Boeken / Achtergrond
special: Frieda Mulisch en Wim Brands

Dichten over vaders

Kort na elkaar zijn twee dichtbundels verschenen die een opvallende overeenkomst vertonen: in beide boekjes is een centrale rol voor de vader weggelegd. De man die de oorsprong vertegenwoordigt en vervolgens – langzaam of plotseling – uit het zicht verdwijnt. Of de man die op zondag het vlees snijdt.

Programmamaker Wim Brands laat in zijn bundel ’s Middags zwem ik in de Noordzee een aantal onderwerpen figureren, maar alles draait om het centrum: de aanwezigheid van de vader. Frieda Mulisch – dochter van – heeft met Nooit vergat ik jou een serie gedichten afgeleverd die de vader als enige topic hebben. In haar poëzie gaat ze zelfs een gesprek met hem aan. ‘Ze vond een vorm om zichzelf aan hem te tonen op een manier die eerder niet bestond’, volgens de uitgever op de flaptekst.

Vaders kunnen vreemdelingen zijn. Ze zorgen voor het welzijn van hun kinderen op een afstandelijke wijze: ze zijn veel buiten beeld, ze zijn providers. Moeders hebben de liefdevolle omarming uitgevonden, de personificatie van de intieme vertrouwelijkheid die een behoeftig kind doet opgroeien. Waar de moeder meestal een vanzelfsprekende beschermer is, heeft de vader zijn eigenaardige kanten.

Willen en moeten
Dat geldt zeker voor de vader van Frieda Mulisch. Schrijver Harry Mulisch (1927-2010) was de invloedrijke vader op afstand, de man die een hele familie een gezicht wist te geven. Na zijn dood is dochter Frieda plotseling in de schijnwerpers komen te staan. Volgens eigen zeggen – in diverse vraaggesprekken – tegen wil en dank, hoewel haar recente deelname aan het adventureprogramma Atlas anders doet vermoeden. In Nooit vergat ik jou heeft Mulisch zich laten inspireren door de poëzie van haar vader; enkele gedichten zijn zelfs als vorm exact op de vroege verzen van Harry geplaatst: ritme, metrum en enjambement zijn gelijk, alleen de woorden zijn anders.

Bij lezing van de gedichten komt onherroepelijk de ervaren stem van Remco Campert naar boven: ‘Willen en een gedicht schrijven gaan eigenlijk niet samen’. Het ‘willen’ is hier zo sterk dat het bijna ‘moeten’ is geworden. Die drang tot uiten heeft geresulteerd in een middelmatige bundel waarin het gezwollen pathos probeert in gedragen woorden te ontsnappen. Met de woorden is niets mis, maar de aaneenrijging tot zinnen en verzen is een mislukte expeditie te noemen.

            Ik kon niets
            Voedde de blues
            Liefdeloos
            Maar gebroken
            En zag ik hem
            Dan keek hij
            Nooit terug

De gedichten tonen in hun simplistische opbouw een groot verdriet, wat boosheid, een forse hoeveelheid zelfbeklag en hebben soms zelfs iets van een geduchte afrekening: Voorspoedig haten / Met ongepaste trots / Steevast verlaten.

Ontsnapping
De vader van dichter Wim Brands heeft zelfmoord gepleegd. Zijn ernstige vorm van epilepsie maakte dat de jeugd van Brands een aaneenschakeling van zorg en angst was. In een openhartige ‘brief aan mijn jongere ik’ beschrijft hij een scène waarin zijn vader door een plotselinge epileptische toeval in een sloot rijdt. De jonge Wim staat stil, kijkt ernaar en fietst vervolgens verder, wetende dat zijn vader zelf op de kant kan klimmen. De brief-aan-zichzelf eindigt met de bemoediging dat de jongen zich niet hoeft te schamen: Hij vlucht niet / Hij ontsnapt.

’s Middags zwem ik in de Noordzee is een veelzijdige bundel met gedichten over liefde, leven en over de dood als ‘Eenzame Uitvaart’. In het midden staat de ‘brief’, omringd door een aantal gedichten over Brands’ vader. Het is voelbaar hoe alle teksten naar dat veelzeggende middelpunt worden geleid; Brands probeert een omtrekkende beweging te maken maar lijkt toch steeds weer bij zijn vader uit te komen. 

            Ik heb hem een keer gevraagd wat hij
            voelde toen hij ontwaakte na
            een toeval 

            Ik weet niet of ontwaken het goede
            woord is. Hij schudde met zijn hoofd
            alsof hij zich wilde bevrijden

            van een strop.

Platgedrukt
Over Nooit vergat ik jou van Frieda Mulisch valt niet veel meer te zeggen dan dat ze haar vader tot leven probeert te wekken in een pathetische getuigenis. De emotie wordt platgedrukt door lukraak geplaatste woorden, ze vormen voor de lezer slechts een lege boodschap van een treurende en deels contemplatieve vrouw.

            als ik denk: hoor dan wat ik zeg.
            maar ik voel geen gehoor.
            de ander schreeuwt: ga nou maar weg!
            en ik totaal ontspoor.

Het is deze naar binnen gerichte spreektaal die weinig met poëzie van doen heeft en een tegenstelling vormt met de gedichten in ’s Middags zwem ik in de Noordzee. Brands is een schilder van beeldende vergezichten die tegelijk een bijzondere terugblik vormen. Zijn taal is uiterst zorgvuldig geplaatst en maakt de verzen tot verhalende bekentenissen die blijven hangen.

            Mijn vader zat elke avond
            achter het huis.

            Het verveelt nooit,
            zei hij.

            Het uitzicht is altijd
            anders.

In een dergelijke eenvoud worden complete werelden ontsloten. De kracht van Wim Brands ligt in die, haast Koplandse, constructie die het grote met het kleine doet versmelten. Zoals hij ’s nachts wakker ligt in bed, met zorgen omtrent de ziekte van zijn vrouw, en de laatste regels van een gedicht schildert: ‘Het waait, het waaide – buiten klonk / de troost van de onverschilligheid’.

Frieda Mulisch Nooit vergat ik jou  *
Wim Brands ’s Middags zwem ik in de Noordzee  ****