Boeken / Achtergrond
special: Turkse schrijvers in een lastig parket

Wordt vervolgd?

Rechtszaken tegen schrijvers zijn in de Lage Landen even zeldzaam als onschuldig. Alleen met persoonlijke beledigingen lijk je nog enig risico te lopen. Dat kan bijvoorbeeld Herman Brusselmans bevestigen na het proces dat modeontwerpster Ann Demeulemeester enkele jaren geleden tegen hem aanspande. Toch kunnen auteurs niet overal even vrij hun pen hanteren. Vooral Turkije zorgde het afgelopen jaar voor afkeurende krantenkoppen met de rechtszaken tegen de bekende schrijvers Orhan Pamuk en Elif Shafak.

Artikel 301

Aan het begin van deze éénentwintigste eeuw bevindt Turkije zich in een allesbehalve benijdenswaardige positie. De leiders van het land doen hun best om de toetreding tot de Europese Unie zo vlot mogelijk te laten verlopen, en daarbij kunnen ze negatieve propaganda missen als kiespijn. Een aantal spoken uit het verleden speelt hun echter parten. Eén daarvan is artikel 301 van het nieuwe Turkse strafwetboek, dat het beledigen van de Turkse identiteit strafbaar maakt. Sinds het van kracht werd, leidde dat artikel al tot tientallen klachten. De meest bekende zijn die tegen de vooraanstaande auteurs Orhan Pamuk en Elif Shafak.

Istanbul
Istanbul

Orhan Pamuk, in het Westen de bekendste van de twee, kwam in de problemen na enkele uitspraken in een interview met een Zwitsers blad. Daarin fulmineerde hij tegen het Turkse taboe rond de genocide van dertigduizend Koerden en één miljoen Armeniërs. Diezelfde Armeense genocide, die zich afspeelde tijdens verschillende conflicten in de vorige eeuw, bracht ook Elif Shafak in een moeilijk parket. Zij verwees naar de kwestie in haar boek De bastaard van Istanbul en zou daarmee eveneens de Turkse identiteit beledigd hebben.

Terwijl Pamuk ondertussen rustig kan ademhalen – zijn zaak werd begin dit jaar geseponeerd – wachten de zwangere Elif Shafak nog bange dagen: zij verschijnt namelijk pas deze maand voor het gerecht. Haar angst is niet onterecht. Ook als het niet tot een veroordeling zou komen (die haar in het slechtste geval drie jaar gevangenisstraf kan opleveren), kan ze waarschijnlijk rekenen op een moeilijke periode vol verbaal en misschien zelfs fysiek geweld. Bovendien is de goede afloop van de rechtszaak evenmin gegarandeerd: op basis van datzelfde artikel 301 werd vorige maand nog een Turkse uitgever veroordeeld.

Extreemrechts

Hoewel de zaken tegen Pamuk en Shafak in West-Europa de meeste aandacht krijgen, zijn ze zeker geen geïsoleerd verschijnsel. In zijn korte leven gaf het gevreesde artikel namelijk al aanleiding tot meer dan 60 klachten. Vele daarvan komen van één en dezelfde persoon: de nationalistische advocaat Kemal Kerincsiz. Voor extreemrechtse activisten in Turkije is artikel 301 dan ook een uitgelezen kans om hun stem te laten horen. Als tegenstanders van de Turkse toetreding tot de Europese Unie kunnen ze op die manier hun land in het Westen heel wat negatieve publiciteit bezorgen. Dat lijkt hun ook gelukt: de Europese journalisten, intellectuelen en politici hebben zich inderdaad als hongerige wolven op de zaken Pamuk en Shafak gestort. Tegelijkertijd komt zo ook de EU in Turkije in een slecht daglicht te staan: vele argwanende Turken zien die Westerse aandacht (of bemoeizucht?) namelijk als een aanval op hun soevereiniteit.

Toch zou het te gemakkelijk zijn om de schuld van rechtszaken als die tegen Pamuk en Shafak helemaal in de schoenen van een handvol extreemrechtse nationalisten te schuiven. Uiteindelijk maken zij ook maar gebruik van een dubieus artikel dat zwart op wit in het Turkse strafwetboek staat en dat met andere woorden door de regering is goedgekeurd. Het artikel moet dus wel een breder draagvlak hebben. Er zijn nochtans ook aanwijzingen voor het tegendeel. Zo werd Recep Tayyip Erdogan, vandaag de Turkse eerste minister, tien jaar geleden nog veroordeeld voor het voorlezen van een gedicht dat iets te opruiend klonk. De vrijheid van meningsuiting is sindsdien ongetwijfeld toegenomen, al valt dat niet steeds uit de westerse berichtgeving op te maken. In dat opzicht lijkt het artikel niet meer dan een overblijfsel uit vervlogen tijden.

Anachronisme of niet, artikel 301 doet de Turkse identiteit duidelijk meer kwaad dan goed. Elke democratie moet kritiek toelaten, ook al gaat die over gevoelige zaken. Een herziening van het strafwetboek lijkt dan ook aan de orde, liefst niet onder druk van het Westen, maar op initiatief van de Turkse regering zelf. Op die manier kan ze tonen dat de gevallen die nu in de pers zo breed worden uitgesmeerd, in de Turkse strijd voor vrije meningsuiting niet meer dan wat achterhoedegevechten zijn.