Muziek / Achtergrond
special: Een gesprek met Cosmo Jarvis

Cosmo of de grote muziekindustrie

Cosmo Jarvis ligt in zijn bed en kan niet slapen. Hij kijkt naar zijn gitaar. Plotseling ziet hij de muziek die daarin verborgen zit, tot leven komen. De gitaar vertelt hem dat hij muziek moet maken. Dat alle muziek leeft. En Cosmo wil de muziek in.

Zo had het sprookje van Cosmo Jarvis kunnen beginnen. Gewoon een Amerikaanse jongen met zijn instrument op zijn kamertje in het Engelse Devon, waar hij als kind met zijn ouders naartoe verhuisde. Het is nog steeds wat Cosmo het liefst doet: met enkel zijn boxer aan, op zijn kamertje zitten, zijn gitaar pakken en dan muziek maken. Produceren is het kernbegrip van zijn creatieve drang. Maar nu zit hij non-productief tegenover een interviewer in een Amsterdams hotel. Het is dat het moet, en daar legt hij zich dan maar bij neer.

Productief
Maar Cosmo Jarvis is rusteloos. Tussen de interviews door kruipt hij achter de piano van het hotel. Hij móet muziek maken. De promotionele acties eromheen, zoals deze gesprekken met de pers, zijn “zeg maar niet echt zijn ding”. Het gaat hem om de kunst van de creatie en de tijd dringt. Hij wil zoveel doen en er is zo weinig tijd: “Ik heb altijd het gevoel mijn tijd te verdoen. Daar is niet zo veel van. Toch?” Jarvis produceert liedjes aan de lopende band, maakt korte filmpjes, is bezig met zijn eerste lange speelfilm, regisseert zijn eigen clips, acteert in zijn eigen films, heeft zijn eerste album uitgebracht en speelde op Eurosonic en London Calling. Geen wonder dat deze twintigjarige het idee heeft dat tijd schaars is.

~

Maar tijd is niet zijn grootste vijand. Het is het stramien waarin de muziekindustrie hem duwt. Cosmo droomt van muziek maken; de industrie van geld verdienen. Hij wil aan alle stijlen kunnen proeven; de industrie wil hem in de mainstream hebben. Hoewel hij beseft dat zijn agents ook gebonden zijn aan diezelfde wetten van de muziekindustrie, verzet hij zich koppig tegen hun wensen. Als een klein opstandig kind, maar hij blijft ook een relativerende volwassene in zijn toewijding aan zijn manager. We zien hier een jongeman met een haat-liefdeverhouding met de muziek en wat er allemaal komt kijken bij het maken daarvan.

Onafhankelijk
Jarvis droomt van creatieve onafhankelijkheid, maar beseft dat hij daarvoor soms concessies moet doen. Toen hij vanuit de muziekindustrie te horen kreeg: “We vinden je muziek leuk”, dacht hij dat ze bedoelden dat ze alles leuk vonden wat hij wilde maken. Dus tekende hij een contract. Maar ze doelden op dat specifieke geluid van dat ene nummer. En als hij nu in zijn enthousiasme voor zijn volgende album aan komt zetten met een aantal progrocknummers van elf minuten, kijkt zijn management hem meewarrig aan: “Mensen willen dat niet”. Cosmo snapt niet waarom mensen niet gewoon open naar muziek willen luisteren. Het plaatje eromheen lijkt belangrijker dan de artistieke creatiedrang. En dat verstoort zijn oorspronkelijke muzikale droom behoorlijk.

Het zal hem dan ook niet verbazen als het Cosmo-sprookje eindigt waar het begonnen is: op zijn kamertje (boxershort, gitaartje) en gewoon muziek maken. Doen wat er in hem opkomt en  zich laten meevoeren op het scheppende proces. Wellicht dat dan een nieuw sprookje begint. Een verhaal waar hij zijn creatieve uitspattingen via internet aan een welwillend, luisterend publiek verspreidt. Want één ding is zeker: Cosmo Jarvis zal blijven produceren; binnen of buiten de gebaande paden. En dan zal er genoeg tijd zijn om nog lang en gelukkig te musiceren.