Film / Achtergrond
special: Deel 3: When You're Strange

IDFA 2009

Afgelopen zaterdag, op de derde dag van het IDFA, was het dan eindelijk zover: de Nederlandse première van When You’re Strange, de anderhalf uur durende documentaire over de Amerikaanse psychedelische rockband The Doors. Al jaren kijken fans uit de hele wereld naar de film uit, maar vreemd genoeg bleef juist het Amerikaanse publiek tot nu toe verstoken van een bioscooproulement.

Deel 1 | Deel 2 | Deel 3: When You’re Strange | Deel 4 | Deel 5

Voice-over Johnny Depp vertelt het verhaal van The Doors, dat begint in 1965, in een als oefenruimte ingericht strandhuis in Santa Monica. De geboorte van een band waarvan de gitarist pas een half jaar elektrische gitaar speelt, de drummer een fanatiek jazzadept is, de toetsenist met de linkerhand baslijnen op zijn keyboard speelt en de zanger nog nooit gezongen heeft.

Archiefbeelden

~

Voor Tom DiCillo, regisseur en scenarist, moet het maken van deze film de vervulling van een jongensdroom zijn geweest: hij had de beschikking over vele uren filmmateriaal uit de archieven van de band, en met name van frontman Jim Morrison. Diens interesse voor film – hij had gestudeerd aan de filmacademie van UCLA – heeft in hoge mate bijgedragen aan de cinematografische nalatenschap van The Doors. Aan de door de band geproduceerde concertfilm Feast of Friends (1969) is veel beeldmateriaal ontleend, waarvan de chaotische concertscènes het meest  beklijven. Een kordon politieagenten aan de rand van de bühne om het publiek in toom te houden, fans die het podium bestormen, wiebelige beelden afkomstig van de cameraman die met zijn handheld camera een veilig heenkomen zoekt naast het drumstel.

Van een concert tijdens de Europese tour in 1968 werden de gruizige zwartwitbeelden vastgelegd door een televisieploeg die het vooropgezette plan had The Doors als een politiek geëngageerde popgroep te portretteren. Tijdens een interview in Londen bevestigt Morrison dat beeld wanneer hij stelt dat ‘these days, I think you have to be a politician or an assassin to really be a superstar‘. Eerder dat jaar had hij verklaard dat zijn band een stel ‘erotic politicians‘ was. Ook Morrisons roadmovie-zonder-plot HWY (1969) levert enige memorabele – overigens volstrekt niet politiek getinte – fragmenten op, zoals het shot van een jonge, luid jankende en hijgende coyote, die zieltogend op het asfalt ligt te sterven na te zijn aangereden. Verder biedt HWY weinig opzienbarends: ellenlange, trage shots van een highway in de woestijn, een lifter (gespeeld door een zwaar bebaarde Jim Morrison) en een auto. Als er al een statement van deze beelden uitgaat, is dat er een van de zoektocht naar de eigen innerlijke diepten. Overgeleverd aan de krachten van afzondering in de soms wrede natuur.

~

Die nadruk op beeldmateriaal en archieven behoeft enige uitleg. Het is namelijk de voornaamste troef van When You’re Strange. De documentaire bestaat uitsluitend uit archiefmateriaal, vaak korrelig, op 8-, 16- of 35mm film geschoten, in zwartwit of kleur. Dan volgt, volgens nu geldende normen (snelle montage van zowel beeld als geluid), een overweldigend arsenaal aan filmopnamen van de band: live on stage, verveeld wachtend in hotelcorridors of backstage tijdens tournees door de VS en Europa, in gesprek met journalisten, op weg naar zaal of arena, in de studio, in kleedkamers, kuierend op het strand, luierend op een zeiljacht. In typisch jaren zestig groothoekperspectief, waardoor de kijker er met de neus bovenop zit. Robby Krieger glijdt met afgebroken flessenhals langs de snaren van zijn gitaar, John Densmore geeft met ingetapete vingers rond de drumsticks een roffel op zijn snaredrum, Ray Manzarek hangt met gesloten ogen in vervoering over de toetsen. En er is Jim. Heel veel Jim: Jim als kleuter, Jim kronkelend als een slang op het podium, Jim met baard, Jim zonder baard, Jim op een politiefoto, Jim in actie, Jim stil als een wassen beeld. Misschien kan dat de film enigszins verweten worden: de nadrukkelijke focus op één persoon.

Honger naar spektakel

In onze moderne tijd, waarin grote sterren personal assistants, imagodeskundigen en andere begeleiders ter beschikking hebben, zijn de omstandigheden waarin The Doors werkzaam waren aandoenlijk en naïef. Zij werden steevast begeleid door een entourage van vrienden, bodyguards en ‘hangers-on‘, een kliek die zich voornamelijk rondom de erop los levende Morrison schaarde. Op een gegeven moment huurden de bezorgde bandleden beroepsdrinkers in, die moesten zorgen dat Jim zijn excessieve alcoholgebruik binnen de perken zou houden. ‘They couldn’t keep up with him,’ vertelt Johnny Depp met nauw verholen bewondering in zijn stem.

~

Jim Morrison had zich een dichtregel van William Blake -‘The road of excess leads to a palace of wisdom‘ – zeer goed ingeprent, en leefde er ten volle naar. Niet zelden brachten zijn wispelturige karakter en roekeloze levensstijl hem in de problemen, en al zijn uitspattingen haalden de boulevardpers. Jim had beslist geen mediacoach nodig, hij wist precies hoe hij zijn imago van engelachtige rock-adonis kon uitbuiten. Was hij in 1966 nog een schuwe zanger in wording die met zijn rug naar het publiek gekeerd zijn liedjes zong, nog geen twee jaar later was hij getransformeerd tot een onberekenbare, maniakale podiumpersoonlijkheid, schijnbaar geboren voor een leven in de schijnwerpers. Al vroeg in zijn carrière had Morrison de twijfelachtige eer de eerste popster te zijn die tijdens een concert op het podium gearresteerd werd. Dat historische moment is op 8mm film vastgelegd, en ook dit materiaal heeft in de documentaire een plek gekregen. Daardoor maken de filmmakers zich in zekere zin schuldig aan de honger naar spektakel, naar het podiumbeest dat ook de huidige generatie nog steeds in Jim Morrison zoekt.

Eerbetoon of mythevorming?
Dat When You’re Strange zo zwaar leunt op soms inferieur beeldmateriaal en zich voornamelijk op één persoon richt, is tegelijk de charme en de tekortkoming van de film. DiCillo had een andere aanpak kunnen volgen, bijvoorbeeld door de oude beelden af te wisselen met nieuwe (reportages, interviews), door de andere bandleden meer aan bod te laten komen, of door een relevante thematiek te behandelen. De rol die literatuur en poëzie in de muziek van The Doors speelt bijvoorbeeld. Maar de titel zegt eigenlijk al genoeg: het was uitsluitend Jim Morrison die ‘strange‘ was, en zijn mysterieuze aantrekkingskracht heeft in het verleden ruimschoots bewezen geld in het laatje te brengen. En daarmee dringt zich heimelijk de vraag op of deze documentaire een min of meer objectief eerbetoon is, of toch heel commercieel de mythevorming in stand houdt.