Boeken / Achtergrond
special: 1. Timothy McSweeney’s

Tijdschriften over literatuur

De komende maanden kun je bij 8WEEKLY een serie artikelen verwachten waarin een inkijkje wordt gegeven in het zeer diverse aanbod aan buitenlandse tijdschriften over literatuur. Vandaag nummer één: Timothy McSweeney’s.

Timothy McSweeney’s.

Het ontvangen van een nieuw nummer van het Amerikaanse literaire tijdschrift Timothy McSweeney’s is altijd een feest, omdat het tijdschrift elke drie maanden in een compleet nieuwe, extravagante verpakking gestoken wordt. Hoewel het wat al te gemakkelijk zou zijn om dit artikel in zijn geheel te wijden aan de uiterlijke vorm van het tijdschrift, is het voor McSweeney’s wel zo’n belangrijk onderscheidend element, dat ik niet schroom om te beginnen met een beschrijving van de wijze waarop nummer zestien en zeventien aangeleverd werden.

Nummer zestien is een in drie handelingen uit te vouwen map met aan de buitenkant een bruin-witte stoffen kaft met daarop afgebeeld kale bomen, en met aan de binnenkant een voering van stevig groen papier dat aan deze uitgave net wat extra cachet geeft. In de map zit het tijdschrift zelf, een boekje met de titel Mr. Nobody at all van Ann Beatie, een vijftiental kaarten met daarop gedrukt het verhaal Heart Suit van Robert Coover en een echt Timothy-haarkammetje.

Het zeventiende nummer bestaat uit een bruine enveloppe, net iets groter dan A4-formaat, en een bijgevoegd op karton gedrukt Citizen’s Insertable Swiftness Manifest, beide in cellofaan verpakt. Het Manifest bestaat uit een checklist waarop de reiziger de luchtvaartdouane van dienst kan zijn door erop aan te geven welke spullen hij in zijn koffer heeft zitten (zoals “cattle prod” en “blood everywhere”).

Reclamefolder van Pantalaine
Reclamefolder van Pantalaine

In de enveloppe zitten twee tijdschriften – Unfamiliar: A twice-monthly magazine of different fiction en Yeti Researcher: The magazine of the Society for Cryptic Hominid Investigation– een veertiental reproducties van nieuwe beeldende kunst, gedrukt op stevig papier van verschillend formaat, een reclamefolder van “Pantalaine: Provisioners of America’s Finest Plural Clothing” (met daarin aanbiedingen van bizarre kledingstukken), een reclamefolder van “Tyrolian Harvest” (waarin veertig keer hetzelfde Tiroler mandje aangeboden wordt voor prijzen variërend van $19,99 tot $169,99) en een tweetal brieven, waarvan één een huwelijksaanzoek en het verhaal The Accident van Peter Ferry bevat.

Oprichting

In het voorwoord van het eerste deel van The Best of McSweeney’s schrijft Dave Eggers, de oprichter, waarom de uiterlijke vorm van McSweeney’s zo belangrijk is, maar ook waarom hij het tijdschrift in de eerste plaats heeft opgericht. Om met het laatste te beginnen: volgens Eggers bestonden er literaire vormen die in de bestaande Amerikaanse tijdschriften nauwelijks aan bod kwamen, zoals experimentele fictie, non-fictie en literaire humor.

Toen Eggers aan zijn eerste boek schreef, A Heartbreaking Work of Staggering Genius(2000), was hij ogenschijnlijk werkzaam voor een mannentijdschrift. Zijn intrede in de wereld van de glossy magazines bezorgde hem echter een shock, omdat goed literair werk pertinent geweigerd werd. Dat bracht Eggers op het idee om “a quarterly for orphaned stories” op te richten.

Tyrolian Harvest
Tyrolian Harvest

Eggers bestudeerde negentiende-eeuwse pamfletten en boekomslagen en verzamelde dozijnen Spaanse klassiekers en medische teksten uit Frankrijk en Duitsland. Op basis van deze archaïsche boeken bepaalde hij de vormgeving van zijn nieuwe tijdschrift. Hij wilde de uitstraling van het tijdschrift versimpelen, enerzijds als reactie op de aggressieve vormgeving van de glossy magazines, anderzijds om schrijvers meer ruimte te geven.

De naam van het tijdschrift is afgeleid van een persoon die beweerde familie te zijn (de meisjesnaam van Eggers’ moeder was McSweeney’s) en die het gezin-Eggers regelmatig bestookte met eigenzinnige brieven:

In his letters, which were nonsensical and customarily unsettling, he usually included train and plane schedules, and vague itineraries – he was always promising to visit – for a reunion! – sometime soon.
And so the name of a journal of stories that had been estranged from the family of acceptable literature – if they’d ever been related at all – became Timothy McSweeney’s Quarterly Concern.

In het eerste nummer werden inderdaad geweigerde verhalen geplaatst, maar deze insteek werd in het tweede nummer al verlaten. Eggers en consorten publiceerden voornamelijk hun eigen werk. Nadat ze de innerlijke vorm van het blad onder de knie hadden gekregen, begonnen ze na te denken over de uiterlijke vorm: elke uitgave moest het vorige overtreffen en moest het bezitten waard zijn:

That is, we always thought – and continue to think – that books should be beautiful, and that, if they’re beautiful, people will be more likely to want to keep the, to display them, to touch them and come back to them again and again. We’re in love with the tactility of books, and we try to reward those readers who love to hold them, save them, lay them on the floor and look at them.

Hoewel de uiterlijke vorm ondergeschikt is aan de inhoud kunnen de twee volgens Eggers niet zomaar van elkaar gescheiden worden, omdat de esthetische vorm het literaire werk, ook het lager gewaardeerde humoristische werk, waardigheid garandeert.

Het kaartenspel

De meest opvallende vorm waarin een verhaal gepresenteerd wordt, is het kaartenspel uit nummer zestien. Het verhaal Heart Suit van Robert Coover, gedrukt op vijftien kaarten die van formaat ongeveer twee keer groter zijn dan echte speelkaarten, begint met de Hartenkoning die woedend wordt wanneer blijkt dat de taarten die Hartenkoningin voor hem gebakken heeft gestolen zijn.

Negen personages, de koningin incluis, kunnen schuldig zijn aan de diefstal. De bedoeling van het pak kaarten is dat je je eigen verhaalverloop construeert. De eerste en de laatste kaart staan vast, maar de volgorde waarin je de dertien tussenliggende kaarten leest, mag je zelf bepalen. Zo eindigt de eerste kaart met de zin “The White Knight, wearing, as always, his visor…”, waarna je een kaart uitkiest die bijvoorbeeld als volgt verder gaat: “… seizes the Cook, accuses him of masterminding the whole incredible crime, and demands he be hung.”

Op de laatste kaart, de joker, staat de ontknoping, tijdens welke bij elke lezing een ander personage vanwege de diefstal van de taarten opgehangen wordt. Of zoals het personage zelf verzucht: “Death is the inevitable punchline for the joke called life. It’s always the same joke, all that matters is the telling.” De min of meer morele boodschap van het verhaal is dus terug te vinden in de vorm waarin het verhaal aangeboden wordt.

Prent uit nr.16
Prent uit nr.16

De Yeti Researcher

Terwijl bij het kaartenspel de vorm de inhoud ondersteunt, is daarvan volgens mij geen sprake bij het semi-wetenschappelijke tijdschrift Yeti Researcher: The magazine of the Society for Cryptic Hominid Investigation (nummer 8, jaargang 24). Het bezit alles wat een periodiek van die aard behoort te bezitten: een brieven- en nieuwsrubriek, een rubriek met sightings (plekken waar “bigfoots” gespot zijn), een inhoudelijke discussie tussen wetenschappers en een keur aan artikelen, inclusief voetnoten, functionele illustraties en infographics.

Er staan zelfs advertenties in voor verrekijkers, sneeuwschoenen en geweren: alles wat je als cryptozooloog nodig hebt. Maar de Yeti Researcheris natuurlijk één grote grap en hoewel ik bewondering heb voor het feit dat McSweeney’szoveel aandacht heeft besteedt aan de vormgeving en de inhoud van het tijdschrift, kan ik mij er niet toe aanzetten om honderd pagina’s lang onzin te lezen. Daarvoor is mij de grap te omvangrijk.

McSweeney’s

Maar hoe zit het nu met het eigenlijke tijdschrift? In het reeds genoemde voorwoord schrijft Dave Eggers dat McSweeney’sgeen conventies in acht neemt waaraan verhalen moeten voldoen, omdat de redacteuren van mening zijn dat niets effectiever het leven uit de kunst haalt dan een algemeen geldende esthetiek of een manifest waarmee de schrijvers binnen enkele maanden verveeld raken – een mening die ik van harte ondersteun.

~

Uit Unfamiliar (nr. 17) is me vooral het stripverhaal Eye First Against the Wall Under Fire van Stephen Elliott & Laurenn McCubbin bijgebleven, dat opvalt vanwege de ondubbelzinnige verwijzing naar de oorlog in Irak. Twee Amerikanen sluiten zich, als menselijk schild, vrijwillig op in een energiecentrale nabij Baghdad, aan de vooravond van de Amerikaanse aanval. De mannelijke hoofdpersoon doet dat, anders dan Amy, niet alleen om de aanval te voorkomen – hij lijkt in Baghdad te zijn om zich uit een depressie wakker te schudden: “I’m trying to exist. The world is making a decision and I want to have a seat at the table. Because for so long now I’ve been so sad.” Wanneer de aanval begint en blijkt dat zij met hun aanwezigheid het Amerikaanse leger niet hebben kunnen beletten de centrale aan te vallen, trekt hij Amy mee in zijn vlucht, voor het eerst sinds maanden ontwakend uit zijn levensmoeheid.

Alleen het zestiende nummer bevat het werkelijke tijdschrift, dat inderdaad erg sober van vormgeving is. Daaruit heb ik vooral genoten van Miranda Mellis’ The Doctor of Mental Health, waarin een vijftigjarige en alleenstaande man zich afvraagt of hij niet te stabiel in het leven staat en op aanraden van een vriendin in therapie gaat. De therapeute weet de anders zo evenwichte man de waanzin nabij te brengen, wat door Mellis’ erg komisch beschreven is.

Voor wie Timothy McSweeney’s te duur is is het altijd mogelijk McSweeney’s Internet Tendency te bezoeken, waar niet de verhalen, maar wel de humor te vinden is.

Timothy McSweeney’s
– Prijs nr. 16: $ 24,00 – ISBN 9780241143322
– Prijs nr. 17: $ 22,00 – ISBN 9780241143438
Uitgever: McSweeney’s Books (Import: Penguin Benelux)

Zie ook onze reeks: Tijdschriften over literatuur