Muziek / Achtergrond
special: Verslag Crossing Border 19 en 20 november 2010

Crossing Border speelt zich vooral af tussen de oren

Het Haagse muziek- en literatuurfestival Crossing Border speelt zich af op één straathoek. Dat is prettig, want binnen een minuut loop je heen en weer tussen de Koninklijke Schouwburg, het Nationale Toneel Gebouw, de Duitse Kerk en de festivaltent Cuatro. Dit jaar kwamen ook de nadelen van zo’n compacte festivalanatomie aan het licht, maar bovenal had deze achttiende editie een mooi gevuld programma en een sfeer om je in thuis te voelen.

Tom McRae mag vroeg op de vrijdagavond zijn opwachting maken in de Duitse Kerk, die een unieke, intieme sfeer heeft. McRae begint met microfoonproblemen, waardoor hij besluit het eerste nummer akoestisch te spelen, al lopend langs de kerkbanken. Dat is ook gelijk het meest betoverende nummer van de avond, waardoor de rest van de set minder indruk maakt. Opvallend is dat McRae zich al na veertig minuten hardop afvraagt of hij nog wel genoeg tijd heeft, terwijl hij een uur geprogrammeerd staat. Met ‘For The Restless’ en ‘Got A Suitcase, Got Regrets’ kiest hij twee van zijn mooiste nummers, om vervolgens alsnog te vroeg het podium te verlaten.

Gevatte teksten en warme stemmen

The Royal is een prachtige zaal met luxe stoelen en sierlijke aankleding. Scroobius Pip staat er op vrijdagavond voor te lezen uit eigen werk. Werk dat normaal gesproken ondersteund wordt door de beats van zijn compaan Dan Le Sac (de twee maakten samen twee albums), maar vanavond doet de Brit met de lange baard het alleen. Het zorgt voor meer nadruk op de teksten zelf, die gevat en maatschappijkritisch zijn. Vooral zijn laatste stuk, ‘Letter From God To Man’ van Angles, komt mooi uit de verf bij het aandachtig luisterende publiek. Spoken word is de kracht van Scroobius Pip en zijn voordracht is dan ook onovertroffen.

~

Aansluitend betreedt John Grant het podium. De Amerikaan, voorheen frontman van The Czars, bracht dit jaar zijn debuutalbum Queen Of Denmark uit en kreeg daarbij hulp van de mannen van Midlake. Vanavond moet hij het echter doen met alleen hun keyboardspeler Jesse Chandler. Wat opvalt is hoe Grant achter zijn microfoon gaat staan. Statig zet hij zijn hele lichaam schrap voor wat er uit zijn mond moet komen. Niet voor niets, want zijn warme baritonstem is van een ongekende schoonheid.

De nummers van Queen Of Denmark komen mooi tot hun recht in de schouwburgzaal, al is hoorbaar te merken dat het publiek wat moet wennen aan de ongewone mix van instrumenten. Grant en Chandler combineren vooral in het begin van de set een klassieke vleugel met een tweetal nerveuze synthesizers, waardoor het klinkt als een mix tussen een seventies ballad en Jeff Waynes soundtrack van War Of The Worlds. Tussendoor vermaakt Grant het publiek met zijn zelfverklaarde ‘obsessie’ voor de Nederlandse taal. Hij maakt het zichzelf niet gemakkelijk door vooral de woorden met ‘eu’en ‘ui’ erin te willen leren, maar zijn uitspraak is bijna foutloos.

Het gevaar van verveling

In de Union staat ondertussen het Vlaamse Simplesongs, rond singer-songwriter Ken Veerman. Met zijn fluisterende manier van zingen heeft hij iets weg van Tom McRae op zijn eerste twee albums: onderhuidse woede, onheilspellend. Zo klinken de nummers ook, als een beklemmende gedachte die maar niet tot een uitbarsting wil komen.

Het grootste gevaar bij Midlake, de dagafsluiter in de Buchanan-zaal van het Nationaal Toneel Gebouw, is de verveling. Zeven mannen met baarden en geruite overhemden die zo weinig bewegen tijdens het muziekmaken, dat ze er maar bij gaan zitten. De nummers zijn niet spannend en elke akkoordenwisseling is tien seconden van tevoren te voorspellen. En toch is het vooral wonderschoon. Zelfs met twee dwarsfluiten, vier gitaren en evenzoveel zangstemmen klinkt het geheel coherent.

Dromerige pop van brave jongens

~

Het Belgische Marble Sounds zal vijf minuten voor aanvang wel even nerveus The Royal hebben ingekeken. Slechts enkele tientallen zitten klaar voor het vijftal met wie de Belgische muziekpers inmiddels massaal wegloopt. Ze debuteerden dit jaar met Nice Is Good, een citaat uit de film Eternal Sunshine Of The Spotless Mind. Meteen een goede ingang om de muziek te beschrijven: die is net als de film dromerig, gelaagd en herfstig.

Gelukkig trekt de muziek vanaf openingsnummer ‘We Slow’ steeds meer publiek naar binnen. Dat de band echter nog wat moeite heeft uit de band te springen, is vooral te merken tijdens ‘Redesign’ en ‘Two And Still Counting’. Nummers die opbouwen naar een uitbundig slot, maar dan wel uitgevoerd door brave jongemannen die vooral nadoen hoe ze het op televisie hebben gezien. Niet onoverkomelijk, want deze band krijgt nog volop mogelijkheden om podiumervaring op te doen.

Heisa om de headliners

Vervolgens schiet Crossing Border in de stress. In de hoofdzaal van het Nationale Toneel Gebouw staan achtereenvolgens Spoon en The National, bands die meer publiek trekken dan er in die zaal kan. Of in ieder geval is dat waar de organisatie nerveus op anticipeert, door al tijdens Spoon de deuren te sluiten en tegen de rij te verklaren dat ze waarschijnlijk niet meer naar binnen zullen komen bij The National. De mensenstroom verstopt ook de toegang tot de aanliggende zalen, waardoor de zaal bij The Walkmen slechts voor de helft is gevuld.

Voor Spoon is het de tweede keer dit jaar dat ze in Nederland staan, nadat ze in februari Paradiso aandeden. De ervaren Texanen spelen ijzersterk en de klagerige, pure stem van Britt Daniel is de perfecte compagnon voor de heerlijke staccato rocksongs. Hoogtepunten zijn het duistere, dreigende ‘The Ghost Of You Lingers’ en afsluiter ‘Black Like Me’, een verrukkelijk heen en weer golvend nummer waar de geest van The Beatles’ ‘A Day In The Life’ in rondwaart.

Ontspannen perfectie

~

Over The National is dit jaar al veel gezegd en geschreven. De New Yorkers slagen er al drie albums op rij in hun eigen grenzen te verleggen, met High Violet als recentste mijlpaal. Met die laatste werd definitief de stap naar het grote publiek gezet, iets dat ook op Crossing Border treffend geïllustreerd wordt. Terwijl menige band met goed spelen de bezoekers stuk voor stuk naar binnen moet trekken, zit de Buchanan ruimschoots van tevoren al vol.

Het vierde optreden van The National in Nederland dit jaar wordt het beste. In Paradiso, Tivoli en op Lowlands bleek al hoe de band afhankelijk is van de gemoedstoestand van frontman Matt Berninger. Hij balanceert constant tussen zelfhaat en zelfspot, verdrinkt in aandacht waar hij niet om heeft gevraagd of geniet juist van zijn momentum. Crossing Border treft hem aan de goede kant van die dunne scheidingslijn en ziet daarom een vijftal dat met plezier en ontspanning staat te spelen – en dan valt alles op zijn plaats. Van opener ‘Runaway’ tot het afsluitende, volledig akoestisch gespeelde ‘Vanderlyle Crybaby Geeks’ houdt The National een ongekend hoog niveau vast. Elke noot is gemeend, elk nummer wordt met de volste overtuiging gebracht. ‘Squalor Victoria’ bijvoorbeeld, wanneer Berninger op een speaker staat en zijn passioneel geschreeuwde refrein de zaal in spuugt. Of ‘Terrible Love’, wanneer hij van het podium klimt en de zaal uitrent, het microfoonsnoer achter zich aan.

Het zal even geleden zijn dat The National in een betrekkelijk kleine zaal als deze speelde. Het gaf ze hernieuwd elan, al wezen de grapjes van de band er soms op dat ze het publiek wel als erg stil en terughoudend ervoeren. Dat was het niet, het was pure waardering en respect voor een band in wereldvorm.

Daarmee kwam een einde aan Crossing Border, een bijzonder interessant festival vol frisse literatuur en prachtige, druilerige herfstmuziek. Het publiek is er terughoudend, maar dat past bij het festival en zijn uitstraling. Mensen komen in het derde weekend van november niet naar Den Haag om te springen en te schreeuwen, maar om te luisteren. De schoonheid zit in de vele mooie zalen, de literatuur, de stapels boeken in de gang en de elegante kerk, maar speelt zich vooral af tussen de oren.