Boeken / Achtergrond
special: Driemaal Jan Elburg

Alle woorden staan op springen

Het drieluik De man met de drietand, Een halve eeuw vriendschap en Ik zie scherper door de taal geeft een fascinerend en ontroerend beeld van de dichter en beeldend kunstenaar Jan Elburg en de bewegingen van Cobra en de Vijftigers. Daarnaast vormen de drie boeken samen een eminent stuk cultuurgeschiedenis van de twintigste eeuw in Nederland.

In juni 1938 bezocht de negentienjarige chemisch laborant Jan Elburg de Galerie Robert aan de Keizersgracht in Amsterdam. Daar was net de Internationale Tentoonstelling van het Surrealisme geopend. Het was een schok voor hem: een bizarre deconstructie van wat tot dan toe in Nederland als ‘kunst’ werd beschouwd. Figuren op schilderijen en ruimtelijke objecten waren opgesplitst in losse onderdelen en opnieuw geassocieerd. Menselijke ledematen waren verbonden met bizarre voorwerpen. Absurde voorwerpen, zoals een met bont beklede kop-en-schotel, stonden op een sokkel. Toevallig samengevoegde beelden zweefden door droomachtige landschappen. De kunstenaars – onder wie Picasso, Max Ernst, Miro en Dalí – leken de bewegingen van het toeval en het onbewuste een grote plaats toe te kennen in het scheppingsproces. Elburg werd losgerukt uit zijn schoolkrant- en cabaretpoëzie en ging op zoek naar zijn artistieke identiteit.

Onbloedige bom onder de gezapigheid

~

Sleutelwoorden in de biografie De man met de drietand van Jan van der Vegt zijn ‘protest’, ‘spel’ en ‘vrijheid’. Elburg werd geboren in Zeeland in een milieu van vissers en schippers. Water zou altijd een belangrijk element voor hem blijven, evenals (lege) ruimte. Hij groeide op in het rode Amsterdam Noord en werd daar, ook door zijn eigen baan bij de BPM, voor altijd verbonden met de idealen van de arbeidersklasse. Hij bleef fellow traveller van de CPN, ook toen na de oorlog de dictatoriale kant van het communisme de heldenrol uit het verzet overschaduwde. Van der Vegt beschrijft in een rustige, weloverwogen stijl het samengaan van Elburgs protest tegen de burgerlijke conventies met zijn groei als kunstenaar.

Spelend met taal en materialen ontwikkelde hij zich samen met Lucebert en Kouwenaar – de ‘Majakovski-cel’ – en met Constant, Appel en Corneille van Cobra tot een van de Vijftigers. Deze groep dichters wilde al experimenterend de Nederlandse poëzie een nieuwe impuls geven. ‘Alle woorden staan op springen’, is een regel uit een van Elburgs vroege gedichten. Dit lijkt het programma van een kunst die een onbloedige bom wil leggen onder de zelfgenoegzaamheid en gezapigheid van de traditionele koopmanscultuur van de Lage landen. Veelbetekenend zijn de regels uit Het uitzicht van de duif (bedoeld is de vredesduif van Picasso) geïllustreerd met houtsneden van Constant, verschenen in 1952:

Wij, die de wereld bekijken met een vers
op de tong als een fluittoon van hoon,
wij dragen in wangen opgeborgen
een koperen doodshoofd dat boos is:
door hamers van binnenuit nors gebeukt,
in het zoeklicht van buiten verstard tot een grijns,
de lach van het cynische incasseren……

Oorlogstrauma’s en turbulente liefdes


Zonder te vervallen in emotioneel voyeurisme laat Van der Vegt zien hoe de persoonlijkheid van Elburg, van nature een verlegen, teruggetrokken, soms ongemakkelijke man, mede werd gevormd door traumatische oorlogservaringen. Hij vocht in de eerste oorlogsdagen van mei 1940 aan de IJssellinie, waar hij een groot aantal SS’ers doodschoot, die in rubberbootjes de IJssel overstaken. Later doodde hij bij een dreigende aanhouding in Amsterdam een jonge Wehrmachtsoldaat. Dat gevoegd bij de hevige spanningen die zijn verzetswerk met zich mee had gebracht, was Elburg zijn hele latere leven ten prooi aan nachtmerries en angsten. Dit leidde uiteindelijk na ruim dertig jaar docentschap aan het IVKNO, vanaf 1968 de Rietveld Academie, tot blijvende arbeidsongeschiktheid.

Zijn liefdesleven binnen de vriendengroep van de Vijftigers was nogal turbulent. Opgestuwd door de aanwezigheid van muze – of groupie – Fréderique Rutgers, die onbekommerd van partner wisselde, golfden de liefdesdrama’s af en aan, totdat Elburg voor de tweede keer trouwde en een gezin kreeg. Ondanks zijn protesten tegen een burgerleven koos hij ten slotte voor stabiliteit: het ooit door Lucebert belachelijk gemaakte leven van een ‘letterheer’ die geniet van zijn ‘bedje en kadetje’.

Vloeiende lijn tussen hoge en lage kunst

~

De bundel Ik zie scherper door de taal, samengesteld en ingeleid door Jan van der Vegt, is het derde stuk van het drieluik. Elburgs ontwikkeling als een van de belangrijkste Nederlandse dichters van de twintigste eeuw wordt beschreven vanuit een dubbel perspectief. Na een periode waarin hij conventionele versvormen bestudeerde en hanteerde, begon Elburg te experimenteren. De proeven van deze chemisch laborant waren een opmaat voor de uitgangspunten van het tijdschrift Reflex en de Cobragroep: een directe, spontane weergave te bewerkstelligen van de onmiddellijke ervaring. Elburg hield deze vernieuwingen aanvankelijk achter, omdat hij vooral erkenning van zijn talent wilde. Met de bundel Laag Tibet (1952) trad hij voor het eerst in de publiciteit met werk dat zijn ontwikkeling weergaf. Hier laat hij zijn proteststem horen, het is een aanval op de lauwe spitsburgerlijkheid van het laagland, in woord- en beeldassociaties:

De lauwe branding in mijn mond zal geen muziek,
geen serenades op mijn huig verslijten:
er blijft verbitterd zand om in te bijten
een strand dat zelfs de westenwind verliet. 

Een wakende dromer

Jan Elburg was een wakende dromer, die in zijn beeldende en poëtische werk gebruikmaakte van een intuïtief begrip van de uiterlijke voorwaarden en de verborgen betekenissen van taal en materiaal. Hij zocht de ruimte op, ook letterlijk, in zijn assemblages en collages. In het spelen met associaties, verschuivingen en verdichtingen werkte hij de (soms toevallige) signalen uit de hem omringende wereld om tot een nieuw, hyperindividueel verband. De kijker/lezer moet hier niet op zoek gaan naar ‘wat de kunstenaar heeft bedoeld’ maar zelf het spel verder spelen, met eigen opkomende impulsen. Eigen keuzes maken, eigen bedoelingen creëren – in een tijdvak dat voor dergelijke zaken nauwelijks openstond. Dat was misschien wel het uiteindelijke programma van deze vernieuwende kunstenaar.

En dan, krakend in de versnelling,
keert het kijken weerom in het stof
dat tussen hier – vechtend, parend –
en daar wordt opgewaaid,

de ouderwetse kristallen bol dofslaand.

De man met de drietand. Leven en werken van Jan G. Elburg 1919 – 1992 • Jan van der Vegt • Meulenhoff • 25, – • 492 pag • ISBN 9789029088275
Een halve eeuw vriendschap. Twee Vijftigers in brieven. Koos Schuur en Jan G. Elburg • Bezorgd door Siem Bakker • Meulenhoff •  19,95 • 392 pag • ISBN 9789029084369
Ik zie scherper door de taal. Jan G. Elburg • Samenstelling Jan van der Vegt • Meulenhoff • 19,95 • 254 pag • ISBN 9789029088282