Muziek / Achtergrond
special: #1: Miles Davis - Kind of Blue

Kippenvel

In deze eerste aflevering van een nieuwe rubriek plaatsen we klassieke platen, films of boeken voor het voetlicht omdat ze ons op de een of andere manier kippenvel bezorgen. Vandaag: Kind of Blue van Miles Davis.

~

Het jaar is 1959. Plaats van handeling is de Columbia Studio op 30th Street in New York City. Miles Davis en zijn sextet zijn zojuist begonnen aan de eerste take van So What, het openingsnummer van Kind Of Blue en de wereld zal nooit meer hetzelfde zijn.

Een paar aftastende pianoakkoorden, een omcirkelende contrabas, die na 33 seconden een van de beroemdste baslijnen uit de muziekgeschiedenis inzet: dumdudidumdudumdidum. Het antwoord van piano en blazers laat niet lang op zich wachten: paadap. En elke keer trap ik er weer in: het tempo is langzamer dan ik verwacht. Vooruitlopend op de muziek ben ik veel sneller begonnen met het thema. Op het moment dat de rest van de band inzet, val ik in een klein vacuüm, een zweving in de maagstreek, zoals in een achtbaan. Een soortgelijk moment beleef ik bij de eerste noot van de solo van Miles. Die is namelijk helemaal niet strak. Zijn lippen glijden van het mondstuk en de toon krijgt een lelijke kras. Is dit een foutje of is dit de bedoeling?

Miles Davis is overigens de meester van de Goede Foute Toon spelen. Hij maakt een uitglijder, op een trompet is dat zo gebeurd, maar geeft jou als luisteraar het gevoel dat het de bedoeling was. Sterker nog, dit is de enige noot die op dat moment gespeeld kan, nee móet worden. Zodat die uitglijder met terugwerkende kracht eigenlijk jouw fout is (omdat-ie in jouw hoofd zit), en niet die van de trompettist.

~

Kind Of Blue is de jazzplaat voor mensen die niet van jazz houden. Lichten uit, kaarsjes aan, wijntje, kaasje, knapperend haardvuur en Kind Of Blue op de draaitafel. Maar de muziek is zo sterk dat ze alle clichés van koffietafeljazz overleeft. De serene rust die de muziek uitstraalt, de tijdloosheid, het prachtig ingehouden spelen van muzikanten die als het moet het dak eraf kunnen blazen. Vooral dat laatste geeft een bepaalde spanning die langzaam onder de huid kruipt. Het geluid van die grote studioruimte aan de Dertigste Straat heeft waarschijnlijk een belangrijke rol gespeeld hoe de muziek klinkt. Alles live in de studio gespeeld, niet meer dan drie takes. Miles gaf de band summiere instructies, geen akkoordenschemas maar modale toonladders, er werd afgeteld en ze zagen wel waar het schip zou stranden. Toch blijft de muziek beheerst. In 1959 was het de gewoonste zaak van wereld om op een opnamesessie te verschijnen, een thema af te spreken en meteen te gaan staan spelen. Dat is een kunst die met de komst van de meersporentechniek langzaam verdwenen is.

Miles Davis wilde vooral de jazz simpeler maken. Geen uitgewerkte arrangementen of lange leadsheets, gewoon een paar heldere afspraken en spelen met die hap. In het toch niet misselijke oeuvre van Miles Davis staat Kind Of Blue overeind als meesterwerk. Hoewel de opnames niet zo relaxt waren als ze klinken. Davis was niet een van de makkelijkste mensen om mee te werken: ambitieus, calculerend en met een heroïneverslaving die herhaaldelijk de kop opstak. Wel wist hij constant precies de juiste talenten om zich heen te verzamelen (de lijst is schier eindeloos: John Coltrane, Herbie Hancock, Tony Williams, John McLaughlin, Chick Corea en vele anderen). Dat hij daarbij oude vrienden als een baksteen moest laten vallen was van minder belang. De jonge pianist Bill Evans, die eigenlijk al uit de band was geknikkerd, werd speciaal voor deze sessies teruggevraagd, omdat hij als geen ander begreep hoe deze modale muziek harmonisch in elkaar stak. Samen met Cannonball Adderley (een van de mooiste namen in de jazzgeschiedenis) en John Coltrane op saxofoon en de onverwoestbare ritmesectie van Paul Chambers op bas en Jimmy Cobb op drums werd een intrigerend melodisch weefsel vervaardigd.

Bill Evans vergelijkt in de originele liner notes hun manier van werken met Japanse kalligrafie, waarbij de schrijver zijn penseel niet van het papier mag halen voordat het symbool af is. Het moment leidt de graficus over het papier, het enige dat hij moet doen is in het moment blijven en niet vooruit denken. Dat is ook de kracht van Kind Of Blue. De plaat klinkt spannend door een bepaalde overgave, een soort van ontspanning. Het verwijst vooruit naar In A Silent Way, een plaat die tien jaar later het begin van de jazzrock zou inluiden. Hoewel die plaat ook gekenmerkt wordt door een dergelijke rust, is de uiteindelijke muziek op de montagetafel van producer Teo Macero tot stand gekomen.

Kind Of Blue is meer dan een jazzklassieker, het is een klassieker pur sang. De muziek klinkt 45 jaar na dato alsof het gisteren is opgenomen en zal ook over vijftig jaar nog steeds zo klinken.