Film / Achtergrond
special: Een interview met Bent Hamer, de regisseur van Factotum

Een ander soort Bukowski

De Noor Bent Hamer (1956) is met Factotum de eerste die zich na de dood van de Amerikaanse cultauteur Charles Bukowski (1920-1994) aan een verfilming van diens boeken waagt. Bukowski’s proza spreekt dertig jaar na dato nog steeds tot de verbeelding. “Chinaski heeft ontzettend scherpe replieken. Het is soms allemaal zo hopeloos, en toch kunnen we erom lachen. Je voelt je betrokken en je kunt je identificeren met de situaties waarin hij verkeert, ook al leef je een heel ander leven dan het zijne.”

~

Opvallend genoeg zijn het altijd niet-Amerikanen die de beruchte zuiplap en zijn alter ego Henry Chinaski naar het witte doek vertalen: onder andere Marco Ferreri (met Tales of Ordinary Madness), Barbet Schroeder (met Barfly) en Dominique Deruddere (met Love is a Dog from Hell) gingen Hamer voor. Geen van deze films was echter een groot succes bij het publiek, en zeker niet in Amerika. Factotum gaat er pas komende zomer draaien, en dan ook nog op beperkte schaal. Het gebrek aan Amerikaanse interesse was een van de redenen dat het zo lang heeft geduurd voordat Hamer zijn project kon verwezenlijken. Voor een Noor en een Brit (hoofdproducent Jim Stark, voorheen de vaste producent van Jim Jarmusch) was het niet eenvoudig in Amerika een film van de grond te krijgen, en zeker niet omdat ze zelf de touwtjes in handen wilden houden. Bovendien deden zich allerhande economische problemen voor en haakte Sean Penn, die de hoofdrol zou spelen, na anderhalf jaar overleg af, kortom: Factotum leek een eindeloos leven in voorproductie beschoren. Hamer maakte in de tussentijd Kitchen Stories. “Inmiddels zijn er acht jaar voorbij. Het was een lang proces,” zegt de Noor zonder een spoor van frustratie. De financiering kwam uiteindelijk geheel uit Europa, en in mei vorig jaar mocht Hamer op het festival van Cannes Factotum eindelijk presenteren. Het resultaat is volgens hem het geduld en harde werken waard: “we hebben nooit compromissen gesloten, we hebben de film gemaakt zoals we hem wilden maken.”

Heeft u dan nooit overwogen de film in Noorwegen te maken, in het Noors?
Maar een paar minuten. Het was na Kitchen Stories wel een stuk eenvoudiger om in Noorwegen iets gefinancierd te krijgen. We hebben ook overwogen de zaak naar Engeland te verhuizen. Maar Bukowski’s taal is zozeer een onderdeel van zijn identiteit en van de Amerikaanse samenleving, dat dat eigenlijk geen realistisch alternatief was.

Was het ook een bewust besluit om de film in het heden te laten spelen?
Dat was een kwestie van geld. Het was leuk geweest om er een periodefilm van te maken, maar het tijdperk is niet het belangrijkste. We hebben wel geprobeerd de sfeer niet te modern te maken.

Matt Dillon in <i>Factotum</i>
Matt Dillon in Factotum

Waarom heeft u juist Factotum gekozen en niet Women of Ham on Rye?
Dat was toeval. Jim Stark vroeg me om een voorstel en toen dook Bukowski toevallig op. Het had net zo goed een heel ander boek kunnen zijn dat ik aan hem voorlegde. De eerste twee boeken waar ik aan dacht waren Post Office en Factotum; alleen Factotum bleek bij navraag vrij te zijn. Toen ik het opnieuw las, wist ik dat ik er iets mee kon doen.

Uw vorige films hebben een soort ‘lief’ karakter, u toont duidelijk warmte en liefde voor uw karakters. Niet direct iets waar je bij Bukowski aan denkt.

~

Opvallend genoeg zijn het altijd niet-Amerikanen die de beruchte zuiplap en zijn alter ego Henry Chinaski naar het witte doek vertalen: onder andere Marco Ferreri (met Tales of Ordinary Madness), Barbet Schroeder (met Barfly) en Dominique Deruddere (met Love is a Dog from Hell) gingen Hamer voor. Geen van deze films was echter een groot succes bij het publiek, en zeker niet in Amerika. Factotum gaat er pas komende zomer draaien, en dan ook nog op beperkte schaal. Het gebrek aan Amerikaanse interesse was een van de redenen dat het zo lang heeft geduurd voordat Hamer zijn project kon verwezenlijken. Voor een Noor en een Brit (hoofdproducent Jim Stark, voorheen de vaste producent van Jim Jarmusch) was het niet eenvoudig in Amerika een film van de grond te krijgen, en zeker niet omdat ze zelf de touwtjes in handen wilden houden. Bovendien deden zich allerhande economische problemen voor en haakte Sean Penn, die de hoofdrol zou spelen, na anderhalf jaar overleg af, kortom: Factotum leek een eindeloos leven in voorproductie beschoren. Hamer maakte in de tussentijd Kitchen Stories. “Inmiddels zijn er acht jaar voorbij. Het was een lang proces,” zegt de Noor zonder een spoor van frustratie. De financiering kwam uiteindelijk geheel uit Europa, en in mei vorig jaar mocht Hamer op het festival van Cannes Factotum eindelijk presenteren. Het resultaat is volgens hem het geduld en harde werken waard: “we hebben nooit compromissen gesloten, we hebben de film gemaakt zoals we hem wilden maken.”

Heeft u dan nooit overwogen de film in Noorwegen te maken, in het Noors?
Maar een paar minuten. Het was na Kitchen Stories wel een stuk eenvoudiger om in Noorwegen iets gefinancierd te krijgen. We hebben ook overwogen de zaak naar Engeland te verhuizen. Maar Bukowski’s taal is zozeer een onderdeel van zijn identiteit en van de Amerikaanse samenleving, dat dat eigenlijk geen realistisch alternatief was.

Was het ook een bewust besluit om de film in het heden te laten spelen?
Dat was een kwestie van geld. Het was leuk geweest om er een periodefilm van te maken, maar het tijdperk is niet het belangrijkste. We hebben wel geprobeerd de sfeer niet te modern te maken.

Matt Dillon in <i>Factotum</i>
Matt Dillon in Factotum

Waarom heeft u juist Factotum gekozen en niet Women of Ham on Rye?
Dat was toeval. Jim Stark vroeg me om een voorstel en toen dook Bukowski toevallig op. Het had net zo goed een heel ander boek kunnen zijn dat ik aan hem voorlegde. De eerste twee boeken waar ik aan dacht waren Post Office en Factotum; alleen Factotum bleek bij navraag vrij te zijn. Toen ik het opnieuw las, wist ik dat ik er iets mee kon doen.

Uw vorige films hebben een soort ‘lief’ karakter, u toont duidelijk warmte en liefde voor uw karakters. Niet direct iets waar je bij Bukowski aan denkt.
Dat klopt wellicht. Ik wilde het aan de ene kant vooral geloofwaardig maken, maar tegelijkertijd wilde ik proberen de dingen met een humanistische blik te bekijken. Hopelijk niet zo erg dat het gemaakt aardig wordt, natuurlijk.

Vond u het noodzakelijk om een voice-over in te voegen?
Ja. Dat was geen eenvoudige beslissing, want zoiets wordt vaak gebruikt als redmiddel voor een slechte film. De reden was dat we diepgang wilden toevoegen aan het proza.

Was het uw idee om Matt Dillon in de hoofdrol te casten?
Dat idee kwam van Fisher Stevens, die Manny speelt. Dillon had een bepaalde combinatie van ruwheid en kwetsbaarheid. Ik vond dat dat nodig was om een ander soort Bukowski neer te zetten, om de clichés te vermijden. Zijn kokette charme en zijn komische timing waren ook heel belangrijk. Matt las het scenario en vond het heel goed, hoewel hij verschrikkelijk nerveus was om Bukowski te moeten spelen. Maar het gaat om Henry Chinaski, zijn alter ego. Dat onderscheid is heel belangrijk, en het was direct duidelijk dat we Bukowski niet wilden imiteren. Op die manier durfde Matt het risico toch te nemen.

Maar hij praat wel duidelijk als Bukowski.
Welnee. We hebben heel veel naar Bukowski geluisterd, die heeft een dunne, lichte stem, heel vrouwelijk. Maar ik ben blij dat je dat zegt, want het betekent dat we die indruk wel wekken, ook al doet Dillon niet direct aan Bukowski denken. Dat was het idee: dat hij Bukowski werd, maar niet door hem te imiteren. Hij moest zichzelf als referentie gebruiken. Bukowski kwam natuurlijk op allerlei manieren toch aan de orde. We hebben ook veel gepraat met Linda Bukowski, zijn weduwe, om ook een andere kant van Bukowski te laten zien. Het feit dat hij heel netjes was bijvoorbeeld, en zijn relatie met zijn vader, die ik heel belangrijk vind. Linda was ontroerd toen ze het resultaat zag.

Ook de andere grote Noorse regisseurs (Hans Petter Moland, Peter Næss, Erik Skjoldbjærg –red.) lijken zich steeds meer op buitenlandse producties te richten.
Maar die maken nog steeds de meeste films thuis. Ik heb het heel anders aangepakt: ik ben naar Amerika gegaan en heb daar een film gemaakt en zelf geproduceerd, dat hebben de anderen niet gedaan. Dat is een heel groot verschil. Bovendien kunnen zij klagen over het eindresultaat, terwijl ik niemand de schuld kan geven. Ik had de final cut, ik heb alle post-productie in Noorwegen zelf gedaan, precies zoals ik het wilde.

Ik ben nu bezig met een Noors verhaal, ik lees hier en daar eens een script, maar er is nog niets op gang gekomen. Mocht er iets komen dat me leuk lijkt, dan kan het goed zijn dat ik de film hier maak, of in Amerika, het maakt niet uit waar. Dat is het mooie van films maken: je kunt het overal doen.

Lees ook de recensie van Factotum.