze monoloog over een meisje dat denkt dat ze een paard is, zit goed in elkaar en barst van de ironie. Jammer genoeg is de tekstbehandeling van Klieverik niet geweldig. De toon is continu vrij mat. Geen enkele keer verheft ze haar stem of zet ze één van de vele ironische zinnen dik aan. Zonde, want deze tekst leent zich daar uitstekend voor. Misschien is het een bewuste keuze of misschien is dit aspect erbij ingeschoten omdat haar aandacht vooral naar het uitwerken van het fysieke spel is uitgegaan. Want dat moet gezegd: de mimiek en gestiek zijn ontzettend sterk. Klieverik heeft zich goed verdiept in de bewegingen en eigenschappen van een paard en ze let op alle details. Hoogtepunt is de korte scène waarin ze op statige muziek een stukje dressuur doet; heel even denken we een echt paard te zien. (Sophie Janssen)

Donderdag 18 mei

Vaandragers

De openingsvoorstelling van het festival kenmerkt zich door optimisme. De titel Vaandragers is geïnspireerd op dichter Cornelus Bastiaan Vaandrager (1935-1992), die ten onder ging aan de hectiek en verleidingen van de moderne maatschappij. De voorstelling gaat over de hoop op en het verlangen naar een ideale wereld. Wat die ideale wereld dan precies zou moeten inhouden wordt niet duidelijk, maar de personages in deze voorstelling zijn vastbesloten deze wereld te creëren.

Foto: Anna van Kooij
Foto: Anna van Kooij

Muzikanten van Spinvis en het Rosa Ensemble vertolken zes karaktertypes die nodig zijn om de utopie waar te maken. Erik de Jong (Spinvis) verbeeldt de ‘Utoop’ himself en wordt afgeremd, aangemoedigd en geholpen door vijf andere archetypen: de ‘Hooghouder’, de ‘Promotor’, de ‘Maar’, de ‘Mogelijke Maker’ en de ‘Overdrijver’. Drie daarvan worden vertolkt door musici van het Rosa Ensemble die bekend staan om hun ‘dada modern art rock’. De overige twee muzikanten zijn Jan van Eerd en Saartje Camp, beiden bandleden van Spinvis. Vooral Camp valt op. Ze bespeelt de cello met een overweldigend enthousiasme en zingt de longen uit haar kleine lijf. Met haar charme en spel weet ze de blik van de toeschouwer naar zich toe te trekken. Uitdaging voor de makers was om in deze voorstelling theater en muziek compleet te laten integreren. En dat is ze gelukt, de muziek vertelt het verhaal. De keerzijde daarvan is dat dit soms kan resulteren in musici die uitbarsten in een musical-achtig gezang. Hetgeen in plaats van ontroering, gegrinnik oplevert in de zaal. Misschien is het een kwestie van wennen, maar tijdens de eerste helft van de voorstelling werkt de vorm niet goed.

In de loop van de voorstelling slaan de liedjes beter aan. De gitaar van De Jong wordt verruild voor slagwerk en de teksten worden vloeiender. Vaandragers is een dynamische voorstelling. Het ene moment tril je door harde muziek bijna van je stoel, het volgende moment zit je minutenlang te kijken naar de ‘Utoop’ Spinvis die op papiertjes cirkeltjes tekent en zeepbellen naar de grond blaast. De popachtergrond van Spinvis is duidelijk herkenbaar: de stevige laatste paar nummers blijven goed hangen en werken aanstekelijk. Het streven naar een betere wereld is met deze voorstelling iets minder utopisch geworden. (Sophie Janssen)