Film / Achtergrond
special: In gesprek met Michael Nyqvist

Nog niet los van dat kloteweeshuis

Acteur Michael Nyqvist blijkt een getormenteerde ziel. Liever dan over de Millennium-trilogie heeft hij het over het boek dat hij over zijn jeugd schreef. Voor ons geldt gelukkig hetzelfde.

Scène uit <em>As It Is in Heaven</em> (2004)

Scène uit As It Is in Heaven (2004)

Hij speelt graag gevoelige mannen, zoals de overspannen dirigent in As It Is in Heaven, de eenzame vader in Together en de strijdbare verslaggever Michael Blomkvist in Millennium 1, 2 en 3. Zijn doordringende blauwe ogen zijn heel geschikt voor het uitdrukken van onuitgesproken gevoelens. Eerlijkheidshalve moet worden toegevoegd dat Michael Nyqvist ook de nodige eendimensionale slechteriken op zijn cv heeft staan, in buiten Scandinavië minder bekende films. Zijn hart ligt echter bij personages die zelf aan flarden zijn, in plaats van dat ze anderen aan flarden schieten. Ook zelf blijkt hij de nodige hoogte- en dieptepunten te hebben gekend.

Wat doet het succes van de Millennium-films met je?
Het is raar. Ik heb het gevoel alsof ik in Harry Potter zit. Om eerlijk te zijn werd ik er zelfs een beetje depressief van. Het gaat de hele tijd maar over het succes, en niet over het verhaal zelf. Ik moest altijd al wel handtekeningen uitdelen, maar nu is het veel hysterischer.

Aan de andere kant ben ik er ook heel trots op. Ik voel me een ambassadeur voor de Scandinavische film. Met name Deense en Zweedse films zijn geweldig. We hebben een traditie van Carl Dreyer, Ingmar Bergman…

Lukas Moodysson…

Scène uit <em>Together</em> (2000)

Scène uit Together (2000)

Ja! Heb je Together gezien? Vond je hem leuk? Ik ook. Op die film ben ik heel trots. Het is mijn favoriete rol, omdat we eindelijk eens konden lachen om de dingen waar we niet geacht werden om te lachen in Zweden. Ik herinner me dat er op de première van Together een vrouw riep dat de film niet politiek correct was. En wij dachten (steekt twee middelvingers op): Dat weten we! Dank u!

Het was allemaal zo serieus. Ik groeide op in die tijd. Ik had vrienden die niet wisten wie hun vader was: die baard of die baard? Toen ik jong was, heb ik zelfs korte tijd in een commune gewoond (trekt een vies gezicht).

Ik hoorde dat je een boek over je jeugd hebt geschreven.
Ik ben geboren met een vraagteken, omdat ik geadopteerd ben. De eerste anderhalf jaar van mijn leven heb ik in een weeshuis doorgebracht. Toen ik vijf was, zeiden ze tegen me: je bent niet Zweeds, je bent Italiaans. Als je op die leeftijd wordt geconfronteerd met zo’n existentiële, filosofische vraag over je leven, en alles wat je accepteerde, blijkt niet waar te zijn, word je daar een heel vreemd persoon van. Ik vertelde mijn beste vriend dat ik geadopteerd ben, en hij zei: ik ook. Ik ben eigenlijk een Apache-indiaan. Zijn moeder geloofde me evenmin. ’s Avonds kwam mijn adoptiemoeder thuis en ik vloog tegen de muren op, gillend: Vertel ze dat ik echt geadopteerd ben! En zij zei: Waar heb je het over?

Waarom zei ze dat?

~

Ze schaamde zich. Daar gaat mijn boek over: identiteit, eerlijkheid en echtheid. Als je niet weet waar je vandaan komt, is een foutje op school al van levensbelang. Want als je een wiskundeproefwerk slecht hebt gemaakt, weet je niet of dat aan jou ligt, of dat je moeder er misschien ook wel slecht in was, of dat ze er later beter in werd. Niemand kan je geruststellen. Je vader werkt misschien in een parkeergarage, of hij zit bij de maffia, of wat dan ook. Je hebt geen idee.

Voelde je de drang om het uit te zoeken?
Ja, vooral toen ik kinderen kreeg. Toen de oudste werd geboren, dacht ik: ze gaat op den duur vragen waar we vandaan komen, en ik kan haar vragen niet beantwoorden. En toen vroeg ik me af: waarom neem ik mijn eigen leven niet serieus? Waarom stel ik mezelf die vragen niet? Toen begon het. Ik voelde me depressief, het eerste jaar dat mijn dochter geboren was, en bij mijn zoon ook weer. Ik zag dat zij vanaf de eerste seconde begonnen te communiceren en ik vroeg me af tegen wie ik vroeger geluidjes had gemaakt, in het weeshuis.

Ben je erachter gekomen?

~

Ik vond mijn moeder, die zei dat ze me haatte vanwege wat ik had gedaan. Alsof het mijn schuld was. Het gesprek duurde twintig minuten, maar ik kreeg van haar wel de naam van mijn vader. Hij woont in Florence. Met hem had ik opeens ook een broer en een zus. We zijn nu heel hecht. Sindsdien is mijn leven ingrijpend veranderd. Ik brak door als acteur. Niet langer hoefde ik te bewijzen dat ik er mocht zijn. Ik kon als het ware relaxen.

Is dat waarom je relatief laat bent begonnen met acteren?
Ook. Theater leek me iets voor mietjes. Ik deed aan boksen en rock ‘n’ roll. Theater was bourgeois. Een vriendin haalde me over om het toch te proberen. Om een personage op te bouwen, moet je vragen stellen: waar kom ik vandaan? Waar ga ik heen? Wat wil ik? En die eerste vraag kon ik niet beantwoorden in mijn eigen leven. En dus was het acteren een manier van vluchten.

Misschien zou je geen acteur zijn geworden als je geadopteerd was?
(Haalt zijn schouders op) Ik weet het niet.

Wat is de titel van je boek?
In het Zweeds is het Wanneer het kind slaapt. In het Engels moest ik dat veranderen, omdat het klonk alsof het over kindermisbruik ging. De Engelse titel is Just Off the Dreaming.

Scène uit <em>Millennium 3</em> (2009)

Scène uit Millennium 3 (2009)

Ik moet je nog iets vertellen: elf jaar lang heb ik psychoanalyse gevolgd, vier keer per week, om mijn geheugen aan de praat te krijgen. Ik wilde mijn herinneringen aan het weeshuis naar boven halen. Ik klom in die tijd veel in de bergen. Ik wilde altijd hoger, naar de sneeuw. Daarboven was de hemel, dacht ik. Maar as ik eenmaal boven kwam, voelde ik me altijd verschrikkelijk alleen. Toch ging ik door. Ik beklom de Pyreneeën, de Alpen en de Appalachen.

Op een nacht droomde ik van twee vrouwen, aan de andere kant van de kamer, zonder duidelijke gezichten. Ze droegen blauwe rokken en een grijs schort. Ik probeerde mijn hoofd op te tillen in de droom, maar het lukte niet. Er was iets hoogs en wits rondom me. Eén van de vrouwen kwam naar me toe en legde een deken met schotse ruiten over me heen. Geel en wit. Ik werd wakker met het gevoel te stikken.

~

Ik vroeg mijn psychoanalyticus, die zijn opleiding in de jaren zestig had gevolgd, toen ik in het weeshuis zat, hoe de vrouwen in het weeshuis zich toen kleedden. Hij zei dat ze  blauwe rokken en grijze schorten droegen. Vandaag de dag hebben we gele en blauwe dekens in de ziekenhuizen, waar je ook komt. Maar hoe zat dat in de jaren zestig? De psychoanalyticus antwoordde dat we toen twee soorten dekens met schotse ruiten hadden, geel en blauw met wit. Daarna kwam ik erachter dat het witte ding in mijn droom mijn bed was. Sindsdien heb ik nooit meer een berg beklommen. Dat hoge witte, waar ik altijd naartoe wilde, zijn de bergen. Is dat niet interessant?

Het klinkt als een goede film.
Ze willen dat ik er een film van maak, maar dan zal ik hem zelf moeten regisseren. Ik kan niemand anders mijn kindertijd laten regisseren. Maar het is een raar script. Ik weet niet hoe ik het moet doen.

Denk je dat je over je jeugd in het weeshuis heen bent?
Nee. Ik zal sterven met dat kloteweeshuis in mijn hoofd. Dat weet ik. Maar zou dat niet zo zijn, dan was ik niet de persoon die ik nu ben. Als je denkt dat je overal overheen bent, raak je niet nieuwsgierig naar anderen. Je moet leven met je wond. Deprimerend, maar zo werkt het nu eenmaal. Maar eh, wil je niet weten of ik van voetbal hou?